E150043
  ruit icoon
Laatste revisie: 29-08-2022

E150043 - Voorstel voor een richtlijn over overeenkomsten voor de online-verkoop en andere verkoop op afstand van goederen



Volgens de Commissie is de consument onzeker over de online aankoop van goederen in het buitenland door onduidelijkheid over contractuele rechten. De mogelijkheden van consumenten en concurrentie tussen aanbieders wordt hierdoor volgens de Commissie beperkt. Dit voorstel tot een richtlijn van de Europese Commissie gepubliceerd op 9 december 2015 dient ertoe om tezamen met het voorstel tot een richtlijn over aspecten van contracten aangaande de levering van digitale inhoud (E150042) te komen tot geharmoniseerde regels voor de levering van digitale content en de online verkoop van goederen.


Stand van zaken

Behandelfase Eerste Kamer: implementatietraject gestart.

nationaal

Op 25 juni 2019 nam de commissie het verslag van een nader schriftelijk overleg voor kennisgeving aan.

Europees

Op 29 april 2019PDF-document berichtte de minister van Economische Zaken en Klimaat dat de onderhandelingen in de triloog zijn afgerond en dat er een politiek akkoord is bereikt tussen de Commissie, de Raad en het Europees Parlement. Het voorstel zit in de afrondende procedurele fase.


Kerngegevens

volledige titel

Voorstel voor een richtlijn betreffende bepaalde aspecten van overeenkomsten voor de online-verkoop en andere verkoop op afstand van goederen

document Europese Commissie

COM(2015)635PDF-document, d.d. 9 december 2015

rechtsgrondslag

Artikel 114 VWEU

commissies Eerste Kamer

beleidsterreinen

verwante dossiers


Implementatie

Richtlijn 2019/771PDF-document werd op 22 mei 2019 gepubliceerd in Pb EU L136/28. Lidstaten dienden uiterlijk op 1 juli 2021 aan de richtlijn te voldoen. De richtlijn is op 2 mei 2022 geïmplementeerd.

Kamerstukdossier 35.734 geeft een volledig overzicht van de behandeling van de implementatiewet in zowel de Eerste als de Tweede Kamer.

Bron: Stand van zaken implementatie richtlijnen tweede kwartaal 2022


Behandeling Eerste Kamer

Op 25 juni 2019 nam de commissie het verslag van een nader schriftelijk overleg voor kennisgeving aan.

Op 18 juni 2019 besloot de commissie het verslag van een nader schriftelijk overleg opnieuw te agenderen op 25 juni 2019.

Op 4 juni 2019 stuurde de minister van Economische Zaken en Klimaat een antwoord op de brief met nadere vragen van 8 oktober 2018 en werd het verslag van een nader schriftelijk overleg vastgesteld.

Op 11 september 2018 leverde de fractie van de VVD inbreng voor schriftelijk overleg met de regering. De brief aan de minister van Economische Zaken en Klimaat inzake nadere vragen over de ontwerprichtlijn werd op 8 oktober 2018 verstuurd.

Op 10 juli 2018 besprak de commissie J&V het verslag van het schriftelijk overleg over de ontwerprichtlijn inzake de levering van digitale inhoud en besloot in nader schriftelijk overleg te treden met de regering. De fractie van de VVD gaf hierbij aan inbreng te leveren.

Op 25 juni 2018 stuurde de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat een brief in antwoord op de nadere vragen over de ontwerprichtlijn inzake de levering van digitale inhoud.

Op 6 oktober 2017 is de brief met nadere vragen over het richtlijnvoorstel betreffende de levering van digitale inhoud aan de minister van Economische Zaken verstuurd.

De commissie besprak op 3 oktober 2017 de inbreng van de fractie van de VVD (Duthler) ten aanzien van het richtlijnvoorstel betreffende bepaalde aspecten van overeenkomsten voor de levering van digitale inhoud. De fractie van de SP (Ruers) gaf aan graag aan te sluiten bij de inbreng.

De commissie besloot op 26 september 2017 om op 10 oktober 2017 inbreng te leveren voor nader schriftelijk overleg.

De minister van Economische Zaken heeft op 20 september 2017 gereageerd op de brief met nadere vragen van 14 juli 2017. Het verslag van dit nader schriftelijk overleg (34.211, K) besprak de commissie op 26 september 2017.

Op 5 september 2017 stuurde de minister van Economische Zaken een uitstelbrief.

Op 14 juli 2017 is de brief met nadere vragen over de levering van digitale inhoud verstuurd aan de minister van Economische Zaken.

Op 23 juni 2017 heeft de minister van Economische Zaken gereageerd op de brief van de commissie (34.211, J). De commissie besprak de brief op 27 juni 2017 en besloot om op 4 juli 2017 inbreng te leveren voor nader schriftelijk overleg.

De brief met nadere vragen aan de minister van Economische Zaken is op 7 juni 2017 verstuurd. Een afschrift is ook aan de minister van V&J gestuurd.

Op 17 mei 2017 stuurde de minister van Economische Zaken antwoord. Op 23 mei 2017 besloot de commissie V&J nadere vragen te stellen aan de minister van Economische Zaken over dit voorstel.

Op 5 april 2017 is de brief met vragen van de commissie V&J inzake levering van digitale inhoud en verkoop op afstand naar de minister van Economische Zaken verstuurd. Er is ook een afschrift van deze brief naar de minister van Veiligheid en Justitie verstuurd.

Op 7 maart 2017 besprak de commissie V&J de antwoorden van de Europese Commissie en de ministerie van Economische Zaken op de nadere vragen inzake de Digitale Interne Markt. De fractie van de VVD leverde inbreng voor nader schriftelijk overleg met de regering.

Op 21 februari 2017 besprak de commissie V&J de antwoorden van de Europese Commissie en de ministerie van Economische Zaken op de nadere vragen inzake de Digitale Interne Markt en besloot dit agendapunt aan te houden en opnieuw te agenderen op 7 maart 2017.

Op 16 februari 2017 stuurde de minister van Economische Zaken antwoord op de nadere vragen van de commissie V&J over Europese voorstellen inzake de digitale interne markt van 25 oktober 2016.

Op 24 januari 2017 besloot de commissie V&J de bespreking van de reactie van de Europese Commissie op nadere vragen aan te houden en opnieuw te agenderen wanneer de antwoorden van de minister van Economische Zaken ontvangen zijn. De commissie zal de minister van Economische Zaken per brief vragen wanneer de Kamer deze antwoorden mag ontvangen, gelet op de reeds verlopen beantwoordingstermijn. De brief is op 26 januari 2016 verstuurd aan de minister van Economische Zaken en er is tevens een afschrift naar de minister van Veiligheid en Justitie gestuurd.

Op 25 oktober 2016 is de briefPDF-document naar de Europese Commissie gestuurd, evenals de brief aan de minister van Economische Zaken met afschrift naar de minister van Veiligheid en Justitie. Op 11 januari 2017 stuurde de Europese Commissie antwoord op de vragen van de commissie.

Op 4 oktober 2016 besloot de commissie V&J heden inbreng te leveren voor nader schriftelijk overleg met de minister van Economische Zaken. Inbreng voor nader schriftelijk overleg werd geleverd door de fractie van VVD (Duthler).

Op 27 september 2016 besloot de commissie voor Veiligheid en Justitie het agendapunt aan te houden tot 4 oktober 2016.

Op 13 september 2016 besprak de commissie voor Veiligheid en Justitie het antwoord van de Minister van Economische Zaken en het antwoord van de Europese Commissie inzake Digitale Eengemaakte Markt. De commissie besloot het agendapunt aan te houden tot 27 september 2016.

De Europese Commissie stuurde op 4 augustus 2016 haar antwoord op de vragen van de commissie over de Europese voorstellen (zie ook E150042 en E150043) in het kader van een Digitale Eengemaakte Markt (DIM).

Op 12 juli 2016 stuurde de minister van Economische Zaken antwoord op de brief inzake de digitale interne markt van 27 mei 2016, waaronder over dit voorstel (zie 34.211, D).

Op 21 juni 2016 stuurde de minister van Economische Zaken een uitstelbrief inzake de beantwoording van de brief van 27 mei 2016. De minister zal de beantwoording zo spoedig mogelijk naar de Kamer sturen.

Op 17 mei 2016 gaf de fractie van de VVD aan in nader schriftelijk overleg te willen gaan met de minister van Economische Zaken inzake de digitale interne markt. Schriftelijk inbreng werd op 24 mei 2016 geleverd. De brief is op 27 mei 2016 verstuurd naar de minister van Economische Zaken met een afschrift aan de minister van Veiligheid en Justitie (zie 34.211, D).

Op 28 april 2016 stuurde de minister van Economische Zaken een brief met antwoord op de vragen van de commissie V&J inzake de digitale interne markt (zie 34.211, EK, C).

De commissie V&J heeft op 29 maart 2016 in het kader van de politieke dialoog opmerkingen en vragen over de wetsvoorstellen inzake de digitale eengemaakte markt (zie ook E150041 en E150042) voorgelegd aan de Europese Commissie en aan de minister van Economische Zaken (zie 34.211, EK, B en C).

Op 22 maart 2016 besprak de commissie V&J de conceptbrief aan de minister van Economische Zaken en de conceptbrief aan de Europese Commissie inzake de digitale markt. Inbreng is geleverd door de leden van de fracties van VVD en SP. De andere fracties wordt tot vrijdag 25 maart 2016 de gelegenheid geboden worden om zich bij deze vragen aan te sluiten.

Op 15 maart 2016 leverde de fractie van de SP inbreng voor een schriftelijk overleg met de Europese Commissie in het kader van de politieke dialoog. De brief zal eveneens in afschrift aan de regering worden verzonden met het verzoek te reageren.

Op 1 maart 2016 besloot de commissie voor Veiligheid en Justitie inbreng voor schriftelijk overleg aan te houden tot de commissievergadering van 15 maart 2016.

Op 2 februari 2016 gaf de SP-fractie tijdens commissievergadering Veiligheid en Justitie aan inbreng voor schriftelijk overleg te leveren op 1 maart 2016 inzake dit voorstel.

Op 29 januari 2016 werd het BNC-fiche met het kabinetsstandpunt over dit voorstel naar de Eerste Kamer gestuurd, waarna dit voorstel werd geagendeerd voor de V&J commissievergadering van 2 februari 2016.

Tijdens de vergadering van de commissies EZ en V&J op 15 december 2015 is besloten de voorstellen inzake de digitale eengemaakte markt (E150041, E150042 en E150043) te agenderen bij de commissie V&J na ontvangst van het BNC-fiche van het kabinet.

De commissies EZ en V&J bespraken op 15 december 2015 de mededeling over digitale contracten voor Europa tot ontplooiing van het potentieel van e-commerce (zie E150041) samen met de voorstellen voor een richtlijn inzake contracten voor het leveren van digitale inhoud (zie E150042) en contracten voor de online verkoop en verkoop op afstand van goederen.

De commissie V&J heeft de implementatie van de Digitale Interne Markt strategie uit het Werkprogramma van 2016 als prioritair geselecteerd.


Behandeling Tweede Kamer

Op 18 januari 2016 stuurde de minister van Economische Zaken, op verzoek van de Tweede Kamer, de kern van de uitgestelde BNC-fiches over deze mededeling en de twee bijbehorende verordeningen.


Standpunt Nederlandse regering

Op 29 januari 2016 stuurde de minister van Buitenlandse Zaken een BNC-fiche over de mededeling en richtlijnen contracten voor de levering van digitale inhoud en voor online verkoop van goederen. Uit het fiche blijkt onder andere dat het kabinet de bevoegdheidsgrondslag artikel 114 VWEU als de juiste rechtsgrondslag acht.

Het oordeel van het kabinet ten aanzien van subsidiariteit van de richtlijn online verkoop van goederen is positief. Aanbieders van zowel digitale inhoud als goederen kunnen overal binnen de Europese Unie gevestigd zijn. Een Europese aanpak kan voordelen opleveren voor zowel consumenten als handelaren.

Het oordeel van het kabinet ten aanzien van proportionaliteit over deze richtlijn is in beginsel positief, zij het dat het uiteindelijke oordeel afhangt van de hierna gestelde punten. Het kabinet vindt het positief dat ondernemers bij grensoverschrijdende transacties zoveel mogelijk te maken hebben met dezelfde regels als bij binnenlandse transacties. Dat kan de drempel voor ondernemers om ook grensoverschrijdend actief te zijn, verlagen. Wel zal het kabinet per onderdeel kritisch bezien of de voorgestelde regeling daadwerkelijk voldoet aan een in de praktijk levende behoefte aan geharmoniseerde regels. Het kabinet moet zich nog nader buigen over de reikwijdte van de richtlijn. Deze heeft nu alleen betrekking op onlineverkoop van tastbare goederen en niet op alle verkoopwijzen van tastbare goederen (d.w.z. zowel online als offlineverkoop). Het kabinet hecht waarde aan samenhang van Europese wetgeving op het terrein van consumentenbescherming en wil versnippering als gevolg van volledige harmonisatie voorkomen.


Samenvatting voorstel Europese Commissie

Volgens de Commissie is de consument onzeker over de online aankoop van goederen in het buitenland door onduidelijkheid over contractuele rechten. De mogelijkheden van consumenten en concurrentie tussen aanbieders wordt hierdoor volgens de Commissie beperkt. Dit voorstel tot een richtlijn van de Europese Commissie gepubliceerd op 9 december 2015 dient ertoe om tezamen met het voorstel tot een richtlijn over aspecten van contracten aangaande de levering van digitale inhoud (E150042) te komen tot geharmoniseerde regels voor de levering van digitale content en de online verkoop van goederen. Een verbeterd juridisch kader in de EU rondom online verkoop moet leiden tot snellere groei van de eengemaakte digitale markt wat voordeel moet bezorgen voor zowel consumenten als het bedrijfsleven. De Commissie benadrukt dat het van belang is dat de regelgeving omtrent de verkoop van goederen op afstand niet afwijkt van de face-to-face verkoop van goederen.

De richtlijn bevat onder andere regels over:

  • het harmonisatieniveau in de EU;
  • de conformiteit van de goederen op afstand gekocht met het contract;
  • rechten van derden;
  • consumentenbescherming in het geval van non-conformiteit.


Behandeling Raad

Op 29 april 2019PDF-document berichtte de minister van Economische Zaken en Klimaat dat de onderhandelingen in de triloog zijn afgerond en dat er een politiek akkoord is bereikt tussen de Commissie, de Raad en het Europees Parlement. Het voorstel zit in de afrondende procedurele fase.

Tijdens de informele JBZ-Raad van 6-7 juli 2017 bespraken de ministers dit voorstel.

Tijdens de Concurrentieraad van 26-27 mei 2016 bespraken de ministers de digitale interne markt-strategie. De Europese Commissie presenteerde een raadsdocument dat een overzicht geeft van de stand van zaken van alle initiatieven binnen deze strategie (zie 8952/16PDF-document).

Tijdens de JBZ-Raad van 10-11 maart 2016 werd een voortgangsrapportage over dit voorstel besproken op technisch niveau. Een overgrote meerderheid van de lidstaten wil graag beginnen met de bespreking van de richtlijn met betrekking tot de levering van digitale inhoud. Nederland heeft aan dit verzoek gehoor gegeven. De Commissie gaf aan zich erin te kunnen vinden om eerst vooruitgang te boeken op de richtlijn over de levering van digitale inhoud (voor de richtlijn over online verkoop en andere verkoop op afstand van goederen). Ook is het van belang dat de regels voor digitrale inhoud consistent zijn met die voor de online aankoop van goederen. Ook hoopt de Commissie op concrete resultaten tijdens de JBZ-Raad van 9-10 juni 2016.

Tijdens de informele JBZ-Raad 25-26 januari 2016 werd dit voorstel behandeld, samen met het andere voorstel inzake digitaal kooprecht.

De Europese Raad heeft op 17 en 18 december 2015 conclusies aangenomen over de digitale eengemaakte markt.

Op 15 december 2015 heeft de raad Algemene Zaken de voorstellen inzake de Digitale eengemaakte Markt (DIM) besproken (zie ook:E150039 t/m E150042).

Op 10 december 2015 presenteerde de Europese Commissie de voorstellen aangaande de digitale eengemaakte markt aan de Raad Vervoer, Telecommunicatie en Energie.

In de databank EUR-Lex wordt de laatste stand van zaken in de Europese behandeling van het voorstel weergegeven.


Behandeling Europees Parlement

Op 2 maart 2018 werd het besluit tot het aangaan van interinstitutionele onderhandelingen bevestigd in een plenaire vergadering van het Europees Parlement.

Op 27 februari 2018 werd het verslagPDF-document van de commissie voor de Interne Markt en Consumentenbescherming (IMCO) aangenomen in een plenaire vergadering van het Europees Parlement. Het Europees Parlement nam hierbij een resolutie aan met een standpunt in eerste lezing.

Op 20 februari 2016 bracht het Europees Parlement een notitie uit met een beschrijving van de achtergrond en behandeling van het voorstel inzake de richtlijn online-verkoop en andere verkoop op afstand van goederen.

Op 18 november 2016 bracht de commissie voor de Interne Markt en Consumentenbescherming (IMCO) een ontwerpverslagPDF-document uit met betrekking tot de ontwerprichtlijn.

Het voorstel wordt behandeld door de commissie voor de Interne Markt en Consumentenbescherming (IMCO) van het Europees Parlement. Daarnaast is de commissie voor Juridische Zaken (JURI) ingesteld als medeverantwoordelijke commissies volgens regel 54 van het Reglement van Orde van het Europees Parlement. Daarnaast is de commissie voor Cultuur en Onderwijs (CULT)ingesteld als adviescommissie.

In de databank OEIL van het Europees Parlement wordt de laatste stand van zaken in de behandeling van het voorstel weergegeven.


Standpunten andere lidstaten (IPEX)

Op 18 mei 2016 stelde het Italiaanse Parlement haar opinie vast inzake dit voorstel.

De Duitse Bondsraad is op 22 april 2016 in politiek dialoog getreden met de Europese Commissie over het voorstel. De Bondsraad geeft onder andere aan het niet bewezen te vinden dat verdere harmonisatie van de contracten wat betreft de online verkoop van goederen nodig is. Op 23 augustus 2016 heeft de Europese Commissie haar reactie gestuurd op de kritiek van de Duitste Bondsraad (voor meer informatie zie de website van IPEX).

Op 30 maart 2016 stuurde de Oostenrijkse Bondsraad een opinie in het kader van de politieke dialoog.

Op 10 maart 2016 stuurde het Luxemburgs Parlement een opinie in het kader van de politieke dialoog naar de Europese Raad.

Op 7 maart 2016 stuurde de Roemeense Senaat een opinie in het kader van de politieke dialoog naar de Europese Raad.

Op 7 maart 2016 stuurde de Franse Senaat een subsidiariteitsbezwaar inzake dit voorstel naar de Europese Raad.

De commissies voor beleid van de Europese Unie en Industrie, Handel en Toerisme van de Italiaanse Senaast namen op 17 februari 2016 een positief standpunt in over het voorstel en plaatste enkele kanttekeningen.

Op 29 januari 2016 heeft het Ierse Parlement een politiek dialoog naar de Europese Commissie gestuurd, met bezwaren inzake dit voorstel. Het is volgens het Ierse parlement onder andere in strijd met het evenredigheidsbeginsel, in het bijzonder door het beïnvloeden van regels die op nationaal niveau toe te passen zijn en door het voorkomen van de ontwikkeling en vooruitgang van deze regels en rechten.

De volgende parlementen hebben het dossier als prioritair geselecteerd: Tsjechische Parlement, Kroatische Parlement, Deense Parlement, Italiaanse Senaat, Letse Parlement, Litouwse Parlement, Poolse Senaat, Portugese Parlement, Roemeense Parlement, Slowaakse Parlement, Britse House of Lords, en Britse Parlement.

De deadline voor het indienen van eventuele subsidiariteitsbezwaren was 8 maart 2016.


Alle bronnen