E080035 - Commissiemededeling: Europese Agentschappen - Verdere ontwikkelingen
Behandelfase Eerste Kamer: behandeling in Eerste Kamer afgerond.
document Europese Commissie
COM(2008)135, d.d. 11 maart 2008
commissie Eerste Kamer
beleidsterrein
verwant dossier
De commissie voor Europese Samenwerkingsorganisaties besloot op 18 maart 2008 dat zij onderhavig voorstel in behandeling zal nemen. De commissie heeft in een brief de regering verzocht de Kamer over dit voorstel tijdig en adequaat te informeren.
De minister liet per brief op 10 april 2008 weten dat op korte termijn een BNC-fiche zou worden opgesteld met betrekking tot onderhavige mededeling. Hierin zou worden ingegaan op het tijdpad waarbinnen het nieuwe Europese debat zal worden gevoerd. Tevens zou worden aangegeven op welke wijze de inzet van de regering gerelateerd is aan het advies van de Raad van State (juni 2006). Het betreffende BNC-fiche werd op 18 april 2008 aangeboden.
De commissie ESO besloot op 20 mei 2008 de behandeling van onderhavige mededeling in de eerstvolgende vergadering opnieuw te agenderen.
Tijdens de vergadering van 27 mei 2008 heeft de commissie ESO besloten de staatssecretaris voor Europese Zaken een brief te sturen naar aanleiding van de bespreking van de mededeling. Deze brief werd na bespreking verstuurd op 4 juni 2008.
Op 11 juli 2008 werd het antwoord ontvangen dat op 9 september 2008 besproken werd in de commissie ESO. Deze besloot een brief te sturen waarin de staatssecretaris zal worden verzocht de Eerste Kamer op de hoogte te houden van de bevindingen van de door de Europese Commissie ingestelde inter-institutionele werkgroep.
De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken stuurde op 3 juli 2009 een brief naar de Eerste Kamer met de mededeling dat de inter-institutionele werkgroep op 10 maart jl. het startschot gegeven heeft voor de bespreking van het voorstel van de Europese Commissie. Tijdens deze bijeenkomst heeft de werkgroep afgesproken in het najaar van 2010 zijn conclusies te presenteren en niet-bindende richtsnoeren zal hebben geformuleerd. De verdere inhoud wordt uitgewerkt op technisch niveau.
Na bespreking van de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken tijdens de vergadering op 8 september 2009 besloot de commissie ESO per brief te verzoeken om een nadere toelichting.
De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken stuurde op 2 oktober 2009 per brief de aanvullende informatie over de krachtenverhouding binnen de Raad van de Europese Unie inzake de inter-institutionele werkgroep agentschappen.
Tijdens de vergadering van 13 oktober 2009 heeft de commissie voor de JBZ-Raad gesproken over de mogelijke oprichting van een Europees IT-agentschap. Zij heeft de regering middels een brief verzocht nader toe te lichten hoe zij tot haar proportionaliteits- en subsidiariteitsoordeel ten aanzien van oprichting van dit agentschap is gekomen. In de brief wordt gerefereerd aan onderhavig dossier.
De brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 2 oktober 2009 werd tijdens de vergadering van 27 oktober 2009 voor kennisgeving aangenomen.
Op 8 december 2009 heeft de commissie voor Europese Samenwerkingsorganisaties een persbericht van de Europese Rekenkamer besproken dat informatie bevat over een gepubliceerd rapport (zie de paragraaf commentaar derden) en besloten het rapport te agenderen voor de eerstvolgende vergadering. Vervolgens besloot de commissie op 15 december 2009 dat dit rapport betrokken zal worden bij de Algemene Europese BEschouwingen 2010.
-
-
-
-
-
brief staatssecretaris met toelichting Onderdeel van Kamerstuk 22112, DB Ministerie van Buitenlandse Zaken - 22.112, DIE-1254/09
2 oktober 2009 -
brief Onderdeel van Kamerstuk 22112, DB Commissie voor Europese Samenwerkingsorganisaties - 22.112, 132706.25u
11 september 2009 -
-
brief staatssecretaris met toelichting DIE-901/2009 Ministerie van Buitenlandse Zaken - 22.112, CW
3 juli 2009 -
-
-
brief Onderdeel van kamerstuk 22112, BO Ministerie van Buitenlandse Zaken - 22.112, DIE-889/08
11 juli 2008 -
brief Onderdeel van kamerstuk 22112, BO Commissie voor Europese Samenwerkingsorganisaties - 22.112, 132706.22U
4 juni 2008 -
-
-
-
brief Onderdeel van kamerstuk 22112, BJ Ministerie van Buitenlandse Zaken - 22.112, DIE-495/08
10 april 2008 -
brief Onderdeel van kamerstuk 22112, BJ Commissie voor Europese Samenwerkingsorganisaties - 22.112, 132706.21U
26 maart 2008
Op 21 mei 2008 hebben de commissies voor Europese Zaken, Buitenlandse Zaken en Defensie een algemeen overleg gevoerd met de ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie en de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken over onder andere de onderhavige mededeling.
In fiche 1 geeft de Nederlandse regering aan dat de beginselen uit het advies van de Raad van State inzake Europese regelgevende agentschappen van 2 juni 2006 en de kabinetsreactie daarop voor Nederland het uitgangspunt zijn bij een discussie over de basisregels voor regelgevende agentschappen.
Nederland zou horizontale regels voor regelgevende agentschappen graag neerleggen in een kaderverordening, maar daarvoor bestaat binnen de Raad te weinig steun. Het voorstel van de Commissie om in een inter-institutionele werkgroep de basisregels voor regelgevende agentschappen uit te werken, kan op Nederlandse steun rekenen. Ook steunt de regering het voorstel van de Commissie, de bestaande regelgevende agentschappen te evalueren en geen voorstellen voor nieuwe regelgevende agentschappen te doen totdat de resultaten van de evaluatie bekend zijn. Wel zou hierop een uitzondering moeten worden gemaakt voor oprichting van een Europees ondersteuningsbureau op het gebied van asiel. Voortzetting van de besluitvorming over een agentschap dat reeds door de Commissie is voorgesteld, kan wat Nederland betreft alleen wanneer een meerderheid van lidstaten daarmee instemt.
De regering geeft een aantal beginselen die volgens haar in het horizontale kader zouden moeten worden opgenomen, zoals een evaluatiebepaling in elke oprichtingsverordening, een specifieke rechtsgrondslag, specifieke bepalingen voor de benoemingsprocedure en goede rechtsbescherming. Verder dient instelling van een agentschap vooral bij te dragen aan een efficiënter opererend Europees ambtenarenapparaat en het mag niet gebruikt worden om het aantal EU-ambtenaren uit te breiden.
In 2005 presenteerde de Commissie een ontwerp voor een interinstitutioneel akkoord betreffende regelgevende agentschappen (zie E050047). Onderhandelingen hierover kwamen in 2006 echter tot stilstand. In COM(2008)135 geeft de Commissie aan, haar voorstel voor een interinstitutioneel akkoord in te willen trekken en te willen vervangen voor een uitnodiging voor een interinstitutioneel debat dat moet uitmonden in een gemeenschappelijke aanpak. Hiermee wil de Commissie het debat inzake Europese Agentschappen nieuw leven inblazen.
De mededeling heeft betrekking op regelgevende agentschappen. Deze agentschappen hebben een aantal uiteenlopende specifieke taken, die geval per geval in hun eigen 'basisbesluit' zijn vastgesteld. Het belangrijkste kenmerk is de diversiteit. Er bestaan geen algemene regels voor de oprichting en werking en de taken zijn zeer gevarieerd. Het zijn onafhankelijke organen met een eigen rechtspersoonlijkheid en ze worden grotendeels gefinancierd door de EU-begroting.
Uitvoerende agentschappen hebben een duidelijker plaats binnen de Europese institutionele structuur. Zij worden opgericht op grond van een in 2002 goedgekeurde verordening van de Raad, zijn belast met de nauwer omschreven taak bij te dragen tot het beheer van de communautaire programma's, en vallen volledig onder de bevoegdheid van de Commissie.
De Commissie benadrukt dat regelgevende agentschappen een reële toegevoegde waarde hebben binnen de bestuursstructuren van de Unie. Dit potentieel kan echter niet volledig worden benut, bij gebrek aan een gemeenschappelijke visie over de rol en de taken. De Commissie wil, mede gezien de groei in aantal en diversiteit, komen tot een gemeenschappelijk kader teneinde de taken en werking van de agentschappen te verhelderen en standaardiseren. Wel benadrukt zij dat daarbij de specifieke karakteristieken van de agentschappen niet uit oog moeten worden verloren.
De bouwstenen voor een gemeenschappelijke aanpak zouden de volgende terreinen moeten beslaan:
-
-de taken van de regelgevende agentschappen: vanwege de diversiteit van de agentschappen zal er geen 'single model' opgesteld kunnen worden. Wel zou een duidelijke uitleg over de verschillende soorten taken kunnen leiden tot meer begrip ten aanzien van de functie van de agentschappen.
-
-de structuur en de werking van agentschappen: er zouden een aantal standaard regels moeten worden opgesteld voor de Raad van Bestuur, de Directeur en programmering van en toezicht op de werkzaamheden van agentschappen.
-
-verantwoordingsplicht en de relatie van regelgevende agentschappen met de andere instellingen: verantwoordingsmechanismen voor activiteiten van agentschappen dienen helder te zijn voor zowel de agentschappen als de instellingen. Basisbeginselen van behoorlijk bestuur moeten worden gerespecteerd en er moeten coherente evaluatieregels worden opgesteld.
-
-Betere reglementering en het werk van agentschappen: toepassen van moderne beginselen voor betere reglementering. Agentschappen moeten zich concentreren op hun core-business en moeten hun werk zo organiseren dat transparantie is gegarandeerd en dat de resultaten kunnen worden gecontroleerd door instellingen en stakeholders.
-
-Er moeten duidelijke criteria worden opgesteld ten aanzien van de oprichting en beëindiging van agentschappen.
-
-Er moeten basisregels voor de communicatiestrategie voor agentschappen worden opgesteld, ter verduidelijking van de rol van agentschappen
Daarnaast wil de Commissie:
-
-haar voorstel voor een interinstitutioneel akkoord intrekken
-
-een horizontale evaluatie van de regelgevende agentschappen laten plaatsvinden, waarvan zij de resultaten in 2009-2010 hoopt kenbaar te kunnen maken.
-
-geen voorstellen doen voor nieuwe regelgevende agentschappen tot de evaluatie voltooid is (eind 2009)
-
-herziening van haar eigen interne systeem waarin de relaties met agentschappen worden geregeld, alsmede herziening van de methode voor impact-assessment van agentschappen.
Er zijn twee grote categorieën agentschappen de regelgevende en de uitvoerende agentschappen -, die elk verschillende kenmerken hebben en aanleiding geven tot verschillende problemen. "Regelgevende" of "traditionele" agentschappen hebben een aantal uiteenlopende specifieke taken, die geval per geval in hun eigen basisbesluit zijn vastgesteld. Het zijn onafhankelijke organen met een eigen rechtspersoonlijkheid. Deze agentschappen worden grotendeels gefinancierd door de EU-begroting en in sommige gevallen door de directe inning van heffingen of vergoedingen. Er bestaan geen algemene regels voor de oprichting en werking van deze agentschappen. Daarentegen worden uitvoerende agentschappen opgericht op grond van een in 2002 goedgekeurde verordening van de Raad. Zij zijn belast met de veel nauwer omschreven taak bij te dragen tot het beheer van de communautaire programma's, en vallen volledig onder de bevoegdheid van de Commissie.
De Europese regelgevende agentschappen zijn opgericht in opeenvolgende golven teneinde geval per geval te voorzien in specifieke behoeften. Hun belangrijkste kenmerk is hun diversiteit. Deze agentschappen zijn op ongecoördineerde wijze en zonder gemeenschappelijk kader gecreëerd. De Commissie is van oordeel dat deze agentschappen een reële toegevoegde waarde aan de bestuursstructuren van de Unie kunnen bijdragen. Hun werkzaamheden zijn bijzonder nuttig in geval van gedeelde bevoegdheden, waarbij de tenuitvoerlegging van nieuwe beleidslijnen op communautair niveau gepaard moet gaan met nauwe samenwerking tussen de lidstaten en de EU. Op dit ogenblik wordt de verwezenlijking van dit potentieel echter belemmerd door het gebrek aan een gemeenschappelijke visie op de rol en de taken van de regelgevende agentschappen.
Op 18 maart 2009 verscheen een persbericht van de Europese Commissie waarin zij bekend maakt dat de formele besprekingen met het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie over de taak en de plaats van de Europese agentschappen binnen de Europese Unie begonnen zijn.
In de databank EUR-Lex wordt de laatste stand van zaken in de Europese behandeling van het voorstel weergegeven.
Op 21 oktober 2008 heeft het Europees Parlement een resolutie aangenomen ten aanzien van onderhavige mededeling.
In de databank IPEX wordt de behandeling van het voorstel in de diverse (kandidaat) lidstaatparlementen weergegeven.
De Europese Rekenkamer publiceerde op 20 november 2009 een speciaal verslag met als titel: Uitvoerende taken delegeren aan uitvoerende agentschappen: een geslaagde keuze?
Deze controle van de Europese Rekenkamer was erop gericht te beoordelen of het delegeren van beheerstaken aan uitvoerende agenstachppen succesvol was gebleken als instrument voor de uitvoering van de Europese begroting.
-
Uitvoerende taken delegeren aan uitvoerende agentschappen: een geslaagde keuze? Europese Rekenkamer - Speciaal verslag nr. 13
20 november 2009