E110054
  ruit icoon
Laatste revisie: 23-05-2017

E110054 - Voorstel voor een verordening inzake het facultatief gemeenschappelijk Europees kooprecht



Dit voorstel voor een verordening bevat een 'gemeenschappelijk Europees Kooprecht': een op zichzelf staande, uniforme set aan regels voor contractenrecht, inclusief regels voor consumentenbescherming. Het creëert een tweede optioneel contractenrechtenregime binnen elke lidstaat, dat identiek is binnen de gehele Europese Unie. Het kan worden gebruikt bij grensoverschrijdende geschillen wanneer partijen daartoe vrijwillig beslissen.


Stand van zaken

Behandelfase Eerste Kamer: behandeling in Eerste Kamer afgerond.

nationaal

De commissie V&J nam op 24 februari 2015 kennis van het feit dat de Europese Commissie voornemens is onderhavig voorstel in te trekken en te vervangen voor een gewijzigd voorstel.

Europees

De Europese Commissie kondigde op 19 januari 2015 in een speech voor het Europees Parlement aan voornemens te zijn het voorstel in te trekken omdat het niet op voldoende steun kan rekenen in de Raad. De Europese Commissie kondigde verder aan met een aangepast voorstel te komen dat onderdeel zal gaan uitmaken van het pakket digitale interne markt.


Kerngegevens

document Europese Commissie

COM(2011)635PDF-document, d.d. 11 oktober 2011

rechtsgrondslag

Artikel 114 VWEU

commissie Eerste Kamer

beleidsterreinen

verwant dossier


Behandeling Eerste Kamer

De commissie V&J nam op 24 februari 2015 kennis van het feit dat de Europese Commissie voornemens is onderhavig voorstel in te trekken en te vervangen voor een gewijzigd voorstel.

De commissie V&J sprak op 5 juni 2012 over de passage uit de geannoteerde agenda van de JBZ-Raad 7 en 8 juni 2012 (zie voor de agenda 'Behandeling Raad' ). De commissie nam de passage voor kennisgeving aan en besloot de ontwikkelingen in dit dossier te blijven volgen.

Op 31 januari 2012 heeft de commissie voor Veiligheid en Jusitie de brief van de staatssecretaris voor kennisgeving aangenomen.

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft de vragen op 20 januari 2012 beantwoord. In zijn brief gaat hij achtereenvolgens in op de bevoegdheid van de EU, nut en noodzaak, de standaardvoorwaarden, samenhang van regelgeving, een aantal juridische vragen en de kosten en baten van een Europees contractenrecht.

Op 6 december 2011 is een brief met vragen van de leden van de fractie van de VVD verstuurd aan de regering over de mededeling en de verordening inzake het facultatief gemeenschappelijk kooprecht. De leden van de VVD-fractie vragen onder meer of de regering van mening is dat de EU, gezien artikel 114 VWEU en artikel 6 van het Rome I Verdrag, bevoegd is deze materie te regelen. Ook vragen zij de regering of zij het eens is met de leden van de VVD-fractie dat met de invoering van een facultatief gemeenschappelijk Europees kooprecht, sluipenderwijs een Europees contractenrecht zijn intrede doet.

De fractie van de VVD binnen de commissie voor Veiligheid en Justitie levert inbreng voor een brief aan de regering over de mededeling en de verordening inzake het facultatief gemeenschappelijk kooprecht.

Op 1 november 2011 heeft de commissie voor Veiligheid en Justitie besloten om op 22 november 2011 inbreng te leveren voor schriftelijk overleg met de regering en/of de Europese Commissie.

Op 1 november 2011 bespreekt de commissie voor Veiligheid en Justitie (V&J) de procedure.

De toenmalige commissies voor Justitie en de JBZ-Raad hebben het wetgevende instrument voor een gemeenschappelijk referentiekader als prioritair dossier geselecteerd uit het Wetgevings- en Werkprogramma van de Europese Commissie.


Behandeling Tweede Kamer

De commissie voor Veiligheid en Justitie heeft tijdens het algemeen overleg over EU civielrechtelijke onderwerpen op 5 februari 2014 met de minister van Veiliigheid en Justitie over het verordeningsvorostel gesproken.

Tijdens het algemeen overleg over de JBZ-Raad van 5-6 december 2103 op 4 december 2013 is onderhavig voorstel besproken. Volgens de minister is de Commissie er nog onvoldoende in geslaagd de daadwerkelijke meerwaarde voor consumenten en ondernemingen aan te tonen. De regering houdt dan ook haar bedenkingen.

Tijdens het algemeen overleg over de JBZ-Raad van 7-8 oktober 2013 op 3 oktober 2013 is onderhavig voorstel besproken. Tijdens het algemeen overleg zegde de minister van Veiligheid en Justitie de Tweede Kamer toe haar schriftelijk te informeren over de voortgang van de onderhandelingen over het Europees kooprecht

De commissie voor V&J heeft op 18 januari 2012 een algemeen overleg gevoerd over Europese ontwikkelingen op het terrein van het civiele recht. Het BNC-fiche over de mededeling en verordening voor een gemeenschappelijk Europees kooprecht is hierbij betrokken.

Op 26 oktober 2011 hebben de commissies voor V&J, Europese Zaken, BZK en I&A een algemeen overleg (AO) gevoerd met de minister voor Immigratie en Asiel en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over onder andere het kooprecht, vooruitlopend op de publicatie van het voorstel door de EC. Het verslag van dit AO is vastgesteld op 29 november 2011.


Standpunt Nederlandse regering

In het BNC-fiche geeft Nederland aan het belang te erkennen van contractspartijen bij een betere werking van de interne markt en hun behoefte aan voorspelbaarheid en rechtszekerheid. Nederland streeft daarom naar een gemeenschappelijk Europees kooprecht dat rechtszekerheid alsmede een hoog niveau van bescherming biedt voor consumenten en ondernemingen zonder onevenredige lasten voor het bedrijfsleven. Daarnaast geldt dat er sprake moet zijn van een duidelijke meerwaarde voor zowel consumenten als het bedrijfsleven. Uiteraard moeten de Commissievoorstellen een voldoende rechtsgrondslag hebben. Een optioneel instrument voor gemeenschappelijk Europees kooprecht kan partijen één set regels bieden die de overeenkomst tussen hen zo volledig mogelijk regelt. Dit kan de deelname aan de interne markt vergemakkelijken. Een Europees Burgerlijk Wetboek wijst Nederland af; daarvoor bestaat noch een voldoende rechtsgrondslag in het VWEU-Verdrag of een gebleken behoefte in de praktijk, noch een noodzaak vanuit de optiek van de interne markt. 

Uit de geannoteerde agenda voor de JBZ-Raad van 27 en 28 oktober 2011 (zie onder Raad ) blijkt dat Nederland de indruk heeft dat onduidelijkheid over het toepasselijk recht en de verschillen tussen lidstaten er mede toe kunnen leiden dat consumenten en ondernemingen de voordelen van de interne markt onvoldoende benutten. Het bedrijfsleven (met name het midden- en kleinbedrijf) kan voordeel hebben bij een optioneel instrument, als daardoor de grensoverschrijdende handel wordt uitgebreid. Nederland heeft bij de reactie op het Groenboek aangegeven een optioneel instrument te kunnen steunen, mits dit voldoet aan een aantal voorwaarden. Ter illustratie zij gewezen op:

  • een optioneel instrument zou beschikbaar moeten zijn voor b2b, b2c en c2c contracten met een hoog beschermingsniveau voor consumenten;
  • een optioneel instrument moet zo volledig mogelijk zijn, zowel de algemene als enkele specifieke contracten regelen;
  • een optioneel instrument moet zelf de waarborgen bevatten die anders door de dwingende bepalingen van het nationale recht van de consument geboden zouden worden;
  • het moet rekening houden met bestaande en aanstaande EU-instrumenten;

Het voorliggende voorstel van de Commissie, dat kort geleden is gepubliceerd, wordt thans bestudeerd. Het Poolse voorzitterschap organiseert hierover begin november een oriënterende internationale conferentie als kick-off. Via het BNC-fiche dat thans wordt voorbereid zult u nader over het standpunt van Nederland worden geïnformeerd.


Samenvatting voorstel Europese Commissie

Dit voorstel voor een verordening bevat een 'gemeenschappelijk Europees Kooprecht': een op zichzelf staande, uniforme set aan regels voor contractenrecht, inclusief regels voor consumentenbescherming. Het creëert een tweede optioneel contractenrechtenregime binnen elke lidstaat, dat identiek is binnen de gehele Europese Unie. Het kan worden gebruikt bij grensoverschrijdende geschillen wanneer partijen daartoe vrijwillig beslissen. De reikwijdte van het regime is beperkt tot overeenkomsten tussen bedrijven, wanneer ten minste één van de bedrijven een middelgroot of klein bedrijf is, en tot overeenkomsten tussen bedrijven en consumenten. De verordening laat lidstaten vrij de reikwijdte uit te breiden en het kooprecht ook beschikbaar te stellen voor niet-grensoverschrijdende geschillen en voor contracten tussen bedrijven, waarbij geen van de bedrijven een middengroot of klein bedrijf is.

Het verordeningsvoorstel bestaat uit drie delen: de verordening zelf, bijlage I met de regels voor het gemeenschappelijk Europees Kooprecht en bijlage II met een model voor een standaardmededeling ter uitleg aan de consument.

lees meer: uitgebreide samenvatting

De Eurocommissaris voor Justitie, grondrechten en burgerschap heeft op 10 november 2011 een speech gehouden over het facultatief gemeenschappelijk Europees verkooprecht.


Behandeling Raad

Informele JBZ-Raad 29-30 januari 2015

Uit het verslag van de Raad blijkt dat Eurocommissaris Jourová op 12 januari 2015 kenbaar heeft gemaakt dat het voorstel wordt ingetrokken. Volgens veel lidstaten was de meerwaarde van een dergelijk optioneel instrument onvoldoende en dat heeft de nieuwe Commissie ter harte genomen. De Commissie gaf aan wel een behoefte te zien aan een regelkader voor e-commerce. De Commissie maakte duidelijk dat zij daarbij voorzichtig en zorgvuldig te werk wil gaan. In de zomer van 2015 wil de Commissie een voorstel gereed hebben op basis waarvan een impact assessment gemaakt kan worden waaruit onder andere de toegevoegde waarde voor de praktijk moet blijken.

JBZ-Raad 5-6 december 2013 (agendapunt (II.5)

Tijdens de Raad heeft het Voorzitterschap de Raad geïnformeerd over de voortgang van het voorstel. Het Voorzitterschap lichtte toe dat uit de discussies van de Raadswerkgroep is gebleken dat het nog prematuur is om de Raad nu te vragen hierover een debat te voeren. Er zijn te veel onopgeloste problemen. Het Voorzitterschap stelde dat er zorgvuldig moet worden gekeken naar de bijlagen bij het voorstel, waarin alle technische regels staan. Het is van cruciaal belang dat hier voldoende tijd voor wordt uitgetrokken. In het Europees Parlement is de suggestie gedaan om de werkingssfeer te beperken en de Raad zal dit met grote belangstelling volgen.

JBZ-Raad 7 en 8 juni 2012 (agendapunt II.5)

De JBZ-Raad van 7 en 8 juni 2012 voerde een oriënterend debat over het verordeningsvoorstel gemeenschappelijk Europees kooprecht, in het bijzonder over nut en noodzaak van het voorstel en de rechtsgrondslag, waarbij veel lidstaten vraagtekens hebben.

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie stelde zich kritisch op. Het voorgestelde gemeenschappelijk Europees kooprecht voldoet volgens Nederland nu niet aan de behoefte van voorspelbaarheid en rechtszekerheid. De staatssecretaris richtte zich met name op de subsidiariteit en meerwaarde, de verhouding tot het internationaal privaatrecht en de gekozen rechtsgrondslag. Hij heeft aangedrongen op een aanvullend impact assessment.

Het voorzitterschap concludeerde dat het voorstel, in het bijzonder bijlage I, nu inhoudelijk kan worden besproken. Een conclusie over de rechtsgrondslag van het voorstel zal worden aangehouden tot definitief duidelijk is wat de onderhandelingen gaan opleveren, ook ten aanzien van de reikwijdte van het voorstel. 

JBZ-raad 13 en 14 december 2011 (agendapunt 3, onderdeel II Veiligheid en Jusititie, Grondrechten en Burgerschap)

De Raad nam kennis van de stand van zaken. Het Voorzitterschap gaf aan dat een aantal zaken nader moet worden geanalyseerd: de rechtsgrondslag, de bijlage bij het de ontwerp-verordening en de opmerkingen die tijdens de informele Raad in Sopot in juli 2011 zijn gemaakt. Op Nederlands verzoek heeft de Commissie toegezegd een transponeringstabel te zullen verstrekken, waarin concreet wordt aangegeven hoe en in welke opzichten het optionele instrument voortbouwt op de bestaande EU-regels, zoals de richtlijn consumentenrechten.  

Nederland erkent het belang van contractspartijen bij een betere werking van de interne markt en hun behoefte aan voorspelbaarheid en rechtszekerheid. Nederland streeft daarom naar een gemeenschappelijk Europees kooprecht dat rechtszekerheid alsmede een hoog niveau van bescherming biedt voor consumenten en ondernemingen, zonder onevenredige lasten voor het bedrijfsleven. Daarnaast geldt dat er sprake moet zijn van een duidelijke meerwaarde voor zowel consumenten als het bedrijfsleven. Uiteraard moeten de Commissievoorstellen een voldoende rechtsgrondslag hebben. Een optioneel instrument voor gemeenschappelijk Europees kooprecht kan partijen één set regels bieden die de overeenkomst tussen hen zo volledig mogelijk regelt. Dit kan de deelname aan de interne markt vergemakkelijken. Met inachtneming van deze voorwaarden zal Nederland zich constructief opstellen.  

JBZ-Raad 27 en 28 oktober 2011 (agendapunt 10)

De Europese Commissie presenteerde de mededeling en het voorstel voor een verordening voor een gemeenschappelijk recht inzake koop. Beide zijn het vervolg op het Groenboek van de Commissie met beleidsopties voor de ontwikkeling van een Europees contractenrecht voor consumenten en ondernemingen (zie dossier E100036).  

Het betreft een harmonisatie van het recht inzake koop van de lidstaten door het creëren van een tweede (optioneel) regime binnen het nationale recht van de lidstaten. Dit tweede regime dient uniform te zijn binnen de EU en maakt een integrerend deel uit van het op de transactie toepasselijke nationale recht inzake koop. Lidstaten erkenden over het algemeen het belang van een dergelijk tweede regime.

Op de JBZ-raad van 13 en 14 december 2011 zal een selectie van onderwerpen besproken worden: rechtsgrondslag, niveau van consumentenbescherming en het daadwerkelijke effect van het voorstel.

In de databank EUR-Lex wordt de laatste stand van zaken in de Europese behandeling van het voorstel weergegeven.


Behandeling Europees Parlement

Het Europees Parlement stemde op 26 februari 2014 plenair in met het voorstel.

De commissie voor Juridische Zaken stemde op 17 september 2013 in met het ontwerpverslag van de rapporteur.

Op 10 juli 2013 vond er een workshop plaats over het gemeenschappelijk Europees kooprecht in het Europees Parlement. Tijdens de workshop konden leden van nationale parlementen en het Europees Parlement vragen stellen aan experts over het verordeningsvoorstel.

Op 27 november 2012 vond er een interparlementaire commissievergadering plaats over een gemeenschappelijk Europees kooprecht. Het debat is bedoeld om de twee co-rapporteurs van de commissie Juridische Zaken, Luigi Berlinguer en Klaus-Heiner Lehne, te helpen bij hun werk.

Op 11 oktober 2012 heeft de commissie voor Economische en Monetaire Zaken van het Europees Parlement (EP) advies uitgebracht aan de commissie voor Juridische Zaken over het verordeningsvoorstel over een gemeenschappelijk Europees kooprecht. De verantwoordelijke commissie in het EP voor dit dossier is de commissie voor Juridische Zaken. 

In de databank OEIL van het Europees Parlement wordt de laatste stand van zaken in de behandeling van het voorstel weergegeven.


Standpunten andere lidstaten (IPEX)

Op 13 december 2011 heeft de Belgische Senaat een met redenen omkleed advies aangenomen.

Het Belgische Huis van Volksvertegenwoordigers heeft op 8 december 2011 ernstige bezwaren geuit over de rechtsgrondslag van het voorstel, artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de EU.

De House of Commons heeft op 7 december 2011 een reasoned opinion aangenomen over de ontwerpverordening voor een gemeenschappelijk Europees kooprecht.

De Federale Raad van Oostenrijk heeft een reasoned opinion aangenomen.

Op 1 december 2011 heeft de Duitse Bondsdag een reasoned opinion aangenomen. De Bundesrat voert een informele politieke dialoog met de Europese Commissie over het verordeningsvoorstel voor een gemeenschappelijk Europees kooprecht.

In de databank IPEX wordt de behandeling van het voorstel in de diverse (kandidaat) lidstaatparlementen weergegeven.


Alle bronnen