E110053
  ruit icoon
Laatste revisie: 27-04-2012

E110053 - Voorstel voor een verordening betreffende specifieke bepalingen met betrekking tot het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en de doelstelling "Investeren in groei en werkgelegenheid", en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1080/2006



Het voorstel voor de onderhavige verordening inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) maakt deel uit van een wetgevingspakket ter ondersteuning van het te wijzigen cohesiebeleid.


Stand van zaken

Behandelfase Eerste Kamer: behandeling in Eerste Kamer afgerond.

nationaal

De commissies ESO en FIN hebben op 17 januari 2012 hebben besloten dat de behandeling van het cohesiebeleid in het grote licht van het meerjarig financieel kader zou worden besproken. Deze behandeling treft u in dossier dossier E110035a.

Europees

De Raad Algemene Zaken van 16 december 2011 stond in het teken van het cohesiebeleid. Op basis van een voortgangsrapport van het Voorzitterschapvond hielden de betrokken ministers een beleidsdebat.


Kerngegevens

document Europese Commissie

COM(2011)614PDF-document, d.d. 6 oktober 2011

rechtsgrondslag

Artikel 174 van het Verdrag betreffende de werking van de EU

commissie Eerste Kamer

beleidsterreinen

verwante dossiers


Behandeling Eerste Kamer

De behandeling van het cohesiebeleid wordt in het grote licht van het meerjarig financieel kader besproken. Deze behandeling treft u in dossier E110035a.

De commissies ESO en FIN hebben op 17 januari 2012 de stand van zaken in de behandeling van het MFK 2014-202 in de Tweede Kamer besproken en besloten dat zij een mondeling overleg wensen te plannen met de staatsecretarissen van Buitenlandse Zaken en van Financiën inzake het Meerjarig Financieel Kader 2014-2020. In eerder overleg was al besloten dat de behandeling van het cohesiebeleid in het grote licht van het meerjarig financieel kader zou worden besproken.

Men heeft in de gezamenlijke vergadering van 1 november 2011 besloten de behandeling in de Tweede kamer af te wachten alvorens in schriftelijk overleg te treden met de regering.

De commissie voor Europese Samenwerkingsorganisaties (ESO) besloot op 25 oktober 2011 het Meerjarig Financieel Kader (MFK) 2014-2020 ter bespreking te agenderen in een gemeenschappelijke vergadering met in ieder geval de vaste commissie voor Financiën en daarbij de onderhavige verordeningsvoorstellen te betrekken (zie dossier E110035a). Ook andere fondsen kunnen in dat kader aan de orde komen. 


Behandeling Tweede Kamer

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie heeft op 17 april 2012 een brief gestuurd waarin hij de Kamer informeert over de voortgang in de Europese onderhandelingen inzake het Cohesiebeleid 2014-2020.

Tijdens het Algemeen Overleg op 16 november 2011 is toegezegd de Kamer te informeren indien de Nederlandse inzet voor deze onderhandelingen wijzigt. Deze toezegging is ook gedaan door de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tijdens het Algemeen Overleg op dezelfde datum over het Europees Sociaal Fonds (ESF, zie dossier E110053)). Zoals bekend is het ESF één van de fondsen van het cohesiebeleid, samen met het EFRO (Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling).

In de brief wordt eerst weergeven waar de nederlandse regering nu staat in de onderhandelingen over de verordeningen. Vervolgens wordt ter illustratie enkele goede projecten van de huidige periode toegelicht. Tot slot wordt een inzicht gegeven in de voorbereidingen die in Nederland getroffen worden voor de programmaperiode 2014-2020.

Op 19 januari 2012 bespreekt de commissie Europese Zaken het verslag van de Raad Algemene Zaken die op 16 december 2011 plaatsvond en in het teken stond van het cohesiebeleid.

De commissie voor Europese Zaken heeft een schriftelijk overleg gevoerd met de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) dat op 14 december 2011 werd vastgesteld. Er zijn vragen gesteld over het verslag van de informele ministeriële bijeenkomst van 24-25 november 2011 en de geannoteerde agenda voor de Raad Algemene Zaken van 16 december 2011 die in het teken stond van het cohesiebeleid. Dit verslag schriftelijk overleg is vervolgens op 15 december 2011 besproken en de commissie voor Europese Zaken heeft besloten dat het verslag opnieuw geagendeerd zou worden in een algemeen overleg voorafgaand aan een Raad Algemene Zaken waar het thema weer aan de orde zal zijn (vermoedelijk voorjaar 2012).

Op 10 november 2011 vond een technische briefing plaats van de Europese Commissie over de EU-voorstellen inzake het cohesiebeleid waarna op 16 november 2011 een algemeen overleg plaatsvond over onder andere de geannoteerde agenda voor de informele Raad voor het cohesiebeleid op 24-25 november 2011 en het verslag van de informele Raad Cohesiebeleid van 19 mei 2011.

Op 1 november 2011 heeft de Tweede Kamer plenair besloten om een parlementair behandelvoorbehoud te plaatsen bij de Euopese wetgevingsvoorstellen over het cohesiebeleid 2012-2020.

De commissie voor Economische Zaken, Landbouw en innovatie (EL&I) heeft op 25 oktober 2011 besloten dat zij de Kamer zal adviseren een behandelvoorbehoud te plaatsen bij het pakket voorstellen inzake het cohesiebeleid.


Standpunt Nederlandse regering

Het kabinet is in het BNC-fiche onder andere van mening dat het Cohesiebeleid idealiter beperkt zou moeten blijven tot de armste regio's in de armste lidstaten. Een aantal van de Nederlandse ideeën en wensen voor de toekomst cohesiebeleid, zoals uitgedrukt in de kabinetsreactie op het Vijfde Cohesieverslag en het eerdere Position Paper, komen in de voorstellen van de Commissie terug. Dit geldt bijvoorbeeld voor een scherpe focus op het bereiken van de doelen van de Europa2020 strategie en thematische concentratie.

Het kabinet is terughoudend over EU-brede verplichte percentages, omdat het kabinet vindt dat de lidstaat zelf kan kiezen om structuurfondsen of andere middelen in te zetten voor de doelen van Europa2020 en omdat de lidstaten en de regio's sterk verschillende kenmerkingen en uitdagingen hebben. Het kabinet is tegen de verplichting in de ESF Verordening om minimaal 20% van de ESF-middelen te besteden aan het bevorderen van sociale inclusie en het tegengaan van armoede.

Het kabinet is voorstander van sterke naleving van de budgettaire en  economische afspraken in de EU en steunt daarom het voorstel voor macro-economische conditionaliteit. Het kabinet is kritisch over de institutionele conditionaliteit, de prestatie conditionaliteit en het partnerschapscontract. Wel steunt het kabinet het achterliggende doel om het cohesiebeleid effectiever en meer resultaatgericht te maken. Het kabinet hecht veel waarde aan een goede en transparante verantwoording van de besteding van Europese fondsen en is al jaren een voorvechter van het reduceren van administratieve lasten en uitvoeringslasten, en zal zich in het bijzonder voor deze zaken inzetten tijdens de onderhandelingen.


Samenvatting voorstel Europese Commissie

Het voorstel voor de onderhavige verordening inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) maakt deel uit van een wetgevingspakket ter ondersteuning van het te wijzigen cohesiebeleid. Deze wijzigingen houden verband met de voorstellen voor het Meerjarig Financieel Kader voor 2014-2020, waarbinnen het cohesiebeleid een prominente plaats inneemt. De doelstelling van het cohesiebeleid is om de groei en de werkgelegenheid in heel Europa te stimuleren in het licht van de "Europa 2020"-strategie. Om de vijf bestaande fondsen in het cohesiebeleid, waaronder het EFRO, effectiever te laten functioneren, worden hun verschillende regels vereenvoudigd en geharmoniseerd in één overkoepelende verordening met gemeenschappelijke bepalingen.

Voor het EFRO wordt daarnaast nog deze aparte verordening voorgesteld, waarin de reikwijdte van het fonds en de investeringsprioriteiten voor regionale ontwikkelingsprogramma's worden vastgesteld. De nieuwe verordening vervangt verordening (EG) nr. 1080/2006 (zie hiervoor dossier E040201). De Europese Commissie stelt in het voorstel op hoofdlijnen het volgende voor:

  • Er komt geld voor energie-efficiëntie en duurzame energie, innovatie en steun voor het MKB. Ten minste 80% van de steun aan meer ontwikkelde regio's en transitieregio's en 50% van de steun aan minder ontwikkelde regio's moet naar deze doelstellingen gaan.
  • Projecten op bepaalde terreinen, zoals tabak en nucleaire energie, komen niet in aanmerking voor EFRO-steun.
  • Een deel van het EFRO-geld gaat naar steden en stedelijke ontwikkeling. In het voorstel wordt ook geld voorzien voor duurzame stedelijke ontwikkeling en voor het opzetten van een platform voor het uitwisselen van ervaringen hiermee tussen steden. 


Behandeling Raad

Het Deense voorzitterschap streeft er naar om ten aanzien van de door de Commissie voorgestelde Cohesie-verordeningen een zogenaamde 'partial general approach' te bereiken. Dat wil zeggen: een akkoord op specifieke deelonderwerpen van het hele pakket. Daarbij geldt het principe dat «nothing is agreed until everything is agreed ». Zo zal de Raadspositie nog kunnen veranderen als gevolg van de lopende onderhandelingen over andere onderdelen van de Cohesieverordeningen, over het financiële reglement en over het Meerjarig Financieel Kader. Deelakkoorden op de resterende onderdelen van de Cohesieverordeningen zullen naar verwachting volgen in de loop van 2012.

De Raad Algemene Zaken van 16 december 2011 stond in het teken van het cohesiebeleid. Op basis van een voortgangsrapport van het Voorzitterschapvond hielden de betrokken ministers een beleidsdebat.

De lidstaten kwamen overeen dat het Gemeenschappelijke Strategisch Kader, waarin de Europese Commissie (bindende) richtsnoeren geeft voor het bereikend van synergie tussen verschillende beleidsterreinen en fondsen en voor de link met de Europa2020-strategie, door de Raad en het Europees Parlement wordt vastgesteld in een bijlage van de algemene verordening. Alle lidstaten hebben te kennen gegeven te hechten aan

een goede verbinding van de ontwikkelbehoeften van landen en regio's met de Europa 2020-strategie en de meeste lidstaten geven de voorkeur aan het gebruiken van het Nationaal Hervormingsprogramma als uitgangspunt voor deze verbinding. Alle lidstaten steunen de door de Commissie voorgestelde thematische concentratie en focus op een beperkt aantal doelen. Er zijn verdere besprekingen nodig over het mechanisme voor concentratie, het gebruik van percentages en eventuele uitzonderingen daarop.

Op 25 november 2011 vond een informele ministeriële bijeenkomst plaats over het cohesiebeleid. De Eurocommissaris voor regionaal beleid benadrukte dat het cohesiebeleid zich moet richten op een beperkt aantal doelen, waarbij vooraf een duidelijke definitie van de beoogde resultaten vaststaat. Ook stelde de eurocommissaris voorop dat de Commissie de institutionele -dit is een ex ante- conditionaliteit van groot belang acht om ervoor te zorgen dat de randvoorwaarden van de investeringen in orde zijn.

De doelen en algemene principes van de Commissie werden door de lidstaten in het algemeen ondersteund, zo blijkt tijdens de bijeenkomst. Er was met name kritiek op de uitwerking en de onnodige bureaucratie.

Het merendeel van de lidstaten heeft tijdens de bijeenkomst steun uitgesproken voor een aantal Nederlandse speerpunten, zoals de inzet op de doelen van de Europa2020-strategie, de focus op een beperkt aantal doelen, meer effectief en resultaatgericht cohesiebeleid en meer synergie met andere Europese fondsen. Het Nederlandse standpunt dat het cohesiebeleid idealiter beperkt zou moeten blijven tot de armste regio's in de armste landen wordt niet gesteund door andere lidstaten. 

Het voorstel van de Commissie om de structuurfondsen volledig te richten op de Europa2020-strategie en de daartoe opgezette thematische concentratie waarbij gefocust wordt op een aantal doelen, is door de lidstaten goed ontvangen. Er is wel kritiek op de verplichte percentages bij de besteding van de middelen in de verschillende thema's. Ook Nederland is terughoudend wat betreft de verplichte percentages en is tegenstander van een verplichting voor sociale inclusie en armoedebestrijding.

In het voorgestelde cohesiebeleid van de Commissie is sprake van drie nieuwe vormen van conditionaliteit, waarbij het uitkeren van structuurfondsen wordt opgeschort of ingetrokken wanneer lidstaten niet aan verschillende eisen voldoen. De lidstaten reageren verdeeld op de macro-economische conditionaliteit, waarbij de uitkering kan worden opgeschort wanneer een lidstaat niet voldoet aan de eisen van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP). Nederland is voorstander van deze vorm van conditionaliteit. De institutionele conditionaliteit, waarbij een lidstaat vooraf moet aantonen dat de randvoorwaarden voor investeringen op orde zijn en de nodige hervormingen worden doorgevoerd, wordt daarentegen door de meeste lidstaten ondersteund.

De prestatieconditionaliteit is gebonden aan de doelen en mijlpalen van de investeringen. Op deze conditionaliteit gingen de meeste landen niet in.

Het Deens voorzitterschap heeft te kennen gegeven meer focus te willen brengen in het cohesiebeleid om zo optimaal te kunnen bijdragen aan de groei en concurrentiekracht in Europa. Zij willen met name eerst de strategische onderwerpen, zoals conditionaliteit en resultaatmeting, behandelen. Vervolgens komen de onderwerpen 'financieel beheer' en 'vereenvoudiging' aan bod.

Het cohesiebeleid werd betrokken bij het oriënterend debat over het Meerjarig Financieel Kader 2014-2020 tijdens de Raad Algemene Zaken op 15 november 2011. Uit het verslag van het ministerie van Buitenlandse Zaken van 21 november 2011 blijkt dat uit de interventies van de Europese lidstaten kon worden afgeleid dat het krachtenveld op alle terreinen nog sterk verdeeld is.

Een groep lidstaten sprak zorgen uit over de voorstellen voor nieuwe conditionaliteiten bij de structuurfondsen, terwijl andere zich juist voorstander betoonden van strengere voorwaarden om de resultaatgerichtheid van het Cohesiebeleid te waarborgen. Ook over het voorstel om bij het Cohesiebeleid een nieuwe categorie transitieregio's in te voeren (BBP tussen 75% en 90% van het EU-gemiddelde) waren de meningen verdeeld. De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken bepleitte dat het Cohesiebeleid in beginsel beperkt moet blijven tot de armste regio's van de armste lidstaten en gaf aan voorstander te zijn van aangescherpte conditionaliteiten.

Tijdens de raad Algemene Zaken van 11 oktober 2011 is het pakket voorstellen voor het cohesiebeleid gepresenteerd.

In de databank EUR-Lex wordt de laatste stand van zaken in de Europese behandeling van het voorstel weergegeven.


Behandeling Europees Parlement

In de databank OEIL van het Europees Parlement wordt de laatste stand van zaken in de behandeling van het voorstel weergegeven.


Standpunten andere lidstaten (IPEX)

In de databank IPEX wordt de behandeling van het voorstel in de diverse (kandidaat) lidstaatparlementen weergegeven.


Alle bronnen