E040117
Laatste revisie: 11-08-2010

E040117 - Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende diensten op de Interne Markt



In onderhavig voorstel voor een richtlijn wordt een rechtskader voorgesteld om de belemmeringen die de vrijheid van vestiging van dienstverrichters en het vrij verkeer van diensten tussen lidstaten te verwijderen alsmede de verrichters en afnemers rechtszekerheid te bieden voor de uitoefening van de vrijheden.


Stand van zaken

Behandelfase Eerste Kamer: gepubliceerd in Europees publicatieblad.

Nationaal

Plenaire behandeling van wetsvoorstel 31579 (Implementatie van Europese regelgeving betreffende het verkeer van diensten op de interne markt- Dienstenwet) vond plaats op 10 november 2009. Wetsvoorstel 31859 (aanpassingswet dienstenrichtlijn) werd op 22 december 2009 als hamerstuk afgedaan door de Eerste Kamer.

Europees

Op 27 december 2006 werd richtlijn 2006/123/EG betreffende diensten op de interne markt, bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (L376/36PDF-document). De richtlijn dient vóór 28 december 2009 te zijn geïmplementeerd.


Kerngegevens

document Europese Commissie

COM(2004)2PDF-document, d.d. 25 februari 2004

rechtsgrondslag

artikel 47, lid 2, en artikel 55 van het EG-Verdrag

commissies Eerste Kamer

beleidsterreinen

verwant dossier


Implementatie

Op 27 december 2006 werd richtlijn 2006/123/EG betreffende diensten op de interne markt, bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (L376/36PDF-document). De richtlijn dient vóór 28 december 2009 te zijn geïmplementeerd.

Op 13 december 2007 schreef de minister van Economische Zaken een brief met daarin de wijze waarop het kabinet van plan is de Dienstenrichtlijn te implementeren.

De Commissie Economische Zaken hield op 31 januari 2008 een algemeen overleg met de minister van Economische Zaken over de implementatie van de onderhavige dienstenrichtlijn en de mededeling inzake diensten van algemeen economisch belang (E070164)

De minister van Economische Zaken stuurde op 19 maart 2008 een brief met nadere informatie omtrent de implementatie van de Dienstenrichtlijn.

Plenaire behandeling van wetsvoorstel 31579 (Implementatie van Europese regelgeving betreffende het verkeer van diensten op de interne markt- Dienstenwet) vond plaats op 10 november 2009.

Wetsvoorstel 31859 (aanpassingswet dienstenrichtlijn) werd op 22 december 2009 als hamerstuk afgedaan door de Eerste Kamer. Dit voorstel is het gevolg van een screening en een aanvullende doorlichting waarin gekeken is naar wettelijke bepalingen die strijdig zijn met bepalingen in de Dienstenwet en de dienstenrichtlijn.


Behandeling Eerste Kamer

De commissie Europese samenwerkingsorganisaties heeft in haar vergadering d.d. 7 september 2004 besloten de onderhavige mededeling onder de aandacht te brengen van de commissie voor Economische Zaken.

Op 28 september 2004 is het voorstel voor een richtlijn geagendeerd in de commissie Economische Zaken alwaar besloten is dat de minister van EZ per brief zal worden gevraagd de commissie te informeren over de consequenties van de uitvoering en de implementatie van de voorgestelde richtlijn en over de daarmee gepaard gaande administratieve lasten.

De minister van Economische Zaken heeft via de griffier van de commissie EZ laten weten dat hij de Kamer pas in een later stadium gedetailleerd kan informeren over de gevolgen van de dienstenrichtlijn en de implementatie hiervan, omdat de verwachting is dat het voorstel van de Commissie nog substantieel zal wijzigen door amendementen van het EP. In navolging van zijn brief van 20 september 2004 (zie 21501-30, 59) wordt nu gewerkt aan een notitie voor de Kamer over zorg en de dienstenrichtlijn en zelfstandigen zonder personeel. Daarnaast wordt er conform een toezegging van de minister aan de Kamer een interdepartementale werkgroep in het leven geroepen welke de gevolgen voor de Nederlandse wetgeving van de dienstenrichtlijn moet gaan onderzoeken.

Naar aanleiding van een memo met betrekking tot de stand van zaken in onderhavig dossier zal er 7 maart 2006 een gezamenlijke commissievergadering plaatsvinden met de commissies voor Economische Zaken en Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Tijdens een gezamenlijke vergadering op 14 maart 2006 hebben de commissies voor Economische Zaken en Sociale Zaken en Werkgelegenheid besloten de minister te herinneren aan het informele antwoord op de brief van de commissies uit september 2004 waarin de minister laat weten de kamer via een notitie inzicht te geven in de gevolgen van de dienstenrichtlijn voor de Nederlandse wetgeving en in de administratieve lasten. De minister zal worden gevraagd mee te delen wanneer deze notitie de Kamer zal bereiken. Deze brief werd verstuurd op 16 maart 2006.

Op 30 maart 2006 ontving de Eerste Kamer een antwoord van de minister waarin deze aangeeft dat een inschattig van de gevolgen voor de Nederlandse wetgeving en administratieve lasten naar de Kamer gestuurd kan worden nadat de Raad en het Europees Parlement zich gebogen hebben over het gewijzigde voorstel van de Europese Commissie. Het verslag van dit schriftelijke overleg vindt u hier.

De commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft tijdens haar vergadering d.d. 10 oktober 2006 een ambtelijk memo besproken met de stand van zaken in het onderhavig dossier. De commissie besloot het besluit van de commissie Economische Zaken af te wachten voordat zij het dossier verder in behandeling neemt.

De commissie Economische Zaken heeft tijdens de vergadering van 17 oktober 2006 de behandeling in het Europees Parlement af te wachten alvorens verder te gaan met de parlementaire behandeling van het dossier.

Na bespreking van eem ambtelijk memo met betrekking tot de stand van zaken in dit dossier, heeft de commissie voor Economische Zaken op 19 december 2006 besloten de ontwikkelingen in dit dossier te willen blijven volgen.


Behandeling Tweede Kamer

Naar aanleiding van een Algemeen Overleg op 24 mei 2005 heeft de minister van Economische Zaken op 2 september 2005 een brief (met bijlage) naar de Tweede kamer gestuurd inzake de gevolgen van de onderhavige richtlijn voor de diensten van algemeen economisch belang op het punt van het waarborgen van de publieke belangen.

De commissie voor Economische Zaken heeft op 13 september 2005 besloten om de brief van de minister te agenderen voor een volgend algemeen overleg.

Naar aanleiding van een tweetal Algemene Overleggen hebben de ministers van Economische Zaken en Volksgezondheid, Welzijn en Sport op 20 september 2005 een door hen toegezegde notitie over de relatie tussen de voorgestelde Dienstenrichtlijn en de medische zorgaanbieders naar de Tweede Kamer gestuurd.

Op 29 september 2005 vond een Algemeen Overleg plaats over de brief van de minister d.d. 2 september 2005 en de regeringsreactie op het SER-advies inzake de onderhavige ontwerprichtlijn d.d. 23 september 2005 (zie het kopje commentaar derden ).

De minister van Economische Zaken stuurde mede namens de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op 10 januari 2006 een brief aan de Tweede Kamer over de dienstenrichtlijn in relatie tot fraudebestrijding. In dit verband zijn vragen gesteld over de ketenaansprakelijkheid en maatregelen ter bestrijding van schijnzelfstandigen. De commissie voor Economische Zaken besloot deze brief te betrekken bij het eerstvolgende Algemeen Overleg ovder de Concurrentiekrachtraad die plaatsvindt op 13 maart aanstaande.

Op 7 april 2006 stuurde de regering een eerste, weinig specifieke reactie plus bijlage op het gewijzigde Commissievoorstel naar de Tweede Kamer. Op 15 mei 2006 volgde een aanvulling op de brief d.d. 7 april 2006 met de kabinetsreactie op het gewijzigd voorstel.

Op 12 april 2006 hebben de commissies voor Economische Zaken en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een algemeen overleg gevoerd met de minister van Economische Zaken over onder andere het onderhavige richtlijnvoorstel.


Standpunt Nederlandse regering

Teneinde de interne markt voor diensten optimaal te laten functioneren is Europese regelgeving noodzakelijk, toetsing aan het beginsel van subsidiairiteit in fiche 6 valt dan ook positief uit. Afhankelijk van de reikwijdte van het voorstel (hoogstwaarschijnlijk zeer groot) tot richtlijn kan een oordeel gegeven worden over de proportionaliteit.

Implementatie van deze richtlijn zal leiden tot aanpassing van vele nationale wetgeving. Dit is hoofdzakelijk het gevolg van de ruime interpretatie van het begrip dienst : "elke economische activiteit, anders dan in loondienst".

In de eerste standpuntbepaling van de Nederlandse regering wordt gewezen op de eigen open economie en de mogelijkheden voor de Nederlandse dienstverleners en -ontvangers over de grens bij een daadwerkelijke interne markt voor de diensten. Enkele kanttekeningen die bij het voorstel geplaatst worden zijn:

  • aandacht vragen voor de waarborging van het gewenste nationale niveau van voorschriften betreffende de sociale politiek, de milieubescherming, consumentenbescherming en volksgezondheid. In kaart brengen welke effecten de richtlijn daarop zal hebben.
  • bevestiging van de Europese Commissie dat fiscaliteit wordt uitgezonderd van het beginsel "land van oorsprong" (op een verrichter van diensten is alleen het recht van het land van vestiging van toepassing; lidstaten mogen diensten die door een in een andere lidstaat gevestigde dienstverrichter worden verricht niet beperken) en algemene uitsluiting van belastingen van de richtlijn.
  • bevestiging dat de collectieve pensioenen buiten de reikwijdte van de richtlijn vallen
  • bevestiging dat kansspelen buiten de reikwijdte van de richtlijn vallen totdat duidelijkheid bestaat inzake de mogelijke harmonisatie daarvan

  • bnc-fiche Ministerie van Buitenlandse Zaken - 22.112, 321[6]
    11 mei 2004

Samenvatting voorstel Europese Commissie

Op 16 november 2006 publiceerde de Europese Commissie haar adviesPDF-document over de door het Europees Parlement ingediende amendementen in tweede lezing.

De doelstelling de Europese Unie in 2010 de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld te maken (de Lissabonagenda) kan slechts gerealiseerd worden indien sprake is van een daadwerkelijke interne markt voor diensten. Op dit moment bestaan er echter nog teveel obstakels in deze sector. In het rapport van de Europese Commissie "Toestand van de interne markt voor diensten" (COM(2002)441PDF-document) worden de concrete belemmeringen beschreven die leiden tot niet optimale aanbieding en ontvangst van grensoverschrijdende diensten door en voor het bedrijfsleven en de consument.

In onderhavig voorstel voor een richtlijn wordt een rechtskader voorgesteld om de belemmeringen die de vrijheid van vestiging van dienstverrichters en het vrij verkeer van diensten tussen lidstaten te verwijderen alsmede de verrichters en afnemers rechtszekerheid te bieden voor de uitoefening van de vrijheden.

Een scala aan maatregelen wordt voorgesteld om de belemmeringen voor de vrijheid van vestiging en de vrijheid van verkeer op te heffen en maatregelen om te zorgen voor het benodigd wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten. Het voorstel gaat uit van een dynamische aanpak wat inhoudt dat de diverse maatregelen geleidelijk gefaseerd doorgevoerd zullen worden.

Concrete voorstellen, maatregelen van de richtlijn zijn hieronder terug te vinden bij " Voorstellen uit COM(2004)2 "

Ontleend aan het BNC-fiche wordt hieronder een chronolgisch overzicht van de inhoud van het voorstel tot richtlijn weergegeven

Betreft de doelstelling en de reikwijdte van het voorstel, de relatie met andere bepalingen van gemeenschapsrecht en definities van het begrip dienst, dienstverrichter e.d.

  • Administratieve vereenvoudiging

    Het voorstel legt aan de lidstaten de verplichting op tot vereenvoudiging van procedures voor toegang tot en uitoefening van dienstenactiviteiten; voorts moeten diverse procedures en formaliteiten bij één loket worden afgehandeld en dient dat ene loket tevens als informatiepunt te gelden voor dienstverrichters en afnemers; tot slot moeten alle procedures en formaliteiten in verband met de toegang tot en de uitoefening van dienstenactiviteiten op afstand en elektronisch bij het ene loket en de bevoegde autoriteiten kunnen worden afgehandeld.

  • Vergunningen

    Het voorstel stelt voorwaarden aan het hanteren van een vergunningstelsel voor de toegang tot en de uitoefening van een dienstenactiviteit. Voor zover een vergunningstelsel wordt gehanteerd dient deze bovendien aan bepaalde voorwaarden te voldoen. Ook stelt de richtlijn vereisten aan de vergunningsduur, de selectie ingeval van een beperkt aantal beschikbare vergunningen en de vergunningsprocedures.

  • Verboden of beoordelingsplichtige eisen

    Het voorstel bevat een lijst met verboden vereisten, zoals o.a. nationaliteitsvereisten of een economische impact toets. Daarnaast is een lijst opgesteld met door de lidstaten onderling te evalueren vereisten, zoals o.a. het vereiste van het in dienst hebben van een minimum aantal werknemers, het verbod op het aanbieden van andere diensten naast de hoofddienst. Deze dienen te voldoen aan een drietal voorwaarden: discriminatieverbod, noodzakelijkheid en evenredigheid.

  • Land van oorsprongsbeginsel

    De lidstaten zien erop toe dat de dienstverrichters alleen moeten voldoen aan de nationale bepalingen van hun lidstaat van oorsprong die binnen het gecoördineerde gebied vallen, te weten bepalingen betreffende de toegang tot en de uitoefening van de dienstactiviteit, het gedrag van de dienstverrichter, de kwaliteit of inhoud van de dienst, reclame, de contracten en de aansprakelijkheid van de dienstverrichter. Uitgezonderd van het land van oorsprongsbeginsel zijn, zoals vermeld in artikel 17, onder meer de netwerksectoren (post, elektriciteit gas, water), het ter beschikking stellen van werknemers, bescherming van persoonsgegevens, de advocatendiensten (daar waar al EU regelgeving bestaat), erkenning van beroepskwalificaties, sociale zekerheid regelgeving zoals geregeld in Verordening 1408/71 (deze Verordening dekt niet de gehele sociale zekerheidswetgeving), het overbrengen van afval, diensten van notarissen bij wet voorgeschreven, wettelijke accountantscontroles. Ook zijn er tijdelijke afwijkingen van het land van oorsprongsbeginsel en afwijkingen van het land van oorsprongsbeginsel die gelden in specifieke gevallen; gedurende een overgangsperiode is het oorsprongslandbeginsel niet van toepassing op de regels voor geldvervoer, gokactiviteiten, schuldinning. In specifieke gevallen kunnen uitzonderingen gelden voor maatregelen m.b.t. de volksgezondheid, de veiligheid van diensten en de bescherming van de openbare orde.

  • Rechten van de afnemers van diensten

    De lidstaten mogen de afnemer geen eisen opleggen die het gebruik van een dienst van een in andere lidstaat gevestigde dienstverrichter beperken. Discriminerende eisen met betrekking tot de afnemer op basis van nationaliteit of woonplaats zijn verboden. Voorts moeten de lidstaten voorzien in toegang tot informatie voor afnemers met betrekking tot bijvoorbeeld consumentenbescherming en geschilbeslechting. De lidstaten kunnen ook niet de vergoeding van extramurale zorg afhankelijk stellen van toestemming, wanneer de kosten voor deze zorg, indien deze op hun grondgebied was verstrekt, door hun sociale zekerheidsstelsel zouden zijn vergoed.

  • Terbeschikkingstelling van werknemers en onderdanen van derde landen

    Het voorstel stelt specifieke bepalingen t.a.v. de terbeschikkingstelling van werknemers, bepaalde verplichtingen mogen niet worden opgelegd, o.a. vergunning aanvraag, inschrijving in register.Inzake onderdanen van derde landen schrijft de richtlijn voor dat de lidstaat van terbeschikkingstelling de dienstverrichter en de werknemer niet kan verplichten te beschikken over een document dat toestemming geeft tot binnenkomst, vertrek of verblijf of over een werkvergunning, wanneer een EU-dienstverrichter een werknemer, die onderdaan van een derde land is, ter beschikking stelt om een dienst te verrichten in een andere EU-lidstaat.

  • Lidstaten dienen er op toe te zien dat bepaalde gegevens ter beschikking gesteld worden door dienstverrichters aan de afnemers. Het gaat hierbij o.a. om: naam, adres, btw-nummer, branchevereniging, e.d., die zonder meer moeten worden verstrekt, maar waarbij de modaliteit van verstrekking wordt overgelaten aan de dienstverrichter; daarnaast zijn er aanvullende gegevens die op verzoek van de afnemer dienen te worden verstrekt.
  • Lidstaten dienen erop toe te zien dat dienstverrichters die diensten verrichten met een bijzonder gezondheids- of veiligheidsrisico of een bijzonder financieel risico gedekt zijn door een aansprakelijkheidsverzekering of vergelijkbare waarborg. Dienstverrichters dienen informatie te verlenen over het bestaan of ontbreken van garanties.
  • Lidstaten dienen elk geheel verbod op reclame voor gereglementeerde beroepen in te trekken. Lidstaten zien erop toe dat de dienstverrichter geen eisen worden opgelegd waarbij zij verplicht worden om uitsluitend een specifieke activiteit uit te oefenen of die het gezamenlijk of in partnerschap verrichten van verschillende activiteiten beperken, zij het dat hierop voor enkele specifieke dienstverrichters uitzonderingen mogelijk zijn.
  • Lidstaten dienen samen met de Commissie een aantal maatregelen te nemen teneinde dienstverrichters aan te moedigen vrijwillig kwaliteit van hun dienst te waarborgen. Lidstaten dienen maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat dienstverrichters ( elektronische) adresgegevens verstrekken aan de afnemer zodat deze rechtstreeks een klacht kan indienen en informatie kan vragen. Tevens dient verzekerd te zijn dat de dienstverrichters onverwijld op de klachten reageren en deze tot een oplossing brengen.
  • Lidstaten dienen op verzoek van een bevoegde instantie of andere lidstaat gegevens over de betrouwbaarheid van de dienstverrichter te verstrekken, zoals gegevens over strafrechtelijke veroordelingen, bestuursrechtelijke of tuchtrechtelijke sancties. Een en ander voor zover deze zijn vermogen om zijn activiteit uit te oefenen of zijn professionele betrouwbaarheid kunnen aantasten.
  • Lidstaten zien erop toe dat de in hun nationale regelgeving vastgestelde bevoegdheden inzake het toezicht op en de controle van de dienstverrichter t.a.v. de betrokken activiteiten ook worden uitgeoefend wanneer de dienst in een andere lidstaat wordt verricht.
  • Lidstaten dienen elkaar hierbij wederzijdse bijstand te verlenen, onder meer op het vlak van het verstrekken van informatie Ook wordt voorzien in een regeling voor wederzijdse bijstand bij afwijkingen van het oorsprongslandbeginsel in specifieke gevallen.

Op bepaalde terreinen dienen de lidstaten i.s.m. de Commissie zelfregulering op communautair niveau aan te moedigen, bijv. m.b.t. de inhoud en de voorwaarden voor commerciële communicatie voor gereglementeerde beroepen. Daarnaast zal de Commissie op het terrein van geldvervoer, kansspelen en schuldinning onderzoeken in hoeverre specifieke harmonisatie mogelijk is. Tevens onderzoekt de Commissie of het noodzakelijk is om met betrekking tot een aantal genoemde aspecten aanvullende initiatieven te nemen of voorstellen tot besluiten te doen.

Tijdpad: Er is gekozen voor een gefaseerde aanpak. Verschillende harmonisatievoorstellen volgen de komende jaren. Uiterlijk 2010 dient het complete voorstel geïmplementeerd te zijn. Een aantal belemmeringen is vanaf twee jaar na implementatie van de richtlijn verboden, een aantal andere belemmeringen dient te worden geëvalueerd door de lidstaten onderling en onder toezicht van de Commissie.


Behandeling Raad

Tijdens de Raad van 25 en 26 november 2004 is het onderhavige voorstel besproken en kwam men tot de conclusie dat het voorstel op diverse onderdelen nog verdere verklaring behoeft, zodat beter kan worden uitgelegd wat de precieze gevolgen zullen zijn.

De Europese regeringsleiders en staatshoofden hebben tijdens de Europese Raad van 22-23 maart 2005 besloten in het kader van het wetgevingsproces er alles aan gedaan moet worden om een zo groot mogelijke consensus te bereiken over de formulering van onderhavige voorstel aangezien hier nog ontevredenheid over bestaat.

De Raad heeft op 6 juni 2005 nota genomen van het verslag van het Voorzitterschap over de stand van zaken met betrekking tot onderhavig voorstel. De Raad heeft zijn voornemen bevestigd om de bespreking van dit prioritaire dossier voort te zetten om tot een akkoord te komen, waarbij rekening gehouden zal worden met het advies van het Europees Parlement, dat in oktober 2005 verwacht wordt.

Op 28 november 2005 nam de Raad nota van een verslagPDF-document van het voorzitterschap en besloot na een gedachtewisseling inzake onderhavige richtlijn het advies van het Europees Parlement en het herziene Commissievoorstel af te wachten. Na ontvangst van deze documenten zullen de besprekingen hervat worden.

In een briefPDF-document aan de Eurocommissaris voor de Interne Markt d.d. 9 februari 2006 pleiten zes lidstaten (Nederland, Polen, Tsjechië, Spanje, Verenigd Koninkrijk en Hongarije) om zoveel mogelijk vast te houden aan het originele voorstel voor de dienstenrichtlijn. Bestaande EU-regelgeving over de arbeidsvoorwaarden van werknemers die tijdelijk in andere EU-lidstaten werken biedt volgens de zes lidstaten al voldoende bescherming. Juist voor het midden- en kleinbedrijf is het nu volgens hen te moeilijk om over de grens actief te worden vanwege de administratieve rompslompdie het gevolg is van het feit dat in ieder EU-land andere regels gelden.

Tijdens de Concurrentiekrachtraad d.d. 13 maart 2006 is er gesproken over de discussie omtrent de Dienstenrichtlijn. In het verslagPDF-document van het ministerie van Economische Zaken hierover vindt u een overzicht van de overeenkomsten en verschillen tussen het Nederlandse Kabinetsstandpunt en de door het Europees Parlement aangenomen amendementen.

Op 4 april 2006 heeft de Europese Commissie het gewijzigde commissievoorstel gepresenteerd en dit is ruim voor de informele Concurrentiekrachtraad van 20-22 april 2006 waar een politieke discussie over het gewijzigde voorstel gepland staat.

Tijdens de Raad Concurrentievermogen op 29 en 30 mei 2006 hebben de ministers van de lidtstaten een politiek akkoordPDF-document bereikt over onderhavig voorstel. Nadat dit politiek akkoord tijdens een van de komende Raden formeel wordt vastgesteld kan het naar het Europees Parlement, die vervolgens 4 maanden de tijd heeft om het te behandelen. Naar verwachting zal de richtlijn voor het einde van het jaar in tweede lezing worden aangenomen.

Op 24 juli 2006 werd tijden de Raad Concurrentievermogen een gemeenschappelijk standpuntPDF-document aangenomen (België en Litouwen onthielden zich van stemming). Dit gemeenschappelijk standpunt werd begeleid door een motivatiePDF-document en wordt nu naar het Europees Parlement gestuurd voor een tweede lezing.

Nadat het Europees Parlement op 15 november de richtlijn in de tweede lezing heeft aangenomen met enkele kleine wijzigingen betreffende de comitologie, heeft de Raad in haar vergadering van 11 december 2006, de richtlijn ongewijzigd aangenomen.

In de databank EUR-Lex wordt de laatste stand van zaken in de Europese behandeling van het voorstel weergegeven.


Behandeling Europees Parlement

De stemming over het ontwerpverslag inzake de onderhavige richtlijn zou plaatsvinden op 4 oktober 2005 maar deze is uitgesteld.

Na een serie bijeenkomsten achter gesloten deuren om het grote aantal amendementen te verminderen kwam de commissie tot twee compromisvoorstellen. Volgens de 'rules of procedure' van het Europees Parlement dient in dit geval de voorzitter van de commissie te beslissen welke amendementen toelaatbaar zijn. De voorzitter besloot dat de amendementen te laat waren ingediend om in het verslag te kunnen worden verwerkt en stelde daarom voor de stemming uit te stellen zodat de verschillende fracties hun compromisvoorstellen beter konden voorbereiden en het aantal amendementen konden verminderen. Een meerderheid van de commissie ging akkoord met het voorstel van de voorzitter. Stemming zal nu plaatsvinden op 21 november 2005.

Tijdens de commissievergadering op 22 november 2005 heeft de commissie gestemd over de ruim 1600 ingediende amendementen. Opvallend daarbij was dat 21 leden voor het land van oorsprongbeginsel hebben gestemd en 16 tegen. Ook werd bepaald dat particuliere en publieke gezondheidszorg is uitgesloten van de richtlijn, net als audiovisuele diensten. Onderwijs mag daarentegen wel weer onder de richtlijn vallen. De definitieve versie van het verslag vindt u hierPDF-document. Naar verwachting zal het Europees Parlement dinsdag 14 februari 2006 dit rapport plenair behandelen.

Het Europees Parlement heeft tijdens de plenaire zitting van 16 februari 2006 het ontwerpverslagPDF-document van rapporteur Gebhardt in eerste lezing aangenomen middels een wetgevingsresolutie. Het oorsponkelijke commissievoorstel heeft wel enkele verregaande wijzigingen ondergaan zoals het schrappen van het land van oorsprongbeginsel. De aangenomen amendementen zullen nu door de Europese Commissie worden verwerkt in een nieuwe ontwerprichtlijn dien vervolgens zal worden voorgelegd aan de Raad.

Op 4 april 2006 presenteerde de Eurocommissaris voor Interne Markt een gewijzigd voorstelPDF-document voor de onderhavige richtlijn. Hierin respecteert de Europese het standpunt van het EP zoals verwoord in de eerste lezing van afgelopen februari. Diensten van algemeen belang worden van de richtlijn uitgezonderd, diensten van algemeen economisch belang vallen wel onder de richtlijn. Uitgezonderd van de richtlijn zijn gezondheidszorg, belastingen, audiovisuele diensten, gokactiviteiten, sociale diensten, sociale huisvesting, kinderopvang, ondersteuning van gezinnen, de uitzendsector en particuliere bewakingsdiensten. Ook de detachering van werknemers valt niet onder de richtlijn.

Wel onder het toepassingsgebied van de richtlijn valt juridische dienstverlening, met één uitzondering. De Commissie heeft de redactie van de amendementen 19 en 82 van het EP met betrekking tot de uitoefening van officiële bevoegdheden (onder andere notarisdiensten) gewijzigd. De uitsluiting van deze activiteiten van de werkingssfeer van de richtlijn wordt meer in lijn gebracht met artikel 45 EG dat voorziet in een afwijking van de algemene vrijheden van vestiging en dienstverlening. Dat wil zeggen dat advocaten en notarissen op zich wel onder de richtlijn vallen, maar dat hun activiteiten die in het kader van een officiële bevoegdheid worden uitgeoefend, van de werkingssfeer worden uitgesloten. Zie ook het persberichtWord-document van het Europees Parlement.

Het verslagPDF-document van de commissie Interne Markt in tweede lezing is op 23 oktober 2006 aangenomen en zal zonder amendementen op het voorstel plenair behandeld worden in november 2006.

Op 15 november 2006 heeft het Europees Parlement met enkele kleine wijzigingen met betrekking tot comitologie in tweede lezing de dienstenrichtlijn aangenomen. Het EP neemt dezelfde positie in als die zij in eerste lezing innamen en gaat uit van een evenwicht tussen de vereisten van vrije mededinging en sociale protectie.

Keek op de week nr. 16 (13-17 juni 2005)

De commissie interne markt en consumentenbescherming heeft met Commissaris McGreevy (interne markt) gesproken over de 936 amendementen die zijn binnengekomen op het verslag van rapporteur Gebhardt over de dienstenrichtlijn. De amendementen waren ten tijde van het gesprek nog niet vertaald waardoor er geen echt inhoudelijk debat over heeft plaatsgevonden.

De commissaris is blij dat het debat over de dienstenrichtlijn niet langer emotioneel maar rationeel gevoerd wordt. De uitslagen van de twee referenda laten zien dat er een kloof met de burgers bestaat, ook ten aanzien van de dienstenrichtlijn. De rapporteur vult aan dat er draagvlak gecreëerd moet worden voor de richtlijn; mensen zijn bang hun baan te verliezen. Het openzetten van de dienstensector blijft, zo meent de commissaris, noodzakelijk, zowel voor de werkgelegenheid als voor de economische groei. De meeste fracties ondersteunen dit. De heer McGreevy licht toe dat de richtlijn niet mag tornen aan bereikte sociale normen. De angst voor social dumping is ongegrond.

De commissie vergadert waarschijnlijk in juli nog een keer over de amendementen. Volgens planning vindt het einddebat over het rapport in september in de commissie plaats, waarna het rapport in eerste lezing op de plenaire vergadering van oktober komt te staan.

Keek op de week nr. 13 (23-27 mei 2005)

Rapporteur Gebhardt heeft in een vergadering van de commissie interne markt en consumentenbescherming haar definitieve ontwerpverslag over de dienstenrichtlijn gepresenteerd. De belangrijkste wijzigingen die zij aanbrengt in het voorstel zijn het uitzonderen van bepaalde diensten (van algemeen belang) van deze richtlijn en het vervangen van het land-van-herkomst-beginsel door het beginsel van wederzijdse erkenning. In het definitieve verslag neemt zij een nieuw element op, te weten de invoering van 'één loket'. Ondernemingen die in een andere lidstaat een dienst willen verrichten, moeten zich bij dit loket melden. Door deze registratie krijgen zij dezelfde rechten en plichten (o.m. gedragscodes) als ingezeten van het land van bestemming. Volgens planning vindt het einddebat over het rapport in september in de commissie plaats, waarna het rapport in eerste lezing op de plenaire vergadering van oktober komt te staan (zie notitie)

Keek op de week nr. 10 (11-18 april 2005)

De richtlijn is nu in behandeling genomen door het EP in de eerste lezing.

De verantwoordelijke commissie Interne Markt en Consumentenbescherming heeft het ontwerp verslag van rapporteur Gephardt over de dienstenrichtlijn besproken. Zij stelt een aantal belangrijke wijzigingen voor in de veelbesproken richtlijn. In principe is zij voorstander van het openen van de markt voor diensten, maar op twee onderdelen wil ze aanpassingen: er moet een onderscheid gemaakt worden tussen commerciële diensten en diensten van algemeen belang, en het principe van het land van oorsprong moet losgelaten worden. De discussie in de commissie ging onder meer over hoe er een goede definitie gemaakt kan worden van wat de diensten van algemeen belang zullen zijn die van de richtlijn worden uitgezonderd. Het principe van het land van oorsprong is een wezenlijk element van de richtlijn, omdat het bepaalt dat werknemers in een ander land kunnen werken op basis van de vereisten die gelden in het eigen land van de werknemer. Mevrouw Gephardt stelt voor om dit te vervangen door een regeling op basis van wederzijdse erkenning van diensten en de normen voor dienstverlening in het desbetreffende land te respecteren. Er is nu een werkgroep ingesteld om de commentaren van de leden op dit ontwerp verslag te bespreken, en naar verwachting zal de commissie rond de zomer over het verslag van de rapporteur stemmen. Dan volgt nog een plenaire behandeling, waarschijnlijk in oktober.

Keek op de week nr. 3 (28 feb-4 maart 2005)

Commissaris McCreevy van Interne Markt was nogmaals in het nieuws door op een persconferentie aan te kondigen dat de Dienstenrichtlijn (ofwel de Bolkenstein-richtlijn) toch herzien gaat worden. Deze richtlijn wil de markt van de diensten grondig liberaliseren, en dit voornemen is gestuit op veel weerstand in een aantal landen en met name ook bij de vakbonden. Lang heeft de Commissie volgehouden dat het de richtlijn in haar huidige vorm handhaaft, maar blijkbaar heeft de overtuiging dat er wijzigingen in moeten komen gewonnen.

Qua kontakten heb ik deze week een verhaal gehouden voor het bestuur van het Kadaster dat zich in Brussel kwam oriënteren op de Europese besluitvormingsprocessen. Daarnaast heb ik een diplomaat van de Singaporese ambassade uitleg gegeven over de Nederlandse politiek, heb ik gesproken met de persdienst over de informatievoorziening binnen het EP en had ik de reguliere kontakten met mijn collega's van de andere parlementen.

Ik zie er naar uit om maandag met de collega's in Nederland verder te spreken over mijn prioriteiten die gelukkig steeds meer vorm gaan krijgen.

In de databank OEIL van het Europees Parlement wordt de laatste stand van zaken in de behandeling van het voorstel weergegeven.


Standpunten andere lidstaten (IPEX)

In de databank IPEX wordt de behandeling van het voorstel in de diverse (kandidaat) lidstaatparlementen weergegeven.


Reacties Derden

Het Centraal Plan Bureau heeft in een rapport van oktober 2004 de effecten van de nieuwe richtlijn op de handel en investeringen in diensten geëvalueerd.

De Sociaal Economische Raad heeft in april 2005 een ontwerpadvies inzake de dienstenrichtlijn uitgebracht. Hierop heeft de regering een eerste reactie gegeven.

Het definitieve advies van de Sociaal Economische Raad is op 20 mei 2005 vastgesteld.

Op verzoek van de ministers van Economische Zaken en Justitie en de staatssecretaris van Europese Zaken heeft de Raad van State een advies inzake de dienstenrichtlijn opgesteld. Dit adviesWord-document werd op 18 juli 2005 aangeboden. In de aanbiedingsbrief laten de bewindspersonen weten dat een kabinetsreactie op het SER-advies zal volgen.

De reactie van de regering op het SER-advies werd op 23 september 2005 aangeboden aan de Tweede Kamer (in afschrift aan de Eerste Kamer).

Op 7 oktober 2005 heeft het Centraal Planbureau een discussiedocumentPDF-document gepresenteerd dat een wetenschappelijke verdieping bevat van het in oktober 2004 gepresenteerde onderzoek (zie hieronder) inzake de Dienstenrichtlijn. De onderzoekers concluderen in dit discussiedocument dat de handel in diensten sterk wordt gehinderd door verschillen tussen de EU-lidstaten in nationale regulering. De Dienstenrichtlijn kan de handel in commerciële diensten met 30 procent tot 60 procent doen toenemen.

De European Betting Association (EBA) heeft in een persberichtPDF-document d.d. 5 december 2005 laten weten dat zij voorstander is van het betrekken van gokken bij de reikwijdte van de voorgestelde richtlijn. Gokken is geen zaak van de lidtstaten zelf maar wordt door het Europees Hof van Justitie gezien als onderdeel van het Europees verdrag met betrekking tot de vrijheid van vestiging en verlenen van diensten.

Op 9 februari 2006 publiceerde het Centraal Planbureau haar rapport The trade-induced effects of the Services Directive and the Country of Origin Principle.

Een van de conclusies luidt: als de Dienstenrichtlijn wordt ingevoerd in de Europese Unie kan het Europese bruto binnenlands product (BBP) met 32 tot 74 miljard euro toenemen ofwel met 0,3% tot 0,7%. De effecten variren per land; voor Nederland is de verwachte BBP-toename groter dan gemiddeld v

voor de EU.

Op 10 februari 2006 publiceerde het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) een adviesWord-document inzake onderhavig voorstel en in een persberichtWord-document d.d. 16 februari 2006 laat het EESC weten verheugd te zijn over het feit dat de resolutie die door het Europees Parlement op diezelfde dag werd aangenomen veel overeenkomsten vertoond met het door hen uitgebrachte advies.

Ook MKB Nederland publiceerde op 16 februari 2006 een persberichtWord-document waarin de organisatie laat weten verheugd te zijn over het feit dat het Europees Parlement heeft ingestemd met onderhavige richtlijn omdat het o.a. voor bedrijven nu makkelijker zal worden hun diensten aan te bieden in een ander EU-land.

De European Trade Union Confederation liet in een persbericht d.d. 16 februari 2006 weten dat zij het resultaat van de stemming in het Europees Parlement (EP) als een overwinning betrachten voor alle Europese werknemers.

De Union of Industrial and Employers' Confederations of Europe (UNICE) reageerde minder enthousiast op de resultaten van de stemming in het EP. In een persberichtPDF-document d.d. 16 februari 2006 laat UNICE onder andere weten dat het geamendeerde voorstel van het EP de capaciteit van de richtlijn om groei en werkgelegenheid te creëren aanzienlijk vermindert.

Zowel ETUCPDF-document als UNICEPDF-document hebben op 4 april 2006 een persbericht gepubliceerd waarin zij hun commentaar geven op het gewijzigde voorstel. Ook het Social Platform gaf op 5 april 2006 een reactie op het gewijzigde commissievoorstel.

Op Nederlands niveau liet ondernemingsorganisatie VNO-NCW op 5 april 2006 weten van mening te zijn dat de wijzigingen niet toereikend zijn om het grensoverschrijdende dienstenverkeer een impuls te kunnen geven.

In een nieuwsbericht d.d. 30 mei 2006 liet VNO-NCW VNO-NCW weten het aangepaste commissievoorstel dat opnieuw aan het EP wordt voorgelegd, als een eerste stap om de belemmeringen voor grensoverschrijdend dienstenverkeer weg te nemen.

Op 11 september 2006 hebben de organisaties UNICE en EuroCommerce een gezamenlijke briefPDF-document gestuurd aan de leden van de commissie Interne Markt en Consumentenbescherming van het Europees Parlement waarin zij de commissie oproepen het politieke akkoord zo min mogelijk te wijzigen in hun tweede lezing van het gewijzigde voorstel.


Alle bronnen