E210017
  ruit icoon
Laatste revisie: 28-03-2024

E210017 - Voorstel voor een verordening inzake de Europese digitale identiteit



Met dit voorstel wil de Europese Commissie de EU-verordening nr. 910/2014 (de eIDAS-verordening) wijzigen. De Europese Commissie wil zo voldoen aan de vraag naar elektronische identiteitsoplossingen die zorgen voor identificatie en authenticatie van gebruikers met een hoge mate van zekerheid.


Stand van zaken

Behandelfase Eerste Kamer: behandeling in Eerste Kamer afgerond.

nationaal

Op 12 september 2023 besprak de commissie de brief van de staatssecretaris van BZK. Zij besloot de brief ter kennisgeving aan te nemen.

Europees

Op 26 maart 2024 stemde de Raad van de Europese Unie in met het eerder gesloten voorlopig akkoord van 8 november 2023. De Verordening wordt gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie, waarna alle Lidstaten in 2026 een systeem moeten hebben geïmplementeerd overeenkomstig de eisen in de Verordening.


Kerngegevens

volledige titel

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 910/2014 betreffende een Europees kader voor een digitale identiteit

document Europese Commissie

COM(2021)281PDF-document, d.d. 3 juni 2021

commissies Eerste Kamer

beleidsterreinen


Behandeling Eerste Kamer

Op 12 september 2023 besprak de commissie Justitie en Veiligheid de brief van de staatssecretaris van BZK. Zij besloot de brief ter kennisgeving aan te nemen.

Op 7 september 2023 stuurde de staatssecretaris van BZK een antwoord op de brief met een vervolgvraag van 18 juli 2023. Op 8 september 2023 werd het verslag van het nader schriftelijk overleg vastgesteld (EK, G).

Op 18 juli 2023 stelde de commissie Justitie & Veiligheid een vervolgvraag over de digitale identiteit.

Tijdens het schriftelijk overleg over het voorstel voor een verordening betreffende wederzijdse erkenning van afstamming (36.330, B) stelde de commissie Justitie & Veiligheid enkele vragen over de digitale identiteit. Zie hiervoor dossier E230003.

Op 12 april 2022 besloot de commissie de brief van 7 april 2022 voor kennisgeving aan te nemen en desgewenst te betrekken bij een gesprek met de staatssecretaris van BZK.

Op 7 april 2022 stuurde de staatssecretaris van BZK een antwoord op de brief met nadere vragen van 23 december 2021. Op dezelfde dag werd het verslag van het nader schriftelijk overleg vastgesteld (EK, F).

Op 23 december 2021 is de brief met nadere vragen verstuurd aan de staatssecretaris van BZK.

Op 21 december 2021 leverden de fracties van GroenLinks (Ganzevoort) en PvdA (Koole) gezamenlijk en PVV (Van Hattem) inbreng voor nader schriftelijk overleg.

Op 7 december 2021 besprak de commissie het verslag van een nader schriftelijk overleg (EK, E) en besloot om op 21 december 2021 gelegenheid te bieden voor het leveren van inbreng voor nader schriftelijk overleg.

Op 29 november 2021 stuurde de staatssecretaris van BZK een antwoord op de nadere vragen van 28 september 2021. Het verslag van een nader schriftelijk overleg werd op dezelfde dag vastgesteld (EK, E).

Op 5 oktober 2021 besloot de commissie de brief van de Europese Commissie (EK, D) voor kennisgeving aan te nemen en het voorstel te betrekken bij de behandeling van de voorstellen Wet digitale overheid (34.972 en 35.868).

Eerder heeft de commissie bij meerderheid vastgesteld geen subsidiariteitsbezwaar voor te leggen aan de plenaire vergadering.

Op 28 september 2021 werd een brief met nadere vragen aan de staatssecretaris van BZK verstuurd.

Op 27 september 2021 stuurde de Europese Commissie een antwoord (EK, D) op brief in het kader van de politieke dialoog (EK, B). De commissie bespreekt dit op een later moment.

Op 14 september 2021 besloten de fracties van de fracties van de PVV (van Hattem) en GroenLinks (Ganzevoort) inbreng te leveren voor nader schriftelijk overleg met de regering. Daarnaast gaven de leden van de fractie van de PVV (Van Hattem) aan een subsidiariteitsbezwaar te hebben. Op 17 september deelden zij dit bezwaar met de overige commissieleden.

Op 10 september 2021 stuurde de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een antwoord (EK, C) op het schriftelijke overleg. Op 13 september 2021 werd het verslag van een schriftelijk overleg vastgesteld.

Op 22 juli 2021 werd de brief (EK, B) in het kader van de politieke dialoog aan de Europese Commissie verstuurd.

Op 16 juli 2021 werd de brief aan de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verstuurd.

Op 13 juli 2021 leverden de leden van de fracties van GroenLinks (Ganzevoort) en de PvdA (Koole) inbreng voor schriftelijk overleg met de regering en/of de Europese Commissie.

Op 8 juni 2021 besloot de commissie het voorstel in behandeling te nemen en op 13 juli 2021 inbreng te leveren voor schriftelijk overleg met de regering en/of de Europese Commissie.


Behandeling Tweede Kamer

Op 13 april 2023 ontving de Kamer een brief (36.305, 10) van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het verdere besluitvormingsproces over het voorstel en de verhouding van de Europese Digitale Identiteit tot de Grondwet. De commissie DiZa besloot op 19 april 2023 de brief te betrekken bij het commissiedebat op 30 mei 2023 over de Telecomraad van 1-2 juni 2023.

Op 29 maart 2023 ontving de Kamer het rapportPDF-document "Digitale identiteit vraagt veel van DigiD en eHerkenning" van de Algemene Rekenkamer (26.643, 999). Dit rapport gaat onder andere in op het voorstel over de Europese digitale identiteit.

Op 21 februari 2023 stemde de Kamer over de moties ingediend bij de interpellatie-Leijten. De gewijzigde motie-Drost (36.305, 7) over de Europese voorstellen inzake digitalisering scherper en kritischer toetsen aan uitgangspunten als vrijwilligheid, regie over eigen data en transparantie werd aangenomen met algemene stemmen.

Op 16 februari 2023 vond in de Tweede Kamer de interpellatie-Leijten plaats over het negeren van een Kamermeerderheid inzake de Nederlandse positie in het Europese debat over de Europese digitale identiteit.

Op 30 november 2022 diende het Tweede Kamerlid Leijten (21.501-33, 986) een motie in waarin zij verzoekt niet akkoord te gaan met de Raadsconclusies over de Europese Digitale Identiteit. De staatssecretaris voor BZK stuurde op 2 december 2022 een brief (21.501, 990) waarin zij dieper inging op de motivatie van het kabinet om de motie niet uit te voeren.

Op 17 augustus 2022 ontving de Tweede Kamer een brief van de staatssecretaris van BZK met een voortgangsrapportage en volgende te nemen stappen in de Europese Digitale Identiteit (26.643, 902).

Op 2 juni 2022 dienden de Tweede Kamerleden Ceder en Dekker-Abdulaziz een motie in (21.501-33, 932) waarin zij een garantie willen waarin staat dat burgers nooit gedwongen kunnen worden gebruik te maken van de europese digitale identiteit en dat wanneer zij dat wel doen, alleen de informatie wordt getoond die noodzakelijk is. De motie is op 7 juni 2022 aangenomen.

Op 23 september 2021 stuurde de commissie voor Binnenlandse Zaken een brief aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met vragen en opmerkingen over het voorstel. Op 29 november 2021 stuurde de minister een antwoord.

Op 17 juni 2021 besloot de commissie BiZa om het BNC-fiche horende bij het voorstel af te wachten en dit vervolgens te agenderen bij het nog in te plannen commissiedebat over e-ID.


Standpunt Nederlandse regering

Op 9 juli 2021 ontving de Kamer een BNC-fiche horende bij het voorstel.

Het kabinet geeft aan dat de eerste reacties van de lidstaten op het voorstel overwegend positief zijn. Een digitale identiteit portemonnee worden door alle lidstaten, waaronder Nederland, als relevante technologie gezien met veel potentieel. Meerdere lidstaten hebben volgens het kabinet vragen en twijfels over de korte termijnen voor inwerkingtreding. De positie van het Europees Parlement is nog niet bekend, maar het kabinet verwacht dat het Europees Parlement positief zal staan tegenover het initiatief van de Commissie.

Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid is positief. Het voorstel vindt zijn rechtsgrondslag in artikel 114 VWEU. Artikel 114 geeft de EU de bevoegdheid tot harmonisatie van nationale wetgeving die de instelling en de goede werking van de interne markt betreft. Het kabinet kan zich vinden in deze voorgestelde rechtsbasis, aangezien het kabinet van mening is dat het voorstel de goede werking van de digitale interne markt faciliteert door met wederzijdse erkenning van elektronische identificatiemiddelen en harmonisatie van vertrouwensdiensten, veilige en betrouwbare elektronische transacties tussen bedrijven en overheden te bevorderen. Op het terrein van de interne markt heeft de EU een met de lidstaten gedeelde bevoegdheid (artikel 4, lid 2, sub a, VWEU).

Het kabinet beoordeelt de subsidiariteit ook als positief. Het voorstel heeft volgens het kabinet tot doel te zorgen voor een goede werking van de digitale interne markt door met wederzijdse erkenning van eID's en met harmonisatie van vertrouwensdiensten veilige en betrouwbare elektronische transacties tussen burgers, bedrijven en overheden te bevorderen. Om deze doelstellingen te bereiken, is optreden op EU-niveau naar mening van het kabinet gerechtvaardigd, omdat hiermee volgens het kabinet een gelijk speelveld op de interne markt kan worden gecreëerd en belemmeringen op de interne markt kunnen worden weggehaald.

Het kabinet beoordeelt de proportionaliteit ook als positief. De benadering om lidstaten te verplichten een eID en een digitale identiteit portemonnee te ontwikkelen en te laten erkennen voor grensoverschrijdend gebruik, acht het kabinet geschikt om de in het voorstel opgenomen doelstellingen ter bevordering van harmonisatie van de digitale interne markt te kunnen realiseren. Het voorstel geeft naar inziens van het kabinet kaderstellende verplichtingen waarbinnen de eID's en digitale identiteit portemonnees nationaal uitgewerkt kunnen worden. Het voorstel biedt naar mening van het kabinet voldoende ruimte aan lidstaten om eID's en digitale identiteit portemonnees zelf te ontwikkelen of marktinitiatieven goed te keuren en het geeft richting aan het doel om binnen de interne markt identiteitsgegevens en attributen veilig, betrouwbaar en eenvoudig te kunnen gebruiken in het publieke en het private domein. Daarnaast kan de koppeling van vertrouwensdiensten in de European Digital Identity Wallet naar mening van het kabinet tot een groter gebruik van deze vertrouwensdiensten leiden en maakt het voorstel voor de vertrouwensdiensten gebruik van bestaande systematiek. Daarmee is het kabinet van mening dat het voorstel zich verhoudt tot het doel en gaat het niet verder dan noodzakelijk om het doel te bereiken.

Het kabinet vraagt daarbij wel aandacht voor een beheersbare uitvoering. Het voorstel voorziet nu in een verplichting voor lidstaten om binnen twee jaar na adoptie een nationale digitale identiteit portemonnee gerealiseerd of erkend te hebben die werkt voor grensoverschrijdend gebruik, terwijl juridische, beleidsmatige, organisatorische, procesmatige en technische aspecten om dit mogelijk te maken naar mening van het kabinet eerst uitwerking behoeven op EU- en nationaal niveau. Volgens het kabinet is van belang dat het voorstel ruimte laat voor gefaseerde invoering, waarbij begonnen wordt met de verplichte invoering en koppeling van eID-componenten, dat wil zeggen de identificatiefunctie in de digitale identiteit portemonnee. Wanneer dit gerealiseerd is, kunnen naar inziens van het kabinet lidstaten stapsgewijs attributen hieraan koppelen en in een digitale identiteit portemonnee invoeren. Het kabinet is daarbij van mening dat lidstaten in gezamenlijkheid de prioritering en het tijdspad kunnen bepalen, ook met het oog op de benodigde aanpassingen in nationale wet- en regelgeving.


Samenvatting voorstel Europese Commissie

Met dit voorstelPDF-document wenst de Europese Commissie EU-verordening nr. 910/2014 (de eIDAS-verordening) te wijzigen om een aantal knelpunten op te lossen.

Op de hedendaagse markt zou sprake kunnen zijn van een toenemende vraag naar elektronische identiteitsoplossingen, die, zowel in de private als de publieke sector, zorgen voor identificatie en authenticatie van gebruikers met hoge mate van zekerheid.

De huidige eIDAS-verordening zou niet aan deze vraag kunnen voldoen, bovendien zijn er bepaalde gebieden die niet onder de eIDAS-verordening vallen.

De Commissie streeft met het voorstel naar:

  • toegang tot zeer veilige en betrouwbare elektronische identiteitsoplossingen;
  • dat publieke en private diensten kunnen vertrouwen op veilige digitale identiteitsoplossingen;
  • dat natuurlijke en rechtspersonen bevoegd zijn om digitale identiteitsoplossingen te gebruiken;
  • dat deze oplossingen zijn gekoppeld aan een verscheidenheid aan attributen en dat het delen van identificatiedata beperkt wordt;
  • acceptatie van gekwalificeerde diensten in de EU en gelijke voorwaarden voor hun toepassing.

Deze verordening beoogt verder voor een geharmoniseerde aanpak te bevorderen van online veiligheid voor burgers en voor service providers zodat beide kunnen vertrouwen op digitale identiteitsoplossingen.

C(2021)3968

De commissie heeft tevens een aanbevelingPDF-document aan de lidstaten gepubliceerd, waarin wordt geadviseerd dat lidstaten aan een toolbox werken die de implementatie van de ‘European Digital Identity framework’ ondersteunt.


Behandeling Raad

Op 26 maart 2024 stemde de Raad van de Europese Unie in met het eerder gesloten voorlopig akkoord van 8 november 2023. De Verordening wordt gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie, waarna alle Lidstaten in 2026 een systeem moeten hebben geïmplementeerd overeenkomstig de eisen in de Verordening.

Op 8 november 2023 bereikten de Raad en het Europees Parlement een voorlopig akkoord. Het akkoord moet nog formeel worden aangenomen door de twee instellingen.

Op 29 juni 2023 bereikten de Raad en het Europees Parlement een provisioneel akkoord. Het akkoord moet nog formeel uitonderhandeld worden en vervolgens nog worden aangenomen door de twee instellingen.

Op 21 maart 2023 gingen de onderhandelingen tussen de EU-instellingen (triloogfase) van start. Naar verwachting koerst het Zweeds Voorzitterschap op afronding van de triloog onder hun voorzitterschap dat loopt tot en met juni 2023 (36.305, 10).

Tijdens de Telecomraad van 6 december 2022 hebben de lidstaten unaniem ingestemd met een algemene oriëntatie voor het raamwerk voor een Europese Digitale Identiteit (21.501-33, 1001).

Tijdens de Telecomraad van 7 juni 2022 besprak de Raad de voortgangsrapportage over het raamwerk voor een Europese Digitale Identiteit. Tijdens het Franse voorzitterschap is er een tweede compromistekst afgerond. De minister van EZK en de staatssecretaris van BZK gaven in het verslag (21.501-33, I) aan dat Nederland conform de moties van de Tweede Kamer zijn bezwaren heeft geuit tegen het gebruik van een uniek en universeel nummer in alle lidstaten in zowel het publieke als private domein en gaf aan dat de het gebruik van de e-wallet te allen tijde vrijwillig zou moeten zijn in het overheidsdomein. De Europese Commissie gaf aan in te zetten op een geharmoniseerde aanpak voor een beveiligd systeem met volledige gegevensbescherming en controle door gebruikers.

In de databank EUR-Lex wordt de laatste stand van zaken in de Europese behandeling van het voorstel weergegeven.


Behandeling Europees Parlement

Op 29 februari 2024 nam het Europees Parlement een wetgevingsresolutiePDF-document aan. Hiermee stemde het Europees Parlement in met het eerder gesloten voorlopig akkoord van 8 november 2023.

Op 8 november 2023 bereikten de Raad en het Europees Parlement een voorlopig akkoord. Het akkoord moet nog formeel worden aangenomen door de twee instellingen.

Het voorstel behoort tot de lijst van gemeenschappelijke wetgevingsprioriteiten van de drie EU-instellingen. Hiermee willen zijn in 2023/2024 aanzienlijke vooruitgang boeken.

Op 29 juni 2023 bereikten de Raad en het Europees Parlement een provisioneel akkoord. Het akkoord moet nog formeel uitonderhandeld worden en vervolgens nog worden aangenomen door de twee instellingen.

Op 16 maart 2023 nam het Europees Parlement een positie in. Er werd plenair ingestemd met het onderhandelingsmandaat voor gesprekken met de Raad.

Op 3 maart 2023 diende de commissie ITRE het verslagPDF-document in voor plenaire behandeling in eerst lezing.

Op 7 november 2022 publiceerde de commissie voor Juridische Zaken (JURI) een opiniePDF-document over de EU-verordening inzake de Europese digitale identiteit.

Op 11 oktober 2022 publiceerde de commissie voor Burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (LIBE) een opiniePDF-document over de EU-verordening inzake de Europese digitale identiteit.

Op 14 september 2022 publiceerde de commissie Interne Markt en Consumentenbescherming (IMCO) een opiniePDF-document over de EU-verordening inzake de Europese digitale identiteit.

Op 30 mei 2022 bracht de commissie Industrie, onderzoek en energie (ITRE) een ontwerpverslagPDF-document uit over de EU-verordening inzake de Europese digitale identiteit.

De commissie voor Industrie, onderzoek en energie (ITRE) van het Europees Parlement behandelt het voorstel. De commissies voor Interne Markt en Consumentenbescherming (IMCO), Juridische Zaken (JURI), Burgelijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (LIBE) zijn aangesteld als adviescommissies.

In de databank OEIL van het Europees Parlement wordt de laatste stand van zaken in de behandeling van het voorstel weergegeven.


Standpunten andere lidstaten (IPEX)

Op 30 augustus 2021 stuurde de Tsjechische Senaat een resolutiePDF-document aan de Europese Commissie over het voorstel. Hierin vraagt de Tsjechische Senaat verduidelijking over de ontoereikende termijn voor het aanmaken en afgeven van de Europese digitale identiteitspas door de afzonderlijke lidstaten en duidelijkheid over kwesties betreffende de aansprakelijkheid van de lidstaten voor mogelijke problemen in verband met de identificatie/authenticatie voor particuliere onlinediensten.

In de databank IPEX wordt de behandeling van het voorstel in de diverse (kandidaat) lidstaatparlementen weergegeven.


Alle bronnen