E090315
Laatste revisie: 24-08-2011

E090315 - Richtlijn inzake de inventarisatie van Europese kritieke Infrastructuur, de aanmerking van infrastructuur als Europese kritieke infrastructuur en de beoordeling van de noodzaak de bescherming van dergelijke infrastructuur te verbeteren



Momenteel bestaan er op EU-niveau geen horizontale (dat wil zeggen sectoroverstijgende) bepalingen inzake de bescherming van de kritieke infrastructuur (CI). Bij deze richtlijn wordt een procedure ingesteld voor de inventarisatie en aanwijzing van Europese kritieke infrastructuur (ECI). Tevens wordt een gemeenschappelijke aanpak vastgesteld om te beoordelen of het nodig is de bescherming van dergelijke infrastructuur te verbeteren.


Stand van zaken

Behandelfase Eerste Kamer: implementatietraject gestart.

Nationaal

De richtlijn diende voor 12 januari 2011 geïmplementeerd te zijn.

Europees

Richtlijn 2008/114/EG werd op 23 december 2008 gepubliceerd in Pb EU L 345.


Kerngegevens

document Europese Commissie

COM(2006)787PDF-document, d.d. 12 december 2006

commissie Eerste Kamer

beleidsterreinen

verwant dossier


Implementatie

Richtlijn 2008/114/EGPDF-document diende voor 12 januari 2011 geïmplementeerd te zijn. Voor de implementatie is geen nieuwe wetgeving nodig.

Bron: Kwartaaloverzicht omzetting EG-Richtlijnen, stand per 1 oktober 2010


Behandeling Tijdelijke Commissie Subsidiariteitstoets

Aangezien niet op voorhand duidelijk is dat dit richtlijnvoorstel volledig in overeenstemming is met de vereisten van subsidiariteit en proportionaliteit uit het EG-Verdag, heeft de Tijdelijke Commissie Subsidiariteitstoets (TCS) besloten dat het aan de subsidiariteitstoets onderworpen zou moeten worden, hoewel het voorstel niet in de lijst van elf aan de toets te onderwerpen voorstellen voorkomt. Op 19 januari 2007 heeft de TCS een pre-advies naar de vakcommissies van de Eerste en Tweede Kamer gestuurd. Nadat de vakcommissies van beide Kamers een niet gelijkluidend advies hebben uitgebracht aan de TCS heeft er op 22 maart 2007 een gedachtewisseling plaatsgevonden tussen de leden van de TCS en de betreffende vakcommissies over de inhoud en strekking van het door de TCS aan de plenaire vergaderingen van beide Kamers uit te brengen eindadviesPDF-document.

Het eindadvies van TCS is door Eerste en Tweede Kamer plenair vastgesteld en op 5 april 2007 verstuurd naar Europese Commissie, de Europese Raad en EP. Tevens is de Nederlandse regering geïnformeerd. Een afschrift van de brief is naar het COSAC-secretariaat gestuurd.

Oproep

Het parlement, i.c. de Tijdelijke Commissie Subsidiariteitstoets (TCS), nodigt iedereen uit commentaar te leveren op nieuwe Europese voorstellen. Kan het beter in Nederland geregeld worden? Willen we wel een Europese aanpak, maar gaat het voorstel te ver voor Nederland? Wat zijn de consequenties? Indien u binnen zes weken na publicatie van het voorstel door de Europese Commissie uw oordeel kenbaar maakt, dan kan uw reactie worden betrokken bij het advies van de TCS aan beide Kamers. Gebruik daarvoor de reactieknop in het linker menu (een bestandje kunt u mailen naar europapoort@eerstekamer.nl).

Ook in een later stadium kan een meer inhoudelijke reactie ter kennisname van de vakcommissies worden gebracht en worden meegenomen in de dialoog tussen regering en parlement over het verloop van de onderhandelingen in Brussel. Uw reactie kan - tenzij men aangeeft daar bezwaar tegen te hebben - als 'commentaar derden' in de relevante dossiers worden geplaatst.


Behandeling Eerste Kamer

Op 20 november 2007 heeft de commissie voor de JBZ-Raad de brief van de minister van BZK voor kennisgeving aangenomen.

Op 2 oktober 2007 heeft de commissie voor de JBZ-Raad naar aanleiding van de behandeling van de briefPDF-document (doorgeleiding reactie EC) van de TCS besloten een brief naar de regering te sturen om te benadrukken dat de eerder verwoorde zorgen over de ontwerprichtlijn nog niet zijn weggenomen. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft hier, mede namens de minister van Justitie, op 1 november 2007 per brief op gereageerd.

Het eindadvies van de TCS is als hamerstuk afgedaan tijdens de plenaire vergadering van 3 april 2007.

Op 27 maart 2007 stelt de bijzondere commissie voor de JBZ-Raad dat men zich kan vinden in de uitkomstPDF-document van de conciliatievergadering met betrekking tot de parlementaire subsidiariteitstoets van de ontwerprichtlijn.

Op 13 maart 2007 heeft de bijzondere commissie voor de JBZ-Raad haar advies ten aanzien van de ontwerprichtlijn naar de Tijdelijke Commissie Subsidiariteitstoets verstuurd. De reactie van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is niet tijdig ontvangen, maar wordt doorgeleid naar de TCS, zodat deze reactie kan worden meegewogen bij het vaststellen van het eindadvies van de TCS. Bij de plenaire afwikkeling van dit eindadvies in de Eerste Kamer kan deze brief in het eindoordeel van deze Kamer worden betrokken.

Het gesprek met de heren de Vries en Joustra heeft plaatsgevonden op 13 februari 2007. Na afloop heeft de bijzondere commissie voor de JBZ-Raad besloten om de regering te verzoeken (zie brief d.d. 20 februari 2007) op korte termijn nog enige verheldering te verschaffen omtrent de beoordeling van dit commissievoorstel en de beoogde onderhandelingsinzet, zoals weergeven in het BNC-fiche dd. 12 februari 2007. Zij heeft de Tijdelijke Commissie Subsidiariteitstoets gevraagd om de reactietermijn te verlengen tot uiterlijk 21 maart.

Op 30 januari 2007 heeft de bijzondere commissie voor de JBZ-Raad de wens uitgesproken de Nationale Coördinator Terrorismebestrijding, de heer Joustra, en de EU-coördinator Terrorismebestrijding, de heer De Vries, uit te nodigen teneinde de implicaties van het richtlijnvoorstel uit het oogpunt van terrorismebestrijding beter te kunnen doorgronden.


Behandeling Tweede Kamer

Op 4 februari 2009 heeft de minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties en mede namens de ministers van Defensie, Economische Zaken, Financïen, Justitie, Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Verkeer en Waterstaat, Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubheer per briefPDF-document het implementatieplanPDF-document aan de Tweede Kamer aangeboden.

Op 18 maart 2008 heeft de staf van de commissie Europese Zaken van de Tweede Kamer een stafnotitie opgesteld in het kader van een algemeen overleg met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de bescherming van kritieke (vitale) infrastructuur dan op 1 april plaats vindt en waarbij onderhavige ontwerprichtlijn ook aan de orde komt.

Het eindadvies van de TCS is als hamerstuk afgedaan tijdens de plenaire vergadering van 5 april 2007.

Op 6 februari 2007 heeft de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in een algemeen overleg over onder andere de aanpak en stand van zaken met betrekking tot een strategie voor nationale veiligheid het pre-advies van de Tijdelijke Commissie Subsidiariteit besproken. De conclusies ten aanzien van de parlementaire subsidiariteitstoets zijn samengevat in een brief aan de TCS.


Standpunt Nederlandse regering


Samenvatting voorstel Europese Commissie

Momenteel bestaan er op EU-niveau geen horizontale (dat wil zeggen sectoroverstijgende) bepalingen inzake de bescherming van de kritieke infrastructuur (CI). Bij deze richtlijn wordt een procedure ingesteld voor de inventarisatie en aanwijzing van Europese kritieke infrastructuur (ECI). Tevens wordt een gemeenschappelijke aanpak vastgesteld om te beoordelen of het nodig is de bescherming van dergelijke infrastructuur te verbeteren.

ECI wordt in artikel 2 gedefinieerd als infrastructuur waarvan de vernietiging of verstoring invloed heeft in twee of meer lidstaten, of in een enkele lidstaat, indien dit een andere lidstaat is dan die waar de kritieke infrastructuur zich bevindt. Opdat de lidstaten kunnen bepalen of sprake is van ECI worden middels de comitéprocedure sectoroverstijgende en sectorspecifieke criteria voor ECI vastgesteld ( artikel 3 ). Bij het vaststellen van de sectoroverstijgende criteria geldt de ernst van de verstoring of vernietiging van de CI als uitgangspunt. Ernst zou waar mogelijk, moeten ( artikel 2 lid c ) worden beoordeeld op basis van:

  • de gevolgen voor het publiek (aantal getroffen personen);
  • de economische gevolgen (omvang van het economisch verlies en/of de kwaliteitsvermindering van producten of diensten);
  • de gevolgen voor het milieu;
  • de politieke gevolgen;
  • de psychologische gevolgen;
  • de gevolgen voor de volksgezondheid.

Jaarlijks wijst de Europese Commissie uit het overzicht in bijlage 1 bij de ontwerprichtlijn sectoren aan die met voorrang dienen te worden onderzocht. De lijst van mogelijke ECI die iedere lidstaat aan de hand van deze gemeenschappelijke criteria opstelt, wordt overlegd aan de Europese Commissie. Die stelt een (ontwerp)lijst voor van Europese kritieke infrastructuur. Zij wordt in de comitéprocedure definitief vastgesteld ( artikel 4, lid 2 ). De lijst kan voortdurend worden gewijzigd door middel van de comitéprocedure en lidstaten zijn gehouden de Europese Commissie doorlopend in kennis te stellen van kritieke infrastructuur die als ECI is geïnventariseerd.

Overeenkomstig artikel 5 dienen alle eigenaren/exploitanten van een als ECI aangemerkte infrastructuur een beveiligingsplan ( Operator Security Plan (OSP)) op te stellen. Zo'n beveiligingsplan bevat een inventaris van belangrijke infrastructuurvoorzieningen, een risicoanalyse alsmede een analyse van de potentiële impact van een verstoring en ten slotte permanente en graduele beveiligingsmaatregelen. Sectorspecifieke vereisten voor het beveiligingsplan van de exploitant waarin bestaande communautaire maatregelen in aanmerking worden genomen, kunnen volgens de comitéprocedure worden vastgesteld. Voor die sectoren waarin soortgelijke verplichtingen reeds bestaan in sectorspecifieke regelgeving bestaat de mogelijkheid van vrijstelling van de OSP-verplichtingen op grond van een via de comitéprocedure genomen beslissing. Elke lidstaat dient een systeem op te zetten dat een adequaat en regelmatig toezicht op de (uitvoering van de) beveiligingsplannen van de exploitanten waarborgt en dat is gebaseerd op de overeenkomstig artikel 7, lid 1 verrichte risico- en dreigingsanalyses. Daarbij gelden de bij de ECI aan te stellen veiligheidsverbindingsfunctionarissen als aanspreekpunt van/voor de bevoegde autoriteiten in de lidstaat ( artikel 6 ). Lidstaten stellen een contactpunt aan voor aangelegenheden in verband met de bescherming van kritieke infrastructuur (CIP-contactpunt) ( artikel 9 ). Deze coördineert aangelegenheden in verband met de bescherming van kritieke infrastructuur binnen de lidstaat, met andere lidstaten en met de Commissie.

Op grond van artikel 7 is elke lidstaat verplicht om de ECI aan een risico- en dreigingsanalyse te onderwerpen. Deze informatie is het uitgangspunt voor het toezicht van de lidstaat op (de uitvoering van) het beveiligingsplan van de eigenaren/exploitanten van de ECI. De informatie van zowel de bevoegde autoriteit in de lidstaat als de eigenaar/exploitant van de ECI worden samengevoegd in een beknopt tweejaarlijks rapport van de lidstaten aan de Europese Commissie. Op grond hiervan zal de Commissie kunnen beoordelen of aanvullende beschermingsmaatregelen nodig zijn. De informatie zou later kunnen worden gebruikt voor de uitwerking van effectbeoordelingen, die bij toekomstige voorstellen op dit gebied zouden worden gevoegd. Overeenkomstig dit artikel kunnen ook gemeenschappelijke methoden voor risico-, dreigings- en kwetsbaarheidsanalyses met betrekking tot ECI worden uitgewerkt, die via de comitéprocedure worden aangenomen.

Artikel 10 regelt de vertrouwelijkheid van de verzamelde, uitgewisselde en uit te wisselen informatie. Artikel 11 heeft betrekking op de te gebruiken comitéprocedure, waar is bepaald dat de CIP-contactpunten deel uitmaken van het comité dat de Europese Commissie bijstaat. Artikel 12 bepaalt dat de lidstaten uiterlijk 31 december 2007 de bepalingen uit deze richtlijn in nationale wet- en regelgeving moeten hebben omgezet.


Behandeling Raad

JBZ-Raad 27 en 28 november 2008 (agendapunt 2m)

Het Franse voorzitterschap beoogt tijdens de laatste JBZ-Raad onder haar leiding de ontwerprichtlijn kritieke infrastructuur definitief vast te stellen. Ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel zijn doel en reikwijdte ingekaderd, zodat een minimale variant van de richtlijn is overgebleven. Zo is de reikwijdte teruggebracht van alle sectoren naar de sectoren energie en transport .

JBZ-Raad 5 en 6 juni 2008 (agendapunt A2d)

In de definitieve tekstversie van het voorstel is de reikwijdte van de richtlijn beperkt tot twee vitale sectoren, energie en transport. Op grond van de richtlijn moeten eigenaren/operators van Europese vitale infrastructuren een beveiligingsplan hebben en een verbindingsfunctionaris aanwijzen. De lidstaten kunnen zelf bepalen hoe deze verplichtingen, met inachtneming van bestaande inter- en/of nationale regelgeving, worden geïmplementeerd. De lidstaten rapporteren elke 2 jaar algemene en beknopte informatie over de kwetsbaarheden, dreigingen en risico's per vitale sector aan de Commissie. Op basis van deze informatie zal de Commissie met de lidstaten beoordelen of in een bepaalde vitale sector bestaande beschermingsmaatregelen voldoende zijn of dat extra maatregelen genomen moeten worden. Elke lidstaat stelt een CIP contact Point (Critical Infrastructure Protection contact Point) aan die coördinerend optreedt ten aanzien van de uitvoering van de richtlijn. Na drie jaar zal deze richtlijn worden geëvalueerd.

JBZ-Raad 6 en 7 december 2007 (agendapunt 2c)

De voorzitter zal verslag doen van de stand van zaken over de onderhandelingen van voornoemde richtlijn. De richtlijn is een onderdeel van het kaderprogramma EPCIP. De richtlijn bevat een procedure om de Europese vitale infrastructuur te identificeren, vast te stellen en te onderzoeken of de beveiliging ervan verbeterd moet worden.

De inzet van Nederland is erop gericht om te waarborgen dat:

  • de richtlijn inclusief de uitvoeringsbevoegdheden van de Commissie op basis hiervan niet in strijd is met de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit.
  • bescherming vitale infrastructuur primair een nationale verantwoordelijkheid is en moet blijven.
  • het zijn van Europese vitale infrastructuur een uitzondering is.

De concept-tekst van de richtlijn ontwikkelt zich zodanig dat aan al deze punten tegemoet wordt gekomen.

De onderhandelingen zullen worden voortgezet door het volgende voorzitterschap. Naar verwachting zal in 2008 de richtlijn van kracht worden. Implementatie zal per vitale sector plaats vinden. Er zal naar verwachting gestart worden met de vitale sectoren transport, energie en informatie en communicatie technologie (ICT).

JBZ-Raad 19-20 april 2007 (agendapunt 2e)

De voorliggende ontwerpconclusies zijn aangenomen tijdens deze raad.

Op verzoek van de Europese Raad van juni 2004 heeft de Europese Commissie een strategie ontwikkeld voor de bescherming van de vitale infrastructuur in de EU. In dit kader zijn in december 2006 een mededeling over een Europees Programma Bescherming Vitale Infrastructuur (EPCIP, zie dossier 4.4.56) en een richtlijn door de EU naar buiten gebracht.

De lidstaten verwelkomen de activiteiten van de Commissie om op Europees niveau vitale infrastructuur te identificeren en de beveiliging daarvan te verbeteren, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel. In de tekst van de voorliggende ontwerpconclusies wordt uitdrukkelijk verwezen naar de primaire verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de bescherming van vitale infrastructuur op nationaal niveau en het in acht nemen van bestaande nationale arrangementen. Bescherming van vitale infrastructuur blijft in eerste instantie een nationale aangelegenheid, de toegevoegde waarde van EPCIP zit in de bescherming van vitale infrastructuren, waarvan de verstoring of vernietiging belangrijke gevolgen heeft in meerdere lidstaten.

In de databank EUR-Lex wordt de laatste stand van zaken in de Europese behandeling van het voorstel weergegeven.


Behandeling Europees Parlement

Op 10 juli 2007 heeft het EP een wetgevingsresolutie aangenomen.

In de databank OEIL van het Europees Parlement wordt de laatste stand van zaken in de behandeling van het voorstel weergegeven.


Standpunten andere lidstaten (IPEX)

In de databank IPEX wordt de behandeling van het voorstel in de diverse (kandidaat) lidstaatparlementen weergegeven.


Alle bronnen