Van februari 2002 tot en met juli 2003 heeft de Conventie over de toekomst van de Europese Unie plaatsgevonden, een Europese denktank (217 leden) die bestond uit vertegenwoordigers van de regeringen en parlementariërs van zowel de EU-lidstaten als de kandidaat-lidstaten, alsmede afgevaardigden van de Europese Commissie en het Europees parlement.

De Conventie diende oplossingen aan te dragen om de Europese Unie dichter bij de burger te brengen en de slagvaardigheid van de Unie na uitbreiding met tien nieuwe lidstaten- te waarborgen. Middels gedachtewisselingen in plenaire zittingen (gemiddeld twee per maand) en in werkgroepen moesten resultaten worden bereikt. Als eindproduct werd ruim een jaar later een concept voor een Europese grondwet gepresenteerd.


Aanleiding

De meest recente wijzigingen in het Verdrag van de Europese Unie zijn door de Europese regeringsleiders overeen gekomen tijdens de intergouvernementele conferentie (IGC) 2000. Het resultaat daarvan was het Verdrag van Nice. Aan dit verdrag werd tevens een 'verklaring betreffende de toekomst van de Europese Unie'PDF-document gehecht. In de verklaring staat "nu zij aldus de uitbreiding mogelijk heeft gemaakt, verlangt de Conferentie dat een breder en tegelijk dieper debat [waarbij alle belanghebbende partijen worden betrokken] over de toekomst van de Europese Unie wordt ingezet". Voorts kwamen de Europese regeringsleiders in Nice overeen dat wanneer het voorbereidend werk eenmaal voltooid was een nieuwe IGC bijeen moest worden geroepen in 2004 teneinde eventuele wijzigingen in de verdragen aan te brengen.

Een jaar later (december 2001) namen de Europese regeringsleiders de Verklaring van LakenPDF-document aan, waarin verscheidene, zeer uiteenlopende vraagstukken werden opgeworpen voor behoud van een daadkrachtig functioneren van de Europese Unie in de toekomst. Teneinde deze doelstelling te realiseren, alsmede ter voorbereiding op de IGC 2004 werd de "Conventie over de toekomst van de Europese Unie" in het leven geroepen.

Onder leiding van de voormalig Frans staatsman, Giscard d'Estaing, is de Conventie op 28 februari 2002 van start gegaan. Het slotdocument (dat ofwel een weergave van meerdere opties moest behelzen ofwel een consensusdocument diende te zijn) zou tijdens de Europese Raad van juni 2003 aan de regeringsleiders moeten worden overhandigd.


Nederlandse vertegenwoordiging op de Europese Conventie

De Nederlandse delegatie telde zes leden: namens de regering G. de VriesPDF-document (opvolger van H. van Mierlo in oktober 2002) met als zijn plaatsvervanger Th. de BruijnPDF-document.

De parlementaire vertegenwoordiging werd gevormd door R. Van der LindenPDF-document (Eerste Kamer) en F. TimmermansPDF-document (Tweede Kamer) met als plaatsvervangende leden W. van EekelenPDF-document (Eerste Kamer) en J. van DijkPDF-document (Tweede Kamer; opvolger van H. Van Baalen in september 2002).


Luister- en studiefase

Het verloop van de werkzaamheden van de Conventie werd ingedeeld in drie fasen: de luisterfase, de studiefase en de onderhandelingsfase.

De luisterfase duurde tot aan het zomerreces (februari-juli 2002). In deze periode vonden plenaire gedachtewisselingen plaats over de bredere, overkoepelende onderwerpen die van belang zijn voor behoud van slagvaardigheid en dynamiek in de Europese toekomst. Bijvoorbeeld de bevoegdhedenverdeling, het subsidiariteitsbeginsel, een Europese grondwet en de rol van nationale parlementen.

Naast de debatten in plenaire zittingen, ontstonden in deze fase tevens en marge bijeenkomsten van zowel de samenstellende delen in de Conventie (de regeringsvertegenwoordigers, de nationaal parlementariërs en de Europarlementariërs) als van de Europese politieke fracties. Vergaderingen van deze groepen vonden plaats voor aanvang van de plenaire zittingen.

Tijdens de studiefase (september-december 2002) hebben werkgroepen -bestaande uit meerdere Conventieleden en o.l.v. een lid van het Praesidium van de Conventie- op basis van een vastgesteld mandaat specifieke onderwerpen nader bestudeerd. De eindrapporten van de werkgroepen werden beschouwd als bouwstenen voor het toekomstig verdrag.

De eerste golf werkgroepen (6) verdiepte zich in het subsidiariteitsbeginselPDF-document, het handvest van de grondrechtenPDF-document, het economisch bestuurPDF-document, de rol van de nationale parlementenPDF-document, aanvullende bevoegdhedenPDF-document en een Europese rechtspersoonlijkheidPDF-document. De tweede serie werkgroepen (4) ging begin oktober van start en de bestudeerde onderwerpen betroffen: veiligheid , vrijheid en rechtvaardigheidPDF-document, het extern optredenPDF-document van de Unie, defensiePDF-document en vereenvoudigingPDF-document (van o.a. de wetgevingsprocedures en (beleids-) instrumenten). Begin december werd nog een elfde werkgroep opgericht die zich boog over een sociaal EuropaPDF-document.

Op 28 oktober 2002 presenteerde het Praesidium van de Conventie een raamwerk voor het toekomstig verdrag. Dit zogenoemde verdragsskeletPDF-document fungeerde hoofdzakelijk als leidraad voor de verdere werkzaamheden van de Conventie en kon bijdragen aan een betere structurering.


Onderhandelingsfase

In de laatste, tevens beslissende fase van de Conventie (januari-juni 2003) presenteerde het Praesidium concrete ontwerpartikelen (in lijn met het eerder gepresenteerde raamwerk) waarop de Conventieleden amendementen konden indienen. Op basis van deze amendementen en de uitkomsten van de plenaire Conventiezittingen deed het Praesidium herziene tekstvoorstellen.

Met name de ontwerpartikelen betreffende de Europese Instellingen waren onderwerp van een moeilijk debat, aangezien het hier de machtsvraag in de toekomstige Unie betrof.

Uiteindelijk heeft deze werkwijze geresulteerd in een Europese conceptgrondwet die tijdens de Europese Raad van Thessaloniki (20 juni 2003) door Giscard d'Estaing is aangeboden aan de regeringsleiders. Tijdens een laatste zitting van de Conventie (9-10 juli 2003) hebben de Conventieleden de conceptgrondwet van hun handtekeningen voorzien. Deze extra zitting was ingelast om de verdragsartikelen inzake de verschillende Europese beleidsterreinen te bespreken.


Einddocument

Op 18 juli 2003 heeft de Conventievoorzitter (verklaringPDF-document) uiteindelijk een (complete) Europese grondwetPDF-document overhandigd aan het Italiaanse voorzitterschap van de Unie. Het verdrag bestaat uit vier delen, te weten de constitutionele architectuur (deel I), het Handvest van de Grondrechten (deel II), het deel met de beleidsartikelen (deel III) en de Algemene en Slotbepalingen (deel IV).

In de conclusies van de Europese RaadPDF-document werd vastgelegd dat de conceptgrondwet een goede uitgangsbasis vormt voor de intergouvernementele conferentie (IGC). De IGC zal (hoogstwaarschijnlijk) in oktober onder Italiaans voorzitterschap aanvangen.


Resultaat

De Conventie is erin geslaagd de huidige vier Europese Verdragen terug te brengen in slechts één Verdrag met eenvoudiger besluitvormings- en wetgevingsprocedures alsmede minder juridische instrumenten in een Europese omgeving van meer transparantie middels openbaarheid van zowel vergaderingen als documenten. Enkele in het oog springende elementen uit de conceptgrondwet zijn:

  • het opheffen van de bestaande pijlerstructuur waarmee tevens het onderscheid tussen Europese Gemeenschap en Europese Unie verdwijnt
  • de Europese Unie krijgt rechtspersoonlijkheid (de EU is daarmee zelf rechts- en handelingsbevoegd; Deel I, art. 6).
  • een aparte bevoegdhedenparagraaf waarin is vastgelegd wie (EU, de lidstaten of samen) wat doet en hoe dat dient te geschieden (Deel I, Titel III: de bevoegdheden van de Unie).
  • een integrale opname in het verdrag van het "Handvest van de Grondrechten" (Deel II)
  • meer Europese besluitvorming met een gekwalificeerde meerderheid (en medebeslissingsrecht voor het Europees parlement) in plaats van unanimiteit. Gekwalificeerde meerderheid (Deel I; Titel IV; art. 24) zal inhouden een meerderheid van de lidstaten die ook drievijfde van de Europese bevolking vertegenwoordigen ("dubbele drempel"). Met name op het terrein van asiel en immigratie (Deel III; Hoofdstuk IV; art. III-158 t/m art. III-178) is hiermee grote vooruitgang geboekt.
  • de nationale parlementen dienen middels het "early warning mechanism" aandacht te besteden aan de subsidiariteitstoets betreffende beleidsvoorbereidende documenten en wetsvoorstellen van de Europese Commissie ("Protocol betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid").
  • Voor het bespreken en voorbereiden van een herziening van het Verdrag wordt een Conventie in het leven geroepen worden (Deel IV, art. 7).
  • vrijwillige uittreding door een lidstaat is mogelijk (Deel I, art. 57).

Institutionele architectuur:

  • de EU krijgt een vaste president die met gekwalificeerde meerderheid door de Europese Raad wordt gekozen voor een periode van 2,5 jaar (mogelijkheid tot herverkiezing voor één termijn). (Deel I; Titel IV; art. 21)
  • een Europese minister van Buitenlandse Zaken wordt door de Europese Raad (met instemming van de voorzitter van de Europese Commissie) aangesteld. Deze persoon dient het gemeenschappelijk buitenlands, veiligheid en defensiebeleid van de Unie uit te voeren. Naast het mandaat verkregen (en derhalve onder de verantwoordelijkheid) van de Europese Raad fungeert de Europese minister van Buitenlandse Zaken tevens als vice-voorzitter van de Europese Commissie en is dientengevolge gebonden aan de collegialiteitregels van de Commissie (zogenoemde "dubbelhatting"). (Deel I; Titel IV; art. 27).
  • De Europese Commissie zal bestaan uit de voorzitter, de Europese minister van Buitenlandse Zaken en dertien Eurocommissarissen. De Eurocommissarissen worden op basis van een roulatiesysteem - dat de gelijkwaardigheid van de lidstaten moet waarborgen - gekozen. Additioneel kan de voorzitter Commissarissen zonder stemrecht opnemen in zijn college. De voorzitter van de Europese Commissie wordt door de Europese Raad (met gekwalificeerde meerderheid) voorgedragen aan het Europees Parlement. Het Parlement dient akkoord te gaan met een meerderheid van stemmen, bij onvoldoende steun dient de Europese Raad een nieuw persoon aan tF dragen. (Deel I; Titel IV; art. 25-26).
  • Het aantal Raadsformaties wordt teruggebracht. De belangrijkste Raad van Ministers wordt de Raad Wetgeving en Algemene Zaken. In de hoedanigheid van Raad Wetgeving beraadslaagt en vaardigt hij (in samenhang met het Europees Parlement) de Europese kaderwetten en wetten uit; In de hoedanigheid van Raad Algemene Zaken dienen (in samenspraak met de Europese Commissie) de Europese Raden te worden voorbereid. Daarnaast bestaat de Raad Buitenlandse Zaken die wordt voorgezeten door de Europese Minister van Buitenlandse Zaken. De Europese Raad dient een besluit te nemen over mogelijke overige Raadsformaties. Het voorzitterschap van de verschillende Raadsformaties wordt voor één jaar uitgeoefend door vertegenwoordigers van de lidstaten in de desbetreffende Raadsformatie op basis van een toerbeurtensysteem. (Deel I; Titel IV; art. 22-23).

Parlementaire terugkoppelingsbijeenkomsten

Schriftelijke Conventiebijdragen (op initiatief) van de parlementaire leden:

  • "De rol van nationale parlementen: een voorbeeld van een 'good practice'", René van der Linden en Wim van Eekelen (CONV 182/02PDF-document; 11 juli 2002).
  • "De Toekomst van het Europese statistische systeem", Frans Timmermans (CONV 491/03PDF-document; 17 januari 2003).
  • "Verklaring over een versterkt institutioneel partnerschap tussen de Raad van Europa en de Europese Unie" (CONV 688/03PDF-document; 14 april 2003).
  • "Verklaring over de rol van de nationale parlementen: vergroten van het nationaal Europees bewustzijn" (CONV 834/03Word-document; 24 juli 2003).

Parlementaire Conventiebijdragen

Schriftelijke Conventiebijdragen (op initiatief) van de parlementaire leden:

  • "De rol van nationale parlementen: een voorbeeld van een 'good practice'", René van der Linden en Wim van Eekelen (CONV 182/02PDF-document; 11 juli 2002).
  • "De Toekomst van het Europese statistische systeem", Frans Timmermans (CONV 491/03PDF-document; 17 januari 2003).
  • "Verklaring over een versterkt institutioneel partnerschap tussen de Raad van Europa en de Europese Unie" (CONV 688/03PDF-document; 14 april 2003).
  • "Verklaring over de rol van de nationale parlementen: vergroten van het nationaal Europees bewustzijn" (CONV 834/03Word-document; 24 juli 2003).

Notities van de Nederlandse regering inzake de Europese Conventie

Conventiebijdragen, vanaf maart 2003:

  • Conventiebijdrage van de heren Alfonso Dastis (regeringsvertegenwoordiger van Spanje) en Gijs de Vries, "Voorstellen voor het waarborgen van een efficiënte en effectieve werkwijze van het Hof van Justitie en het Gerecht van Eerste Aanleg" (CONV 620/03), (pdf, 13 maart 2003)PDF-document
  • Conventiebijdrage van mevrouw Lena Hjelm-Wallen (regeringsvertegenwoordiger Zweden) en Gijs de Vries, "Het toekomstige begrotingsstelsel van de Unie" (CONV 651/03), (Word, 28 maart 2003)Word-document
  • Frans-Nederlandse Conventiebijdrage van de heren Gijs de Vries en Dominique de Villepin, "Versterking van de rol van de Commissie" (CONV 664/03), (Word, 2 april 2003)Word-document
  • Conventiebijdrage "Opneming van het Handvest in het constitutioneel verdrag" (CONV 659/03) mede ondertekend door Gijs de Vries (Word, 14 april 2003)Word-document
  • Conventiebijdrage van de Beneluxlanden, gepresenteerd door de heren Gijs de Vries, Jacques Santer en Louis Michel "De Instellingen van de Unie" (CONV 732/03), (Word, 8 mei 2003)Word-document
  • Conventiebijdrage van de heer Gijs de Vries "De Europese strafrechtelijke ruimte" (CONV 733/03), (Word, 12 mei 2003)Word-document

Ontwerp van het constitutioneel verdrag

Definitief ontwerp van de Grondwet van de Europese Conventie

Herziene ontwerpartikelen van het praesidium van de Europese conventie (mei - juni 2003)

Ontwerpartikelen van het praesidium van de Europese Conventie (februari - mei 2003):


Ingediende amendementen door de Nederlandse vertegenwoordigers van de Staten-Generaal


Meer informatie

WRR-paperserie 'De Nederlandse stem in de Europese Conventie'

  • Prof. dr. J. Rood, "De institutionele uitdaging van de Europese conventie" (pdf, april 2003)PDF-document
  • Prof. dr. J. Pelkmans et. al., "De Nederlandse stem in de Europese Conventie. Een impuls voor het debat over het eindspel." Paper voor de WRR-conferentie 'De Nederlandse stem in de Europese Conventie', 21 mei 2003, Den Haag. (pdf, mei 2003)PDF-document
  • Dr. B. Crum, "Vertegenwoordigende democratie in Europa. Een verkenning van de institutionele mogelijkheden." Paper voor de WRR-Conferentie 'De Nederlandse stem in de Europese Conventie', 21 mei 2003, Den Haag. (pdf, mei 2003)PDF-document
  • Prof. mr. W. de Zwaan en Dr. A.N.J. Goudappel, "De Europese grondwet. Het onderscheid tussen primaire en secundaire teksten van de Europese Unie" (pdf, mei 2003)PDF-document
  • Prof. Dr. E.M.H. Hirsch Ballin en mw. Dr. S.C. van Bijsterveld, "De integratie van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie in de constitutie van de Europese Unie" (pdf, mei 2003)PDF-document

  • E. Philippart and M. Sie Dhian Ho, "Flexibility and the new constitutional treaty of the European Union" (pdf, mei 2003)PDF-document