E090205
Laatste revisie: 31-07-2012

E090205 - Voorstel voor een verordening betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en authentieke akten op het gebied van erfopvolging en betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring



Op grond van dit voorstel is op de executie van testamenten binnen de Europese Unie voortaan steeds één rechtsstelsel van toepassing, ook al bevinden de te verdelen goederen zich in diverse landen. Als hoofdregel geldt dat het recht van het land waar de erflater zijn laatste gewone verblijfplaats had van toepassing is en dat de rechters van dat land bevoegd zijn in kwesties rond de erfopvolging. De erflater kan echter ook het recht kiezen van de staat waarvan hij de nationaliteit bezit.


Stand van zaken

Behandelfase Eerste Kamer: gepubliceerd in Europees publicatieblad.

Nationaal

Op 4 juni 2012 heeft de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie een brief gestuurd aan de Kamer met een raadsdocument over de verordening erfrecht. Op 5 juni 2012 heeft de commissie voor Immigratie en Asiel/JBZ-Raad (I&A/JBZ) het raadsdocument voor kennisgeving aangenomen.

Europees

Tijdens de JBZ-Raad van 7 en 8 juni 2012 heeft de Raad ingestemd met de verordening erfrecht.  


Kerngegevens

document Europese Commissie

COM(2009)154PDF-document, d.d. 14 oktober 2009

rechtsgrondslag

VwEU artikel 81 paragraaf 2

commissie Eerste Kamer

beleidsterreinen

verwant dossier


Implementatie

Verordening (EU) Nr. 650/2012PDF-document is op 4 juli 2012 ondertekend door het Europees Parlement en de Raad en gepubliceerd in Pb EU L 201 d.d. 27 juli 2012


Behandeling Eerste Kamer

Op 4 juni 2012 heeft de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie een brief gestuurd aan de Kamer met een Raadsdocument over de verordening erfrecht, omdat de verordening geagendeerd is als A-punt tijdens de JBZ-Raad van 7 en 8 juni 2012. Op 5 juni 2012 heeft de commissie voor Immigratie en Asiel/JBZ-Raad (I&A/JBZ) het raadsdocument voor kennisgeving aangenomen.

Op 31 januari 2012 heeft de commissie voor Immigratie en Asiel/JBZ-Raad (I&A/JBZ) de raadsdocumenten voor kennisgeving aangenomen.

Op 18 januari 2012 heeft de minister van Veiligheid en Justitie het verslag van de JBZ-Raad van 13 en 14 december 2011 aan de Kamer gestuurd samen met twee Raadsdocumenten over de erfrechtverordening (zie voor het verslag en de raadsdocumenten Behandeling Raad ). Op 24 januari 2012 heeft de commissie voor Immigratie en Asiel/JBZ-Raad (I&A/JBZ) besloten de bespreking van de raadsdocumenten aan te houden tot 31 januari 2012 .

Op 19 april 2011 heeft de commissie JBZ de reactie van de minister van V&J voor kennisgeving aangenomen.

De minister van V&J heeft op 7 april 2011 gereageerd op de brief van de commissie. De minister stelt dat er sprake is van een grensoverschrijdende erfenis wanneer bij het vaststellen van de omvang of de verdeling van de nalatenschap of bij het aanwijzen van de begunstigden van de nalatenschap een grensoverschrijdend aspect aanwezig is.

Op 18 maart 2011 heeft de commissie JBZ een brief verstuurd aan de minister van Veiligheid en Justitie met vragen over de ontwerpverordeningover erfrecht. De commissie vraagt onder meer wanneer er sprake is van een 'grensoverschrijdende erfenis' en of een eenvormige verordening wel adequate oplossingen kan bieden voor zeer diverse bilaterale problemen.  

Naar aanleiding van het verslag van de informele JBZ-Raad van 20 en 21 januari 2011 besloot de commissie JBZ op 15 maart 2011 vragen aan de regering voor te leggen over de ontwerpverordening erfrecht.

Op 21 april 2010 heeft de minister van Justitie gereageerd op de brief van de commissie voor de JBZ-Raad over de erfrechtverordening. De minister geeft aan dat naar verwachting begin 2011 het voorstel van de Commissie voor herziening van de verordening Brussel I verschijnt. De EK zal het voorstel samen met het BNC-fiche ontvangen.

De Minister van Justitie heeft op 16 februari 2010 per brief gereageerd op de brief van de commissie voor de JBZ-Raad d.d. 24 november 2009. De commissie bleek op 9 maart 2010 niet geheel tevreden over deze reactie. Besloten werd een brief te schrijven waarin de regering wordt gevraagd de Eerste Kamer actief op de hoogte te houden van de waarborgen die in de herziene Brussel I-verordening en/of de erfrechtverordening in de plaats zullen komen van de exequaturprocedure. Deze brief werd op 16 maart 2010 vastgesteld en verzonden.

Nadat de plenaire vergadering van de Eerste Kamer op 8 december 2009 had ingestemd met het positieve subsidiariteitsadvies te aanzien van onderhavig voorstel, werd er op 15 december 2009 een gezamenlijke brief met de Tweede Kamer naar de Europese Commissie verzonden.

Tijdens de vergadering van 24 november 2009 van de commissie voor de JBZ-Raad is een brief over onderhavig voorstel vastgesteld, die op 25 november 2009 aan de minister van Justitie is verstuurd. Verder heeft de commissie in deze vergadering besloten haar positieve subsidiariteitadvies op 8 december 2009 aan de plenaire vergadering voor te leggen.

Op 17 november 2009 heeft de commissie voor de JBZ-Raad in haar vergadering gesproken over onderhavig voorstel en of het voorstel in overeenstemming is met beginsel van subsidiariteit. De commissie heeft besloten de Eerste Kamer te adviseren dat voor het voorstel voldoende rechtsgrondslag in het EG-verdrag bestaat en dat het voorstel aan de vereisten van subsidiarteit en proportionaliteit voldoet. Bekeken zal nog worden of het oordeel van de Eerste en Tweede Kamer kan worden afgestemd. Bij de commissie bestaat nog behoefte aan een toelichting van de regering op het afschaffen van het exequatur en de apostille in erfrechtzaken en zal gevraagd worden of dit niet beter gefaseerd kan gebeuren, gezien het feit dat het voor deze afschaffing noodzakelijke vertrouwen tussen de lidstaten nog niet kan bestaan.

Tijdens de XLII COSAC bijeenkomst op 5 en 6 oktober 2009 in Stockholm heeft de COSAC zijn eerdere besluit tot de uitvoering van een subsidiariteitstoets met betrekking tot onderhavig voorstel herbevestigd. Op 14 oktober 2009 heeft het COSAC secretariaat met het oog op deze toets een aide-mémoire gepubliceerd. Startdatum van de toets is 21 oktober 2009, de dag waarop het voorstel in alle officiële talen van de EU is gepubliceerd. De toets dient voor 17 december 2009 te zijn afgerond.

Op 31 maart 2009 heeft de Eerste Kamer instemming onthouden op formele gronden.


Behandeling Tweede Kamer

Op 20 oktober 2009 heeft de Tijdelijke Gemengde Commissie Subsidiariteitstoets in het kader van de subsidiariteit -en proportionaliteitstoets aan de commissie voor Justitie een adviesaanvraag gevraagd over onderhavig voorstel en of het voorstel voldoende rechtsgrondslag biedt en aan de vereisten van subsidiarteit en proportionaliteit voldoet. De commissie heeft per brief van 18 november 2009 aangegeven geen bezwaar te zien met betrekking tot voorgestelde rechtsgrondslag en de subsidiariteit en proportionaliteit van de voorgestelde maatregelen.

  • brief Staten-Generaal - 145375.01u
    15 december 2009
  • brief Tweede Kamer - 32184, 3
    18 november 2009
  • adviesaanvraag Tweede Kamer - 32184, 2h
    20 oktober 2009

Standpunt Nederlandse regering

Zowel de subsidiariteit als proportionaliteit wordt in het BNC-fiche positief beoordeeld. Omdat de huidige situatie waarbij er bijvoorbeeld op een nalatenschap twee (of meer)nationale rechtsstelsels van toepassing zijn, problematisch is, is het goed om het internationaal privaatrecht (IPR) binnen de Europese Unie voor de afhandeling van erfenissen en daarmee de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van burgerrechtelijke beslissingen en authentieke akten, vast te stellen. De keuze voor een verordening is positief omdat die uniforme en rechtstreeks bindende regels hierover vastlegt die dit probleem oplost. Omdat deze niet omgezet hoeft te worden in nationaal recht levert dit voor erfgenamen en erflaters de meeste rechtszekerheid op. Het voorstel harmoniseert niet het (materiële) erfrecht van de lidstaten en gaat niet verder dan gezien het doel wenselijk is.

Nederland heeft zich al onder het Nederlandse voorzitterschap sterk gemaakt voor opneming van het internationaal erfrecht in het Haags Programma. Op het Groenboek van de Commissie uit 2006 is eveneens door Nederland positief gereageerd. Nederland is partij bij het Haags verdrag van 1989 inzake het op de erfopvolging toepasselijke recht. Er is evenwel geen uitzicht op inwerkingtreding van dit verdrag. Dat er voor het Haags verdrag een EU-verordening in de plaats komt, is in lijn met de Nederlandse inzet.

  • bnc-fiche Ministerie van Buitenlandse Zaken - 22.112, 957
    9 november 2009

Samenvatting voorstel Europese Commissie

Op grond van dit voorstel is op de executie van testamenten binnen de Europese Unie voortaan steeds één rechtsstelsel van toepassing, ook al bevinden de te verdelen goederen zich in diverse landen. Als hoofdregel geldt dat het recht van het land waar de erflater zijn laatste gewone verblijfplaats had van toepassing is en dat de rechters van dat land bevoegd zijn in kwesties rond de erfopvolging. De erflater kan echter ook het recht kiezen van de staat waarvan hij de nationaliteit bezit.

Van een harmonisatie van het materiële erfrecht is bij het voorstel geen sprake: het gaat enkel om conflictregels die de bevoegde rechter en het toepasselijke recht aanwijzen. De verordening stelt daarnaast een Europese erfrechtverklaring in, die het bewijs levert van de hoedanigheid van erfgenaam of legataris en van de bevoegdheden van executeurs-testamentair of derden-beheerders. Deze erfrechtverklaring wordt automatisch erkend in de gehele Europese Unie. De nieuwe regels hebben geen betrekking op successiebelasting.


Behandeling Raad

Tijdens de JBZ-Raad van 7 en 8 juni 2012 heeft de raad ingestemd met de verordening erfrecht. De verordening is direct van toepassing.

JBZ-raad 13 en 14 december 2011 (agendapunt 3, onderdeel II Veiligheid en Jusititie, Grondrechten en Burgerschap)

De Raad bereikte een algemene oriëntatie over de ontwerp-verordening erfrecht. Twee onderwerpen maakten geen onderdeel uit van de algemene oriëntatie, te weten het beheer van de nalatenschap en de inkorting van schenkingen bij leven ('clawback'). Deze onderwerpen, alsook de inleidende overwegingen bij de erfrechtverordening, dienen nog verder besproken te worden op het niveau van de raadswerkgroep en COREPER.

Verplichte aanstelling van een beheerder t.b.v. bescherming crediteuren

Enkele lidstaten hebben verzocht een bijzondere regeling in de verordening op te nemen, waardoor in het geval er sprake is van een grensoverschrijdende nalatenschap en er goederen zijn gelegen in die lidstaat voor de overdracht van deze goederen eerst een beheerder moet worden aangesteld ter bescherming van de schuldeisers. De beheerder kan ten behoeve van de lokale schuldeisers beschermende maatregelen treffen. Nederland is met een aantal andere lidstaten kritisch over dit voorstel.

Inbreng en inkorting schenkingen ('clawback')

De ontwerp-verordening stelt dat het toepasselijk recht bepaalt of, en in hoeverre, sprake kan zijn van inbreng en/of inkorting van schenkingen. Nederland en de meeste lidstaten stemmen in met dit uitgangspunt.

Enkele lidstaten willen een beperking van de 'clawback', omdat zij geen of slechts een zeer beperkte 'clawback' kennen en menen dat schenkingen die in hun land aan bijvoorbeeld charitatieve instellingen of musea zijn gedaan en die vervolgens (deels) teruggeëist kunnen worden tot rechtsonzekerheid leiden. Enkele lidstaten kennen een 'clawback' die teruggaat tot twintig jaar voor het overlijden van de erflater en waarbij aanspraak gemaakt kan worden op specifieke goederen. Nederland is geen voorstander van een beperking van de 'clawback' en evenmin van een bescherming van de legitieme portie. De beperkte rechtskeuze voor nationaliteit in de verordening, waarmee kan worden afgeweken van het beginsel dat het recht van de gewone verblijfplaats bepaalt of sprake is van een legitieme portie, biedt voldoende bescherming aan de belangen van legitimarissen.

JBZ-raad 9-10 juni 2011 (agendapunt 22)

De Raad bereikte overeenstemming over de tekst van het politiek compromis. Het inkomend Poolse Voorzitterschap kondigde aan op de JBZ-Raad in december 2011 een algemene oriëntatie over de tekst van de ontwerp-verordening te willen bereiken.

De onderstaande hoofdpunten waren onderdeel van bespreking:

  • a. 
    de verhouding erfrecht/vermogensrecht; de aard van het goederenrecht, de registratie en publicatie van dit recht valt buiten de werkingssfeer van de verordening;
  • b. 
    de gewone verblijfplaats als aanknopingspunt voor het toepasselijk recht;
  • c. 
    notarissen vallen in beginsel niet onder de toepassing van hoofdstuk II van de verordening inzake bevoegdheid; deze regels gelden voor gerechten of autoriteiten die een gerechtelijke functie uitoefenen;
  • d. 
    de formele geldigheid van testamenten wordt geregeld in de verordening, hiervoor wordt aangesloten bij het Haags Verdrag van 1961 waarbij Nederland partij is;
  • e. 
    het beheer van de nalatenschap valt onder de werkingssfeer van de verordening; de details moeten nog uitgewerkt worden in de raadswerkgroepen;
  • f. 
    de algemene openbare orde clausule wordt opgenomen in de verordening, ook wordt opgenomen dat lidstaten met meerdere territoriale stelsels (bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk of Spanje) via hun nationale conflictregels bepalen welk recht van toepassing is in elke afzonderlijke territoriale eenheid;
  • g. 
    authentieke akten dienen vrij te kunnen circuleren en dienen in een andere lidstaat dezelfde effecten te sorteren als in de lidstaat waarin de authentieke akte is opgesteld; indien niet dezelfde effecten kunnen worden verkregen (bijvoorbeeld men kent het recht van vruchtgebruik niet) dan dient via omzetting het recht te worden verkregen dat daarbij het meest in de buurt komt;
  • h. 
    de Europese verklaring van erfrecht is een sui generis (op zich zelf staand) document, waarmee personen hun hoedanigheid als erfgenaam, beheerder, legataris en executeur-testamentair kunnen bewijzen. Derden te goeder trouw kunnen uitgaan van de juistheid van de in de erfrechtverklaring genoemde feiten en bijvoorbeeld op basis van de verklaring van erfrecht bevrijdend betalen door een schuld aan de erflater aan een erfgenaam te voldoen.

Het voorstel werd voorafgaand aan de Raad besproken op het niveau van de raadswerkgroep en het Coreper. De onderhandelingen vorderden langzaam, maar gestaag. Hoewel Nederland positief is over het voorgestelde compromispakket van het Voorzitterschap, is nadere uitwerking van het compromisvoorstel nodig voor een meer definitieve standpuntbepaling. De hoofdpunten van de verordening zijn immers ook besproken tijdens de informele Raad in Gödöllö op 20-21 januari 2011, waarbij de meeste lidstaten aandrongen op helderheid en duidelijkheid in de verordening. Nederland kan de algemene beginselen die zijn geformuleerd voor de diverse aspecten van de verordening steunen, zoals de gewone verblijfplaats als aanknopingspunt voor het toepasselijke recht en het opnemen van een regeling inzake de formele geldigheid van testamenten in de verordening. Veel belangrijke details ontbreken echter nog in de compromisvoorstellen. Nederland is van mening dat het document van het Voorzitterschap de helderheid en duidelijkheid zou moeten bevatten die nodig is om tot daadwerkelijke voortgang in de Raad te komen.

Een hoofdpunt van bespreking is een ontsnappingsclausule voor het uitzonderlijke geval dat blijkt dat de erflater nauwere banden heeft met een andere staat dan de staat van zijn gewone verblijfplaats. In dat geval moet als aanknopingspunt voor het toepasselijk recht op de afwikkeling van de nalatenschap niet de gewone verblijfplaats gelden maar het recht van de staat waarmee de erflater de nauwste banden had op het moment van overlijden. Op aandringen van diverse lidstaten, waaronder Nederland, zal het Voorzitterschap een tekst van deze strekking voor de ontsnappingsclausule voorleggen in het Coreper van 1 juni a.s. Nederland is van mening dat de gewone verblijfplaats als aanknopingspunt voor het toepasselijk recht voldoende duidelijkheid biedt, zodat geen ontsnappingsclausule in de verordening hoeft te worden opgenomen. Bij wijze van compromis kan Nederland echter instemmen met een ontsnappingsclausule. Voorwaarde hierbij was dat de tekst van de clausule zou worden opgenomen in het compromisdocument en deze tekst een strekking zou hebben zoals nu door het Voorzitterschap zal worden opgenomen in het aangepaste compromisvoorstel voor het Coreper van 1 juni a.s. Ook bepleit Nederland dat helder wordt omschreven wat het doel van de verklaring van erfrecht wordt en wanneer deze dienstbaar is voor de burger.

De (huidige) exequaturprocedure van Brussel I is thans opgenomen in de tekst van de verordening. Hierover bestaat consensus in de Raad, derhalve is deze regeling niet in het voorstel voor een politiek compromis opgenomen. 

JBZ-Raad 11-12 april 2011 (agendapunt 13)

Het voorstel wordt op dit moment in de raadswerkgroep besproken.

De onderhandelingen vorderen langzaam maar gestaag en het Voorzitterschap zet sterk in op het bereiken van een algemene oriëntatie. In de onderhandelingen wordt in het bijzonder aandacht besteed aan de wijze van erkenning van authentieke akten, aan de noodzaak voor een alternatief aanknopingspunt (naast de gewone verblijfplaats) voor de aanwijzing van het toepasselijk recht op de afwikkeling van de nalatenschap, en aan de invulling van het karakter en het doel van de verklaring van erfrecht.

Nederland is van mening dat de gewone verblijfplaats als aanknopingspunt voor het toepasselijk recht voldoende duidelijkheid biedt, zodat geen alternatief aanknopingspunt in de verordening dient te worden opgenomen. Ook bepleit Nederland dat helder wordt omschreven wat het doel van de verklaring van erfrecht wordt en wanneer deze dienstbaar is voor de burger.

Tijdens de Raad deed het Voorzitterschap verslag van de stand van zaken van de besprekingen over de ontwerp-verordening erfopvolging en erfrechtverklaring. Het Voorzitterschap gaf aan dat de onderhandelingen al ruim anderhalf jaar aan de gang zijn. De belangrijkste punten in de onderhandelingen zijn de volgende:

  • 1. 
    het aanwijzen van de bevoegde autoriteit (notaris en/of gerecht),
  • 2. 
    wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen en authentieke akten,
  • 3. 
    de afbakening van erfrecht en goederenrecht en, daarmee verband houdend, de plaats van de (onroerende) goederen van de nalatenschap,
  • 4. 
    de gewone woonplaats als aanknopingspunt voor het toepasselijk recht.

Het Voorzitterschap gaf aan dat voor deze kwesties nog een compromis moet worden gesloten, en riep de lidstaten op flexibiliteit en terughoudendheid te betrachten bij het innemen van standpunten. Het Voorzitterschap streeft naar een (gedeeltelijke) algemene oriëntatie op de JBZ-Raad van 9 en 10 juni 2011.

Informele JBZ-Raad 20 en 21 januari 2011

In de discussie over het burgerschap vroeg het Hongaarse Voorzitterschap bijzondere aandacht voor het erfrecht. De voorliggende vraag was, welke kernpunten van de ontwerp-verordening een juridische oplossing vragen die een daadwerkelijke vereenvoudiging inhoudt van de uitoefening van rechten van burgers in grensoverschrijdende gevallen.

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie gaf aan dat Nederland positief staat tegenover het voorstel dat uniforme regels geeft inzake de vaststelling van het toepasselijk recht met betrekking tot de afwikkeling van grensoverschrijdende nalatenschappen. De meeste lidstaten waren dezelfde mening toegedaan, waarbij vooral werd aangedrongen op helderheid en duidelijkheid in de verordening. Voor het Voorzitterschap is de ontwerp-verordening erfrecht één van de prioriteiten.

Tijdens de JBZ-Raad van 3 en 4 juni 2010 heeft de Raad politieke richtsnoeren aangenomen voor de verdere werkzaamheden met betrekking tot de voorgestelde Europese regels op het gebied van erfopvolging en de Europese erfrechtverklaring.

Op 28 mei 2010 heeft de minister van Justitie en BZK de geannoteerde agenda van de JBZ-raad 3 en 4 juni naar de Eerste Kamer gestuurd. De Raad zal spreken over onderhavige verordening door de uitgangspunten vast te stellen voor verdere werkzaamheden.

JBZ-Raad 23 oktober 2009 (agendapunt B10)

Blijkens het verslag is dit agendapunt als B-punt afgehandeld.

Voorgesteld wordt een zaak in beginsel door de daartoe best geplaatste jurisdictie te laten behandelen. Als toepasselijk recht wordt voorgesteld het recht van de laatste verblijfplaats van de overledene, tenzij de persoon bij leven een andere keuze heeft gemaakt. Deze aanpak biedt volgens de Commissie een evenwicht tussen de vrije keuze en de bescherming van nabestaanden.

Verder stelt de Commissie een Europees erfopvolgingscertificaat voor. Daarmee kan men overal in de EU bewijzen erfgenaam te zijn. Het doel is een coherentie jurisdictie te bepalen en parallelle procedures uit te sluiten.

Aangezien het voorstel eigendomsrecht betreft en geen familierecht zal dit voorstel met gekwalificeerde meerderheid in de Raad en via de medebeslissingsprocedure worden behandeld.

JBZ-Raad 6 en 7 april 2009 (agendapunt B6)

Blijkens het verslag is dit agendapunt komen te vervallen.

Doel van dit voorstel is om uniforme regels vast te stellen voor het toepasselijk recht voor diverse aspecten van de afwikkeling van erfopvolging en nalatenschap. Nederland heeft zich tijdens het Nederlands voorzitterschap in 2004 sterk gemaakt voor opneming van het internationaal erfrecht in het Haags programma. De Commissie heeft in 2006 een Groenboek gepubliceerd. Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, heeft daarop positief gereageerd. Nederland is momenteel partij bij het Haags verdrag van 1989 inzake het recht dat van toepassing is op erfopvolging. Tijdens deze bijeenkomst van de Raad zal de Commissie het voorstel presenteren en toelichten.

In de databank EUR-Lex wordt de laatste stand van zaken in de Europese behandeling van het voorstel weergegeven.


Behandeling Europees Parlement

In de databank OEIL van het Europees Parlement wordt de laatste stand van zaken in de behandeling van het voorstel weergegeven.


Standpunten andere lidstaten (IPEX)

Op 19 mei 2010 heeft de COSAC een rapport gepubliceerd met de resultaten van de subsidiariteitstoets over het voorstel over erfopvolging.  

In de databank IPEX wordt de behandeling van het voorstel in de diverse (kandidaat) lidstaatparlementen weergegeven.


Reacties Derden

Op 17 december 2009 concludeerde de commissie voor Europese ZakenPDF-document van de Portugese Assembleia da República dat het onderhavige voorstel niet in strijd is met het subsidiariteitsbeginsel. Wel plaatst de commissie vraagtekens bij het uitgangspunt van de laatste gewone verblijfplaats van de erflater, hetgeen afwijkt van het Portugese recht. Ook met betrekking tot het voorgestelde artikel 27 van de verordening - over het niet toepassen van een rechtsregel op grond van openbare orde-argumenten - constateert de commissie dat sprake is van een afwijking van de Portugese wetgeving.

Op 15 december 2009 heeft de commissie voor de Justitie van de Belgische Kamer van volksvertegenwoordigers een subsidiariteitsadviesPDF-document over het onderhavige voorstel uitgebracht. De commissie constateert fundamentele tegenstrijdigheden in de tekst van artikel 27 van het voorstel in de Nederlandstalige versie enerzijds en de Engels- en Franstalige versies anderzijds. De commissie oordeelt dat het voorstel voor een verordening in overeenstemming is met het subsidiariteitsbeginsel, maar dat sommige bepalingen ervan verder gaan dan wat nodig is om de doelstellingen te verwezenlijken. Artikel 27 van het voorstel zou, in de Engels- en Franstalige versies, de regeling van het voorbehouden erfdeel op de helling zetten. Die regeling is een essentieel onderdeel van het Belgische erfrecht en is van openbare orde. Het voorstel is in zijn huidige vorm daarom in strijd met het evenredigheidsbeginsel. Het advies van de commissie geldt als dat van de Kamer.

Ook de commissie voor de Justitie van de Belgische Senaat ziet blijkens haar besluitPDF-document van 8 december 2009 tegenstrijdigheden in de verschillende taalversies, die nochtans over dezelfde authentieke kracht beschikken. Het feit dat de voorgestelde regeling afbreuk doet aan de wettelijke reserve, is voor haar eveneens reden om de Europese instellingen om een nadere verantwoording te vragen.

Op 14 oktober 2009 heeft de Raad van Notarissen van de Europese Unie een persbericht gepubliceerd, waarin het voorstel van de Europese Commissie steunt met betrekking tot onderhavig voorstel. De Raad is onder ander zeer verheugd met de 'controlerende autonomie' principe, dat bepaalt dat de wet ook van toepassing is op het recht van erfopvolging als vaste verblijfplaats van een overledene. Burgers kunnen daarnaast bij planning van hun erfopvolging bepalen welk nationaal recht van toepassing is.

  • PDF-document standpunt lidstaat Lidstaat - Standpunt Portugese Assembly of the Republic
    17 december 2009
  • PDF-document standpunt lidstaat Lidstaat - Standpunt Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers
    15 december 2009
  • PDF-document standpunt lidstaat Lidstaat - Standpunt Belgische Senaat
    8 december 2009
  • [en]PDF-document COSAC - Aide-memoire for the subsidiarity check
    14 oktober 2009
  • [en]PDF-document Council of the Notariats of the European Union - Opinion CNUE
    14 oktober 2009

Alle bronnen