E210036 - Voorstel voor een verordening wat betreft de prudentiële behandeling van groepen van mondiaal systeemrelevante instellingen met een multiple-point-of-entry-afwikkelingsstrategie en een methodiek voor de indirecte plaatsing van voor het minimumvereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva in aanmerking komende instrumenten
De Europese Commissie heeft op 27 oktober 2021 het Bankenpakket 2021 gepresenteerd.
Behandelfase Eerste Kamer: behandeling in commissie Eerste Kamer.
nationaal
Op 17 mei 2022 besloot de commissie de bespreking van de beantwoording van de minister aan te houden en opnieuw te agenderen op 7 juni 2022.
Europees
Het voorstel werd op 27 oktober 2021 gepubliceerd.
volledige titel
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013 en Richtlijn 2014/59/EU wat betreft de prudentiële behandeling van groepen van mondiaal systeemrelevante instellingen met een multiple-point-of-entry-afwikkelingsstrategie en een methodiek voor de indirecte plaatsing van voor het minimumvereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva in aanmerking komende instrumenten
document Europese Commissie
COM(2021)665, d.d. 27 oktober 2021
rechtsgrondslag
artikel 114 VWEU
commissie Eerste Kamer
beleidsterrein
verwante dossiers
Op 17 mei 2022 besloot de commissie de bespreking van de beantwoording van de minister aan te houden en opnieuw te agenderen op 7 juni 2022.
Op 29 april 2022 stuurde de minister van Financiën een antwoord op de brief van 22 maart 2022. Op 6 mei 2022 werd het verslag van een schriftelijk overleg vastgesteld (EK, B).
Op 22 maart 2022 is een brief in het kader van de politieke dialoog (EK, A) met de Europese Commissie verstuurd over de voorstellen uit het Bankenpakket (zie ook E210034 en E210035).
Op 22 maart 2022 is de brief met vragen aan de minister van Financiën over de voorstellen uit het bankenpakket verstuurd.
Op 25 januari 2022 en 8 februari 2022 leverden de fracties van GroenLinks (Karimi) en PvdA (Crone) gezamenlijk, ChristenUnie (Ester) en PvdD (Prast) inbreng voor schriftelijk overleg.
Op 21 december 2021 besloot de commissie het voorstel in behandeling te nemen en op 25 januari 2022 inbreng te leveren voor schriftelijk overleg. Tevens verzocht de commissie de staf om bij de Autoriteit Financiële Markten na te vragen wat hun positie is met betrekking tot deze nieuwe Europese voorstellen.
-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Financiën inzake het Bankenpakket 2021 36.090, EK, B
6 mei 2022 -
brief aan de Europese Commissie met vragen betreffende het bankenpakket 2021 36.090, EK, A
22 maart 2022 Bevat bijlagen -
-
-
Op 21 april 2022 besloot de commissie Financiën het verslag van een schriftelijk overleg van 13 april 2022 te betrekken bij het commissiedebat over de Eurogroep en Ecofinraad dat plaatsvindt op 19 mei 2022.
Op 11 januari 2022 stuurde de commissie Financiën een brief aan de staatssecretaris van Financiën met vragen en opmerkingen over het voorstel. Op 11 april 2022 stuurde de minister een antwoord en op 13 april 2022 werd het verslag van een schriftelijk overleg (22.112, 3376) vastgesteld.
Op 3 december 2021 ontving de Kamer een BNC-fiche over het voorstel.
Het kabinet geeft aan dat er in de Raad aan de ene kant een relatief grote groep lidstaten is die, op specifieke onderdelen die voor hen van belang zijn, flexibel met de implementatie van de Bazel-standaarden wil omgaan, om de impact op de bankensector te beperken. Aan de andere kant zijn er lidstaten, waaronder Nederland, die pleiten voor zo volledig mogelijke implementatie van de standaarden om de financiële stabiliteit te versterken. Het Europees Parlement lijkt naar inziens het kabinet langs dezelfde lijnen verdeeld. Het kabinet geeft aan dat vierentwintig Europese toezichthouders zich middels een gemeenschappelijke brief hebben uitgesproken voor een onverkorte Europese invoering van de finale Bazel 3-standaarden. Ook hebben de ECB en EBA laten weten van mening te zijn dat implementatie bijdraagt aan het beter functioneren van het Europese en wereldwijde financiële systeem.
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid van de EU voor de drie voorstellen is positief. De voorstellen zijn gebaseerd op artikel 114 (de twee voorgestelde verordeningen) en artikel 53, eerste lid (de voorgestelde richtlijn), van het VWEU. Op grond van artikel 114 is de EU bevoegd om maatregelen vast te stellen ten aanzien van de instelling en de werking van de interne markt. Artikel 53, eerste lid geeft de EU de bevoegdheid richtlijnen vast te stellen betreffende de toegang tot werkzaamheden anders dan in loondienst en de uitoefening daarvan. Daartoe kunnen naar inziens van het kabinet ook bepalingen worden begrepen betreffende de toegang tot de activiteiten van banken. Het kabinet geeft aan zich te kunnen vinden in deze rechtsgrondslagen. De te wijzigen verordening kapitaalvereisten en de richtlijnen kapitaalvereisten en herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen zijn eveneens op basis van deze twee verdragsartikelen vastgesteld. Op het terrein van de interne markt wijst het kabinet er op dat er sprake is van een gedeelde bevoegdheid tussen de EU en de lidstaten (zie artikel 4, tweede lid, onder a, VWEU).
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van subsidiariteit voor de voorstellen is positief. Het doel van de voorstellen is volgens het kabinet om bij te dragen aan de interne markt voor financiële dienstverlening door banken. Het kabinet geeft hierbij aan dat naar aanleiding van diverse mondiale en Europese ontwikkelingen, waaronder de implementatie van de internationale finale Bazel 3-standaarden, de Europese transitie naar een duurzame economie en de Brexit, de wijzigingen worden voorgesteld. Deze hebben naar inziens van het kabinet het doel om een bijdrage te leveren aan de financiële stabiliteit en de financiering van de economie in de nasleep van de COVID-19-crisis te waarborgen. Onder meer vanwege het grensoverschrijdende karakter van de werkzaamheden van banken kunnen volgens het kabinet lidstaten deze doelstellingen niet op centraal, regionaal of lokaal niveau bewerkstellingen. Door optreden op EU-niveau wordt naar inziens van het kabinet ook het gelijke speelveld voor banken gewaarborgd en is om die redenen optreden op het niveau van de EU gerechtvaardigd.
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van proportionaliteit voor de voorstellen is positief. De voorgestelde aanpassingen hebben naar inziens van het kabinet tot doel om de financiële stabiliteit te beschermen en de financiering van de economie te waarborgen. Daarbij is het kabinet van mening dat de voorstellen niet verder dan noodzakelijk. Tenslotte acht het kabinet dat minder ingrijpend optreden onvoldoende zou zijn om de doelstellingen van de wijzigingen te bereiken.
-
brief regering; Fiche: Wijziging verordening en richtlijn kapitaalvereisten 22.112, TK, 3250
3 december 2021
De Europese Commissie heeft op 27 oktober 2021 het Bankenpakket 2021 gepresenteerd. In het pakket wordt voorgesteld om drie wetgevingselementen te herzien. Het betreft de volgende voorstellen:
De drie voorstellen uit het pakket beslaan drie onderdelen. Het eerste onderdeel betreft de implementatie van de finale Bazel 3-standaarden (ook wel aangeduid als Bazel 3.5 of Bazel 4). De finale Bazel 3-standaarden zijn in december 2017 opgesteld door het Bazels Comité voor bankentoezicht (ook wel aangeduid als het Bazels Comité of BCBS) en dienen als mondiale norm. De wetsvoorstellen beogen deze norm in de Europese Unie te implementeren. De grootste voorgestelde verandering is de invoering van een kapitaalvloer. De kapitaalvloer moet de variatie tussen de risicomodellen die banken zelf gebruiken beperken en deze beter onderling vergelijkbaar maken door de risicogewichten die banken met hun interne modellen berekenen altijd boven een bepaalde ondergrens te laten blijven. Hierdoor worden de verschillen tussen de hoeveelheid kapitaal die Europese banken voor dezelfde type bezittingen aanhouden beperkt. Het tweede onderdeel sluit aan op de Europese Green Deal. Het pakket beoogt een versterking van de veerkracht van de bankensector ten aanzien van milieu-, sociale en governancerisico's (ESG). Toezichthouders zullen ESG-risico's moeten beoordelen als onderdeel van regelmatige toezichttoetsingen. Het derde onderdeel is de harmonisatie van het toezicht om een gelijk speelveld te creëren. Dit speelt met name bij de nu nog verschillende nationale benaderingen van bijkantoren van banken uit derde landen in de Europese Unie. De Commissie stelt daarom voor dat deze bijkantoren opnieuw een vergunning dienen aan te vragen en moeten voldoen aan nieuwe eisen op het gebied van kapitaal, liquiditeit en rapportage. Uiteindelijk moeten deze drie wetsgevingsvoorstellen ervoor zorgen dat EU-banken beter bestand worden tegen mogelijke toekomstige economische schokken, zullen bijdragen aan het herstel na de COVID-19-pandemie en aan de transitie naar klimaatneutraliteit.
-
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013 en Richtlijn 2014/59/EU wat betreft de prudentiële behandeling van groepen van mondiaal systeemrelevante instellingen met een multiple-point-of-entry-afwikkelingsstrategie en een methodiek voor de indirecte plaatsing van voor het minimumvereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva in aanmerking komende instrumenten Europese Commissie - COM(2021)665
27 oktober 2021
In de databank EUR-Lex wordt de laatste stand van zaken in de Europese behandeling van het voorstel weergegeven.
De commissie voor economische en monetaire zaken (ECON) behandeld het voorstel.
In de databank OEIL van het Europees Parlement wordt de laatste stand van zaken in de behandeling van het voorstel weergegeven.
In de databank IPEX wordt de behandeling van het voorstel in de diverse (kandidaat) lidstaatparlementen weergegeven.