Kamercommissie betreurt 'onjuist besluit' van minister Hirsch Ballin



Minister Hirsch Ballin van Justitie heeft onjuist gehandeld toen hij op 30 november jongstleden in de Raad van Ministers van de Europese Unie namens Nederland groen licht gaf aan twee Europese besluiten over het gebruik van informatietechnologie voor douanedoeleinden en een Europees Criminaliteitspreventienetwerk.

De minister was schriftelijk op de hoogte gesteld van het feit dat de Kamer op 24 november instemming had onthouden aan de bewuste ontwerpbesluiten. Volgens de Eerste Kamer heeft de minister op 30 november welbewust het instemmingsrecht van de Eerste Kamer genegeerd, en heeft hij daarmee afbreuk gedaan aan de staatsrechtelijke rol van de senaat.

Dit staat in een brief die de vaste Kamercommissie voor de JBZ-Raad op dinsdag 15 december heeft verzonden aan minister Hirsch Ballin van Justitie, met een afschrift aan de minister-president. De commissie merkt op dat de bewindsman de aanvaring met de Kamer wellicht had kunnen voorkomen door bij de aanbieding van de ontwerpbesluiten de Kamer expliciet te verzoeken deze keer over de formele bezwaren heen te stappen. Gelet op het feit dat de regering hechtte aan afdoening voordat het Verdrag van Lissabon op 1 december in werking trad, lag een dergelijke stap volgens de commissie voor de hand.

In de brief, ondertekend door commissievoorzitter M.J.M. Kox, wordt de handelwijze van de minister 'onjuist' genoemd en betreurt de commissie de gang van zaken. Het feit dat de minister van Justitie voor zijn onwettige stap vooraf rugdekking heeft gezocht en gekregen in de ministerraad, maakt niet dat 'een onjuist besluit in een juist besluit verandert', zo staat in de brief aan Hirsch Ballin, die vanwege de betrokkenheid van de ministerraad in afschrift aan premier Balkenende is gezonden. De leden betreuren niet alleen de wijze van handelen ten aanzien van besluiten die op formele bezwaren stuiten, maar eveneens laken zij het uitblijven van een reactie op klachten over gebrekkige documentatie bij eerdere vergaderingen van de JBZ-Raad en de trage afhandeling van brieven, waardoor de inhoudelijke dialoog tussen regering en Kamer over Europese voorstellen door de feiten achterhaald wordt, en bijsturen door de Kamer onmogelijk wordt gemaakt.

Zie ook de JBZ-dossiers 4.2.198 en 4.2.211


Deel dit item: