E130026
Laatste revisie: 11-05-2016

E130026 - Voorstel voor Kaderrichtlijn maritieme ruimtelijke ordening en geïntegreerd kustbeheer



Het voorstel voorziet in het vaststellen en uitvoeren van maritieme ruimtelijke ordenings-plannen en strategieën voor geïntegreerd kustbeheer. Maritieme ruimtelijke ordeningsplannen en strategieën voor geïntegreerd kustbeheer dienen een ecosysteembenadering toe te passen om co-existentie te vergemakkelijken en conflicten te voorkomen tussen concurrerende sectorale activiteiten in mariene wateren en kustzones.


Stand van zaken

Behandelfase Eerste Kamer: implementatietraject gestart.

nationaal

De minister voor Infrastructuur en Milieu stuurde op 15 september 2014 een brief met de laatste stappen in de wetgevingsprocedure voor de vaststelling van dit voorstel die nu is voltooid. De compromistekst leidt voor de richtlijn tussen EP, Raad en EC tot een procedureel kader voor verbeterde samenwerking via planvorming op zee. Aan de voorwaarden van de richtlijn is door Nederland goed te voldoen. De compromistekst voor de richtlijn past binnen het Nederlandse standpunt ten aanzien van subsidiariteit en proportionaliteit aldus de minister.

Europees

Het Europees Parlement heeft op 17 april 2014 haar goedkeuring gegeven aan dit voorstel. De richtlijn werd vervolgens aangenomen tijdens de Raad Algemene Zaken op 23 juli 2014.


Kerngegevens

document Europese Commissie

COM(2013)133PDF-document, d.d. 12 maart 2013

rechtsgrondslag

artikel 43, lid 2, artikel 100, lid 2, artikel 192, lid 1, en artikel 194, lid 2, van het VWEU.

commissie Eerste Kamer

beleidsterreinen


Implementatie

Richtlijn 2014/89/EUPDF-document werd op 28 augustus 2014 gepubliceerd in Pb EU L257. Lidstaten dienen uiterlijk 18 september 2016 aan de richtlijn te voldoen.

Implementatie zal geschieden door een wijziging van het Waterbesluit en is op 1 juli 2015 in werking getreden. 

Bron: Kwartaaloverzicht omzetting EG-Richtlijnen, stand per 1 april 2016.


Behandeling Eerste Kamer

De minister voor Infrastructuur en Milieu stuurde op 15 september 2014 een brief met de laatste stappen in de wetgevingsprocedure voor de vaststelling van dit voorstel die nu is voltooid. De compromistekst leidt voor de richtlijn tussen EP, Raad en EC tot een procedureel kader voor verbeterde samenwerking via planvorming op zee. Aan de voorwaarden van de richtlijn is door Nederland goed te voldoen. De compromistekst voor de richtlijn past binnen het Nederlandse standpunt ten aanzien van subsidiariteit en proportionaliteit aldus de minister.

Conform afspraken hierover heeft de minister van Infrastructuur en Milieu op 24 maart 2014 een brief gestuurd met een overzicht van de voortgang in de onderhandelingen over dit voorstel. Zij laat onder andere weten dat het Griekse voorzitterschap de ambitie heeft om spoedig een akkoord tussen Raad en Europees Parlement (EP) te bereiken. Op 6 maart 2014 is een compromistekst in de triloog tussen Raad, EP en de EC besproken. De laatste stappen zijn formele goedkeuring in het EP in april en in de Raad Algemene Zaken op 13 mei aanstaande. Kern van het compromisakkoord is dat de lidstaten door (het proces van) maritieme planning en de daaruit volgende plannen beogen bij te dragen aan de duurzame ontwikkeling van energiesectoren op zee, maritiem transport, visserij en aquacultuursectoren en het behoud, bescherming en verbetering van het milieu, inclusief bestendigheid tegen de effecten van klimaatverandering. 

De commissie voor Infrastructuur, Milieu en ruimtelijke Ordening (IMRO) sprak op 14 januari 2014 over de reactie van de Europese Commissie van 21 oktober 2013 en de brief van de minister van Infrastructuur en Milieu van 20 december 2013 over de stand van zaken in de Europese onderhandelingen over dit voorstel en nam deze documenten voor kennisgeving aan.

Op 21 oktober 2013 ontving de Eerste Kamer een reactie van de vice-voorzitter van de Europese Commissie op het ingediende subsidiariteitsbezwaar van mei. De Europese Commissie is onder andere van mening dat de doelstellingen van het voorstel het beste op Unieniveau bereikt kunnen worden. 

De commissie voor Infrastructuur, Milieu en ruimtelijke Ordening (IMRO) besloot op 7 mei 2013 om zich aan te sluiten bij het subsidiariteitsbezwaar van de Tweede Kamer. Een conceptbrief aan de Europese Commissie werd later die dag vastgesteld door de plenaire vergadering van de Eerste Kamer (er werd aantekening verleend aan de fractie van D66) en zal worden verzonden naar Brussel. 

De commissie voor Infrastructuur, Milieu en ruimtelijke Ordening (IMRO) besloot op 23 april 2013 om zich op7 mei 2013 in een vergadering voorafgaand aan de vergadering van het College van Senioren te buigen over de vraag of een gelijkluidend gemotiveerd advies (subsidiariteit) wordt gezonden aan de Europese Commissie, waarna - gelet op de deadline - een eventuele brief nog dezelfde dag plenair zou kunnen worden vastgesteld. 


Behandeling Tweede Kamer

De brief van de minister van I&M werd geagendeerd voor een algemeen overleg scheepvaart dat plaatsvond op 3 december 2013

De minister van Infrastructuur en Milieu stuurde op 29 november 2013 een brief naar de Tweede Kamer waarin een stand van zaken in de onderhandelingen over dit voorstel wordt gegeven. De minister laat onder andere weten dat uit de besprekingen sinds de zomer blijkt dat er brede steun is voor een procedurele kaderrichtlijn voor een MRO proces, waarbij de interacties tussen activiteiten op zee en de kust meegenomen dienen te worden. Een zelfstandige verplichting voor geïntegreerd kustbeheer kan niet op voldoende steun van de lidstaten rekenen. Deze uitkomst sluit goed aan bij het standpunt dat Nederland heeft ingenomen. De voorzitter van de Raad stuurt nu aan op een Algemene Oriëntatie in de Raad Algemene Zaken van 17 december 2013.

De bewindspersonen van het ministerie van Infrastructuur en Milieu (I&M) hebben in een verslag schriftelijk overleg van 13 september 2013 over de Transportraad van september laten weten in reactie op vragen van de fractie van de VVD dat zij bevestigen dat de inzet van de Nederlandse regering op dit voorstel verenigbaar is met de positie in het BNC-fiche. Er is reeds enige steun bij andere lidstaten verworven vooreen "verlicht regime" om kustbeheer te ontdoen van inhoudelijke resultaatverplichtingen, en als facultatief op te nemen, indien een lidstaat kiest om land-zee interacties als onderdeel van het proces van maritieme ruimtelijke ordening te beschouwen. Het is echter nog te vroeg om te zeggen waarheen de onderhandelingen op dit punt uiteindelijk zullen leiden. 

De minister van Infrastructuur en Milieu stuurde op 26 augustus 2013 een brief met de stand van zaken in de onderhandelingen over dit richtlijnvoorstel naar de Tweede kamer. Hierin valt onder andere te lezen dat de voorzitter van de Raad al in oktober 2013 tot een Algemene Oriëntatie wil komen. Deze werd geagendeerd voor het algemeen overleg Transportraad dat op 5 september 2013 plaatsvond.

Het Europees Parlement (EP) zal naar verwachting in september een positie in eerste lezing willen bepalen en dit als advies naar de Raad sturen. Op dit moment zijn er nog geen indicaties over het standpunt dat het EP zal innemen. Als er in eerste lezing overeenstemming is tussen Raad en EP, dan wordt de Richtlijn vastgesteld. Als er geen overeenstemming is, dan stuurt de Raad het "Gemeenschappelijk Standpunt" van de Raad naar het EP voor tweede lezing. In tweede lezing kan het EP het Gemeenschappelijk Standpunt definitief goedkeuren of verwerpen, dan wel amenderen. Bij verwerping is het voorstel definitief van tafel. In geval van amenderen kan de Raad het accepteren waarna vaststelling volgt of gedeeltelijk verwerpen waarna bemiddeling volgt. 

Op 18 juni 2013 word in de Tweede Kamer gestemd over een brief waarin met de gemaakte afspraken tijdens het algemeen overleg op 4 juni 2013 het behandelvoorbehoud bij dit voorstel formeel wordt beëindigd.

De minister van Infrastructuur en Milieu zal de Tweede Kamer informeren:

  • over bewegingen in de Raad en onderliggende overlegfora (Raadswerkgroep,COREPER) die gevolgen hebben voor Nederland en de Nederlandse inzet opbelangrijke onderdelen van het richtlijnvoorstel, zoals de minimumeisen aanmaritieme ruimtelijke ordeningsplannen en strategieën voor integraal kustbeheer,de procedurele voorschriften voor het opstellen van deze plannen, demechanismen voor grensoverschrijdende samenwerking en de gedelegeerde bevoegdheden aan de Europese Commissie;
  • bij het innemen van standpunten door de Raad. 
  • De minister informeert de Tweede Kamer tijdig over bovenstaande zaken, dat wil zeggen voordat de onderhandelingen in de Raad en onderliggende overlegfora in een afrondende of beslissende fase zijn, zodat hierover eventueel nog een debat kan plaatsvinden met de Tweede Kamer. 

Op 4 juni 2013 vond een algemeen overleg plaats over een behandelvoorbehoud bij dit richtlijnvoorstel. 

De Tweede Kamer stemde op 14 mei 2013 voor het verzenden van een brief aan de minister van Infrastructuur en Milieu over het plaatsen van een behandelvoorbehoud op dit voorstel. 

Er werd op 25 april 2013 gestemd over een conceptbrief aan de Europese Commissie met een subsidiariteitsbezwaar. Met uitzondering van de fractie van D66 heeft de Kamer ingestemd met het verzenden van de brief aan de Europese Commissie.  

De commissie I&M heeft op 24 april 2013 een procevergadering gehouden waar dit voorstel op de agenda stond. Er werd besloten de Kamer voor te stellen een behandelvoorbehoud te plaatsen op het richtlijnvoorstel. Dit voorstel voor een behandelvoorbehoud zal worden doorgeleid naar de plenaire vergadering van 14

mei 2013 waar het vastgesteld kan worden. Daarnaast werd een eerder besluit om dit onderwerp te bespreken tijdens een algemeen overleg Noordzee en Wadden aangepast. Er zal nu een algemeen overleg behandelvoorbehoud richtlijn maritieme ruimtelijke ordening worden gepland. 

De voorzitter van de commissie voor Europese Zaken heeft op 18 april 2013 een conceptbrief aan de Europese Commissie verzonden aan de Kamervoorzitter met het verzoek deze ter instemming voor te leggen aan de Kamer.

De Tweede Kamer besloot op 27 maart 2013 in de procedurevergadering van de commissie voor Infrastructuur en Milieu (I&M) onder andere dat het voorstel zal worden geagendeerd tijdens een algemeen overleg over de Noordzee en de Wadden (medio april) en een subsidiariteitstoets uit te voeren op dit voorstel. 


Standpunt Nederlandse regering

De Nederlandse regering laat in het BNC-fiche van 12 april 2013 onder andere weten dat zij ernstige bedenkingen heeft bij de rechtsgrondslag en zal de Europese Commissie vragen deze nader te onderbouwen en zal advies vragen aan de Juridische Dienst van de Raad.

Het oordeel ten aanzien van subsidiariteit is positief voor de zee en negatief voor de kust. De proportionaliteit van het voorstel in huidige vorm is voor zowel MRO als GKB negatief wat betreft de inhoudelijke resultaatverplichtingen. Hoewel Nederland de procedurele doelstelling van het voorstel voor een kader voor MRO en GKB ter bevordering van ecosysteem gebaseerde economische groei voor de zee en kustgebieden kan onderschrijven, gaat het voorstel te ver in de eisen aan de regulering op het gebied van ruimtelijke ordening op zee en regulering van gedecentraliseerde taken op land, leidend tot aanvullende planvorming en bestuurlijke drukte.

De Nederlandse inzet is er met inachtneming van het bovenstaande op gericht om tijdens de onderhandelingen het voorstel in lijn te brengen met het Nederlandse beleid. Dat houdt in dat enkel het wettelijk kader voor de procedures voor MRO en GKB verplichtend wordt, het voorstel geen inhoudelijke resultaatverplichtingen bevat en de kust alleen wordt meegenomen waar er een integrale samenhang is met activiteiten op zee.


Samenvatting voorstel Europese Commissie

Het voorstel voorziet in het vaststellen en uitvoeren van maritieme ruimtelijke ordenings-plannen en strategieën voor geïntegreerd kustbeheer. Maritieme ruimtelijke ordeningsplannen en strategieën voor geïntegreerd kustbeheer dienen een ecosysteembenadering toe te passen om co-existentie te vergemakkelijken en conflicten te voorkomen tussen concurrerende sectorale activiteiten in mariene wateren en kustzones. Ze moeten beogen een bijdrage te leveren aan: het verzekeren van de energievoorziening in de Unie; het bevorderen van maritiem transport, toegankelijkheid van havens en transportveiligheid; het aanmoedigen van duurzame ontwikkeling en groei van de visserij- en aquacultuur sector; het behoud, bescherming en verbetering van het milieu en het verlies van biodiversiteit en degradatie van ecosysteem diensten een halt toeroepen, en klimaatbestendige kust- en zeegebieden garanderen.

Het voorstel bevat minimumeisen aan maritieme ruimtelijke ordeningsplannen en kustbeheer strategieën, opdat die gecoördineerd of geïntegreerd zijn, effectieve grensoverschrijdende samenwerking verzekeren en de grensoverschrijdende effecten van de plannen en strategieën in het betreffende zeegebied en gerelateerde kustzones identificeren.

Het uiteindelijk doel is het vergemakkelijken van coherente en duurzame uitvoering van ondermeer de kaderrichtlijn mariene strategie, de richtlijn hernieuwbare energie, het initiatief voor maritieme snelwegen, de habitat- en vogelrichtlijnen en het nog te herziene gemeenschappelijk visserijbeleid, middels maritieme ruimtelijke plannen en geïntegreerde kuststrategieën. Naast de rapportage plicht over de implementatie van de MRO-plannen en de strategieën voor de kust, vraagt het voorstel ook data over de impact op de socio-economische groei (bijvoorbeeld aantal seizoensbanen) van de kust en de ecologische toestand van de zee en kust.  


Behandeling Raad

De Commissie van Permanente Vertegenwoordigers heeft op 12 maart 2014 een akkoord bereikt over het bereikte compromis tussen het Griekse Voorzitterschap en vertegenwoordigers van het Europees Parlement van 6 maart 2014. Formeel moet de tekst nog worden aangenomen tijdens een plenaire zitting van het Europees Parlement en de Raad. 

Tijdens de Raad Algemene Zaken op 17 december 2013 heeft de Raad een algemene oriëntatie bereikt ten aanzien van dit voorstel. Tevens heeft de Raad het Voorzitterschap opdracht gegeven om de onderhandelingen met het Europees Parlement te starten met het oog op een akkoord tussen beide instellingen. 

In de databank EUR-Lex wordt de laatste stand van zaken in de Europese behandeling van het voorstel weergegeven.


Behandeling Europees Parlement

Het Europees Parlement heeft op 17 april 2014 haar goedkeuring gegeven aan dit voorstel. Zodra de Europese ministers de richtlijn definitief hebben goedgekeurd, moeten de lidstaten die uiterlijk in 2016 in hun nationale wetgeving omzetten en de bevoegde autoriteit aanwijzen die belast zal zijn met de uitvoering van de maritieme ruimtelijke ordening aldus de Europese Commissie. 

In de databank OEIL van het Europees Parlement wordt de laatste stand van zaken in de behandeling van het voorstel weergegeven.


Standpunten andere lidstaten (IPEX)

Op 14 mei 2013 was de stand van zaken dat er 14 subsidiariteitsbezwaren waren ingediend bij de Europese Commissie.

In de databank IPEX wordt de behandeling van het voorstel in de diverse (kandidaat) lidstaatparlementen weergegeven.


Alle bronnen