Brief aan minister OCW over meer kabinetssteun gendergelijkheid besturen



De commissie Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) van de Eerste Kamer heeft op 30 maart 2022 een brief gestuurd aan de minister van OCW naar aanleiding van de brief van de minister van 11 februari 2022 over de Nederlandse inzet ten aanzien van het richtlijnvoorstel ter verbetering van de man/vrouwverhouding bij niet-uitvoerende bestuurders van grote beursvennootschappen.

Dit voorstel is in 2012 door de Europese Commissie gepubliceerd en lag sindsdien stil vanwege een blokkerende minderheid in de Raad van de Europese Unie, waar Nederland deel van uitmaakt. Destijds hebben zowel de Eerste als de Tweede Kamer bij de Europese Commissie een subsidiariteitsbezwaar ingediend, omdat handelen op dit terrein een nationale aangelegenheid zou zijn.

Sinds het laatste kabinetsstandpunt dat is vastgelegd in het BNC-fiche uit 2012, hebben zich ontwikkelingen voorgedaan die een heroriëntatie van het kabinetsstandpunt mogelijk maken. Zo is het maatschappelijk draagvlak voor maatregelen op het gebied van diversiteit in hoge posities toegenomen en is de nationale wet met betrekking tot een evenredige man/vrouwverhouding in de (sub)top van bedrijven op 1 januari 2022 in werking getreden. Daarnaast voldoet Nederland aan de uitzonderingsvoorwaarde die in het voorstel is vastgelegd. De regering zal zich voor het behoud daarvan inzetten.

Op 14 maart 2022 bereikte de Raad van de Europese Unie een politiek akkoord over het richtlijnvoorstel, alleen Zweden en Polen stemden nog tegen. Nu kunnen de onderhandelingen tussen de Raad en het Europees Parlement beginnen om tot een gemeenschappelijk standpunt te komen.

In de brief van de commissie OCW vragen de Eerste Kamerleden van de PvdA en GroenLinks naar de reden waarom Nederland inzet op de uitzonderingsvoorwaarde van de richtlijn. De leden van de SGP willen weten welke lidstaten onderdeel uitmaken van de blokkerende minderheid. Daarnaast vragen zij waarom het standpunt over de invloed van de Europese Commissie zou moeten veranderen, als de nationale wetgever op dit terrein zelfstandig kan handelen.

In de brief worden overigens ook vragen gesteld over een evenredige man/vrouwverhouding in de (semi)publieke top. Zo vragen de leden van de PvdD naar deze verhouding bij hoogleraren. De minister is verzocht om de brief binnen vier weken te beantwoorden.

Meer informatie over de richtlijn gendergelijkheid:


Deel dit item: