Plenair Van Ballekom bij voortzetting Algemene Europese Beschouwingen



Verslag van de vergadering van 18 april 2023 (2022/2023 nr. 27)

Status: gerectificeerd

Aanvang: 9.49 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Ballekom i (VVD):

Voorzitter. Het jaarlijkse debat over de Staat van de Europese Unie noodzaakt om keuzes te maken in de onderwerpen waarvoor aandacht wordt gevraagd. Het werkprogramma van de Europese Commissie is uitgebreid en de reactie daarop van de regering is gedegen. Het in detail behandelen van een specifiek onderwerp zou met gemak de beschikbare spreektijd vullen. Vandaar dat ik het namens mijn fractie zou willen beperken tot de volgende vier onderwerpen, zonder daarmee een oordeel uit te spreken over het belang van de andere beleidsterreinen die aan de orde worden gesteld door de Europese Commissie of de regering. Ik zou het willen hebben over het uitzicht op toetreding tot de Europese Unie, de eerbiediging van de fundamenten van onze rechtsstaat en wat hiermee samenhangt, de bevordering van de open handelsverhoudingen en het functioneren van de interne markt, en ten slotte — hoe kan het ook anders van een voormalig financieel raad? — de ontwikkelingen op het terrein van de uitgaven en de inkomsten.

Het uitbreidingsproces. De Russische agressie en het meedogenloze optreden van de agressor in Oekraïne hebben geleid tot een andere dimensie en een ongekend solidair handelen van de Europese Unie en de lidstaten. De VVD-fractie spreekt haar waardering uit voor het handelen van de regering en de initiatieven die genomen zijn. Dit conflict zal eindigen, hopelijk zo spoedig mogelijk om verder onnodig bloedvergieten en ellende te voorkomen. Wanneer en hoe? Daarover zullen wij geen vragen stellen, want dat is jammer genoeg niet veel meer dan koffiedik kijken.

Wel vragen wij graag aandacht voor de in het vooruitzicht gestelde toetreding tot de Europese Unie van niet alleen Oekraïne, want daarnaast zijn er toezeggingen richting Moldavië, Georgië, Bosnië-Herzegovina en andere potentiële lidstaten in de regio. Het voldoen aan de afgesproken Kopenhagencriteria is bepalend voor de voortgang van het proces. Echter, de geschiedenis leert dat eenmaal toegetreden er geen garantie is voor een blijvende eerbiediging van de beginselen van de rechtsstaat, de democratie en de mensenrechten in de meest ruime zin van het woord. De recente ontwikkelingen in bijvoorbeeld Georgië laten zien dat bepaalde wurgwetten slechts onder druk worden ingetrokken. Dat is niet geruststellend, zeker niet gezien de fase waarin we ons bevinden, namelijk de pretoetredingsfase, waarin de bereidheidwilligheid van die staten meestal groter is dan wanneer ze lid zijn. De VVD is dan ook van mening dat de toetredende landen aan de Kopenhagencriteria moeten voldoen, maar ook dat de EU effectief moet kunnen optreden tegen lidstaten die zich bij voortduring en met opzet niet houden aan gemaakte afspraken. Ik heb het dus uitdrukkelijk niet over het per ongeluk een keertje uit de bocht vliegen. Dat komt namelijk vrijwel in alle lidstaten voor, ook in Nederland.

Het huidige instrumentarium is bewezen ontoereikend en niet effectief. Onderschrijft de regering deze visie? En wat moet er volgens de regering gebeuren om het eigen huis op orde te brengen, voordat we nieuwe gasten ontvangen? Kan dit effectief en afdwingbaar worden gerealiseerd, zonder verdragsaanpassingen?

Overigens, nog even terugkomend op Georgië: hoe ziet de regering het voor zich besprekingen te openen met een land dat deels is bezet? In het verleden heeft zich eenzelfde probleem voorgedaan met Cyprus. Toetreding zou slechts mogelijk zijn wanneer er een oplossing zou zijn gevonden voor de tweedeling. Ik hoef hier verder niet op in te gaan. The rest is history. Graag een reflectie op hoe we hiermee moeten omgaan in de toekomst. Ook is de VVD-fractie benieuwd hoe de Commissie dit probleem benadert.

Dat brengt mij als vanzelf bij het tweede onderwerp. Op het terrein van de handhaafbaarheid zijn stappen gezet via het multifinancieel kader …

De voorzitter:

Maakt u uw zin maar even af.

De heer Van Ballekom (VVD):

Via het multifinancieel kader, de MFK-rechtsstaatverordening ter bescherming van de EU-begroting wanneer het corruptie betreft.

De heer Van Apeldoorn i (SP):

Ik had nog een vraag over het eerste onderwerp. Ik ben het honderd procent eens met het betoog van de heer Van Ballekom. Dat komt niet altijd voor, maar op een aantal onderwerpen wel. Landen moeten volledig voldoen aan de Kopenhagencriteria om te kunnen toetreden, maar het is ook belangrijk dat de EU het instrumentarium heeft om die Kopenhagencriteria te kunnen blijven afdwingen nadat ze eenmaal toegetreden zijn. Dat is eigenlijk wat de heer Van Ballekom zegt, als ik het kort samenvat. Hij stelt vast dat dit nu onvoldoende het geval is en vraagt aan de minister of er een verdragsverandering moet komen of niet. Heeft de VVD-fractie zelf ook een visie op wat er eventueel zou moeten gebeuren? Zou de heer Van Ballekom die vraag zelf kunnen beantwoorden vanuit de visie van zijn fractie?

De heer Van Ballekom (VVD):

Nou ja, ik ben geen expert op dit gebied, maar ik zou me kunnen voorstellen dat je de verdragsbepalingen wat stringenter gaat formuleren, zodat er eerder sprake is van automatisme wanneer, ik herhaal, er moedwillig en met opzet niet wordt voldaan aan niet alleen de Kopenhagencriteria, maar ook aan de verdragsbepalingen.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Helder. Dank voor het antwoord. De politieke vraag is natuurlijk wat de implicaties zijn van een situatie waarin dat verdrag uiteindelijk niet wordt aangescherpt. De heer Van Ballekom zegt dat de EU het eigen huis op orde moet hebben, bijvoorbeeld als het gaat om de handhaafbaarheid van de beginselen van de rechtsstatelijkheid, alvorens we een nieuwe uitbreidingsronde aangaan. Zo versta ik hem toch eigenlijk. Is dat voorwaardelijk wat de heer Van Ballekom betreft?

De heer Van Ballekom (VVD):

Mocht je je huis niet op orde hebben en toch nieuwe leden toelaten, dan vrees ik dat het hele proces van verdere ontwikkelingen binnen de EU erodeert, omdat het draagvlak onder de bevolking dan vermindert. De VVD is zo'n groot voorstander van Europese samenwerking dat wij dat niet willen laten gebeuren. Het is dus eigenlijk ook een beetje zelfbescherming en ook bescherming van het proces waar we naartoe willen. Als het gebeurt, zijn wij gelukkig en als het niet gebeurt, dan vrezen wij dat het er niet beter op wordt.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Van Apeldoorn.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Ja, tot slot, voorzitter. Mijn fractie deelt die vrees volledig en ook de argumentatie van de heer Van Ballekom dat de EU dan eigenlijk van binnenuit wordt uitgehold. Daarvoor is ook ons de EU te lief. Maar dat heeft wel grote implicaties. Dat betekent dat we de komende jaren in dit huis, in Nederland, in de regering, moeten werken aan het voorkomen daarvan, aan het op orde krijgen van het huis, alvorens we gaan uitbreiden. Het zal niet makkelijk zijn om daarover consensus te bereiken binnen de EU. Dat kan eventueel verstrekkende implicaties hebben voor het uitbreidingsproces.

De heer Van Ballekom (VVD):

Dat ben ik met de heer Van Apeldoorn eens. Dat is een hele belangrijke maar ook moeilijk te realiseren doelstelling, maar dat wil niet zeggen dat we ons daarvoor niet moeten inzetten. Ik ga ervan uit dat de regering dat eveneens doet.

De heer Koole i (PvdA):

Op hetzelfde punt. Ik ben het net als de SP eens met de heer Van Ballekom van de VVD. We staan inderdaad voor een dilemma. Ik wil de heer Van Ballekom toch nog een vraag stellen. Aan de ene kant wil je vasthouden aan de Kopenhagencriteria voor toetreding. Daarover zijn we het geheel eens. Maar het risico bestaat natuurlijk dat het nog heel lang duurt voordat die landen daaraan toe zijn. Daar is het mogelijke gevolg van dat bij de bevolking van die landen — ik kom daar later in mijn eigen verhaal nog op terug — er een grote teleurstelling kan ontstaan over het langzame proces, waardoor de bereidheid om bij de EU te horen uiteindelijk afneemt. Dat heeft geopolitieke consequenties en mogelijk ook gevolgen voor de veiligheid van Europa. Dat aspect, dat dilemma tussen enerzijds vasthouden aan de criteria — daarover zijn we het eens — en anderzijds het risico dat die landen in de armen worden gedreven van andere grootheden dan de Europese Unie als het te lang duurt, is dat niet een dilemma waar ook de VVD mee worstelt?

De heer Van Ballekom (VVD):

Ik ken Oekraïne iets beter dan de gemiddelde Nederlandse burger wellicht en ik heb onvoorstelbaar veel respect voor de regering die daar op dit ogenblik opereert. Bijvoorbeeld het energiebeleid stemmen ze totaal af op de criteria die wij hier in de Europese Unie kennen, ondanks het feit dat ze in een oorlogssituatie zitten. Dat betekent, meneer Koole, dat als de regering echt wil voldoen aan de criteria van Kopenhagen, dat dan ook kan. Ik denk dat de bevolking — we spreken over een democratie — de regering ook zal dwingen om zo veel mogelijk te voldoen aan die criteria. Ik ben het met u eens dat het langer zal duren dan menigeen hoopt, maar als je je ervoor inzet, denk ik dat het wellicht kan lukken.

De heer Koole (PvdA):

Ik hoop het, met de heer Van Ballekom.

De heer Van Ballekom (VVD):

Maar het blijft een dilemma.

De heer Koole (PvdA):

Het dilemma blijft, maar dat geldt ook voor de andere landen die willen toetreden tot de Europese Unie. U noemde zelf Georgië, maar er is ook de Westelijke Balkan. Daar geldt hetzelfde dilemma natuurlijk.

De heer Van Ballekom (VVD):

Exact.

De heer Koole (PvdA):

Is daar dan niet een noodzaak, ook voor de Europese Unie, om het proces om te gaan voldoen aan de criteria te helpen bevorderen voordat ze toetreden, zodanig dat dat niet al te lang gaat duren en er dus mogelijk onvrede gaat ontstaan in die landen?

De heer Van Ballekom (VVD):

Ik denk zelfs dat het proces kan worden versneld wanneer we ons eigen huis op orde hebben, want dan hebben we altijd nog een middel, wanneer de Kopenhagencriteria ingevuld zijn, om in een later stadium corrigerend op te kunnen treden. Het ene kan dus ook met het andere samenhangen. Je kan wat meer risico nemen als je je eigen procedures op orde hebt, lijkt mij.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Koole.

De heer Koole (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Dit brengt mij even bij gedachte: zegt de heer Van Ballekom nu dat je die Kopenhagencriteria misschien iets minder strikt kan toepassen als je later toch in je eigen huis meer middelen hebt om alsnog corrigerend op te treden? Begrijp ik dat goed? Ik kan het me haast niet voorstellen.

De heer Van Ballekom (VVD):

Nee, dat begrijpt u niet goed. Ze zullen aan die Kopenhagencriteria moeten voldoen. Ik denk ook dat de regeringen daar gemotiveerd voor zijn, zeker de regering in Oekraïne. Die maakt zich daar op dit ogenblik hard voor en dat moet kunnen lukken. Maar uiteindelijk, als je de procedures op orde hebt, kun je ook altijd in een later stadium zeggen: nou, we hadden dat toch iets anders gewild en we verzoeken u beleefd daaraan te voldoen.

De heer Backer i (D66):

Ik zou aan de heer Van Ballekom graag de gedachte willen meegeven dat eenmaal door de poort van de criteria gekomen, landen natuurlijk toch weer een situatie kunnen komen — kijk naar Hongarije en Polen — waarin ze niet meer voldoen aan de voorwaarden. In die zin is die Europese Gemeenschap veel dynamischer, omdat het ook een rechtsgemeenschap is. Er is ook een Hof van Justitie dat daarin kan optreden. Er kunnen ook later nog voorwaarden gesteld worden, zoals aan Kroatië is gedaan bij de toetreding tot de euro nu per januari. Ziet de heer Van Ballekom daar nog een positieve kant aan?

De heer Van Ballekom (VVD):

Ja. Je kunt natuurlijk altijd een procedure aanspannen bij het Hof van Justitie, maar, zoals de heer Backer weet, duren die enorm lang. Ik denk dat de Europese Commissie wat meer automatisch zou moeten kunnen reageren op voortdurend niet voldoen aan de criteria of aan verdragsbepalingen. Natuurlijk zal uiteindelijk altijd door de rechter moeten worden bepaald wat voldoen is en wat niet voldoen is, maar dat spreekt voor zich.

De heer Backer (D66):

Het ging mij met name om het punt van de dynamiek. Het is niet een voor en een na, maar erna gebeurt er ook nog van alles, in de goede en in de slechte richting, en daar hebben we wel oplossingen voor.

De heer Van Ballekom (VVD):

Daar zijn wel oplossingen voor, maar wat er op het ogenblik in Polen en Hongarije gebeurt vind ik toch wel wat lang duren, om het zo maar te zeggen. Daar zou wat sneller correctief moeten kunnen worden opgetreden. Dat zou ook een goed signaal zijn naar andere landen om zich in de toekomst bij voortduring aan de criteria en de verdragsbepalingen te houden.

Mevrouw Karimi i (GroenLinks):

Ik ben het grotendeels eens met het betoog van de VVD-fractie, maar er zijn nu bijvoorbeeld tegen Polen al een aantal procedures gestart en er zijn uitspraken geweest. Artikel 7 is begonnen. Daar moet dan de Raad in actie komen en het zijn de regeringsvertegenwoordigers en -leiders die dat gewoon laten gaan. Je kunt het verdrag wijzigingen, maar je kunt ook kijken naar wat dat er eigenlijk op dit moment politiek gebeurt. Wat is dan de reactie van de VVD op de situatie zoals die nu is, dat de bestaande instrumenten gewoon niet worden toegepast?

De heer Van Ballekom (VVD):

Dat klopt. Dat ben ik helemaal met u eens. De bestaande mogelijkheden worden niet toegepast of de interpretatiemogelijkheden zijn zo breed dat je meerdere kanten op kunt. Ik denk dat we er verstandig aan doen om die manoeuvreerruimte te versmallen.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Dat is één optie. De andere optie kan ook zijn dat de grootste fractie in ons land gewoon de regeringsleider, die ook toevallig van die fractie is, oproept om in actie te komen, maar dat doet u niet.

De heer Van Ballekom (VVD):

Ik denk dat onze regeringsleider wel in actie komt, maar er zijn nog 26 andere regeringsleiders die daar misschien net iets anders over denken.

De voorzitter:

Tot slot mevrouw Karimi.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Ja, tot slot, voorzitter. Ik vind dat wel een beetje gemakkelijk, moet ik zeggen. De inzet van de regering kan veel sterker. Zoals ik bijvoorbeeld heb betoogd, hebben we straks ook nog Hongarije en Polen als voorzitter van de Europese Raad. Wat is dan de aansporing die de VVD-fractie doet richting deze minister voor die tijd?

De heer Van Ballekom (VVD):

Ik denk dat de regeringsleider en ook deze minister bij voortduring aandacht zullen vragen voor de rechtsstatelijkheid, de eerbiediging van de mensenrechten en de democratische beginselen. Ik heb ze nog niet betrapt op enige flexibiliteit daarin. In die zin denk ik dat wij er alle vertrouwen in kunnen hebben dat die druk zal worden opgevoerd. Maar het resultaat is natuurlijk niet altijd in handen van de Nederlandse regering.

De heer Van Dijk (SGP):

Ik heb een meer informatieve vraag aan mijn collega. Ik hoorde u over de Oekraïne. Heb ik u goed begrepen dat voor u Oekraïne wel of niet lid van de EU vooral afhangt van de vraag of ze voldoen aan de criteria? Ik heb dan gelijk een vervolgvraag. Het is heel mooi hoe de EU nu eensgezind optreedt tegenover Rusland, maar is het wijs om een land als Oekraïne lid van de EU te maken? Dat zou immers, even kort door de bocht gezegd, een provocatie richting Rusland zijn. Misschien is dat heel goed, maar kunt u er nog iets van zeggen of het ook wijs is?

De heer Van Ballekom (VVD):

Het is aan elke staat in Europa om een verzoek in te dienen om lid te mogen worden van de Europese Unie. Dat verzoek heeft de regering van Oekraïne gedaan. Ze doen ook hun best om aan de Kopenhagencriteria te voldoen. Ik vind dat we in de Europese Unie, als er echte inzet is van die zijde van de aanvragende staat, er ook open voor moeten staan om ze toe te laten tot de Europese Unie.

De heer Van Dijk (SGP):

Ik begrijp goed wat u zegt en ik zei al: mijn vraag is vooral informatief. Ik was echt benieuwd naar de opvatting van de VVD. U zult ook wel het dilemma onderkennen, want we willen op een bepaald moment toch vrede en een langdurige stabiele organisatie. Helpt het dan dat je Oekraïne toelaat? Het is toch een land dat we, en ik meen ook de VVD, in het verleden zagen als een soort buffer — "buffer" vind ik een slecht woord, maar ja — tussen Rusland en West-Europa? Speelt die vraag ook voor de VVD wel ergens? Kunt u daar iets over zeggen?

De heer Van Ballekom (VVD):

Dan kunnen we een hele discussie houden over buffers. Die buffers zouden er ook kunnen bestaan tussen de Europese Unie en de Arabische wereld via Turkije. Ik vind het geopolitiek van belang dat uiteindelijk, wanneer een staat lid wil worden van de Europese Unie en voldoet aan alle criteria, wij als Europese Unie ons huis op orde hebben en deze mensen met open armen moeten ontvangen.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog. Maar niet dan nadat mevrouw Faber nog een interruptie heeft gepleegd.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Het triggerde mij toch een beetje, die Oekraïne. Als ik de heer Van Ballekom begrijp, staat hij open voor een lidmaatschap, als ze maar voldoen aan de Kopenhagencriteria. Maar ik herinner mij nog dat wij hier het associatieakkoord hebben behandeld van Oekraïne en toen was het uw partijleider en minister-president Rutte die aangaven dat dit geen opmaat was voor een lidmaatschap en dat ze niet lid zouden worden van de Europese Unie. Hoe ziet u dat dan? Heeft u een andere mening dan de minister-president?

De heer Van Ballekom (VVD):

Jaja, daar heb ik wel een mening over, mevrouw Faber. Het afsluiten van een associatieverdrag is niet automatisch een garantie dat je lid kunt worden van de Europese Unie, en dat was destijds de discussie. Het is geen automatisme. Sinds het afsluiten van het associatieverdrag en de tijd waarin we nu verkeren, is er ook wel wat veranderd. We hebben nu te maken met een toetredingsaanvraag van Oekraïne. Ik vind dat we daarmee moeten omgaan en daarover moeten discussiëren.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Het klopt natuurlijk dat een associatieverdrag niet automatisch leidt tot een lidmaatschap. Maar dat is toen wel expliciet aan de minister-president gevraagd en die heeft dat toen gewoon ontkend. Eigenlijk is dat gewoon onbetrouwbare informatie geweest die hier met de Kamer is gedeeld.

De heer Van Ballekom (VVD):

Nou, dat denk ik niet. Ik denk dat dat echt in het kader moet worden gezien van het associatieverdrag in de tijd waarin dat associatieverdrag werd afgesloten. En zoals ik heb gezegd: we leven nu in een wat andere tijd.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Faber.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Het klopt dat we nu in een andere tijd leven en men kan dan wel voldoen aan de Kopenhagencriteria, alhoewel dat een hell of a job is voor Oekraïne —dat zie ik nog niet zo heel snel gebeuren — maar je importeert natuurlijk wel een oorlog in de Europese Unie. Ik vraag me af of dat wel verstandig is.

De heer Van Ballekom (VVD):

Dat is een andere zaak. Maar in mijn betoog heb ik ook al aandacht gevraagd voor de vraag hoe we omgaan met lidstaten die willen toetreden tot de Europese Unie en die deels worden bezet door een niet-lidstaat van de Europese Unie. Dat speelt in Oekraïne maar ook in Georgië. Het zal een hele tijd duren. Dat ben ik met u eens. We zullen niet binnen een, twee jaar kunnen concluderen dat alle criteria volgens de Kopenhagenagenda naar volledige bevrediging zijn ingevuld. Dat zal wat langer duren. Ik hoop dat het niet zolang duurt dat de bevolking moedeloos wordt, maar zoals ik al eerder gezegd heb, denk ik dat als de regering het wil en de druk bij de bevolking blijft groeien, we het juiste pad hebben gekozen om dit probleem in de toekomst op te lossen.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog.

De heer Van Ballekom (VVD):

Dat brengt mij eigenlijk als vanzelf bij het tweede onderwerp: de handhaafbaarheid. Via de rechtsstaatverordening hebben we dat al gedaan voor het financiële kader voor de middellange termijn. Dat is heel terecht, want het beschermt de EU-begroting tegen corruptie. Dat is terecht omdat corruptie het draagvlak ondermijnt voor de verdere ontwikkelingen binnen de EU. Dat is niet goed voor de economische groei, dat is niet goed voor de verbetering van het ondernemingsklimaat en het is ook niet goed voor de verdere uitbouw van de interne markt.

Eveneens verwelkomt de VVD de koppeling tussen de economische hervormingen en de uitbetalingen uit de Herstelfaciliteit. Het zou goed zijn wanneer de inzet op dit terrein wordt verbreed en versterkt. De regering is het hier kennelijk mee eens, zo blijkt uit de Staat van de Unie. De vraag is welke concrete stappen kunnen worden gezet in de nabije toekomst. Er zijn kennelijk voorstellen aangekondigd door de Commissie. Wat moet mijn fractie zich daarbij voorstellen? Gaan deze ver genoeg om wangedrag effectief te kunnen bestrijden? Kan de minister ook de laatste ontwikkelingen schetsen bij het Europees Openbaar Ministerie?

Voorzitter. Het bevorderen van de open handelsverhoudingen en het functioneren van de interne markt was mijn derde onderwerp. Ook voor de interne markt en de vrijhandel heeft de oorlog op het Europese continent belangrijke gevolgen. We streven naar verbetering van de Europese weerbaarheid en strategische autonomie. Tegelijk dient de werking van de interne markt te verbeteren en de vrijhandel te worden bevorderd. Dit zijn de kroonjuwelen van de Europese samenwerking, zo wordt terecht vastgesteld. De vraag is of deze doelstellingen elkaar niet bijten. Onrechtvaardige belemmeringen moeten worden weggenomen en een gelijk speelveld moet worden gewaarborgd. Kortom, een verdere liberalisering is de weg van de toekomst. Hoe denkt de regering hiermee om te gaan en welke initiatieven zijn te verwachten?

Het internemarktnoodinstrument voor de crisisrelevante producten en diensten zoals voorgesteld door de Europese Commissie vindt de regering te defensief. Bepleit wordt een meer offensieve benadering. Op dit terrein is de regering in de Staat van de Europese Unie weinig specifiek. Kan de minister een wat meer concrete invulling hieraan geven? Overigens zijn bepaalde crisisrelevante producten nauwelijks te produceren binnen de EU vanwege stringente toepassingen van verordeningen zoals REACH. Is de regering zich daarvan bewust en bepleit zij een wat pragmatischere aanpak?

Ook zet het kabinet zich in voor een actief handelsbeleid. Akkoorden met Chili, Mexico en Nieuw-Zeeland worden verwacht. Ik zou het kunnen weten, maar ik zou het de minister toch willen vragen: deze handelsakkoorden zijn toch hopelijk geen gemengde akkoorden die voor ratificatie worden voorgelegd? Hoewel via gemengde akkoorden meer zaken kunnen worden geregeld op aanpalende beleidsterreinen heeft kortzichtigheid geleerd dat dit een onbegaanbare weg is in de Unie van 27 lidstaten. Een herhaling van de CETA-discussie in dit huis dient bij voorkeur te worden voorkomen. In het verlengde hiervan, wat is de toekomst van het Mercosur-verdrag in de visie van de minister?

De voorzitter:

Mevrouw Karimi.

De heer Van Ballekom (VVD):

Mag ik dit even afmaken? Ik denk dat mevrouw Karimi het daarover wil gaan hebben.

De voorzitter:

Gaat u uw gang.

De heer Van Ballekom (VVD):

Is het niet beter dat de Commissie ervan overtuigd wordt dat een gemengd verdrag beter kan worden ingetrokken en vervangen door een puur handelsverdrag? Recent is aan het Bezuidenhout al een voorschot genomen op het ratificatieproces. Volgens de VVD-fractie maakt dat de zaak er niet gemakkelijker op.

Voorzitter. Voor alle duidelijkheid: we hebben dergelijke akkoorden nodig, niet alleen vanwege de handel, maar ook om onze ambitieuze klimaatdoelstellingen te kunnen verwezenlijken en onze strategische autonomie te versterken via verbreding en verbetering van de handelsbetrekkingen.

Tot zover dit onderwerp.

De voorzitter:

Misschien. Mevrouw Karimi.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Ik heb een vraag aan de heer Van Ballekom: van wie is de Europese Unie?

De heer Van Ballekom (VVD):

Van wie?

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Ja.

De heer Van Ballekom (VVD):

Niet van de Europese Commissie. Dat wordt weleens gedacht. De Europese Commissie denkt dat ze de lidstaten heeft uitgevonden, maar het is net andersom. De Europese Unie is dus van ons allemaal.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Spelen Nederlandse en andere Europese burgers ook een rol in uw visie?

De heer Van Ballekom (VVD):

Pardon?

(Hilariteit)

De heer Van Ballekom (VVD):

Er zit zo veel echo in de zaal, voorzitter, dat ik het niet kon verstaan.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Sorry, sorry. Ik vroeg: vindt u dat Europese burgers, de bevolking, eigenlijk de eigenaar moeten zijn van de Europese Unie, en niet de instituties, niet de regeringen? Klopt dat?

De heer Van Ballekom (VVD):

Ja, daarom hebben we ook gezegd: de Europese Unie is van ons allemaal. Ook van u.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Ook van mij, inderdaad. Ook van alle burgers die graag inspraak willen hebben als er bijvoorbeeld vergaande besluiten genomen worden. Wat heeft u ertegen als bij bijvoorbeeld het sluiten van een gemengd akkoord de nationale parlementen zeggenschap krijgen over het handelsbeleid? Ik bedoel, wat voor visie is dat nou?

De heer Van Ballekom (VVD):

Het handelsbeleid is sinds de oprichting van de Europese Unie een bevoegdheid van de Commissie en de instellingen, een uitsluitende bevoegdheid. We hebben in het verloop van de tijd geprobeerd om die handelsverdragen wat aan te kleden, om ook andere dingen te realiseren dan puur handelsbetrekkingen. Ik denk dat we die dingen moeten realiseren buiten de handelsbetrekkingen, buiten de handelsverdragen om.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Karimi.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Mijn probleem met het betoog van onze collega is dat het zijn inzet is om dingen zo veel mogelijk te regelen buiten de nationale parlementen om en debatten en discussies uit te sluiten zoals wij die hebben gehad over bijvoorbeeld CETA. Dat is gewoon niet goed voor de toekomst van de Europese samenwerking.

De heer Van Ballekom (VVD):

Ik sta er toch iets anders in, mevrouw Karimi. Ik denk dat wij de Nederlandse regering kunnen aanmoedigen om in Brussel bepaalde standpunten in te nemen, ook met betrekking tot het afsluiten van handelsverdragen. Maar het handelsbeleid is een unieke bevoegdheid van de Europese Commissie en dat is altijd zo geweest. Er zijn dingen in gemengde handelsverdragen die ik graag ook via zo'n gemengd handelsverdrag had willen realiseren, maar de praktijk leert dat dat wat moeilijker is dan gedacht.

De heer Van Apeldoorn (SP):

We zijn bij een punt aanbeland waar de heer Van Ballekom en ik een verschillende mening zijn toegedaan. Ik verbaas me er toch een beetje over dat de vertegenwoordiger van de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie zegt: zo'n debat over CETA moeten we in de toekomst voorkomen; het is betreurenswaardig dat een deel van het parlement daarover spreekt. Ik begrijp wel dat handelsbeleid een competentie van de EU is, maar wat is het van de kant van de heer Van Ballekom: zegt hij dat parlementen eigenlijk niet over gemengde akkoorden moeten gaan, of zegt hij dat we die gemengde akkoorden niet meer moeten hebben?

De heer Van Ballekom (VVD):

Ik denk dat als we de handelsbetrekkingen willen bevorderen, ons klimaatbeleid willen realiseren en ook meer autonoom willen zijn op strategische producten — dat zijn allemaal doelstellingen van de Europese Unie — we moeten bevorderen dat handelsverdragen worden afgesloten. Als ik, ik denk een maand geleden, hoor hoe daar in de Tweede Kamer over gedacht wordt, dan denk ik dat het verstandig is dat je doelstellingen die buiten het directe handelspolitiekbeleid staan, beter op een andere manier kunt regelen dan via een handelsverdrag of een gemengd verdrag.

De heer Van Apeldoorn (SP):

De heer Van Ballekom zegt dus eigenlijk: achteraf gezien had CETA beter niet dat investeringshoofdstuk kunnen bevatten, maar had het alleen puur over handel moeten gaan. Is dat wat de heer Van Ballekom nu zegt?

De heer Van Ballekom (VVD):

Ik ben blij dat we het CETA-verdrag in deze Kamer hebben geratificeerd. Ik zou het ook een blamage hebben gevonden, meneer Van Apeldoorn, wanneer een handelsland als Nederland, dat voor een belangrijk deel afhankelijk is van handel, dat niet zou hebben geratificeerd. We zouden internationaal werkelijk een modderfiguur hebben geslagen als dat zo zou zijn geweest.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Van Apeldoorn.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Ik weet niet of de voorzitter nu het debat over CETA wil overdoen, maar ik denk het niet.

De voorzitter:

Nee, dat wil ik inderdaad niet.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Maar waar ik nou zo benieuwd naar ben, is toch het volgende. De heer Van Ballekom zegt eigenlijk: kijk naar wat de Tweede Kamer over Mercosur zegt. Daar leven grote zorgen over klimaat en over andere standaarden. De Tweede Kamer heeft zich daartegen uitgesproken. Dat betreurt de heer Van Ballekom. En dan gaat hij nadenken of er misschien wegen zijn om de Tweede Kamer en uiteindelijk ook de Eerste Kamer te passeren. Volgens mij komt het daarop neer. Hij zegt dat hij die andere dingen, bijvoorbeeld investeringsparagrafen, wel wil, maar dat die dan op een andere manier geregeld moeten worden. Maar hoe gaan die dan in de visie van de heer Van Ballekom geregeld worden? Zouden wij daar als parlement niet alsnog over moeten gaan?

De heer Van Ballekom (VVD):

We kunnen als parlement natuurlijk altijd vragen om de regering een bepaald mandaat mee te geven wanneer ze de onderhandelingen gaan voeren in Brussel. Ik vind dat een fatsoenlijke manier om rekening te houden met de wensen van de Kamer. Maar dat je niet altijd honderd procent je zin kunt krijgen, dat weet je als je met z'n 27'en in een familie zit.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Nog even terugkomend op CETA, dat een gemengd verdrag was. Meneer Van Ballekom gaat ons toch niet vertellen dat we geen handel hadden kunnen drijven als het geen gemengd verdrag was geweest, maar alleen puur een handelsverdrag?

De heer Van Ballekom (VVD):

Nee, natuurlijk. Als het puur een handelsverdrag was, hadden we handel kunnen drijven. En nu kunnen we ook handeldrijven omdat het gemengd verdrag geratificeerd is. Het is niet zo dat wanneer dat niet geratificeerd zou zijn … Er zou op een gegeven moment een einde komen aan de situatie dat we handel zouden kunnen drijven met Canada.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Ja, maar dat kwam omdat ze er een gemengd verdrag van hadden gemaakt om dat arbitragehof door te drukken. Dat was namelijk het hete hangijzer erin. Als zij gewoon hun beleid hadden uitgevoerd, waartoe de Europese Commissie bevoegd is, dan was er gewoon niks aan de hand geweest. Maar ze wilden coûte que coûte dat arbitragehof erdoor drukken. We hadden gewoon handel kunnen drijven zonder een gemengd verdrag en dan hadden ze vanuit de Europese Unie gewoon een verdrag kunnen sluiten.

De heer Van Ballekom (VVD):

Ja, maar we zaten in een proces van ratificatie. We hadden op dat moment moeilijk aan de Europese Commissie kunnen vragen om het in te trekken en er maar een puur handelsverdrag van te maken. We gaan denk ik niet de hele discussie over dat arbitragehof overdoen, voorzitter, want dat heeft best wel zin. Het heeft niet zozeer betrekking op Nederland, zoals ik destijds heb betoogd.

De heer Otten i (Fractie-Otten):

Even hierop doorgaand. Wat de heer Van Ballekom net zei klopt. Het arbitragehof was vooral bedoeld voor landen waar het rechtssysteem niet al te best is, en dat is dus niet Nederland. Wij zijn ook voor handel, ook met Canada, maar wij vonden het een te vergaande inbreuk op de soevereiniteit. Dankzij de heer Koole — ik heb de PvdA toen een "vakbond voor multinationals" genoemd — is het er uiteindelijk toch doorheen gekomen. Is de heer Van Ballekom het met me eens dat we prima handel kunnen drijven zonder dit soort verregaande inbreuken op de soevereiniteit zoals met het Investment Court System in CETA? Volgens mij zit een dergelijk systeem niet in Mercosur, dus dat maakt het, in ieder geval voor ons, alweer makkelijker. Dit is namelijk het kernprobleem bij dit verdrag, waar ook de vorige sprekers op aansloegen. Is de heer Van Ballekom dat met mij eens?

De heer Van Ballekom (VVD):

Zoals ik tegen mevrouw Faber heb gezegd: natuurlijk kunnen we handeldrijven met Canada wanneer het een puur handelsverdrag zou zijn geweest. Inderdaad, dat klopt. Dat ben ik met u eens.

De heer Koole (PvdA):

De opmerking van de heer Otten werp ik verre van me. De PvdA is vanuit sociaaldemocratische opvattingen overtuigd tot haar standpunt gekomen. Maar mijn vraag gaat daar niet over.

De heer Van Ballekom zei al een paar keer dat het handelsbeleid van de Europese Commissie is. Gelukkig zei de heer Van Apeldoorn: het is van de Europese Unie. De vraag aan de heer Van Ballekom is: vindt hij niet ook dat elk handelsverdrag, of welk verdrag dan ook, altijd onderworpen moet zijn aan democratische controle? Bij het exclusieve terrein van de Europese Unie, de handel, gebeurt dat door het Europees Parlement. Daar is hij het, neem ik aan, toch erg mee eens. Het is niet de Europese Commissie die beslist. Het gaat uiteindelijk om instemming van het democratisch gekozen orgaan, het Europees Parlement. Ik kan hem volgen als hij zegt dat gemengde verdragen niet altijd even handig zijn, want dan heb je een stukje dat nationaal is en een stukje dat Europees is. Dat kan ook staatsrechtelijk verwarring scheppen; dat is het probleem dat ik met gemengde verdragen heb. Dan heb je een handelsverdrag dat is aangenomen door het Europees Parlement, maar dat zou kunnen worden verworpen door een nationaal parlement. Hoe zit dat constitutioneel? Om die reden zou het te wensen zijn dat je zo weinig mogelijk gemengde verdragen hebt. Dat ben ik met de heer Van Ballekom eens. Maar mijn vraag is: hij is het toch zeer met mij eens dat handelsverdragen, ook als ze niet gemengd zijn, volledig onderworpen moeten zijn aan democratische controle via het Europees Parlement?

De heer Van Ballekom (VVD):

Sterker nog, meneer Koole, niet alleen via het Europees Parlement, maar ook via de 27 parlementen van de lidstaten van de Europese Unie.

De heer Koole (PvdA):

Dat laatste klopt, maar dan via hun vertegenwoordigende minister in de Raad?

De heer Van Ballekom (VVD):

Voilà. Ja, en als we het er niet mee eens zijn, sturen we de minister gewoon naar huis.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog.

De heer Van Ballekom (VVD):

Dat brengt mij op het vierde en laatste onderwerp: de inkomsten en de uitgaven. De Commissie heeft aangekondigd voor het eind van het jaar te komen met een midterm review van het multiannual financial framework. Dit wordt naar verwachting wat vervroegd, ook al omdat er na het zomerreces nog nauwelijks enige wetgeving te verwachten is, zo leert de ervaring, met het oog op de te houden Europese verkiezingen in mei volgend jaar. Ter voorbereiding op deze discussie: zou de regering een overzicht kunnen geven van de besteding van de RFF-gelden en de daaraan gekoppelde realisering van het hervormingspakket? Voor zover wij hebben kunnen nagaan, is er op het leningendeel nauwelijks een beroep gedaan en is er sprake van onderbesteding bij het giftendeel omdat de economische effecten van de coronacrisis anders waren dan we hadden verwacht. Een structurele onderbesteding zou een meevaller moeten zijn voor de schatkist en geen stimulans om op zoek te gaan naar nieuw beleid.

Wat betreft de inkomsten is er sprake van een lawine aan nieuwe voorstellen of eigen middelen. De regering lijkt ten minste terughoudendheid te betrachten bij het Carbon Border Adjustment Mechanism. Feitelijk is dat een douaneheffing voor veelal goedkope producten van buiten de Unie die niet voldoen aan bepaalde eisen, om het even kort door de bocht aan te duiden. Datzelfde geldt voor het ETS, het EU-emissiehandelssysteem. Kan de regering samenvattend de laatste stand van zaken schetsen?

Daarnaast wordt gesteld dat er in de loop van 2023 nog aanvullende voorstellen te verwachten zijn, waaronder het IF, het Inclusive Framework, op het terrein van de vennootschapsbelasting voor multinationals, en BEFIT, de harmonisatie van de vennootschapsbelasting onder het mom van de versterking van de interne markt. BEFIT wordt door de Commissie gezien als een permanent nieuw eigen middel. De VVD-fractie is en blijft van mening dat het heffen van belastingen niet past bij het financieren van internationale organisaties. Internationale organisaties worden en dienen te worden gefinancierd via contributies. Onderschrijft de regering dit uitgangspunt? De VVD-fractie is eveneens van mening dat extra eigen middelen niet automatisch moeten leiden tot hogere uitgaven of tot een herverdeling van middelen tussen de lidstaten. De begrotingsdiscipline die nationaal betracht moet worden, dient Europees ook een leidraad te zijn. Deze twee uitgangspunten zullen bepalend zijn bij de beoordeling van een aangepast eigenmiddelenbesluit en de mogelijke aanpassingen van het multiannual financial framework.

Dan over de zorgvuldige besteding van de beschikbare middelen. Tijdens de gesprekken met de Rekenkamer is komen vast te staan dat de nationale verklaring over de rechtmatige besteding van de EU-gelden een niet-werkend instrument is gebleken. De Nederlandse regering heeft zich hiervoor jarenlang ingezet, maar heeft kennelijk nu de handdoek in de ring gegooid. Dat is zorgelijk. Wat zijn de achterliggende redenen? Zijn er alternatieven in ontwikkeling? Gedacht zou kunnen worden aan dat wanneer de rechtmatigheid van uitgaven niet kan worden vastgesteld, aangedrongen wordt op terugstorting van de subsidies of andersoortige correcties. Het is temeer zorgelijk omdat de Europese Rekenkamer ervan uitgaat dat de rechtmatigheid van de uitgaven moet voldoen aan de materiële grens van 2%, een foutenmarge zogezegd. Het afgelopen jaar heeft de Europese Rekenkamer vastgesteld dat die marge inmiddels hoger is dan 3%. Kortom, een ontwikkeling in de verkeerde richting.

Extra aandacht en inspanningen zijn daarom dringend noodzakelijk en dat is niet alleen in een begrotingstechnisch perspectief een vereiste, maar ook belangrijk om het draagvlak voor de verdere Europese ontwikkelingen en initiatieven te verbreden. Want zonder EU kunnen we domweg niet en zijn oplossingen voor tal van maatschappelijke problemen moeilijker of niet bereikbaar. Daar is mijn fractie zich maar al te zeer van bewust. Vandaar ook het benoemen van wat nog niet lekker loopt, met de bedoeling verbeteringen aan te brengen in het functioneren van de Unie om daarmee tevens te pogen het eurocynisme te bestrijden. Hoewel het de lading niet helemaal dekt, kan mijn wat kritische toon worden herleid naar een uitspraak van onze buren, namelijk was sich liebt, das neckt sich. We moeten niet ophouden ons blijvend in te spannen er een goed functionerende Unie van te maken. Mijn fractie ziet uit naar de antwoorden en de reflecties van de regering.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Ballekom. Dan is het woord aan de heer Knapen namens het CDA.