Openbaar - Hoe toegankelijk zijn en waren de Kamers?



In 1815 sprak het niet vanzelf dat de nieuwe Staten-Generaal in het openbaar zouden gaan vergaderen. Sommigen vonden dat politieke vergaderingen het best besloten konden zijn. In de Republiek had dit toch ook goed gewerkt? De tegenstanders van openbaarheid waren bang dat de zittingen eerder uit de hand zouden lopen als er publiek bij aanwezig was. Ook vreesden zij dat het volk in verschillende kampen uiteen zou vallen als het zag dat parlementsleden het met elkaar oneens waren.


Weinig belangstelling

De commissie die de nieuwe Grondwet maakte, vond echter dat openbare vergaderingen er nu eenmaal bij hoorden. Zij besloot dat de zittingen van de Tweede Kamer vrij toegankelijk zouden zijn. Voor de Eerste Kamer zou dat in 1849 ook gaan gelden. Tot halverwege de negentiende eeuw bleek dat de openbare vergaderingen tot weinig problemen leidden. De Staten-Generaal waren ondergeschikt aan de koning en erg veel belangstelling voor de zittingen was er niet.


De parlementaire pers

Vanaf de Grondwetswijziging van 1848 begon dit te veranderen. Alles wat er in de Staten-Generaal werd gezegd, werd vanaf dat moment opgeschreven en gedrukt. De teksten van voor die tijd zijn later alsnog gereconstrueerd. Omdat het parlement meer te zeggen kreeg, kwam er ook meer journalistieke belangstelling voor. Geschreven media en later radio en televisie informeerden de burgers over de debatten. Zij durfden daarbij ook steeds kritischer te zijn.


Parlementsleden treden naar buiten

Parlementsleden realiseerden zich dat zij niet langer alleen voor hun collega’s spraken. Zij gingen zich tijdens hun optredens in de Kamers meer richten op het publiek. Dat deden ze veel vaker ook buiten de Kamer, in kranten, op de radio en op tv. Een eeuw geleden deden zij dit via politiek gekleurde media. Tegenwoordig kan het ook directer, bijvoorbeeld via Facebook en Twitter.