Plenair Meijer bij voortzetting behandeling COVID-19-onderwerpen en de langetermijnaanpak



Verslag van de vergadering van 5 juli 2022 (2021/2022 nr. 36)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.17 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Meijer i (VVD):

Voorzitter. De aanwezige leden van de regering hebben al ruim drie uur naar veel kritische vragen en opvattingen geluisterd. Graag had ik een wat andere toon gekozen, maar ook de VVD-fractie in deze Kamer is kritisch. Daarbij wil ik niet terugkijken. Dat zal op een gepast moment en vooral eerst door anderen gebeuren. Wij willen vandaag vooral reageren op de langetermijnbrief, zonder daarbij het debat in de Tweede Kamer over te doen. Als wij vandaag achteromkijken, dan is het vooral om ervan te leren. Samengevat hebben wij de volgende kritiek. Er lijkt te weinig en te laat te gebeuren. De communicatie en voorlichting zijn onvoldoende. En de actuele ontwikkelingen rond de besmettingen stellen niet gerust.

Ik zal het in mijn bijdrage hebben over de verantwoordelijkheidsverdeling, het MIT, de communicatie, de preventie en de optimalisering van de zorgketen. Maar allereerst — dat is onze primaire rol — zal ik het hebben over de wetgeving.

Wij hebben als Kamer de regering natuurlijk niet geholpen door onlangs de Tijdelijke wet maatregelen niet langer te verlengen. Het is de regering aan te rekenen dat ze niet tijdig permanente wetgeving heeft ontwikkeld als grondslag voor vergaande maatregelen die inbreuk maken op grondrechten. Maar mijn fractie vond het niet proportioneel, zelfs riskant, om de Tijdelijke wet maatregelen dan maar niet te verlengen, terwijl het virus natuurlijk nooit is weggeweest.

De heer Otten i (Fractie-Otten):

Ik hoor de heer Meijer van de VVD zeggen dat we het kabinet niet hebben geholpen door de Tijdelijke wet maatregelen weg te stemmen. Is de heer Meijer van mening dat wij hier in de Eerste Kamer wetten aan de Grondwet moeten toetsen en dat we naar de grondrechten moeten kijken? Of is hij van mening dat we hier zitten om het kabinet zo veel mogelijk te helpen en ten dienste te zijn? Dat is eigenlijk de vraag die deze opmerking van de heer Meijer bij mij oproept.

De heer Meijer (VVD):

Ik verklaar vooral onze eigen stem. Wij vonden dat de regering eerder permanente wetgeving had moeten ontwikkelen, om bij zoiets vergaands als aanpassing van grondrechten een permanente basis te hebben. Dat hebben wij regelmatig gevraagd. Op een gegeven moment kom je voor de afweging: die permanente wet is er niet, moeten we de Tijdelijke wet maatregelen dan toch maar verlengen? Of moeten we meer principieel zeggen: nee, dit is niet goed? Wij vonden uiteindelijk dat wij die gereedschapskist wel wilden hebben. U heeft een andere afweging gemaakt. Dat is me bekend.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Ik constateer dus …

De voorzitter:

Uw microfoon doet het niet, maar ik heb hem niet uitgezet.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Als u hem niet uitschakelt, dan zou hij het nu moeten doen. Hij doet het nu.

Ik constateer dat de VVD zegt: die permanente wetgeving kwam er niet, dat moeten we dan maar belonen door die slechte wet eindeloos te verlengen. Slecht gedrag moet je belonen; dat is wat ik hieruit concludeer. Wij — gelukkig de meerderheid in deze Eerste Kamer — hebben gezegd: u hebt tweeënhalf jaar de tijd gehad. Er zijn ook termijnen verbonden aan het permanent moeten maken van een wet, maar toch is het nooit gebeurd. Ik heb ook aan de minister gevraagd waarom dat niet is gebeurd. Maar dan moet je dat slechte gedrag natuurlijk niet gaan belonen. Zo herken ik de VVD helemaal niet. Dus ik vraag de heer Meijer: wat is er met uw partij aan de hand?

De heer Meijer (VVD):

De heer Otten parafraseert onze inbreng in het vorige debat, die ik nu herhaald heb. Een afweging — ook een politieke afweging — is vaak het kiezen tussen twee kwaden. Dat was in dit geval aan de orde. Het woord "belonen" laat ik geheel voor rekening van de heer Otten.

Nu is gelukkig de eerste tranche van de wijziging van de Wet publieke gezondheid in consultatie, om via die weg de democratische inbedding van eventuele noodzakelijke maatregelen te verzekeren.

De heer Nicolaï i (PvdD):

Heel kort, voorzitter. Ik hoorde de heer Meijer zeggen: we hebben de regering niet geholpen. De heer Otten haakte daarop in. Maar we hebben de regering toch juist wel geholpen, althans in de visie van de VVD, lijkt me, door die Tijdelijke wet maatregelen niet weer te verlengen? Dat was voor de regering een stimulans om met een wetsvoorstel te komen.

De heer Meijer (VVD):

Zo zou je het kunnen interpreteren. Mij gaat het even niet om een spelletje tussen Eerste Kamer en regering, maar om een pandemie die onder ons is, in het kader waarvan eventueel maatregelen getroffen moeten worden waarvoor een wettelijke basis nodig is. Als die wettelijke basis niet ideaal is, dan is die altijd nog beter dan geen wettelijke basis. Dat is onze afweging geweest. De heer Nicolaï heeft een andere afweging gemaakt. Maar we herhalen nu een beetje het debat dat hier eerder gevoerd is.

De heer Nicolaï (PvdD):

Ik ben heel blij dat er nu inderdaad een wet ligt. Ik denk dat als we de voortgang erin willen houden en als we er, ook als Eerste Kamer, voor kunnen zorgen dat het een behoorlijke wet wordt, we ook nu al ons licht kunnen laten schijnen over dat consultatievoorstel. Maar de opmerking van de heer Meijer van de VVD was nou net dat we dat nog niet mochten. Dan raken we dus alleen maar in de vertraging. Of zie ik dat verkeerd?

De heer Meijer (VVD):

Nou, het is toevallig dat we vandaag een langetermijncoviddebat hebben en dat een voorstel dat daarop betrekking heeft in consultatie is, waardoor wij op dit moment over zo'n voorstel kunnen praten. Maar het lijkt me niet dat we er een gewoonte van moeten maken om voorstellen die nog in een andere fase van wetgeving zitten, hier met elkaar te becommentariëren. Maar u heeft natuurlijk alle recht om dat te doen als hier een langetermijncoviddebat is. Alles mag aan de orde gesteld worden. Maar ik vind wel dat wij op rolzuiverheid moeten letten en op het moment waarop wij aan de orde moeten komen.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Nicolaï.

De heer Nicolaï (PvdD):

Als de VVD dan zijn verantwoordelijkheid neemt en zegt dat het toch eigenlijk erg is dat er nu geen gereedschapskist is, dan zou ik als VVD zeggen: dan gaan we als de sodemieter met deze wet aan de slag en dan gaan we dus ook nu al onze mening geven over dit consultatievoorstel. Dan gaat het allemaal zo snel mogelijk lopen. Of zie ik dat dan verkeerd?

De voorzitter:

Tot slot, meneer Meijer.

De heer Meijer (VVD):

Ik houd van ordentelijke procedures. Dat betekent dat er nu een internetconsultatie is. Daarna komt het advies van de Raad van State. Dan gaat de regering ernaar kijken. Dan gaat het naar de Tweede Kamer en na een debat daar krijgen wij het. Ik denk dat dat een zorgvuldige manier is. Als je die zorgvuldige manier behoudt, ben je misschien ook wel het snelste bij de eindstreep, want anders gaat iedereen op elkaar reageren in het proces, wat zomaar tot vertraging zou kunnen leiden.

Nu is gelukkig de eerste tranche van de wijziging van de Wpg in consultatie. We zullen op z'n vroegst in september het wetsvoorstel voorgelegd krijgen. Mijn vraag is: wat kan de regering anders doen dan noodverordeningen laten opstellen als onverhoopt toch maatregelen noodzakelijk zijn waarvoor nu een juridische basis ontbreekt?

We hebben vragen gesteld over het staatsnoodrecht. Het is goed dat we als antwoord hebben gekregen dat uiteindelijk deze wijziging van de Wpg moet passen in het bredere kader van de herziening van het staatsnoodrecht. In het najaar wordt ons daarvoor een kader voorgelegd. Het is goed dat deze eerste stap eventueel aangepast kan worden als die niet in het bredere kader zou passen.

Mevrouw De Boer i (GroenLinks):

De heer Meijer benoemde dat zolang de Wpg niet gewijzigd is, we aangewezen zullen zijn op het staatsnoodrecht voor het nemen van maatregelen.

De heer Meijer (VVD):

Nee.

Mevrouw De Boer (GroenLinks):

Of was dat een vraag? Is hij het niet met ons eens dat er nog heel veel zit tussen het nemen van dwingende wettelijke en beperkende maatregelen en eigenlijk nietsdoen? Wat is de waarde van dringende adviezen van de overheid en goede communicatie daarover? Is dat niet iets wat in eerste instantie, en misschien nu al, ingezet zou moeten worden?

De heer Meijer (VVD):

Ik kom daar later in mijn betoog over te spreken als ik het over preventie heb. Ik had dat in het begin aangekondigd. En misschien is er sprake van een misverstand. Ik heb twee alinea's misschien te snel aan elkaar gekoppeld. Ik heb gezegd: hebben we iets anders dan noodverordeningen als er iets nodig mocht zijn? Toen begon ik aan een nieuwe alinea over staatsnoodrecht, waarover we een advies van de Raad van State hebben ontvangen en waar de regering op heeft gereageerd. Maar dat heeft, in directe zin, niets met elkaar te maken in mijn betoog.

Voorzitter. Vanochtend heb ik een interruptie gepleegd toen het ging over de Wpg die in consultatie was. Ik zou daar, gelet op mijn interruptie, helemaal niets over moeten zeggen, maar ik permitteer me nu wel de vrijheid om één ding te vragen. Waarom zit iets als het coronatoegangsbewijs niet in het maatregelenpakket? De sectoren zijn nu bezig met sectorplannen. Ik kan me voorstellen dat een sector als de nachthoreca misschien wel iets als een toegangsbewijs of een maatregel om te kunnen selecteren bij de ingang zou willen hebben, zodat ze dan toch open kunnen blijven. Ik zeg niet dat dat het coronatoegangsbewijs moet zijn dat we kennen. Misschien kan de minister reageren op iets van toegangsmaatregelen.

De heer Van Hattem i (PVV):

Ik blijf me er toch over verbazen dat de VVD zo krampachtig aan dat toegangsbewijs blijft vasthouden, terwijl onder andere uit onderzoek van de TU Delft is gebleken dat zo'n 2G-maatregel helemaal niet effectief is. Die biedt alleen maar schijnveiligheid. Waarom houdt de VVD vast aan een maatregel op basis van de vaccinatiestatus, terwijl die helemaal niet bepalend is voor de mate van besmettelijkheid?

De heer Meijer (VVD):

Volgens mij heb ik niet gezegd waarop het toegangsbewijs gebaseerd moet zijn. Dat kan ook gebaseerd zijn op testen. Maar het is in ieder geval iets waarmee je een maatregel kunt nemen om wel open te blijven, zoals in de nachthoreca.

De heer Van Hattem (PVV):

Maar ik heb juist begrepen dat daarvoor wel degelijk een grondslag is opgenomen in het voorstel dat nu in consultatie is. Zou het niet veel zorgvuldiger zijn om eerst te kijken of er überhaupt sprake is van een effectieve maatregel voordat je al bepleit om een dergelijke maatregel in te voeren en te overleggen aan economische sectoren, terwijl die vrijheidsbeperkend en daarmee grondrechtenschendend is?

De heer Meijer (VVD):

Ik heb u vanochtend een vraag horen stellen. Ik wacht het antwoord met belangstelling af. Ik heb in de consultatie-exemplaren van de wet nog even nagekeken waar die grondslag te vinden was, maar ik wacht het antwoord af. Ik heb nu niets anders gezegd dan dat een soort toegangsmaatregel, in welke vorm dan ook, gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek enzovoort, mij een hulpmiddel lijkt voor sectoren. Ik wacht het antwoord daarop af.

De heer Van Hattem (PVV):

Zou de vaccinatiestatus, die op basis van het 2G-onderzoek van de TU Delft niet effectief blijkt, daarbij niet in ieder geval uitgesloten moeten zijn?

De heer Meijer (VVD):

Ik wacht de reactie van de minister op uw vraag daarover af.

De heer Karakus i (PvdA):

Ik ben benieuwd hoe de heer Meijer erin zit. De heer Verkerk hield vanmorgen een pleidooi om in de sectorale plannen regionaal maatwerk mogelijk te maken. Wat vindt u daarvan?

De heer Meijer (VVD):

Ja, ik vond het wel een pikante discussie. De heer Verkerk had burgemeesters gesproken. Toevallig ben ik in de vorige coronaperiode enige tijd waarnemend burgemeester geweest. Ik was zelfs voorzitter van de veiligheidsregio. Het lijkt mij erg ingewikkeld om regionaal maatwerk toe te passen als het gaat om maatregelen zoals die in de wet terechtkomen. Er kan natuurlijk wel regionaal maatwerk plaatsvinden wat betreft het met elkaar zaken doen in de preventiefase en dergelijke. Ik ben op dat punt ook benieuwd naar het antwoord van de minister. Ik denk dat het in de praktijk lastig zal zijn om de regiogrenzen en lokale grenzen te bewaken. Ik denk dat u daarvan zelf ook al een voorbeeld gaf.

Ik had het over de sectorplannen. Ik noemde één voorbeeld. Gisteravond heb ik wat sectorplannen kunnen terugvinden over kinderopvang en onderwijs. Het totaalbeeld van de sectorplannen is echter zeer divers. Misschien kan er een update geven worden van hoe het daarmee staat en welk tijdschema daarbij hoort.

Hiermee kom ik op de eigen verantwoordelijkheid. Het spreekt de VVD-fractie zeer aan dat de eigen verantwoordelijkheid van burgers en sectoren inmiddels zo benadrukt wordt door de regering. Daarmee is duidelijk lering getrokken uit de aanpak van de crisis tot dusver. Met name jongeren en ondernemers, normaal steunpilaren in de samenleving, werden kwetsbaar door die aanpak. Een weerbare samenleving helpt in de aanpak van een crisis. Het volgende zal waarschijnlijk niet de bedoeling zijn, maar zo is het wel op mij overgekomen. De minister van VWS presenteert de eigen verantwoordelijkheid alsof de verantwoordelijk van de overheid kan afnemen als die van burgers en sectoren toeneemt. Misschien kan de minister dat misverstand wegnemen. Ook de overheid dient haar verantwoordelijkheid te pakken, want de samenleving en de sectoren willen weten binnen welke wettelijke en financiële kaders ze hun sectorplannen moeten maken, zodat daarbinnen ieder dan zijn eigen verantwoordelijkheid kan nemen.

De regering hanteert twee nevengeschikte doelstellingen. Dat zijn sociaal-maatschappelijke en economische continuïteit en vitaliteit, en de toegankelijkheid van de hele zorgketen voor iedereen. Op zich zijn we het daarmee eens. Maar hoe meetbaar zijn die doelstellingen? Als er maatregelen genomen worden, zullen er afwegingen gemaakt moeten worden hoe je de consequenties van zo'n maatregel objectiveert.

Is daarvoor het Maatschappelijk Impact Team in het leven geroepen? De VVD-fractie in deze Kamer zou zo'n team niet zelf bedacht hebben. Adviseert het MIT niet bij uitstek op het terrein waarvoor politici gekozen zijn? Dat is het wegen van maatschappelijke gevolgen van maatregelen. In onze ogen is het kabinet een mit. Waarom gaan het advies van het MIT en de uitvoeringsadviezen niet langs het bestuurlijke afstemmingsoverleg, waar het OMT-advies op bestuurlijke haalbaarheid en wenselijkheid wordt beoordeeld? De VVD-fractie onderstreept dat er in het coronabeleid meer aandacht moet komen voor de sociaal-maatschappelijke en economische vitaliteit en continuïteit. Ondanks alle goede bedoelingen bestaat er bij ons de vrees dat er met de toevoeging van het MIT op rijksniveau een wirwar van opvattingen wordt geventileerd, waardoor de duidelijkheid van het regeringsbeleid er niet beter op wordt. Duidelijkheid en voorspelbaarheid zijn toch iets wat men in een crisis van een regering mag verwachten.

Mevrouw De Boer (GroenLinks):

Blijkbaar heeft de heer Meijer een ander beeld bij het MIT dan wij. Wij hebben het zo gezien dat het de economische en maatschappelijke gevolgen in kaart brengt, waarna de afweging in de politiek plaatsvindt, net zoals het OMT de gezondheidseffecten en -risico's in kaart brengt, waarna de afweging door het kabinet plaats zal moeten vinden. Is de heer Meijer het met mij eens dat het zo zou moeten zijn? Laat ik het zo formuleren. De vraag aan de minister is vervolgens hoe het ís.

De heer Meijer (VVD):

Laat nu net de laatste zin van deze alinea zijn: "Laat het MIT zich in ieder geval concentreren op feitelijke en objectiveerbare waarnemingen, en laat de regering en het parlement de afwegingen maken". Dat zijn we dus helemaal eens, en zo heb ik in interruptietijd een deel van mijn spreektijd kunnen verstoppen.

Voorzitter. Wat men ook van de regering mag verwachten, is heldere communicatie en voorlichting. De VVD-fractie is op dit punt kritisch. Het virus is nooit weggeweest en kent sinds enkele weken een opleving. In deze fase gaat het met name om het weer naleven van de basismaatregelen. Wij vinden dat dit onvoldoende indringend onder de publieke aandacht wordt gebracht. Ook schrikken wij van het geringe aantal 60-plussers dat een tweede booster heeft gehad.

Voorzitter. Covid is vooralsnog onder ons. Dat betekent nogal wat voor onze samenleving, speciaal voor ouderen en mensen met een kwetsbare gezondheid. Het is prachtig om als uitgangspunt te formuleren en te communiceren dat dit kabinet de sluiting van scholen en van de kinderopvang te allen tijde wil voorkomen, maar dan moet je ook aangeven wat daarvoor nodig is en wat van de bevolking wordt verwacht. Graag horen we van de regering wat er op korte termijn aan de communicatie verbeterd gaat worden, waarbij we de publieke voorlichting graag afgestemd zien op de diverse doelgroepen, want we weten inmiddels wel dat niet iedereen op dezelfde manier en met dezelfde boodschap bereikt kan worden.

Voorzitter. De brief van 13 juni geeft een overzicht van de voorbereidingen die getroffen worden met het oog op een nieuwe opleving van het virus. Daar zijn wel wat kanttekeningen bij te plaatsen. Ik zal dat terughoudend doen, want het primaat ligt bij onze collega's in de Tweede Kamer, en die hoeven we niet aan te moedigen. Als wij binnenkort weer wetgeving voorgelegd krijgen, is het goed om te weten of de integrale aanpak waaraan die wetgeving ten dienste staat, goed in elkaar zit. Terecht heeft de regering allereerst aandacht voor preventie, onder meer door een gezonde leefstijl. Vermijdbare zorg, de vaccinaties, leefregels en voorlichting zijn waarschijnlijk de belangrijkste stap, nu corona, naar wij aannemen, nog wel even onder ons blijft. Dan stelt het ons niet gerust, met alle begrip voor de beperkingen die de huidige arbeidsmarkt met zich meebrengt, dat het dan toch nog zes weken duurt om indien nodig vanuit een basiscapaciteit van 300.000 vaccinaties per week op te schalen naar 1,5 miljoen vaccinaties per week. Misschien kan de minister toch nog toelichten waarom dat zo lang moet duren.

Voorzitter. Het belang van het voorkomen van zorgvraag wordt nog eens extra benadrukt als je het hoofdstuk De zorgketen geoptimaliseerd uit de langetermijnbrief van de regering tot je neemt. Is de minister het met mij eens dat er voor de korte termijn, dit najaar, alleen maar beperkte winst te halen is uit de voorgestelde optimalisaties, en dan vooral om uitbraakgolven het hoofd te bieden? Is hij het eens dat structurele verbeteringen meer tijd en vooral ook meer regie vragen? Dat vraagt om een meer publieke aansturing in crisissituaties, van een deels private witte sector.

Bij de evaluatie van de Wet op de veiligheidsregio's was dat al een thema en ook het OVV-rapport biedt daarvoor handvatten. Naast publiek-privaat speelt ook het onderscheid centraal-decentraal in die aansturing een rol. Dat zijn interessante thema's die we gaan behandelen als we wetgeving voorgelegd krijgen. In dit verband is van belang dat de tweede tranche van de aanpassing van de Wpg betrekking zal hebben op de landelijke functionaliteit infectieziektebestrijding (LFI). Deze LFI zal namens de minister van VWS en samen met de GGD's de operationele aansturing van grootschalige infectieziektebestrijding ten tijde van een crisis op zich nemen.

Voorzitter. Het is relevant om te weten of ook vooruitlopend op een wettelijke regeling al op deze manier gewerkt kan worden. Anders geformuleerd: wat kan het LFI niet zolang er nog geen wettelijke verankering is? Onze vraag over de snellere opschaling van de vaccinatiecapaciteit mag in dat licht worden bezien.

En dat, voorzitter, brengt me ten slotte op een wat hoger abstractieniveau bij de vraag van mijn fractie of we covid wel uitsluitend als crisis moeten blijven benaderen. Bij een crisis, ook de langdurige, denk je aan iets van voorbijgaande aard, maar covid en ook long covid leiden naar onze verwachting de komende jaren tot een permanent verhoogde zorgvraag in de hele keten. Om aan die zorgvraag tegemoet te komen, kan de zorgcapaciteit vooralsnog niet betekenisvol worden opgeschaald, is onze waarneming. Graag op dit punt een reflectie van de bewindsman.

Voorzitter. We wachten met belangstelling de beantwoording en de reflecties af.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Van Hattem.

De heer Van Hattem (PVV):

Ik vond de laatste zin van de heer Meijer van de VVD een beetje cryptisch. Wat bedoelt hij precies met: de zorgvraag kan nog niet betekenisvol worden opgeschaald? Wil hij daarmee zeggen dat de zorgcapaciteit wel zou moeten worden opgeschaald of heeft hij er twijfels bij dat dat gebeurt? Kan de heer Meijer daar misschien nog nader op ingaan?

De heer Meijer (VVD):

Er staan volgens mij in hoofdstuk 4 van de langetermijnbrief een aantal beschouwingen, gebaseerd op adviezen over hoe de zorgcapaciteit geoptimaliseerd kan worden. Daarin worden argumenten gegeven waarom er toch ook allerlei beperkingen aan zitten; dat heb ik nu even niet paraat allemaal. Als de minister zegt dat het wel betekenisvol kan, dan hoor ik dat graag, maar ik heb de indruk dat we toch met beperkingen te maken hebben. Dat heeft onder andere met de arbeidsmarkt te maken. We kunnen wel denken "we zetten er zoveel bedden bij of zoveel dit of dat", maar dat zal niet allemaal lukken. Dat betekent nogal wat. Die vraag breng ik nu helemaal aan de voorkant onder de aandacht, zonder dat ik zelf oplossingen heb. Maar hier een motie aannemen die oproept dat het betekenisvol opgeschaald moet worden, zou een beetje leeg zijn, want volgens mij lukt dat niet. Ik wacht graag — daar heb ik ook om gevraagd — de reactie van de bewindspersoon af.

De heer Van Hattem (PVV):

Maar dan is natuurlijk wel een beetje de vraag hoe de VVD erin staat, los van de vraag of het lukt of niet. Dat het structureel nodig is, is wel duidelijk. Zegt de VVD-fractie dan: "We moeten wel die stap willen zetten? We moeten wel de intentie hebben om het structureel op te schalen?" Hoe moeten we dit uitleggen? Is de VVD nou van mening dat er structureel zou moeten worden opgeschaald, los van de vraag of het haalbaar is? Zou het wel de bedoeling moeten zijn? Of zegt de VVD: we moeten het helemaal niet structureel opschalen?

De heer Meijer (VVD):

Nou, die opschaling komt op een andere plaats in mijn betoog dan het in uw betoog zit. Volgens mij hebben we aangegeven dat de VVD ervan uitgaat dat preventie — dat heeft te maken met leefstijl, met vaccinatie, met gedragsregels — het eerste is. Als er vervolgens maatregelen genomen moeten worden en er beperkingen moeten worden opgelegd, dan hebben we daar misschien een wettelijke basis voor nodig. Uiteindelijk zal het leiden tot belasting van de zorg, maar daar moet je niet met de oplossing beginnen. Ik geef op het eind aan dat er, ook door postcovid en het feit dat het nog wel een paar jaar duurt, toch altijd een wat structurele hoge belasting van de zorg is, los van de pieken. Onze vraag is of de zorg dat aankan als we die optimalisatierapporten lezen. Dat is wat ik als vraag naar voren breng. Natuurlijk wil ik het graag oplossen, maar ik wil een heleboel dingen. Ik zie op een gegeven moment ook wel dat er beperkingen zijn aan de oplossingen. Die beperkingen zijn er en dan moeten er misschien keuzes gemaakt worden. Daar hoor ik graag een beschouwing op van de minister als begin van een discussie en niet als eind.

De voorzitter:

Tot slot.

De heer Van Hattem (PVV):

Als de conclusie al is dat er een structureel hogere belasting van ons zorgstelsel is — die conclusie trekt de heer Meijer zelf — dan is het begin van de discussie dat je toch stappen moet zetten om die structureel hogere belasting op te kunnen vangen en daarmee ook een structureel hoger aanbod van zorgcapaciteit in moet kunnen zetten. Is dat niet gewoon een logische consequentie waar we naartoe zouden moeten werken in plaats van nu allerlei terugtrekkende bewegingen te maken in de zin van "het komt misschien vanuit de flexibilisering of vanuit preventie" als je zelf al de conclusie trekt dat het in de komende jaren een structureel probleem gaat worden?

De voorzitter:

Tot slot, meneer Meijer.

De heer Meijer (VVD):

Voorzitter. Ik neem afstand van de kwalificatie "terugtrekkende bewegingen". Ik heb aangegeven hoe in de ogen van de VVD-fractie een pandemie aangepakt moet worden. Dan komen we op het eind inderdaad bij een probleem. Ik ben helemaal geen woordvoerder Zorg, dus ik begeef mij op de grenzen van wat ik mij hier kan permitteren. We komen ten slotte terecht in een stelsel dat zonder pandemie al vraagstukken kent. Dan kan je natuurlijk zeggen dat je dat wil uitbreiden, maar daar zitten beperkingen aan. Die moet je met elkaar onder ogen willen zien. Dat is de kern van mijn betoog.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Meijer. Wenst een van de leden in de eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval.