Plenair De Bruijn-Wezeman bij behandeling Goedkeuringswet derde verlenging geldingsduur Twm covid-19



Verslag van de vergadering van 23 november 2021 (2021/2022 nr. 7)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 11.06 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw De Bruijn-Wezeman i (VVD):

Voorzitter, ik doe mijn mondkapje even af omdat mijn bril anders beslaat. Zonder kunnen we nog niet.

Voorzitter. Wij bespreken vandaag de goedkeuring voor de derde verlenging van de geldingsduur van de Tijdelijke wet maatregelen met drie maanden, van 1 september tot 1 december aanstaande. Dit betekent dat als wij volgende week voor deze wet stemmen, de wet op dat moment nog precies tien uur geldig zal zijn. De VVD-fractie vraagt zich dan ook af hoe zinvol de ook door deze Kamer gewenste procedure is in een tijd waarin de ontwikkelingen elkaar sneller opvolgen dan de wetgever kan bijbenen.

Het is misschien de meer pragmatische insteek van mijn fractie dat wij prioriteiten stellen. Die zijn nu gericht op het verder vullen van de gereedschapskist om de pandemie te kunnen bestrijden, in plaats van nu de discussie verder te voeren over dit verlengingsbesluit. Het is evident, gezien de fase waarin de pandemie zich op dit moment bevindt, dat de Tijdelijke wet maatregelen moet worden verlengd. Mijn fractie zal overigens voor dit wetsvoorstel stemmen. En ik zie zomaar aankomen dat wij ook voor een vierde verlengingsbesluit zullen stemmen.

Ten aanzien van het telkens verlengen van de Tijdelijke wet maatregelen met drie maanden vraagt mijn fractie zich overigens af of dit nog passend is in een situatie waarin, zoals het zich nu laat aanzien, het virus nog jarenlang onder ons zal blijven. Wanneer komt de regering met een strategie waarin langer vooruit wordt gekeken dan de besmettingen en de bedbezettingen van vandaag? Wat betekent dit voor de wetgeving? Die kunnen we toch niet steeds maar op deze manier voor drie maanden blijven verlengen? De VVD-fractie in de Tweede Kamer, die dezelfde vragen heeft gesteld, kreeg als antwoord dat de tijdelijke maatregelen op enig moment zullen komen te vervallen. Maar daarmee wordt de suggestie gewekt dat ze in het kader van de bestrijding van deze pandemie niet meer nodig zouden zijn. Maar wat als dit voor de komende jaren nog wel nodig is? Blijven we ze dan per drie maanden verlengen? Graag een reactie hierop van de minister.

Ook geeft de minister in een brief aan de Tweede Kamer aan voor het eind van het jaar de beleidsagenda voor de pandemische paraatheid toe te zenden. Maar wij lezen in de brief ook dat die beleidsagenda geen betrekking heeft op de huidige pandemie en de bestrijding daarvan. Wordt hier niet iets overgeslagen? Is het gezien het huidige beeld van de pandemie niet hoog tijd om ook deze samenleving mee te nemen in de meest waarschijnlijke scenario's van deze pandemie, zoals in het WRR-rapport en het KNAW-advies is aangegeven, en ook daar beleid voor uit te werken? Ook graag een reactie hierop. Ik sluit me ook aan bij de vragen van mevrouw Prins hierover.

Dan kom ik van de goedkeuringswet bij de gereedschapskist. Tijdens de plenaire behandeling van de verlengingsprocedure van de tijdelijke maatregelen in juli heb ik aan de minister gevraagd of hij bereid is, het wettelijk kader aan te passen om zo nodig ook op de werkvloer het coronatoegangsbewijs te kunnen toepassen. Bij de schriftelijke inbreng begin oktober heeft mijn fractie er wederom op aangedrongen, op korte termijn duidelijkheid te geven of het breder inzetten van het coronatoegangsbewijs in de zorg — ik sluit mij aan bij de vragen die mevrouw Baay daarover heeft gesteld — en op de werkvloer. Ook heeft de VVD-fractie toen al geïnformeerd naar de toepassing van 2G.

Voorzitter. Inmiddels lopen we toch weer achter de feiten aan. Een zorgvuldig wetgevingsproces kost immers tijd, maar als de wetgever pas aan de slag gaat wanneer het water aan de lippen staat, dan zijn we steeds te laat. Het gevolg is nu dat we weer in een gedeeltelijke lockdown zitten, om zodoende tijd te creëren om noodzakelijke wetgeving zoals de juist genoemde, met spoed in procedure te kunnen brengen. Althans, dat was de argumentatie vorige week, maar inmiddels heeft de realiteit ons opnieuw ingehaald: de maatregelen om de verspreiding van het virus te vertragen zijn niet meer afdoende en er vallen mogelijk weer verdergaande maatregelen te verwachten.

In een crisis kun je niet alles zien aankomen, maar je kunt je wel voorbereiden op een aantal scenario's en mogelijk te nemen besluiten. Waarom slagen we hier toch onvoldoende in? Debat en democratische besluitvorming zijn een kostbaar goed, maar dat hoeft in een crisis niet per se tot de beste uitkomst te leiden. Het virus kun je namelijk niet wegpolderen. Wij moeten echt proactiever zijn, ook als parlement, in het nadenken over maatregelen die nodig zouden moeten zijn om voldoende te kunnen anticiperen op het grillige karakter van het virus.

Zolang we het virus er niet onder hebben, zal van ons gevraagd worden om telkens weer lastige keuzes te blijven maken, enerzijds om de volksgezondheid te beschermen en anderzijds om de individuele vrijheden te bewaken. Natuurlijk is het voor liberalen niet fijn om erop te moeten wijzen dat individuele vrijheden niet onbeperkt zijn en onder voorwaarden kunnen worden ingeperkt.

Mevrouw De Boer i (GroenLinks):

Ik kan mevrouw De Bruijn een heel eind volgen als zij zegt dat zij mist dat er scenario's klaarliggen voor verschillende maatregelenpakketten en voor verschillende situaties. Ik snap alleen haar volgende zin niet dat democratische controle en het polderen daarmee in tegenspraak zouden zijn. Volgens mij is het aan de regering om die scenario's te schetsen, daar een keuze in te maken en dan het parlement te informeren over welke keuze er tussen de scenario's gemaakt is. Dat kan ook snel. Ik zie dus geen tegenstelling tussen het werken met scenario's en het volledig benutten van de democratische controle. Misschien een nadere toelichting?

Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):

Dank u wel voor deze vraag. Wat je op dit moment ziet, is dat er inderdaad al voordat er voorstellen zijn ook bijvoorbeeld in het parlement al allerlei onderhandelingen plaatsvinden — en dat heeft echt niet alleen te maken met coalitie en oppositie — om bepaalde maatregelen al of niet over te nemen. Het is dus niet zo dat alleen het kabinet daar keuzes in maakt. Bovendien zie je ook gewoon dat de Tweede Kamer heel vaak al aan de voorkant aan het meeregelen is, en public, in het democratisch debat. Oké, dat snap ik, maar op een gegeven moment vraagt een crisis soms echt om een meer directieve manier van aangeven: dit gaan we doen! Misschien moet de rol van het kabinet daarin juist wel worden versterkt.

Mevrouw De Boer (GroenLinks):

Ja, maar is dat brainstormen over alle mogelijkheden — ik noem het maar even zo — niet juist een gevolg van het gebrek aan duidelijke keuzes van het kabinet? Is het niet juist een gevolg van het gebrek aan de presentatie van meerdere scenario's, zodat in elk geval het kader duidelijk is waarover er gesproken wordt? Ik ben het met u eens dat nu alle kanten op gesproken wordt, maar het is aan het kabinet om de kaders te schetsen en om de Kamers daarin keuzes voor te houden. Ik zie het vooral als versterking van elkaar en denk dat met scenario's ook de democratische controle versterkt kan worden.

Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):

Mét scenario's, maar die scenario's zijn er nog steeds niet. Althans, ze worden niet openlijk uitgewerkt en wij hebben daar niet openlijk het gesprek over. Maar we zien nu inderdaad dat de discussie heel ruim gaat over iedere maatregel, terwijl het virus er niet op wacht of wij op tijd de juiste maatregelen nemen.

Mevrouw Nanninga i (Fractie-Nanninga):

Ik heb een verduidelijkende vraag om het betoog van de VVD in het juiste licht te kunnen zien. Denkt de VVD-fractie dat corona endemisch gaat worden, of dat we het virus zoals polio helemaal, of zo goed als helemaal, weg en eronder kunnen krijgen? Die duiding is voor mij wel van belang.

Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):

Ik wou dat ik daar het antwoord al op wist. Ik ben ook geen wetenschapper, dus ik wou dat ik daar het antwoord op wist. Ik denk inderdaad dat wij met verschillende mogelijkheden rekening moeten houden. U heeft zelf waarschijnlijk ook gezien wat de WRR-scenario's zijn, van endemisch tot griep-plus tot inderdaad iedere keer een sterke opleving met allerlei mutanten en dat soort zaken. Ik wou dat ik daar het antwoord op wist, maar ik denk dat we met elkaar er wel helder over moeten zijn dat dit soort bandbreedtes erin zitten als het erom gaat wat we in welke situatie moeten gaan doen.

Mevrouw Nanninga (Fractie-Nanninga):

Dat is duidelijk.

De heer Van Hattem i (PVV):

Die discussie over de endemische situatie had ik al met minister De Jonge afgelopen juli, toen de minister ook al aangaf: we gaan richting een endemische situatie. Maar los daarvan, de opmerking die ik net van mevrouw De Bruijn van de VVD hoorde, is dat het kabinet meer doorzettingsmacht moet krijgen. Nou hebben we hier een demissionair kabinet, dat al maandenlang — straks misschien al wel bijna een jaar — demissionair is. Moet zo'n kabinet met zulke grote bevoegdheden worden bekleed om controle uit te oefenen op de samenleving, waarbij het parlement, en daarmee de democratie, een stapje terug moet doen? Is dat wat de VVD hier nu voorstelt?

Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):

In wat de VVD voorstelt, herkent meneer Van Hattem misschien gewoon wel een aantal dingen. Je zegt: dit zijn de mogelijke scenario's die kunnen plaatsvinden. Daar ben je open en transparant over. Vervolgens leg je daar een kader onder: in die situatie moeten we dit doen en in die situatie komen we met die maatregelen. Maar het gaat erom dat je die maatregelen ook kunt treffen op het moment dat die situatie zich voordoet. Daarin zijn wij voortdurend nog heel erg aan het laveren.

De heer Van Hattem (PVV):

Ik kan begrijpen dat je scenario's uitwerkt, maar dat het kabinet zo'n doorzettingsmacht heeft, impliceert wel dat je het een volmacht geeft om zulke misschien wel heel verstrekkende stappen te zetten. Zet de VVD daarmee het parlement niet onnodig buitenspel?

Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):

Dank u wel voor deze vraag. Ik zie het als een verhelderende vraag, dus dank daarvoor. Nee, het parlement gaat over de kaders aan de voorkant. Alleen, die kaders moeten we misschien wat ruimer maken. Daarstraks kwam de Wet publieke gezondheid ook al even langs. De Wet publieke gezondheid had in feite in zich hoe je kunt optreden bij een pandemie. Daar is dan een meldplicht voor. Je kunt quarantainemaatregelen treffen en al dat soort zaken. Dat is in feite een kader voor als zich inderdaad een pandemie volgens een bepaald type voordoet. Dat soort kaders bleken onvoldoende bruikbaar voor deze pandemie, omdat die vaak om veel verfijndere maatregelen vraagt.

Laten we die gereedschapskist — daar ga ik het zo meteen over hebben — breder vullen. Daar gaan wij als parlement over: wat willen we wel of niet in die gereedschapskist hebben? Maar als die er is, dan moeten ook de maatregelen getroffen kunnen worden op het moment dat de situatie zich voordoet waar wij ons over hebben uitgesproken.

De voorzitter:

Dank u wel. U gaat het daar nu dus over hebben. Zullen we het daarbij laten, meneer Van Hattem?

De heer Van Hattem (PVV):

Voorzitter, misschien nog heel kort. Laten we het omdraaien. Dan zou je nu dus juist de zorg kunnen hebben dat het kabinet misschien wel te makkelijk en te wispelturig maatregelen neemt. Dan zouden we als parlement moeten zeggen: we maken eerst onze eigen kaders, die we duidelijk scherpstellen, en het kabinet gaat niet zomaar stappen zetten die wij niet met het kabinet hebben afgesproken. Dat is misschien de andere richting die we ook op kunnen bewegen.

De voorzitter:

Daar hoor ik geen vraag in, maar ik stel voor dat u uw betoog vervolgt.

Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):

Ik denk dat de versoepelingsmaatregelen ook waren ingegeven door de toenmalige situatie van de pandemie en de vraag of het nog proportioneel was om bepaalde maatregelen te blijven nemen. Dus ook in die proportionaliteitsafweging moeten we inderdaad misschien toch wat meer ruimte gaan creëren.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog.

Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):

Ik moet even kijken waar ik ben gebleven, voorzitter.

Er is de VVD natuurlijk alles aan gelegen om de vrijheid zo veel mogelijk in stand te houden dan wel te herstellen. Een nieuwe lockdown, waarvoor ieders vrijheid weer wordt ingeperkt, vinden wij dan ook erg moeilijk te verteren, zeker ook omdat wij wettelijke regelingen voor minder vergaande maatregelen niet op tijd op orde hebben. Al dat talmen komt naar het oordeel van de VVD-fractie ook voort uit een wellicht onevenredig grote oriëntatie op een minderheid, of een kleine minderheid, die zich nogal fel roert met een beroep op de keuzevrijheid, zonder hiervan de consequenties te willen dragen. Ik ben daar straks in een interruptie ook al op ingegaan. Voor liberalen die zeer hechten aan individuele vrijheid, geldt dat de vrijheid van het individu beperkt is tot daar waar de vrijheid of de veiligheid van een ander individu in gevaar komt. Dit principe hanteert de VVD-fractie ook bij het beoordelen van wetsvoorstellen. Zo kijken wij ook naar het coronabeleid.

Zijn mensen vrij om wel of niet te kunnen kiezen voor vaccinatie? Zolang dat in het kader van de volksgezondheid verantwoord is, alsjeblieft wel. Maar er kunnen zich ook omstandigheden voordoen waarin een overheid, om de volksgezondheid te beschermen, hierin toch een andere afweging moet maken. Laten we vooral hopen dat dit nooit aan de orde zal zijn. Het is daarom des te meer van belang om zo veel mogelijk minder vergaande maatregelen in onze gereedschapskist te hebben om de gevolgen van de pandemie te kunnen beperken.

Moeten horecaondernemers en concertorganisatoren, om twee voorbeelden te noemen, maatregelen kunnen nemen zodat sommige mensen die een groot risico lopen om ziek te worden, tijdelijk niet kunnen deelnemen aan activiteiten die ze organiseren, het zogenoemde 2G-regime? Liever niet, maar als dit proportioneel is en daarmee een zorginfarct kan worden voorkomen of als het ter voorkoming van gezondheidsschade van anderen is die niet de zorg krijgen die ze nodig hebben, dan moet dat kunnen.

De heer Van Hattem (PVV):

Nu gaat de VVD dus op de toer van: er is een kleine minderheid die niet gevaccineerd wil worden en hun rechten moeten in bepaalde gevallen ingeperkt kunnen worden. Dat vindt de VVD te rechtvaardigen om bescherming te kunnen bieden ten aanzien van de coronaverspreiding. Maar gevaccineerden kunnen elkaar ook besmetten. Dat is nu omstandig gebleken en dat wordt door de medische wetenschap beaamd. Heel veel gevaccineerden worden door andere gevaccineerden besmet.

De voorzitter:

Dus uw vraag is?

De heer Van Hattem (PVV):

Is de VVD hiermee niet bezig om die groep ongevaccineerden weg te zetten als een risico en daarmee tegelijkertijd een schijnveiligheid te creëren?

Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):

Ik zet de ongevaccineerden niet weg als een risicogroep. Ik zeg alleen dat zij een extra risico lopen om ernstig ziek te worden. In het kader van de opdracht om de volksgezondheid te beschermen, kun je daarin een andere afweging maken. De cijfers laten bovendien zien dat de kans dat je ernstig ziek wordt als je niet gevaccineerd bent, zes keer zo groot is als wanneer je wel gevaccineerd bent. Ik vind dat we dat verhaal wel iedere keer moeten blijven vertellen, zonder mensen te willen wegzetten.

De voorzitter:

Dank u wel. Tot slot, meneer Van Hattem.

De heer Van Hattem (PVV):

Maar het totale aantal gevaccineerden die elkaar kunnen besmetten, op dit moment de grootste groep, zorgt evengoed voor een grote druk op de zorg in totale aantallen. Waarom worden dan toch die maatregelen overwogen? Mevrouw De Bruijn van de VVD stelt heel nadrukkelijk dat zij dit meeneemt in de afweging ten aanzien van die maatregelen. Waarom legt zij de bal dan toch neer bij wat zij noemt de kleine groep ongevaccineerden?

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw De Bruijn.

Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):

Het is het totale aantal dat helaas ziek wordt, waarvan een gedeelte ook ziek wordt nadat ze gevaccineerd zijn, dat op dit moment de zorg belast. Ik vind dat de samenleving er alles aan moet doen om te voorkomen dat dat volume toeneemt, los van wat het aan leed voor iemand betekent om op zo'n intensive care terecht te komen. Je moet de mensen die zich niet laten vaccineren informeren, zodat zij zich bewust zijn van de keuze die zij maken. Het is een drama als je daar terechtkomt. We moeten er alles aan doen om het totale volume van de mensen die ernstig ziek worden, terug te dringen en zo klein mogelijk te maken. Daar is vaccinatie een onderdeel van.

De heer Verkerk i (ChristenUnie):

Even voor de duidelijkheid: heb ik mevrouw De Bruijn horen zeggen dat er een moment kan komen dat de overheid vaccinatie toch zou moeten afdwingen? Als dat zo is, hoe ziet in haar visie dat moment eruit?

Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):

Ik denk dat we ten aanzien van corona daar zeker nog niet gekomen zijn. Ik zeg het in algemene zin. Zo moet u mijn opmerking zien. De epidemie heeft ons iedere keer voor verrassingen gesteld. Iedere keer komen de scenario's waarvan we hopen dat ze uitkomen, bijvoorbeeld ten aanzien van de vaccinatiegraad, niet uit. We hebben gezien dat het virus nu ineens gemuteerd is naar een veel besmettelijker variant, waardoor de vaccinatiegraad veel verder omhoog moet dan we aanvankelijk verwacht hadden. Ik kan niet voorspellen wat voor eventuele gevaarlijke mutaties van dit virus of wellicht van een ander virus er ooit nog op ons afkomen, zodat je een dergelijke beslissing moet nemen. Daarom zeg ik nooit "nooit".

De heer Verkerk (ChristenUnie):

Ik begrijp dat mevrouw de Bruijn nooit "nooit" zegt. U merkt echter op dat het kan gebeuren en u zegt het in algemene zin. Dan zou ik in algemene zin een antwoord willen krijgen dat al dan niet spoort met uw eerdere ethische uitspraken en dat we ook grondwettelijk kunnen verantwoorden.

Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):

Ik denk dat ik u niet goed begrijp. Ik hoor graag wat voor antwoord u wilt hebben van mij.

De heer Verkerk (ChristenUnie):

U zei dat u een algemene opmerking maakte. Het maken van een algemene opmerking is soms toch wat gevaarlijk, in alle eerlijkheid. Ik vraag u om in uw algemene antwoord scherper te reflecteren op de Grondwet, waarin de integriteit van het menselijk lichaam ook wordt benoemd.

Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):

Helder. De integriteit van het lichaam is een groot goed. Dat zullen wij beiden onderschrijven. Maar ook in de Grondwet is deze niet absoluut. Hier gaat het ook om proportionaliteit. Ik vind bijvoorbeeld dat iedere keer moeten testen ook een flinke inbreuk op de integriteit van het lichaam is. Individueel kun je dingen ook verschillend wegen. U vraagt een antwoord in algemene zin. De vergelijking wordt wel eens gemaakt met het ebolavirus. Stel dat het ebolavirus hier rondgaat, dat een heel hoge mortaliteit heeft. Gevraagd wordt of wij dan ook vinden dat je nooit "nooit" mag zeggen tegen een verplichte vaccinatie om de samenleving te beschermen.

De voorzitter:

Een wedervraag. De derde en laatste vraag, meneer Verkerk.

De heer Verkerk (ChristenUnie):

Waar ik blij mee ben, is dat u iets meer de diepte ingaat. Ik zou zelf liever spreken over het feit dat dit tot geweldige dilemma's kan leiden, waarover we in die context moeten praten. Persoonlijk ben ik voorzichtig met algemene uitspraken, want daar kan iedereen mee aan de haal gaan.

Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):

Dank u wel daarvoor. Mijn verhaal komt er zo nog op dat het inderdaad om dilemma's gaat, waar we het over hebben. Ik zal een aantal dilemma's schetsen, die ertoe leiden dat wij met onze liberale achtergrond overwegingen en keuzes moeten maken.

De heer Van Dijk (SGP):

Ik wil hierbij aanhaken met een iets andere insteek. Als ik mij niet vergis, heb ik mijn VVD-collega ook gehoord over de zorgen om het vertrouwen in de overheid, et cetera. Refererend aan wat u nu zegt over een eventuele vaccinatieplicht begrijp ik dat u liever nooit "nooit" zegt. De werkelijkheid is echter dat het parlement een- en andermaal heeft gezegd: never nooit dwang, geen plicht. Nu zijn we een half jaartje verder en speculeren we er rustig over. Wat doet dat met het vertrouwen dat mensen in de overheid hebben? Onderschat u dat niet?

Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):

U benoemt het vertrouwen in de overheid, maar door met zijn allen dit soort gesprekken uit de weg te gaan, nemen wij de mensen ook niet mee in de moeilijke keuzes waar wij in deze tijd voor staan.

De heer Van Dijk (SGP):

Laatste keer dan, kort. Ik begrijp het, maar de bevolking ziet ook dat zo'n motie aan de overkant wordt aangenomen, volgens mij zelfs unaniem. Een paar maanden later wordt het tegenovergestelde opengehouden. Dat doet iets.

Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):

Daar ben ik me van bewust, maar ik denk dat deze hele coronapandemie iets met ons doet. Ik denk dat wij aan het begin allemaal gedacht hebben: als er een vaccin is, is er licht aan het einde van de tunnel. Als dat licht dan toch minder fel blijkt te zijn dan we ons hadden voorgesteld, moeten we met elkaar over dit soort dilemma's het gesprek voeren. Ik vind dat de vergaderzaal des lands wel de plek is om dat te doen, vandaar dat ik het aankaart. Dank ook voor uw vragen daarover, want die verdiepen het debat alleen maar. Dank u wel.

Ik heb nog een dilemma. Moet de bescherming van gegevens boven alles gaan? Als dat kan: ja natuurlijk, graag. Maar niet als het leidt tot disproportionele nadelen voor bijvoorbeeld essentiële dataverzameling bij de pandemiebestrijding. Ook daar hebben we volgens mij in het begin anders over gedacht dan nu we achteraf erop terugkijken. Maar goed, dat komt uit de evaluatie. Ik denk dat we nu andere keuzes gemaakt zouden hebben.

Voorzitter. Ik had nog een vraag over het coronatoegangsbewijs en het eventueel blokkeren daarvan als iemand positief wordt getest op corona. Door de manier waarop wij de app hebben ingericht, kan het coronatoegangsbewijs op dit moment niet worden geblokkeerd. Ook daar valt het mij bijvoorbeeld op dat de andere Europese landen die ook een AVG-regeling kennen zoals wij die kennen, daar andere afwegingen in maken. Via onze internationale QR-code zijn de gegevens over je identiteit en over waar en wanneer je bent gevaccineerd bijvoorbeeld voor iedereen zichtbaar. Mijn vraag aan de minister is: is het wellicht mogelijk om die tijdelijke blokkade voor de QR-code te realiseren via de internationale databank? Graag een reactie hierop van de minister.

Voorzitter. Door het benoemen van enkele van die dilemma's en het schetsen van een afwegingskader geeft de VVD-fractie een voorzet, onder andere ook voor de wetgeving die mogelijk nog onderweg is. De coronawetgeving stelt ons allen voor lastige dilemma's, maar de samenleving vraagt wel om duidelijke antwoorden van ons daarop.

Tot slot. De wetten dienen uitvoerbaar en handhaafbaar te zijn. We zien dat deze coronawetgeving een grote bottleneck is. De controle op het coronatoegangsbewijs moet beter. Sinds de discopiek is op dit gebied nog onvoldoende voortgang geboekt. Als sommige burgemeesters al vooraf melden dat zij niet gaan handhaven vanwege onvoldoende handhavingscapaciteit, dan geef je als overheid in ieder geval niet het juiste signaal af. Natuurlijk zien wij ook wel dat er een tekort is aan handhaving en aan politieagenten. Er rust op deze mensen een heel zware taak. Maar er is ook een gebrek aan zorgpersoneel. Ook zij zijn overbelast. Echter, ik hoor zorgbestuurders nog niet zeggen dat ze daarom geen zorg meer zullen leveren. Ze stellen wel prioriteiten, want er wordt immers weer zorg afgeschaald. Door te zeggen dat je iets niet doet, geef je meteen een verkeerd signaal af aan anderen. Als voorbeeld noem ik de horecaondernemer die ook moeilijk aan personeel kan komen. Waarom zou hij dan wel de toegangscontrole organiseren? Kan de minister in het Veiligheidsberaad nog eens aandacht besteden aan de communicatiestijl van burgemeesters en de impact die hetgeen zij zeggen heeft op het nalevingsgedrag van burgers? C'est le ton qui fait la musique. Als we het samen moeten doen, kan een burgemeester beter zeggen: het is allemaal heel vervelend en we hebben eigenlijk niet genoeg mensen, maar ook wij gaan onze stinkende best doen om te doen wat in deze situatie van ons mag worden verwacht.

De voorzitter:

Daarmee bent u aan het eind van uw inbreng, mevrouw De Bruijn.

Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):

Ik heb zo meteen nog even één opmerking over de moties.

De voorzitter:

Nee, want uw spreektijd is allang voorbij.

Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):

Dat weet ik, voorzitter, maar ik heb nog iets over de moties.

De voorzitter:

Maakt u hem dan nu eventjes.

Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):

Ik ben verder klaar. Sorry, over de moties. Collega Van Hattem heeft vanmorgen vier moties ingediend. Hij heeft dat in de eerste termijn gedaan, dus ik neem aan dat u verwacht dat wij daar eventueel ook op zullen reageren. Ik heb de moties gelezen. Ik zie dat het in feite gewoon alle moties zijn die betrekking hebben op zaken die nog bij de Tweede Kamer voorliggen. De Tweede Kamer moet daar nog een oordeel over geven. Ik vind het dan ook niet passend om hier als Eerste Kamer al een oordeel uit te spreken over deze moties. Ik ga mijn fractie dus voorstellen om tegen de moties te stemmen.

De voorzitter:

Daarmee bent u aan het eind van uw inbreng.

De heer Van Hattem (PVV):

Allereerst misschien op dat punt. De wetgeving die vandaag voorligt, maakt het wel fundamenteel mogelijk om deze maatregelen uit te kunnen voeren. Vandaar dat ze ook vandaag worden ingediend en kunnen worden overwogen, om te voorkomen dat het tot zulke onnodig ingrijpende maatregelen komt. Dat ten eerste.

Ik heb eigenlijk de volgende vraag aan mevrouw De Bruijn van de VVD. Ik hoorde haar zeggen: burgemeesters leggen bepaalde handhavingsprioriteiten elders. Hoe ziet de VVD dat ten aanzien van de lokale autonomie om lokaal de handhavingsprioriteit vast te stellen? Ik heb hier ook schriftelijke vragen over gesteld. Kunnen lokale overheden zelf hun handhavingsprioriteiten vaststellen? Ik kan me voorstellen dat een burgemeester en een gemeenteraad de handhavingsprioriteiten liever willen leggen bij overlast en criminaliteit in daardoor geteisterde wijken in plaats van hun kostbare handhavers in te zetten om overal QR-codes te controleren.

De voorzitter:

Het moet iets korter, meneer Van Hattem.

Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):

Als het over coronabeleid gaat, voeren we op dit moment een generiek beleid. Als het over dit soort maatregelen gaat, dan neem ik aan dat de lokale afwegingsruimte daar toch enige beperking heeft. Maar goed, daar moet de minister dan maar antwoord op geven. Overigens, over alle maatregelen die onze kant uit komen, wordt van tevoren uitvoerig overlegd met het Veiligheidsberaad. Dus ik neem aan dat daar het draagvlak voor de handhaafbaarheid ook wordt getoetst.

De voorzitter:

Een laatste korte vraag, meneer Van Hattem.

Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):

Burgemeesters zouden daar niet afzonderlijk over moeten gaan communiceren.

De voorzitter:

Een laatste korte vraag.

De heer Van Hattem (PVV):

Dus de VVD legt nu het niet-democratisch gecontroleerde en aangestuurde Veiligheidsberaad op een hogere schaal dan de democratisch gecontroleerde en aangestuurde lokale autonomie ten aanzien van de handhavingsprioriteiten. Dat is wat ik nu moet vaststellen. Klopt dat?

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw De Bruijn.

Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):

Ik geef aan dat de manier waarop je over dit soort zaken communiceert ook anders kan en dat je daardoor ook andere verwachtingen kunt creëren. Over die communicatiestijl mogen we het hier toch wel hebben?

De heer Janssen i (SP):

Een korte vraag aan mevrouw De Bruijn op dit punt. Ik ben wel voorstander van burgemeesters die duidelijk aangeven wanneer van hen het onmogelijke gevraagd wordt. C'est le ton qui fait la musique, maar duidelijkheid boven alles. Laat ik dat zeggen. Maar vindt mevrouw De Bruijn-Wezeman dan ook dat scenario's die geschetst worden al rekening moeten houden met de beperkingen die toezicht en handhaving eventueel oproepen?

Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):

Je kunt in z'n algemeenheid zeggen dat de maatregelen die je treft uitvoerbaar en handhaafbaar moeten zijn. Dat betekent ook een prioriteitenafweging als je op een gegeven moment zegt: we hebben hier een crisis, een coronapandemie te bestrijden. Dan zul je dat ook in de afweging moeten meenemen. Maar aan het onmogelijke is niemand gehouden. Zoals ik al zei, stelt de zorg prioriteiten, dus ik kan me ook voorstellen dat dat voor de handhaving geldt. Maar het is wel de manier waarop je erover communiceert.

De heer Janssen (SP):

Het gaat weer over de communicatie, maar mij gaat het erom dat bij de maatregelen die genomen worden aan de voorkant wordt meegenomen wat het doel van de handhaving is ofwel wat de mogelijkheden van de handhaving zijn. We komen daar binnenkort over te spreken, bijvoorbeeld over die 2G-maatregelen, waarvan het OMT nu al zegt: de scenario's die wij schetsen gaan wel uit van een optimale controle en handhaving. We weten allemaal uit de praktijk — ik had het over geleerde lessen — dat van fouten ook geleerd moet worden en dat scenario's voor het land van ooit nou niet de scenario's zijn die ons verder helpen. Vindt u dat het aan de voorkant duidelijk moet zijn wat de problemen zijn bij toezicht en handhaving en dat niet één scenario, bij optimale controle, maar ook een ander scenario, bij minder optimale handhaving, realistisch geschetst zou moeten worden?

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw De Bruijn.

Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):

Ik snap uw vraag wel, maar er zit ook meteen een dilemma achter. Op het moment dat wij zeggen dat er bepaalde maatregelen nodig zijn, maar dat ze eigenlijk niet handhaafbaar zijn of dat ze niet uit te voeren zijn, betekent dat ook dat het publiek kan zeggen: waarom zou ik het dan nog doen? In het begin is er sowieso altijd een oproep geweest, een zwaarwegend advies en dat soort zaken. Maar als wij vervolgens zeggen "we nemen maatregelen, maar we kunnen ze niet handhaven", dan krijgen we een publieksreactie in de zin van: waarom zouden wij het dan nog doen?

De voorzitter:

Heel kort nog, meneer Janssen.

De heer Janssen (SP):

Dan spreken we er binnenkort verder over bij een volgend debat. Maar dan is het natuurlijk de vraag of je die maatregelen wel moet nemen.

De heer Otten i (Fractie-Otten):

Een aspect waar ik mevrouw De Bruijn niet over hoor, is de communicatie. Er gaat natuurlijk echt heel veel structureel mis in de communicatie naar de bevolking. Denk aan de minister-president, die op 14 september zegt "de 1,5 meter is verleden tijd; daar stoppen we mee", terwijl iedereen met een beetje logica kan aanvoelen dat dit niet zo slim was, want dan moet je het gedrag weer gaan veranderen. Dat weigeren mensen nu. U heeft het gehoord. Het "mengpaneel" van de heer Van der Voort vond ik een heel goede beschrijving. Je moet verschillende schuifjes tot je beschikking hebben, maar die schuifjes zijn allemaal weggegooid op 14 september.

De voorzitter:

Dus de vraag is?

De heer Otten (Fractie-Otten):

En nu moeten we het wel allemaal weer doen en wordt de bevolking door de minister-president van uw partij toegesproken alsof we een stel kleine kinderen zijn die straf krijgen, terwijl hij die maatregelen heeft afgeschaft. Hoe beoordeelt mevrouw De Bruijn de communicatie van de minister-president en de minister van VWS op dit gebied?

Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):

U begint over het afschalen van de anderhalvemetermaatregel. Gaat u eens na bij uzelf of u toentertijd de minister-president of minister De Jonge, die daar zit, ertoe hebt opgeroepen: dat moeten jullie niet doen, want dat is onverantwoord. Ik heb u dat toentertijd in deze Kamer niet horen zeggen. Het was op dat moment een beeld waarvan wij allemaal dachten: oké, het kan. We hebben daarstraks de reactie gehoord van de WHO, die voor heel Europa geldt. We zijn inderdaad wat dat betreft wellicht te optimistisch geweest toen we met elkaar — met elkaar, want ook dat hebben we samen gedaan — hebben besloten om die 1,5 meter los te laten.

De voorzitter:

Meneer Otten, tot slot.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Maar ik krijg geen antwoord op mijn vraag over de communicatie. Zelfs Paul Rosenmöller zei vorige week tegen mij: ik zou niet aan iemand anders kunnen uitleggen wat er nou in die persconferentie van vrijdag is besloten. Dus dat was onnavolgbaar. Het is een ratjetoe aan maatregelen die continu worden gewijzigd, heel gedetailleerd, en de bevolking haakt dus af.

De voorzitter:

U herhaalt dus eigenlijk de vraag.

De heer Otten (Fractie-Otten):

De bevolking haakt af, want die begrijpt het niet meer. Hoe gaat u dus die communicatie verbeteren?

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw De Bruijn.

Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):

Wat mij betreft is de communicatie helder. Duidelijk is dat je bijvoorbeeld binnen moet blijven als je klachten hebt en dat je je moet laten testen. Zelfs zo'n eenvoudige boodschap wordt door heel veel mensen op dit moment niet meer gevolgd. Daar kan ik me ook iets bij voorstellen, want het duurt natuurlijk allemaal heel erg lang. Daarom heb je een periode nodig, juist de zomerperiode, dat mensen weer even hun gang kunnen gaan. Het is gewoon niet …

De voorzitter:

Dank, mevrouw De Bruijn, voor dit korte antwoord.

Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):

Voorzitter …

De voorzitter:

Ik ga hier nu een eind aan maken, want we lopen echt uit de tijd. Dank u wel, meneer Otten. Dank u wel, mevrouw De Bruijn. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Dijk. Meneer Otten, kort.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Ik heb een punt van orde, want u bent echt bijzonder kortaf. U zat net ook al allerlei andere mensen af te kappen. Zo kunnen we toch niet een betekenisvolle discussie hebben? Dus ik verzoek u toch wel iets meer ruimte te geven voor vragen en antwoorden. Ik weet dat de klok bij u heilig is, maar dit gaat te ver.

De voorzitter:

Meneer Otten, ik heb tot nu toe ongeveer 60 vragen toegestaan per interruptie vanochtend. Dat is toch niet heel weinig. Het Reglement van Orde staat mij toe om korte interrupties toe te staan. Ik heb tot nu toe alleen maar langere interrupties en ook toespraken toegestaan. Dat ga ik dus niet veranderen. Dan is nu het woord aan de heer Van Dijk namens de SGP.