Plenair Knapen bij Voortzetting Algemene politieke beschouwingen



Verslag van de vergadering van 29 oktober 2019 (2019/2020 nr. 4)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 13.35 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Knapen i (CDA):

Voorzitter. Laat ik eerst de collega's Cliteur en Rosenmöller van harte gelukwensen met hun maidenspeech. Het is goed om hier een klein college over constitutionele fundamenten te krijgen van een Leidse hoogleraar. Het is ook goed om weer een beetje herinnerd te worden aan vroeger, om weer getuige te zijn van het mengsel van bevlogenheid en welbespraaktheid. Het is goed om daarbij te mogen zijn. Ik wilde bijna staatssecretaris Snel van harte feliciteren, maar dat moeten anderen even aan hem doorgeven.

Voorzitter. Aan het begin van deze eeuw maakte de cineast Michiel van Erp een prachtig tijdsbeeld van ons land, een beetje à la Bert Haanstra. Je ziet op het station in Almere buitengewoon tevreden grootmoeders met hele grote zakken closetpapier die ze als cadeautje gekregen hebben bij de Huishoudbeurs, waar het heel gezellig was. Je ziet bestuurders in Zutphen die de wereld gaan veroveren nu ze een nieuwe slogan hebben, een nieuwe citymarketingslogan: Zoom in op Zutphen! Die documentaire heet Pretpark Nederland en zou nu, een kleine twintig jaar later, waarschijnlijk op hele andere dingen inzoomen. Misschien zou die inzoomen op de armoede onder opgroeiende kinderen of op het fenomeen van die 2 miljoen Nederlanders die elk jaar op doktersrecept antidepressiva gebruiken, of misschien zou het een documentaire worden over a day in the life van een haattwitteraar. Het zou anders zijn dan twintig jaar geleden.

Natuurlijk zijn het maar stemmingsbeelden en is het maar een kwestie van gevoel. Want als we de feiten laten spreken, mogen we eigenlijk buitengewoon tevreden zijn, zoals anderen hier vóór mij al gezegd hebben. Negentien van de twintig landen met de meeste gelijkheid in de wereld zijn Europese landen; daar horen wij bij. We staan in de top tien van de Human Development Index van de Verenigde Naties. En het is misschien verrassend, maar toch is de sociale mobiliteit hier inmiddels aanzienlijk groter dan in de Verenigde Staten. En zo zou je langs alle sectoren van het maatschappelijke leven — denk aan zorg, gezondheid, sociale zaken, onderwijs — nog wel een tijdje lof zingend kunnen doorgaan.

Maar, en vandaar mijn introductie, we voelen ons door krachten en machten bedreigd die groter zijn dan wijzelf. Democratieën staan onder druk, het autoritaire China wordt een buitengewoon machtig land en het gigantisme van internetreuzen ontwricht instituties en gemeenschappen. Globalisering en automatisering blijken niet per definitie een feest. De middenklasse, die toch de kern is van een stabiele samenleving, voelt nattigheid. Er is een groeiend precariaat vol onzekerheid over de toekomst. Voor de vele anderhalfverdieners verandert er veel. Denk aan innovatie en flexibilisering. Het zijn deze mensen, vaak zzp'er of klein mkb'er, die de gevolgen voelen, weinig groeiperspectief ervaren en hoogst onzeker worden over de toekomst van hun kinderen.

Sociale media bevorderen ondertussen dat het discours hierover extremer wordt. Als je vroeger een enge, haatzaaiende ingezonden brief op de redactie ontving, schreef je hem — het waren altijd mannen — keurig terug dat je daarvan niet was gediend. Nu tikt zo iemand zijn woede in een tweet en voordat de avond voorbij is, zijn er 10.000 adhesiebetuigingen. Ik wil maar zeggen: gif valt moeilijker te kanaliseren.

Natuurlijk, veel dingen overkomen ons, en als klein land deinen wij ook mee met de trends in de wereld. Maar tegen een achtergrond van bescheidenheid en realiteitszin kunnen bestuurders ook in ons land desalniettemin wel degelijk verschil maken, ten goede of ten kwade. Wat ons betreft is dit kabinet op de goede weg, en dat mag eigenlijk best verrassend worden genoemd. Dit kabinet kwam twee jaar geleden moeizaam tot stand. Het leek in alle opzichten eigenlijk een verlegenheidsoplossing, met eigenlijk ook te veel partijen om een beetje tempo te kunnen maken. De vraag diende zich aan: wie loopt er warm voor een kabinet dat van niemand is? En eerlijk gezegd gebeurde er het eerste jaar ook niet zo veel. Maar welaan, het kabinet zit er nog, de minister-president is er nog en dat niet alleen: het ging vervolgens heel behoorlijk. De vraag is: hoe komt dat? De cynicus zal zeggen dat regeren niet zo moeilijk is wanneer je elk conflict kunt afkopen met ruim voorhanden zijnde financiële middelen. En zeker, dat helpt. Maar meer nog heeft het kabinet zich stap voor stap ontdaan van opgeklopte bevlogenheid en de route gevonden naar pragmatisme en, wie weet, plichtsbesef. En nergens is dat beter te zien dan bij het klimaat.

Want, voorzitter, de klimaatregelen hebben een bijzonder parcours afgelegd. Aanvankelijk kon het allemaal niet ver genoeg gaan. Haagse klimaattafels leken de revolutie te preken, totdat de revolutie tot de burger doordrong en die per ommegaande liet weten geen belangstelling te hebben voor revolutie. Het najaar van 2018 leek wat dit betreft op het najaar van precies 100 jaar geleden: een journaal van een revolutie die niet doorging. Maar niet getreurd. De grote winst van het ogenschijnlijk eindeloze gepalaver is nu toch dat we een realistischer plan hebben, dat de burger erin kan worden meegenomen en dat het dus ook langere tijd kan worden volgehouden. Want, om misverstanden te voorkomen, ook onze fractie acht het noodzakelijk om de overstap van fossiel naar duurzaam te bevorderen. Wij horen ten minste te doen wat we met onze partners in verdragen en in Europa hebben afgesproken. Zo hoort het en het geeft je recht van spreken.

Maar een beetje om je heen kijken kan daarbij geen kwaad. Ik noem een voorbeeld. We discussiëren serieus over de sluiting van een nieuwe en relatief schone kolencentrale in Delfzijl. Een paar kilometer verderop, in Duitsland, is afgesproken om de komende twintig — u hoort het goed: twintig — jaar stap voor stap kolencentrales te sluiten. Kunnen dit soort dingen van een serieus buurland worden meegewogen om het gezond verstand en de maatvoering in acht te nemen, zo zou ik het kabinet willen vragen. De snelheid waarmee ons fijnvertakte gasnetwerk nu als "fout" wordt weggezet geeft eveneens te denken. Natuurlijk, gas is fossiel en fossiel is fout. Maar weten we wel dat gas een stuk schoner is dan kolen en dat het al moeilijk genoeg is om de grote industrienaties van juist die kolen af te krijgen? De G20-landen, met voorop China, Korea, India, Amerika en Australië, hebben de subsidies voor kolencentrales de afgelopen drie jaar verdrievoudigd. Dat was weliswaar tegen alle plechtige beloftes in, maar toch. Weten wij dat ze in Frankrijk en in Duitsland nu juist subsidies geven aan mensen die omschakelen naar gas? Hier ontmoediging, een stukje verderop aanmoediging. Wij moeten de juiste dingen doen, maar stap voor stap en niet opgejaagd door ondergangsprofeten, voor wie het sowieso nooit genoeg zal zijn.

Kortom, applaus voor de route van fossiel naar duurzaam, maar maak van op zich welwillende burgers in het land geen dwarsliggers door hier in Den Haag allemaal T-shirts met de tekst "drammer" te gaan dragen. Ik hoop dat dit kabinet bij alle stikstofdrukte dezelfde bezonnenheid aan de dag zal weten te leggen.

Voorzitter. Complimenten ook voor de vele partijen die in beginsel uitzicht hebben geboden aan een pensioenakkoord, en aan de minister van Sociale Zaken. Hoewel zijn partij mede is opgericht om af te rekenen met het maatschappelijk middenveld, valt te prijzen dat hij uiteindelijk het licht heeft willen zien, geduld heeft beoefend en uiteindelijk met vakbonden, werkgevers, Sociaal-Economische Raad en vele, vele anderen na jarenlang geworstel een uitweg heeft gevonden. Natuurlijk zijn we er nog niet, en ten principale ligt de worsteling nog voor ons. Wat te doen met een kapitaalgedekt stelsel in een wereld waarin zo veel wordt gespaard dat er geen rentes van betekenis meer worden betaald? Wie tien jaar geleden had voorspeld dat de Staat geld toe zou krijgen bij het uitgeven van obligaties zou voor gek zijn verklaard. Nu staat er in de wereld inmiddels voor 16.000 miljard aan obligaties met negatieve rente uit.

Voorzitter. Wij juichen ook toe dat het kabinet een investeringsfonds optuigt. Geld is gratis en dat biedt een fraaie gelegenheid om extra te investeren in het toekomstige verdienvermogen van ons land, in een grote sprong voorwaarts met de energietransitie en in grand travaux. Het blijft uiteraard opletten dat het niet allemaal versnippert. De wet van de politieke zwaartekracht leert immers dat geld een krachtige neiging heeft om te stromen naar de dichtstbijzijnde kiezers. Hulde voor het hek dat dit kabinet daarom hieromheen heeft gezet. Ik zou zeggen: hang er ook nog camera's bij.

Hulde dus voor dit fonds, maar het heeft toch ook wel iets van "vraag niet hoe het kan, maar geniet ervan." Want in wat voor samenleving raken wij verzeild wanneer je een boete betaalt als je spaart en geld toe krijgt wanneer je schulden maakt? Rammelt dat niet aan de fundamenten waarop een economie, een maatschappelijke cultuur en een moraal zijn gegrondvest?

Ik zal de verwarring even illustreren vanuit het perspectief van een doorsneekeukentafel. We worden aangespoord om hypotheek sneller af te lossen. Dat is dus een vorm van sparen. Tegelijkertijd beboet dit kabinet in box 3 het sparen. Ook de ECB beboet het sparen, want er wordt te veel gespaard. Aan de keukentafel probeer je dat tegelijk sparen en ontsparen te snappen. De minister-president zal het ongetwijfeld straks in zijn reactie wel recht praten, maar ik wacht toch nieuwsgierig af hoe.

Om dit af te maken: kan het kabinet eens wat strategischer in kaart laten brengen wat langdurige afwezigheid van rente eigenlijk voor een maatschappij betekent?

Voorzitter. Er is vanochtend al eerder over gesproken en ik wil het onderstrepen: een van de kernfuncties van een overheid is de openbare orde. Collega Cliteur sprak daar uitvoerig over. Openbare orde vormt het skelet van het publieke lichaam, waar al het andere aan vastzit. Ook onze zorgen zijn wat dit betreft groot. Recente rapporten zijn alarmerend en eerlijk gezegd ook wel ontluisterend: 18 miljard aan crimineel drugsgeld in Brabant, 9 miljard aan verdachte transacties, de grootste producent van ecstasy, tieners uit achterstandswijken die hun toekomst vergooien met koeriersdiensten, en cocaïne die in Amsterdam vlotter wordt thuisbezorgd dan een pizza. Ik citeer voor dit laatste de Global Drug Survey.

De analyse is iedere keer dezelfde: we zijn een fantastisch logistiek kruispunt van werelden, de pakkans en strafmaat zijn hier laag en het maatschappelijk klimaat vis-à-vis drugs is hier vriendelijk. Dat zijn allemaal gunstige vestigingsfactoren voor deze business.

Na het laatste alarmerende rapport van onderzoekers Tops en Tromp, dat hier al eerder is aangehaald, nam de Amsterdamse burgemeester meteen alle aanbevelingen over. Ook onze minister van Justitie — ik zie hem nu even niet — hoor ik na elk rapport zeggen dat het een schande is en dat het aanpakken geblazen is. Zo gaat het eigenlijk al jaren. De vraag is hoe dat komt en waarom goede voornemens na een jaar of wat telkens weer wegebben.

Je kunt je afvragen of het niet wat dieper ligt. Amsterdam is met zijn 167 coffeeshops bijvoorbeeld een magneet voor buitenlandse toeristen. Het is de marketingtool bij uitstek voor wie met behulp van Ryanair of easyJet in onze hoofdstad een paar dagen los wil gaan. Niemand ligt daar geloof ik echt wakker van. Volgens de GGD heeft in Amsterdam bijna een op de vijf volwassenen vorig jaar harddrugs gebruikt. Een op de vijf. Statistisch doet waarschijnlijk elke beroepsgroep hier dus aan mee. Harddrugs zijn dus allang geen uitwas meer; ze zijn overal. En zoals iemand die coke snuift narcistisch en egoïstisch wordt en elk vermogen tot empathie verliest, zo gaat een samenleving zich gedragen die drugs heeft geïntegreerd. Je weet dat het niet klopt, je roept na elk rapport "schande", en je gaat over tot de orde van de dag. Vragen we agenten in feite niet om een norm te handhaven die door een substantieel deel van de samenleving niet meer wordt gedeeld? En zo ja, wat doen we hieraan?

Voorzitter. Ik wissel van onderwerp.

De heer Schalk i (SGP):

Ik merkte dat er van onderwerp gewisseld werd. Harddrugs beginnen heel vaak met softdrugs. Het is een glijdende schaal waar jongeren in terechtkomen. Is dit niet een belangrijk signaal naar het kabinet om te stoppen met de legalisering van wiet, of een pilot daartoe?

De heer Knapen (CDA):

We hebben het vandaag over een aantal algemene onderwerpen. Het is zeker zo — en ook het Trimbos Instituut geeft dat aan — dat de schaal van wat vroeger in de flowerpower van de jaren zeventig en met een wat meer nostalgische blik softdrugs en harddrugs heetten nu wat glijdender en geleidelijker is geworden. Dat klopt. Het is dus lastiger. Maar ik wil hier niet vooruitlopen op wetsontwerpen die nog aan de orde moeten komen.

De heer Cliteur i (FvD):

Ik zal het kort houden. Ik heb eigenlijk een heel concrete vraag. Ik worstel een beetje met het beoordelen van de teneur van de lezing en de vragen van de heer Knapen. Hij is heel erg optimistisch en erg tevreden over wat het kabinet allemaal tot stand heeft gebracht. Hij steunt het kabinet. Maar tussen de regels door hoor ik toch ook dat 2 miljoen mensen antidepressiva slikken en dat er haattwitteraars zijn. Waar zijn zij eigenlijk allemaal zo boos over? Kunt u daar iets over zeggen?

De heer Knapen (CDA):

De heer Cliteur zei vanochtend: daar kan ik lang over spreken. Ik word nu geacht alleen maar antwoord te geven, maar ik heb niet een-twee-drie een antwoord dat recht zou doen aan de breedte van de analyse over waarom mensen onzeker zijn, onrustig zijn, de toekomst niet vertrouwen en het vertrouwen in het collectief enigszins hebben verloren. Het Sociaal en Cultureel Planbureau noemt daarbij: "Ik voel mij prima, maar met de samenleving gaat het slecht." Dat soort discrepanties hebben allemaal hun uitwerking op hoe mensen met elkaar omgaan. De technologie maakt de wijze waarop mensen met elkaar omgaan ook minder gemakkelijk te kanaliseren en te regisseren. Als ik het kabinet complimenteer met dingen, betekent dat niet dat ik het kabinet niet ook bekritiseer, of geen kritische vragen stel over andere dingen. Het kabinet is noch volmaakt, noch waardeloos.

De voorzitter:

Dat is diep filosofisch. Vervolgt u uw betoog. Nee, de heer Kox.

De heer Kox i (SP):

Ik interrumpeer, want anders loopt mijn punt weg omdat de heer Knapen naar een ander onderwerp gaat. Is niet het grootste probleem dat in onze samenleving de meeste mensen een aantal dingen vrezen of op een aantal dingen hopen? Ik verwijs daarbij naar langdurige rapportages van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Op het moment dat de vrees de overhand krijgt over de hoop, is de reactie van mensen zoals omschreven werd. Wat moet deze samenleving doen, en dus ook de politiek die daarin een vooraanstaande rol speelt, om de hoop weer de overhand te doen krijgen over de vrees? Ik verwijs even naar de periode net na de Tweede Wereldoorlog. De objectieve omstandigheden waren drie keer niks, zal ik maar zeggen. De oorlog was over, maar het land lag in puin. Toch hadden mensen de hoop dat het morgen beter zou worden dan het vandaag en gisteren was. Wat moeten we in de ogen van het CDA doen om de hoop weer de overhand te geven over de vrees?

De heer Knapen (CDA):

Twee antwoorden. Het ene is het algemene, dat ook past bij mijn partij. Dat is dat wij de cohesie in de samenleving moeten zoeken, mensen die achterraken in de gaten moeten houden en mensen die te ver voorop gaan lopen even moeten terugfluiten. Dat is denk ik een belangrijk punt. Als de heer Kox het heeft over de periode kort na de oorlog: wij hadden toen elk jaar een economische groei van 5% à 6%. Nu komen wij, gerekend over tien jaar, gemiddeld aan 1%. Je moet je eens even voorstellen: een gemiddelde groei van 1% betekent dat je in je actieve leven, zeg maar tussen je 50ste en je 70ste, een groei meemaakt van grofweg 64% à 65%. Als je gemiddeld 2,5% groei hebt, wat twintig jaar geleden het geval was, dan maak je in een actief leven een groei mee van 340% à 350%. Het perspectief, de verwachting, de mogelijkheden tot verandering en het idee dat je allemaal vooruitgaat, zijn zoveel krachtiger als je een hogere economische groei hebt dan als je een lagere economische groei hebt, dat wij als democratieën überhaupt nog moeten leren hoe wij omgaan met een samenleving waar economische groei als zodanig dit automatische verwachtingsperspectief niet meer geeft. Dit betekent dat wij op andere manieren moeten bekijken hoe wij met elkaar omgaan. Dit betekent dat ik iedereen oproep om de volgende keer op mijn partij te stemmen.

De heer Kox (SP):

Dat is een nobel streven, maar ik hoor graag eerst de rest van het verhaal alvorens dat besluit te nemen. Ik wil de heer Knapen niet te veel hoop geven, maar uiteindelijk hebben ook veel CDA'ers op mijn partij gestemd, dus die ontwikkeling kan omgekeerd ook. Wie weet.

Collega Knapen geeft aan dat, nu de economische groei niet meer zo groot is als na de Tweede Wereldoorlog, het niet meevalt om mensen tevreden te houden. Moeten wij daar ...

De heer Knapen (CDA):

Tegen die samenvatting zou ik bezwaar willen maken.

De heer Kox (SP):

Ik bedoelde te zeggen: dat maakte het makkelijker om mensen tevreden te stellen. Moeten wij dan ook niet veel breder gaan kijken hoe wij mensen tevredener kunnen maken en meer vertrouwen in morgen kunnen geven, ook als de economische groei niet zo groot is? Wij kunnen misschien per capita niet veel rijker worden, maar allemaal samen kunnen wij natuurlijk nog eindeloos veel rijker worden. Als wij de samenleving wat beter en menselijker inrichten, dan heeft dat een waarde die makkelijk kan concurreren met geld of groei erbij. De partij van de heer Knapen was lange tijd een partij die vertrouwen had in de gemeenschap; de gemeenschap kon zorgen voor dingen die je als individu niet voor elkaar kon krijgen. Krijgen wij dat CDA weer terug?

De heer Knapen (CDA):

Dat zeg ik de heer Kox graag toe. Niet zozeer dat het CDA terugkomt in die zin, maar ik kan bevestigen — de heer Kox zou het laatste verkiezingsprogramma van het CDA kunnen lezen — dat die partij zo is. Het mag als een cliché of een open deur klinken, maar wij zoeken het in de kracht en de cohesie van het middenveld. Wij hebben de verwachtingen enigszins getemperd als het gaat om wat de Staat allemaal kan regelen en welke voor- en nadelen op het gebied van vervreemding en effectiviteit dit kan opleveren. Wij behoren ook niet tot degenen die denken: vrijheid blijheid maakt de samenleving per definitie het gelukkigst.

De heer Koffeman i (PvdD):

Collega Knapen heeft het over groeipercentages uit het verleden en die van nu, en de invloed daarvan op het gevoel van welbevinden van mensen. Een vroegere partijgenoot van de heer Knapen, Bob Goudzwaard, heeft meegeschreven aan Grenzen aan de groei uit 1993. Ik zou graag van collega Knapen, als lid van een partij die juist staat voor rentmeesterschap, een reflectie willen horen op de vraag hoe je kunt blijven groeien op een aarde die niet meegroeit. Hoe kun je blijven groeien op het moment dat je hier consumeert alsof je drie aardbollen tot je beschikking hebt? Dan is het toch naïef om te zeggen dat wij die groei een andere invulling moeten geven, maar dat die groei hoe dan ook moet doorgaan? Dat is toch een onmogelijkheid?

De heer Knapen (CDA):

Ik gaf het geïmproviseerde rekenvoorbeeldje over groei om aan te geven waar een samenleving in de balans tussen optimisme en pessimisme terecht kan komen. Ik was vorige week in Zuidoost-Azië. Daar heb je groeicijfers van 5% à 6% per jaar. De gemiddelde leeftijd is daar 27 of 28. De vitaliteit op die bromfietsjes bruist je tegemoet. Dat is hier natuurlijk niet zo. Dit betekent dat wij een vorm zullen moeten vinden om om te gaan met een groei op een manier die niet klassiek is, daarin geef ik de heer Koffeman gelijk. Er zijn pogingen geweest om het bruto nationaal product te veranderen en te bekijken of wij daar welzijnselementen aan kunnen toevoegen. Wij zullen op een andere manier moeten kijken naar groei. Maar onze verwachtingen — op dat punt zullen wij waarschijnlijk van mening verschillen — op het vlak van technologie, menselijk vernuft, uitvindingen en dynamiek op dat gebied zijn misschien wat groter dan bij de partij van de heer Koffeman. Ik zou niet per se in de fatalistische groef willen vallen dat je van veel groei naar geen groei zou moeten gaan. Wij komen naar een kwalitatief andere groei.

De voorzitter:

De heer Koffeman een laatste opmerking; daarna gaan wij door.

De heer Koffeman (PvdD):

Bij de Partij voor de Dieren zijn wij helemaal niet pessimistisch. Wij denken dat de bio-industrie opgeheven kan worden zonder dat je mensen iets tekort hoeft te doen. Wij geloven wel degelijk in technologische oplossingen. Maar een feit is dat earth overshoot day, de dag waarop wij de reproduceerbare grondstoffen van de aarde voor dit jaar opgemaakt zullen hebben, inmiddels in juli ligt. Dus na juli leven wij op de pof van toekomstige generaties. Dus je kunt wel hoop hebben op de toekomst — dat is precies waar de Programmatische Aanpak Stikstof fout gelopen is ...

De voorzitter:

Wat is uw vraag?

De heer Koffeman (PvdD):

Daar werd gezegd: wij gaan nu eerst uitbreiden en daarna lossen wij het wel op. Men heeft gezien dat dit niet gebeurd is. Dus ik wil graag van de heer Knapen weten hoe hij minder een voorschot op een onzekere toekomst gaat nemen en hoe hij meer gaat anticiperen op het feit dat de toekomst misschien wat minder te bieden heeft dan wij in het verleden gewend waren.

De voorzitter:

De heer Knapen antwoordt en vervolgt dan zijn betoog.

De heer Knapen (CDA):

Ik denk dat wij rekening moeten houden met de ontwikkelingen die de heer Koffeman schildert. Alleen moeten wij ook rekening houden met de mensen die in dit land wonen. Wij moeten die mensen meenemen. Ik heb al eens gezegd dat het onverbiddelijke enthousiasme voor Al Gore ons uiteindelijk Donald Trump heeft opgeleverd. Dus je moet een beetje kijken naar de balans op basis waarvan je mensen kunt meenemen in dit proces. Wellicht zal de heer Koffeman zeggen dat het dan te laat is, maar dan ben ik een stukje optimistischer. Dan denk ik: het is niet te laat; dat gaan wij redden.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog.

De heer Koffeman (PvdD):

Ik hoop dat de heer Knapen gelijk krijgt.

De heer Knapen (CDA):

Voorzitter! Groot-Brittannië verlaat de Europese Unie. De Verenigde Staten distantiëren zich meer en meer van Europa en proberen de Europese Unie te ondermijnen. Dat heeft reusachtige consequenties. Deze Euraziatische landtong dreigt speelbal van externe machten en krachten te worden. Verstaan wij, verstaat dit kabinet, de tekenen des tijds wel voldoende? Blijft de NAVO ons dominante plechtanker, zoals hier altijd zo graag en ook min of meer automatisch wordt bezworen? De minister van Buitenlandse Zaken heeft het over een beleid van wisselende coalities voor ons land om onze belangen te behartigen. Het lijkt een klinisch-neutraal model. Maar moeten we niet met onze buurlanden proberen wat steviger onze waarden en belangen te beschermen? Moeten wij niet wat meer lotsverbondenheid proberen?

Volgens het Sociaal Cultureel Planbureau zijn de opvattingen van Nederlanders over Europa doordrenkt van ambivalentie: we willen gezamenlijke uitgangspunten, harde afspraken en stevige commitments. Maar we willen ook een kleine Europese Unie, op grote afstand, en we zijn sterk gehecht aan onze nationale identiteit. Je ziet die ambivalentie zelfs aan dit plein terug: in de Tweede Kamer wordt nogal eens tekeergegaan tegen Europa, hier is wat meer oog voor nut en noodzaak.

In elk geval alle reden voor een kabinet om in zo'n ambivalente situatie richting te geven. Een geweldige kans ook, zou je zeggen. Maar het vergt enige moed en allereerst, zoals gezegd, oor en oog voor de tekenen des tijds. We zullen met onze buurlanden, landen als Frankrijk en Duitsland, krachten moeten bundelen om onze welvaart en ons welzijn te verdedigen. Het is een illusie om voor onze veiligheid alleen maar te blijven bouwen op het America First. We zullen de consequenties daarvan onder ogen moeten willen zien en het gesprek met onze burgers daarover moeten aangaan. Groot-Brittannië heeft dat nagelaten. Het staat nu onder de slogan "Take Back Control" op het punt een exclusieve vazal van Amerika te worden. Het zou ironisch zijn als het niet zo tragisch was. Zoiets zouden wij niet moeten willen.

Voorzitter. Ik rond af. Wij zijn van oudsher een land van het gematigde midden. Dat kan ook niet anders met zoveel hoofden, zoveel zinnen, met zoveel partijen en partijtjes in 's lands vergaderzalen. Het politieke midden kan een beetje saai zijn, niet opwindend en meeslepend genoeg voor alle waarnemers. Het politieke midden is, misschien net als het mentale midden, ook uitdrukking van een latent verlangen naar een rustig leven.

Maar als representant van het gematigde midden kijk ik verontrust naar twee van oudsher gezaghebbende bakens van democratie: Groot-Brittannië en de Verenigde Staten. Daar dreigt het gematigde midden dakloos te worden. Soms kijk ik er ook een beetje vertwijfeld naar, zeg ik eerlijk. Zijn we vooral getuige van smakeloosheden of gebrek aan fatsoen en omgangsvormen of is er ook iets gevaarlijks aan de gang wat verder reikt? En wat moeten wij ermee?

Ik vraag de regering hier geen reactie op. Wij zijn een groot aanhanger van het adagium dat verantwoord handelen met het oog op de langere termijn voorkeur geniet boven kortstondig goed gevoel van getuigenispolitiek. Dus begrijpen we heel goed dat de regering niet telkens commentaar levert op wat politieke leiders in Washington en Londen allemaal uitspoken.

Maar wat we in elk geval wel kunnen en moeten doen in dit stukje van Europa is: bindingen versterken met onze Europese buurlanden en vrienden. Want met hen zullen we onze belangen en waarden moeten verdedigen. Dat is niet gratis en dat kunnen we niet alleen.

Dat vergt niet alleen een moreel, maar bovenal een politiek kompas. Ik wens dit kabinet toe dat het dit kompas durft te ontwikkelen, inclusief het gezag en de moed om het publiek mee te nemen in de richting die dit kompas aangeeft.

Ik zie uit naar de gedachtewisseling met de regering.

Mevrouw Vos i (PvdA):

Dank aan de heer Knapen voor dit mooie betoog. Een aantal dingen zijn mij uit het hart gegrepen. Ik heb nog een vraag aan het CDA over het maatschappelijk middenveld. Uw collega aan de overkant had het tot onze grote vreugde weer over de volkshuisvesting. Ik ben benieuwd wat het CDA vindt van de voorstellen die zijn gedaan om de woningbouwcorporaties meer ruimte te geven om datgene te doen wat zij goed kunnen, en zeker ook voor de middengroepen, waar hij het ook over had.

De heer Knapen (CDA):

Soms zegt een woord meer dan een heel betoog. Ik vond het gebruik van het woord "volkshuisvesting" in plaats van de woningmarkt al een interessant signaal om aan te geven in welke richting wij denken. Die richting bevalt mijn partij heel goed. Ik zie vol verwachting uit naar de vertaling daarvan in wetsontwerpen die hier straks hopelijk langs zullen komen.

Mevrouw Vos (PvdA):

Toch even iets concreter. De woningbouwcorporaties gaan redelijk gebukt onder de verhuurderheffing. Daardoor kunnen zij bijvoorbeeld minder huizen bouwen voor de middenklasse. Bent u er ook voor dat de verhuurderheffing significant gaat dalen en minder wordt dan de automatische stijging die we nu zien, ondanks dat het kabinet er jaarlijks 100 miljoen in stopt?

De heer Knapen (CDA):

Daar zijn wij in principe voor. Als ik het wel begrepen heb, is het kabinet daar ook voor en heeft het ook voorstellen gedaan. Ik wacht af hoe het kabinet hier straks bij de behandeling mee omgaat, en met de vragen die u stelt, maar ik ga ervan uit dat het kabinet ook hier verdedigt wat het in de Tweede Kamer heeft verdedigd.

De heer Rosenmöller i (GroenLinks):

Een boeiend betoog, met een mooie internationale component. Ik praat graag nog een keer met u door over de oorzaken van de verkiezing van Trump, want dat vond ik net even iets te eendimensionaal.

Mijn vraag gaat over het CDA, de boeren, het PAS en de Raad van State. Dat was een iets minder expliciet onderdeel van uw verhaal. Uit de interruptie die ik had bij de heer Cliteur, kwam de conclusie dat hij zei dat de uitspraak van de Raad van State over stikstof heilig is. Geldt dat ook voor het CDA?

De heer Knapen (CDA):

"Heilig" is een woord dat door ons misschien iets minder gemakkelijk wordt uitgesproken, omdat we weten wat de portee van de term inhoudt, dus in die zin zal ik dat zo niet nazeggen. Maar feit is wel dat ook wij vinden dat aan het eind van de dag de wetgever en de rechter het laatste woord hebben. Maar ik zeg er wel bij: aan het eind van de dag. Zoals de heer Cliteur ook aangaf: mensen mogen hun mening geven, dat mogen zij op allerlei manieren doen, dat is hier goed geregeld, en die meningsvorming kan uiteindelijk ook leiden tot beïnvloeding van de besluitvorming. Als ik het wel begrepen heb, wachten wij nog op het kabinet bij het stikstofdossier. Dat doen wij ook. Wij rekenen erop dat er, na wat wellicht leek op een paar improvisaties, weloverwogen en bezonnen wordt gekeken hoe hiermee om te gaan, rekening houdende met de oorzaken hiervan maar ook met wat je van mensen in redelijkheid van de ene op de andere dag mag verwachten. Een voorspelbare overheid blijft ook een belangrijk onderdeel van datgene wat wij hier met elkaar doen.

De voorzitter:

De heer Rosenmöller, afsluitend.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

U positioneert uw partij in een bepaalde traditie. Daar hoort die achterban ook bij en daarbij spelen de boeren ook een rol. De hoop bij boeren is in belangrijke mate toch wel op uw partij gevestigd. Hier geldt natuurlijk wel dat het einde van de dag al achter ons ligt. De rechter heeft gesproken. Dan is het toch belangrijk om van u te horen of u die uitspraak als het vertrekpunt ziet voor de rest van het beleid.

De heer Knapen (CDA):

Als ik het goed zie, is de dag nog niet voorbij, en dat bedoel ik niet flauw, maar ik zie dat het kabinet komt met een vertaling in de bestuurspraktijk van wat deze uitspraak van de Raad van State betekent. Op die vertaling wacht iedereen vol spanning, wij ook. Zoals ik ervan uitga dat voor GroenLinks in bredere zin voorspelbaarheid en betrouwbaarheid van een overheid van belang zijn, zo is dat voor mijn partij ook.

Mevrouw Bredenoord i (D66):

Ik bedank de heer Knapen voor zijn pro-Europese bespiegelingen, zeker in de huidige internationale context. Ik hoor hem zeggen dat de landen om ons heen in Europees verband elkaar moeten vasthouden. Er ligt een concreet voorstel, een Duits-Frans initiatief om migranten die in Zuid-Europa aankomen, solidair te verdelen. Hoe kijkt uw fractie daartegen aan?

De heer Knapen (CDA):

Nu stelt u een vraag over iets wat nog in behandeling is in de Tweede Kamer, dus dat is hier nog niet aan de orde.

De voorzitter:

Mevrouw de staatssecretaris?

De heer Knapen (CDA):

Ik geef u nu maar het antwoord dat in voorlopigheid geldt. Daar zijn wij, gegeven wat wij tot nu toe allemaal hebben gedaan, niet heel enthousiast over. Mevrouw Bredenoord moet ook het volgende begrijpen. Als je bepleit dat je zo veel mogelijk samenwerkt met buurlanden en vrienden die dezelfde waarden behartigen en vertegenwoordigen als wij, betekent dat niet dat je per definitie afspreekt dat je voortaan alles gaat doen wat een van die landen wil. Dat hoeft niet. Wij hebben om ons belang te behartigen een klein aandeel genomen in Air France/KLM. En dan nog kun je buitengewoon goed samenwerken en bevriend zijn met Frankrijk. Het een sluit het ander niet uit. Ik zou deze vraag dus niet willen beschouwen als de lakmoesproef as such van datgene wat op langere termijn nodig is op het gebied van veiligheid, Defensie, terreurbestrijding et cetera, wat je samen doet in de wereld.

Mevrouw Bredenoord (D66):

Dat is dan misschien een misverstandje. Het is zeker niet zo dat een land dit vraagt en dat je dan dus mee moet doen. Het is een initiatief van twee toch wel grote landen.

De heer Knapen (CDA):

Zeker.

Mevrouw Bredenoord (D66):

Zij steken de hand uit om hier samen op te trekken, bij een groot Europees vraagstuk.

De voorzitter:

U bent het eens, geloof ik.

Mevrouw Bredenoord (D66):

Dat is anders dan u het voorstelt, volgens mij.

De heer Knapen (CDA):

Sorry, voorzitter, nou begrijp ik het even niet helemaal.

De voorzitter:

U was het bijna eens, dacht ik, maar ik weet het niet.

De heer Knapen (CDA):

Zijn wij het eens? Zoals gezegd, ik vind het eigenlijk niet correct om één zo'n onderwerp eruit te nemen en dan te zeggen dat dit de lakmoesproef is van waar het over gaat. Het kan zijn dat het kabinet aan het eind van de dag besluit: we moeten een beetje meer zus of een beetje mee zo, want dat is bij dit soort onderwerpen vaak het geval. Het raakt wat mij betreft niet het fundamentele principe dat we het met onze buren moeten zien te redden in een wereld waar wij steeds kleiner worden en de rest steeds groter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Knapen. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Vos, voor haar maidenspeech.