Plenair Van Apeldoorn bij behandeling Goedkeuring twee overeenkomsten tussen Canada en de Europese Unie



Verslag van de vergadering van 11 juli 2022 (2021/2022 nr. 37)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 10.39 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Apeldoorn i (SP):

Voorzitter, dank. Even een waarschuwing vooraf. In mijn betoog zullen wel wat herhalingen zitten uit het ijzersterke betoog van collega Karimi, waarvan ik zeer onder de indruk was, maar in dit geval is dat een goede zaak, want het is goed dat bepaalde zaken herhaald worden. Natuurlijk hadden mevrouw Karimi en ik ervoor kunnen kiezen om de woordvoering vandaag gezamenlijk te doen, maar dat was misschien een brug te ver geweest. Ik zie de heer Koole mijn richting uit kijken.

Voorzitter. Al jaren, van links tot rechts, weten we dat de hyperglobalisering geen toekomst meer heeft. Dat was al zo voor de ontwrichtende effecten van de huidige geopolitieke crisis, en ook al voor de coronapandemie. Dat deze vorm van globalisering ons meer slechts dan goeds brengt, weten we al zeker sinds de vorige mondiale crisis, de financiële crisis van 2008. Die crisis was het rechtstreekse gevolg van de neoliberale hyperglobalisering. Zelfs de hyperglobalisten van weleer zijn in de jaren na de financiële crisis gaan inzien dat de vrije markt en de globalisering als project van het verder vrijmaken van die markt op mondiale schaal niet zaligmakend zijn. Ja, ook neoliberale politici, die deze globalisering altijd hebben omarmd, zijn gaan inzien dat deze ook gepaard gaat met groeiende ongelijkheid, met sociale ontwrichting en met schadelijke effecten voor mens en milieu, effecten die in het kapitalistische vrijemarktmodel immers niet als kosten meegerekend worden. We weten dit allemaal allang. De coronacrisis heeft nog eens het vergrootglas gelegd op de manier waarop deze vorm van globalisering ten koste gaat van onze planeet en onze brede welvaart.

Wij weten ook dat, als we kiezen voor een globalisering waarin multinationals boven mensen worden gesteld, de mensen dit op een gegeven moment niet meer zullen pikken. Dit is een vorm van globalisering die democratie ondermijnt en ontwricht. En toch moeten we er helaas ernstig rekening mee houden dat een meerderheid van deze Kamer overweegt om morgen, na een lang debat vandaag, vóór dit achterhaalde verdrag uit het tijdperk van de neoliberale hyperglobalisering, het zogenaamde vrijhandelsverdrag met Canada, te stemmen.

Sterker nog, de PvdA-fractie heeft gisteren in een opinieartikel in de Volkskrant laten weten morgen voor te zullen stemmen en daarmee de centrumrechtse coalitie toch nog op het nippertje aan een meerderheid te helpen, in plaats van deze historische kans te grijpen om CETA, dit neoliberale en fossiele verdrag, te stoppen. Daarmee draait de PvdA — en dat is toch wel bijzonder — al vóór de aanvang van het debat. De PvdA-senaatsfractie lijkt hiermee definitief afscheid te nemen van de leuze en het ideaal dat ons eerder nog bond in de gezamenlijke strijd tegen het vorige kabinet-Rutte, namelijk: mensen boven multinationals. Dat betreur ik ten zeerste. Want dit CETA-verdrag doet precies het omgekeerde. Het plaatst multinationals boven mensen. Daarmee dreigt het morgen hier, in onze senaat, een zwarte dag te worden voor eenieder die strijdt voor een eerlijke wereldhandel en voor een rechtvaardiger wereld. In oktober 2019 tweette toenmalig PvdA-leider Asscher nog dat in CETA "belangrijke zaken zoals eerlijke arbeid, milieu en dierenwelzijn onvoldoende zijn geregeld". Daarom was de PvdA tegen. Nu is zij dus voor, maar de verdragstekst is nog steeds precies hetzelfde.

De heer Backer i (D66):

In de retorica komt de heer Van Apeldoorn natuurlijk een heel end met deze betogen, maar "multinationals boven mensen"? Kunt u mij dat uitleggen? Waar gaat dat over?

De heer Van Apeldoorn (SP):

Ja, dat kan ik zeker.

De voorzitter:

Maar wel enigszins kort.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Ik zal het kort houden. Dat gaat eigenlijk over waar ik het net ook met de heer Backer over had. Het gaat ook over andere zaken, maar het belangrijkste is hoofdstuk 8, over het investeringshof, het supranationale hof, het viphof voor multinationals. Alleen bedrijven hebben daar toegang toe, geen mensen, geen burgers, geen ngo's, geen vakbonden, geen milieuorganisaties, geen andere maatschappelijke organisaties. Bedrijven kunnen daar procederen tegen staten. Omgekeerd — staten tegen bedrijven — kan ook niet. De heer Backer zegt: de nationale rechtsgang staat nog steeds open. Dat klopt. Alleen, bedrijven zullen daar bewust geen gebruik van maken. Waarom? Omdat het ICS-systeem veel aantrekkelijker is, juist omdat andere partijen daar geen toegang toe hebben en juist omdat daar veel hogere claims worden toegekend, wat ook uit de historie is gebleken. Collega Karimi heeft dat net ook al uitvoerig betoogd: je maakt machtige multinationals dus nog machtiger door voor hen een exclusief hof op te richten — een arbitragepanel, zoals de heer Backer het noemt — dat alleen voor bedrijven toegankelijk is, maar niet voor mensen die zich benadeeld voelen, bijvoorbeeld als het gaat om duurzaamheidsafspraken, werknemersrechten et cetera.

De heer Backer (D66):

De heer Van Apeldoorn debiteert hier gewoon feitelijke onjuistheden. Het panel is toegankelijk. Als ik een Canadese eenmanszaak heb en ik een claim tegen de Nederlandse regering heb, dan kan ik die aanhangig maken. Dat de Canadese vakbond niet ook een claim tegen de Nederlandse regering bij datzelfde panel kan indienen, is helemaal niet relevant, want het gaat om een claim van iemand die benadeeld is. Oké, stel dat je in Nederland een claim bij de Nederlandse rechter zou indienen, dan zou iemand zich misschien als partij kunnen voegen. Dat zou kunnen, maar dat hoeft niet. Maar het is geen exclusief forum. Daar gaat het mij even om. U probeert dat steeds te benadrukken — dat heeft u ook bij de interruptie gedaan — maar dat is gewoon feitelijk onjuist.

De voorzitter:

Ik denk dat dit nu een herhaling van argumenten is.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Als u mij toestaat, voorzitter, wil ik toch wel even kort zeggen dat het uiteraard geen feitelijke onjuistheid is. Het is alleen toegankelijk voor bedrijven en hun aandeelhouders, dus in die zin ook voor privépersonen; dat moet ik de heer Backer dus nagegeven. Dan zegt de heer Backer: ook een eenmanszaak kan een proces aanspannen. Theoretisch kan dat. Dat zal in de praktijk natuurlijk nooit gebeuren en dat weet de heer Backer ook heel erg goed, dus hier is de heer Backer nu eigenlijk bezig met desinformatie. De gemiddelde kosten voor het starten van een proces bij een arbitragehof lopen volgens verschillende bronnen in de miljoenen, rond de 8 miljoen. Een eenmanszaak en ook het gemiddelde kleine mkb-bedrijf zullen zich dat niet kunnen permitteren. Bovendien, zoals de heer Backer net zelf heeft uitgelegd, zijn het niet de eenmanszaken, want die handelen natuurlijk niet met Canada, maar de multinationals die hele grote belangen hebben. Het gaat erom dat de belangen van hele grote bedrijven hiermee extra bescherming krijgen met het investeerdershof. Daarmee plaatst het multinationals boven mensen.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Backer.

De heer Backer (D66):

Ik denk dat we in herhaling vervallen. Hier wordt echt een ideologische strijd gevoerd.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Dat klopt.

De heer Backer (D66):

En die is niet op feitelijk juiste gronden. Die eenmanszaak kan natuurlijk ook gewoon naar de Nederlandse rechter gaan. Dan heeft die een andere route, maar daarmee is het hof nog niet uitsluitend voor multinationals in het leven geroepen. Zo bestaan er al 90 of 80 ICSID-afspraken, bilateraal, tussen Nederland en andere landen, dus het is niks nieuws. Het is toegankelijk. Wat u zegt, is feitelijk onjuist.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Nee, wat ik zeg klopt precies. Ik vraag aan de heer Backer — hij hoeft niet te antwoorden — hoeveel eenmanszaken gebruik zullen maken van het arbitragehof en hoeveel er handelen met Canada.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Het gaat inderdaad om een ideologische strijd. Dat is zeker waar. Het gaat ook om botsende wereldbeelden, maar dat heb ik al eerder gezegd. Hierover gesproken: gelukkig zijn de beoogde fusiepartners van de PvdA, de zusters en broeders van GroenLinks, wel standvastig en vallen zij niet voor het neoliberale frame van de regering. Net als de SP heeft de fractie van GroenLinks de lessen van de neoliberale globalisering — dat hebben we net uitvoerig mogen horen — en de ontsporing en ontwrichting waar deze toe geleid hebben, wel begrepen. We kunnen toch ook niet doorgaan op het pad van de hyperglobalisering, waarin het grootkapitaal ruim baan krijgt en eigendomsrechten van multinationals zwaarder tellen dan mensenrechten, waarin onze democratie al onder druk staat? Juist in deze tijd van oorlog en grote geopolitieke spanningen en onzekerheid moeten we dat toch niet willen? We moeten toch niet verder willen gaan op die heilloze weg en als Nederlands parlement een verdrag ratificeren dat die hyperglobalisering nog eens nieuw leven probeert in te blazen, dat de belangen van de olie-industrie boven die van onze planeet stelt, dat de plutocratie van multinationals en hun aandeelhouders versterkt ten koste van onze democratie? We moeten toch juist nú onze democratie en onze waarden versterken? Graag een reactie van de minister.

De heer Koole i (PvdA):

Eerst maar even over de opmerking van de heer Van Apeldoorn over de Partij van de Arbeid. Hij vindt het blijkbaar een interessant onderwerp, maar hij is ook wel een beetje aan het PvdA-bashen, zeker als hij zegt dat de sociaaldemocratie de bedrijven en hun belangen boven mensen stelt. Als er iets is wat in de geschiedenis van de sociaaldemocratie altijd bovenkomt, is het dat het gaat om eerlijk delen voor de gewone mensen, zodat ze mee kunnen doen. Die overwegingen spelen bij ons ook een rol.

Maar nu even het punt van het neoliberalisme. Die term gebruikt de heer Van Apeldoorn heel vaak. Is de heer Van Apeldoorn het met mij eens dat je om het neoliberalisme met zijn dereguleringsdrang te kunnen temmen, juist afspraken moet maken — via handelsverdragen, maar ook via andere verdragen — die wel een wereld leveren waarin met elkaar wordt omgegaan op basis van regels? CETA is een verdrag waarin regels staan waardoor in ruil voor verlaging van de tarieven voor bedrijven, bedrijven zich moeten houden aan allerlei afspraken, juist voor een duurzame economie, juist voor betere arbeidsomstandigheden. Ik zou dus zeggen dat CETA juist een grote stap vooruit is in de strijd tegen het neoliberalisme, want over die strijd tegen het neoliberalisme zijn wij het eens.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Wat betreft het PvdA-bashen, zoals de heer Koole het noemt: ik had niets over de PvdA in mijn tekst staan tot gisteravond. Ik reageer daarmee op de stemverklaring vooraf — heel bijzonder — van de PvdA-fractie in het artikel in de Volkskrant. Als de PvdA-senaatsfractie hier zegt dat zij nog steeds zeer hecht aan het beginsel dat mensen boven multinationals gaan, ben ik daar oprecht blij mee en hoop ik dat de PvdA-fractie morgen alsnog tegen dit verdrag zal stemmen.

Wat betreft de vraag van de heer Koole: die lijkt retorisch te zijn. Natuurlijk vinden wij dat je regels moet stellen en afspraken moet maken, juist als je je zorgen maakt over ongebreidelde vrijhandel, macht van multinationals en ongereguleerde markten. Natuurlijk moet je die markten reguleren, en wel op basis van multilaterale afspraken. Daarom was mijn fractie bijvoorbeeld voorstander van een multilateraal investeringshof binnen de Verenigde Naties, met toegang voor alle partijen, inclusief ngo's. Dus ja, je moet afspraken maken en ja, je moet reguleren. Dat moet je ook doen met bevriende naties als Canada, maar maak dan wel de goede afspraken. Er wordt vaak gezegd: als we dit niet kunnen met Canada, met welk land dan wel? Nou, dat klopt. Daarom moet je het nu juist met Canada goed regelen, want dat is dan de standaard, ook voor landen waar de rechtsstaat minder ontwikkeld is en de standaarden minder hoog zijn. Dus ja, afspraken, zeker, maar dan wel goede afspraken.

De heer Koole (PvdA):

Ik ben blij dat de heer Van Apeldoorn zegt dat hij ook streeft naar een multilateraal hof, liefst bij de Verenigde Naties, om dat soort geschillen te kunnen beslechten op een goede manier, met onafhankelijke rechters enzovoort. Mijn opvatting is — ik vraag de heer Van Apeldoorn of hij dat ook vindt — dat het hof dat nu wordt voorgesteld voor CETA, het ICS, dat nog niet in werking is en dat echt anders is dan die andere arbitragepanels, een goede stap is in de richting van zo'n internationaal hof. Dat zal voorlopig nog niet kunnen worden bereikt, denk ik, gegeven de politieke verhoudingen, maar dat is wel wenselijk; dat ben ik met de heer Van Apeldoorn eens. Is hij het met mij eens dat het hof van CETA, ICS, een stap in de goede richting is? Dat is mijn eerste vraag aan de heer Van Apeldoorn.

Het tweede is meer een opmerking. Hij zei dat hij niks in zijn tekst had staan over de PvdA, maar dat hij de verklaring van gisteravond wel bijzonder vond. De SP heeft al tijdenlang gezegd wat ze zou gaan stemmen. De Partij voor de Dieren heeft al een tijdlang gezegd wat ze zou gaan stemmen, net als GroenLinks en andere partijen. Dat neem ik ze helemaal niet kwalijk. Nu doen wij dat ook een keer en dan zou het ineens niet mogen?

De heer Van Apeldoorn (SP):

Wat die laatste opmerking betreft: het staat de PvdA-fractie en de heer Koole geheel en al vrij om vooraf bekend te maken hoe ze zullen staan in het debat en hoe ze zullen stemmen. Wij hebben inderdaad ook van tevoren bekendgemaakt hoe wij hierin staan en dat wij tegen CETA zijn. Dat was natuurlijk van begin af aan duidelijk. Het bijzondere hieraan is natuurlijk — en dat doet niets af aan het recht van de PvdA-senaatsfractie om zo'n opinieartikel op zondag te publiceren — dat eerder van de PvdA bekend was dat ze tegen dit verdrag was. Ik heb uw voormalig partijleider de heer Asscher net aangehaald. Dat is al drie jaar zo. In die zin draait de PvdA. Als je die draai dan vooraf bekendmaakt, vind ik dat een bijzondere constructie, maar dat staat de heer Koole en de PvdA-fractie natuurlijk geheel vrij. Het staat mij ook vrij om daar het een en ander over te zeggen.

Als het gaat om uw vraag, die ik mij even probeer te herinneren …

De voorzitter:

Wilt u daar dan een kort antwoord op geven?

De heer Van Apeldoorn (SP):

Ja, heel kort …

De voorzitter:

Ik neem even het woord terug. Ik wil u vragen om een kort antwoord te geven, want we lopen echt schreeuwend uit de spreektijden. Dat vind ik op zich niet erg, maar ik heb ook nog met andere belangen rekening te houden. Dat doe ik ook in opdracht van uzelf. Graag dus een kort antwoord. Ik stel voor dat u daarna uw betoog afrondt, waarna we naar een korte pauze gaan. Dat lijkt me ook goed. Gaat uw gang.

Meneer Van Ballekom, als u nou nog één keer vanuit de bankjes deelneemt, dan bent u de orde aan het verstoren en dan krijgen we met het Reglement van Orde te maken. Dus liever niet meer vandaag.

Gaat uw gang.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Om de vraag van de heer Koole te beantwoorden: nee, het Investment Court System van CETA is geen belangrijke stap richting wat we eigenlijk wenselijk zouden achten, namelijk een multilateraal hof bij de VN. Het bevat bepaalde procedurele verbeteringen ten opzichte van wat eerst voorgesteld was, namelijk het Investor-State Dispute Settlement, maar die verbeteringen zijn volstrekt onvoldoende voor mijn fractie. Het grote principiële bezwaar blijft staan: dat het hof alleen exclusief toegankelijk is voor bedrijven, in de praktijk grote bedrijven, en hun aandeelhouders. Wij zouden een hof willen zien waar alle eventueel benadeelde partijen, dus ook vakbonden en milieuorganisaties en ngo's, klachten kunnen indienen. Dat is het ICS niet.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik stel voor dat u nu uw betoog vervolgt en ook afrondt.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Voorzitter. De Eerste Kamer is er niet om het goede te stichten, maar om het kwade te voorkomen, aldus minister Donker Curtius meer dan anderhalve eeuw geleden. Welnu, zeg ik tegen al mijn medesenatoren, ook tegen mijn PvdA-collega's — het is immers niet te laat om op uw schreden terug te keren — hier ligt nu een uitgelegen kans, een kans om een evident schadelijk en achterhaald verdrag te stoppen. Een verdrag dat slecht is voor mensen, voor het klimaat en voor onze democratie, en dat in ruil voor nog geen kopje koffie per maand voor elke inwoner van de EU. Dat is althans, als alle onzekere modellen uitkomen, de economische winst die van CETA te verwachten is. Is zo'n verdrag nu in het belang van de burgers van Nederland? Onder andere de Consumentenbond weet wel beter. Die is fel tegen, net als talloze andere organisaties, van vakbonden tot alle milieuorganisaties tot boerenorganisaties, die terecht vrezen dat ze met dit handelsverdrag nog minder perspectief hebben. Milieudefensie is fel tegen, zo ook de FNV, maar de PvdA is voor en doet dat, zo lezen we in de Volkskrant, voor de werknemers en voor het milieu. Hebben al die organisaties het dan verkeerd begrepen? Nee, dat hebben zij niet.

Voorzitter. CETA, waarover we het vandaag hebben, heet een vrijhandelsakkoord te zijn, maar het gaat nog veel verder dan dat. CETA heet in het Nederlands niet voor niets: Brede Economische en Handelsovereenkomst. Eigenlijk is "breed" niet zo'n goede vertaling van het Engelse woord "comprehensive", dat "veelomvattend" betekent. En het omvat heel veel, veel dat de belangen raakt van ons allemaal. CETA gaat namelijk niet alleen om het afschaffen van importtarieven, waarover al genoeg kritische vragen te stellen zijn, maar ook om het zo veel mogelijk wegnemen van zogenaamde non-tarifaire handelsbelemmeringen en om de liberalisering van diensten en, cruciaal, van investeringen. Daarmee is CETA een zeer neoliberaal verdrag — ik zeg het nog maar een keer, voorzitter — dat stoelt op de filosofie van: hoe meer liberalisering, hoe meer markt, hoe meer ruim baan voor grote bedrijven, hoe beter.

Maar, voorzitter, inmiddels weten we beter. CETA plaatst multinationals boven mensen en doet dat ook nog eens door de belangen van investeerders juridisch te verankeren en exclusieve bescherming te geven door het zogenaamde Investment Court System, het ICS. Dat is een parallel rechtssysteem dat speciaal in het leven is geroepen voor multinationals. Dit viphof voor multinationals is wel het meest kwalijke element van CETA en meer dan voldoende reden om zeer tegen dit verdrag te zijn. Daarom zal ik nu in de rest van mijn betoog eerst uitvoerig ingaan op onze bezwaren tegen het ICS. Vervolgens zal ik achtereenvolgens ingaan op de ondemocratische wijze waarop CETA wet- en regelgeving harmoniseert en op hoe CETA inzet op onwenselijke deregulering en liberalisering. Tot slot zal ik ingaan op hoe slecht CETA is voor het klimaat, voor dierenwelzijn en voor boeren.

Voorzitter. Het ICS is dus een hof dat alleen toegankelijk is voor bedrijven, en in de praktijk zijn dat de grote bedrijven. Zij kunnen overheden aanklagen als zij menen onjuist behandeld te zijn door de desbetreffende overheid, overigens ook als dat op het niveau van lagere overheden, zoals gemeentes en provincies, gebeurd zou zijn. Vervolgens kunnen zij miljardenclaims indienen. Omgekeerd kunnen overheden hen niet aanklagen, noch vakbonden, milieuorganisaties of andere civiele partijen.

Een element dat daarbij in de discussie nog niet naar voren is gekomen, is dat het ICS alleen aan CETA toetst en aan de daarin vastgelegde investeringsbescherming. Een investeerder die naar het ICS gaat, sluit elke toetsing aan nationale wetten of verdragen, zoals mensenrechtenverdragen of het klimaatverdrag van Parijs, uit. Daardoor hoeven door CETA te benoemen ICS-arbiters dus niet ... Nee, daardoor kúnnen zij geen bredere belangenafweging maken, waarbij bijvoorbeeld ook de rechten van de werknemers of de klimaatdoelen worden meegewogen. Wie dat bedacht heeft, moet de belangen van multinationals en hun aandeelhouders wel heel hoog achten. Maar laten we er geen doekjes om winden: CETA is grotendeels bedacht door en voor multinationals en het vergroten van hun macht en hun winsten.

Artikel 112, eerste lid, van de Grondwet bepaalt dat de berechting van geschillen over burgerlijke rechten en schuldvorderingen aan de rechterlijke macht is opgedragen. In weerwil hiervan geeft CETA dus rechtstreeks toegang tot een speciaal hof, alleen voor investeerders, buiten onze rechterlijke macht om. Dit verhoudt zich toch gewoon op z'n minst slecht met onze eigen democratische rechtsorde? Graag een reactie van de minister.

Volgens twintig hoogleraren en andere juristen is CETA zelfs in strijd met onze Grondwet. De minister ziet het ongetwijfeld anders, maar dan wel aan haar de vraag hoeveel voorbeelden zij kent, behalve het ICS en de zogenaamde bilaterale "Investor-State Dispute Settlement"-mechanismen, van internationale gerechtshoven waar private partijen rechtstreeks toegang toe hebben zonder eerst naar de rechter te hoeven te gaan. Is er ook zo'n hof voor werknemers of voor benadeelde burgers? Of hebben alleen multinationals recht op zulke privileges? Dat die nationale rechtsgang omzeild kan worden, raakt ook onze rechtsorde en onze soevereiniteit. Graag een reactie van de minister.

En aan de collega-senatoren de vraag: kan een verdrag dat door zoveel deskundigen als strijdig met onze Grondwet wordt gezien, wel door de beugel? Zelfs als je over die strijdigheid anders oordeelt, moet je toch wel drie keer nadenken voordat je een wetsvoorstel goedkeurt dat zulke vragen oproept over de rechtmatigheid ervan. Hier ligt immers ook een kerntaak voor ons als Eerste Kamer.

Dat Canadese multinationals, alsook Amerikaanse via Canadese dochters, en hun aandeelhouders direct toegang hebben tot het ICS, dus zonder dat daarbij de nationale rechtsgang eerst uitgeput dient te worden, maakt de weg naar schadeclaims nog korter. Daar komt bij dat die claims bij zo'n speciaal investeerdershof naar verwachting een stuk hoger zullen uitvallen dan in ons nationale rechtssysteem. Ik had het al eerder over een vergelijkbaar systeem in een interruptie. Dat is het Energy Charter, waar een meerderheid van de Tweede Kamer, inclusief D66, nu terecht vanaf wil, juist vanwege het ISDS-systeem. Via dat op dit punt vergelijkbare verdrag hebben nu de Duitse energiereuzen RWE en Uniper 2,4 miljard euro geëist voor het sluiten van kolencentrales. Als dat wordt toegekend, moet dat geld door de belastingbetaler worden opgehoest. En dit als gevolg van door Nederland gemaakte democratische beleidskeuzes. Waanzin! Dat is toch zeker volstrekt onaanvaardbaar. Vindt de minister zulke claims tegen het eigen kabinetsbeleid normaal? Graag een reactie.

Nu stelt de minister in de beantwoording van de vele vragen uit deze Kamer keer op keer dat er geen reden is om een toename van claims uit Canada op basis van CETA te verwachten, maar hier ontbreekt elke logica.

Mevrouw Oomen-Ruijten i (CDA):

Voorzitter, mag ik een vraag stellen aan de heer Van Apeldoorn? Klopt het eigenlijk dat het Energy Charter een systeem heeft van vroeger en dat dat een totaal ander systeem is dan we nu onder CETA krijgen?

De heer Van Apeldoorn (SP):

Nee, dat klopt niet.

Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):

Is het niet zo dat het systeem onder het Energy Charter het nog altijd mogelijk maakt dat er advocaten benoemd worden door partijen? Het systeem van CETA benoemt echter vaste rechters die in eerste en tweede aanleg een verschil kunnen beslechten.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Voorzitter, ik zal het kort houden. Ik zei net al: er zijn procedurele verschillen tussen het Investor Court System van CETA en een "Investor-State Dispute Settlement"-mechanisme, zoals opgenomen in bijvoorbeeld het Energy Charter. Dat zijn procedurele verschillen. Die procedurele verschillen vinden wij overigens positief uitvallen voor het ICS, want dat is een verbetering. Echter, het fundamentele principe blijft gelijk, namelijk dat het een hof is voor alleen het bedrijfsleven, in de praktijk de grote bedrijven en hun aandeelhouders. Daarmee is het nog steeds een arbitragehof voor multinationals. Het is procedureel anders ingericht. Het feit dat die rechters permanent zijn benoemd, maakt wel een verschil, maar daarmee is het nog steeds een parallel rechtssysteem buiten onze nationale rechtsorde om. Dat heb ik nu al vaak betoogd. Ik kan dat wel herhalen. Het staat ook in mijn tekst. Bedrijven en aandeelhouders hebben daarin de mogelijkheid om de nationale rechter te passeren. Ze hoeven dan de nationale rechtsgang niet eerst uit te putten. Dit is de principiële en fundamentele overeenkomst tussen beide systemen: een parallel rechtssysteem.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Oomen.

Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):

Is het moeilijk om ongelijk te bekennen voor collega Van Apeldoorn? Vervolgens, hebben wij in Nederland niet ook tuchtrechtspraak?

De heer Van Apeldoorn (SP):

Ik ga niet in op deze opmerking van mevrouw Oomen. Ik heb de vraag keurig beantwoord en ik denk dat mevrouw Oomen het nog een keer terug kan lezen in de Handelingen.

Ik herhaal even mijn zinnen van eerder. Die zijn misschien weggevallen. De minister stelt in de beantwoording van de vele vragen van deze Kamer keer op keer dat er geen reden is om een toename van claims uit Canada op basis van CETA te verwachten, maar hier ontbreekt gewoon elke logica. Canadese en Amerikaanse investeerders krijgen hiermee toch gewoon een mogelijkheid tot procederen die zij eerder niet hadden? Er komt dus een nieuwe mogelijkheid, via een exclusief hof speciaal voor multinationals nog wel. Erkent de minister dat met het ICS deze buitenlandse investeerders straks een mogelijkheid hebben tot het aanklagen van de Nederlandse overheid en het door Nederland gevoerd beleid die men eerder niet had?

De regering kan wel beweren dat het niet bang is voor het zogenaamde "regulatory chill"-effect, dat door de mogelijkheid van dergelijke miljardenclaims kan ontstaan, maar natuurlijk is dat effect er wel. Natuurlijk gaat hier een afschrikkende werking vanuit en zullen overheden soms voorzichtiger worden met het voeren van bijvoorbeeld bepaald milieubeleid. Een dergelijk effect, waarbij overheden in de voorfase afzien van bepaald beleid, omdat zij dergelijke miljardenclaims vrezen, is vaak lastig aan te tonen, maar dat wil niet zeggen dat het niet bestaat.

De heer Backer (D66):

Omdat het lastig is aan te tonen, moeten we aannemen dat het bestaat. Dat is een wetenschappelijk interessante redenering. Het gaat mij nu om iets anders ... Ik dacht dat de microfoon dit alleen bij de heer Otten deed, maar nu doet die het ook bij mij.

De voorzitter:

Het kraakt nog wel, dus er zit toch een verschil, maar gaat uw gang.

De heer Backer (D66):

Het gaat mij even om de rechtsstatelijke vraag. De heer Van Apeldoorn gaat ook al in op een lopende zaak bij de rechter over een schadeclaim die nu aanhangig zou zijn. Is het voor hem denkbaar dat er een politieke uitspraak komt dat de Nederlandse regering geen schadevergoeding zou mogen uitbetalen aan een dergelijke investeerder? Is het denkbaar dat een dergelijke uitspraak in de Kamer wordt gedaan, misschien zelfs op initiatief van de heer Van Apeldoorn?

De heer Van Apeldoorn (SP):

Ik weet niet wat de heer Backer nu precies vraagt. Wij zijn altijd een verklaard tegenstander geweest van het Energy Charter. Wij vinden het absurd dat energiereuzen zoals Uniper en RWE zulke miljardenclaims kunnen indienen. Wat als die opgelegd zou worden aan de regering? Dan is het aan de regering om daarop te reageren. Mijn punt is dat we dit in de toekomst zouden moeten voorkomen door a, uit het Energy Charter te stappen, het liefst nog vandaag, en door b, niet morgen hier in de senaat onze goedkeuring te verlenen aan het CETA-verdrag met dit speciale gerechtshof.

Voorzitter, ik was de eerste opmerking van de heer Backer even vergeten.

De heer Backer (D66):

Het gaat mij om de trias politica. Het gaat mij om het punt dat in de politiek van alles wordt gevonden, ook over zaken en investeringen en dergelijke, maar dat de rechter uiteindelijk zal moeten beslissen. Dat kan een nationale rechter zijn. Dat kan een internationale rechter zijn. Het hele betoog van de heer Van Apeldoorn is erop gericht dat dat niet zou mogen omdat hij vindt dat sommige investeerders geen recht hebben op claims. Dat wil zeggen: u maakt een onderscheid in de rechtsstaat tussen partijen die wel of niet claims mogen indienen. Dat is naar mijn idee rechtstreeks in strijd met de rechtsstaat.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Nee, dat heb ik absoluut niet gezegd. Dan heeft de heer Backer mij verkeerd begrepen. De regering betoogt ook steeds dat benadeelde partijen in het Nederlandse rechtssysteem ook gewoon toegang hebben. Als een bedrijf van mening is dat er sprake is geweest van onteigening op onterechte gronden of met onvoldoende compensatie, dan staat de gang naar de nationale rechter open. Daar heeft de SP helemaal niets tegen. Sterker nog, ik ben het met de heer Backer eens dat dit behoort tot de fundamenten van de rechtsstaat. Daarin zit dus helemaal geen licht tussen mij en de D66-fractie. Wij hebben bezwaar tegen een speciaal arbitragehof buiten ons nationale rechtssysteem om, waar alleen bedrijven en aandeelhouders toegang toe hebben. Dat is het verschil.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Nu weet ik weer wat het andere punt was van de heer Backer. Het is inderdaad lastig aan te tonen. Dat komt door het volgende. Als je als regering in de voorfase besluit "we gaan dit beleid misschien toch niet voeren; wij hadden het bedacht", dan is het mogelijk niet zichtbaar, maar kan dat wel degelijk een "regulatory chill"-effect zijn.

Ik vervolg mijn betoog. Het viphof voor multinationals van CETA heeft bovendien de mogelijkheid om schadeclaims toe te kennen op basis van zogenaamde indirecte onteigening, een vorm die het Nederlandse bestuursrecht helemaal niet kent. Hierbij is het begrip "indirecte onteigening" ook breed gedefinieerd in bijlage 8-A. Dit verruimt dus weer de mogelijkheden voor multinationals om overheden aan te klagen. Het ICS erkent weliswaar het recht van overheden om beleid in het publieke belang te voeren, ook als dit de winsten van investeerders drukt, maar niet als de gevolgen hiervan buitensporig zijn. Het is dan aan het ICS — nogmaals, waar geen andere partijen dan bedrijven en aandeelhouders toegang toe hebben — om dat te bepalen. Dat creëert dus zonder twijfel ruimte voor het viphof om tot uitspraken te komen die mogelijk wel tegen het publieke belang ingegaan. Weliswaar erkennen de verdragspartijen van CETA het zogenaamde right to regulate, maar dit betekent dus niet dat er beleidsautonomie, het via democratische besluitvorming nemen van maatregelen in het algemeen belang, in de praktijk niet aangetast kan worden.

De SP-fractie vindt dit overigens sowieso een vreemde figuur: een verdrag afsluiten waarbij het kennelijk nodig wordt gevonden het recht van overheden om te reguleren, om eigen wet- en regelgeving in te voeren, te expliciteren, en dan ook nog via een gezamenlijk uitleggingsinstrument. We zouden toch sowieso geen handelsverdragen moeten sluiten waarbij een dergelijk vanzelfsprekend recht van soevereine landen überhaupt het gevaar loopt ook maar door iemand in twijfel getrokken te worden? Die twijfel is er nu zeker wel, ondanks alle gegeven uitleggingen, verklaringen en andere inlegvelletjes.

De heer Backer (D66):

De historie van die uitleg heeft te maken met het parlement van Wallonië en een aantal andere landen, omdat men in twijfel trok dat dit zou gelden. Nu is het expliciet opgenomen en nu zegt de heer Van Apeldoorn: oei, dit is dubieus!

De heer Van Apeldoorn (SP):

Nee, dan heeft de heer Backer mij opnieuw verkeerd begrepen. Ik zeg niet dat het dubieus is dat het is opgenomen. Ik doel op het feit dat er veel twijfels en wat mijn fractie betreft terechte twijfels bestaan over of CETA het right to regulate van partijen kan aantasten. Die twijfels zijn er. Ik heb net betoogd dat het right to regulate in de praktijk wordt aangetast. Dat heeft de partijen ertoe genoopt om een verklaring daarover uit te geven, ook naar aanleiding van wat er in Wallonië is gebeurd. Dat geeft dan al aan dat dit verdrag, dit veelomvattende Comprehensive-verdrag veel te ver gaat. Wij zijn niet tegen handel. Wij zijn ook niet tegen het deels verlagen van tarieven. Maar wij zijn niet voor een liberalisering van niet alleen handel, maar ook investeringen en diensten op alle gebied. Dat is neoliberalisme.

Voorzitter. Alsof dit allemaal nog niet erg genoeg is, is binnen CETA alleen de bescherming van investeerders juridisch afdwingbaar. De vaag geformuleerde afspraken op de gebieden van duurzaamheid en werknemersrechten zijn dat zoals algemeen bekend niet. Deze afspraken zijn echt boterzacht en niet in rechte afdwingbaar.

Voor wie denkt dat het zogenaamde Single Entry Point, ook wel klachtenmechanisme of meldpunt genoemd, wel soelaas biedt, citeer ik graag vier kritische PvdA-leden in een ander opiniestuk, van vorige week, in de Volkskrant: "Er verandert echter niets wezenlijks. Dat meldpunt is een papieren tijger: het heeft geen formele positie tegenover ICS." Kan de minister dit bevestigen? Kan de minister bevestigen dat het meldpunt geen tittel of jota verandert aan CETA en dus aan het ICS? Overigens kunnen ook bedrijven bij dit zogenaamde klachtenmechanisme een klacht indienen als zij menen dat ze onvoldoende toegang hebben tot markten van derde landen. Dat geeft bedrijven dus nog meer mogelijkheden.

Hetzelfde geldt voor wat ik net betoogde over waar we voor het weekend een brief over hebben gekregen: een nog nadere invulling van deze richtlijnen met betrekking tot het meldpunt. Ook die verandert nog steeds niets aan CETA zelf. Als we echt op weg willen naar een duurzame en eerlijke handel, dan moeten we CETA juist niet willen.

Voorzitter. Een ander zwaarwegend bezwaar van mijn fractie tegen CETA is dat het ook — hier is al eerder over gesproken — nog op een andere manier de democratie ondermijnt. CETA is namelijk een zogenaamd "levend verdrag" dat beoogt steeds meer regulering aan Canadese en Europese zijde te harmoniseren. Dat kan betekenen dat Canada Europese standaarden overneemt, maar ook andersom. Het probleem hierbij is dat wij, de Nederlandse wetgevende macht, zoals ook vastgelegd in de Grondwet, daar niets over te zeggen hebben. Dat is het geval terwijl dit wel degelijk een vorm van aanpassing van regelgeving met zich mee kan brengen. Het verdrag delegeert zelfstandige bevoegdheden aan het zogenaamd Gemengd Comité en aan schimmige werkgroepen, bestaande uit ambtenaren van de EU en Canada. Wie die ambtenaren zijn, mogen wij niet weten. Het ongekozen Gemengd Comité is hierbij niet slechts een overlegorgaan, maar voert, zoals verschillende rechtsgeleerden hebben betoogd, feitelijk wetgevende bevoegdheden uit. In de beantwoording van onze vragen erkent de minister dat nationale parlementen noch het Europees Parlement hier enige betrokkenheid bij hebben. Zij kunnen ook geen controle uitoefenen op deze supranationale comités. Kan de minister nog een keer uitleggen waarom zij dit niet ziet als een ondermijning van onze democratie?

Voorzitter. Dat CETA een neoliberaal verdrag is, blijkt ook uit de manier waarop alles gericht is op liberalisering. Alleen publieke diensten die van tevoren zijn uitgezonderd en op een zogenaamde negatieve lijst staan, worden niet geliberaliseerd. Voor alles wat overblijft, geldt automatisch dat het open is voor Canadese investeerders. Hierbij kan eenmaal in gang gezette liberalisering ook niet teruggedraaid worden. Als Nederland bijvoorbeeld een wet zou hebben waarin staat dat in een bepaalde sector niet meer dan 30% buitenlands eigendom is toegestaan, en dit dan door dit land zou worden verhoogd tot 40%, dan kan dit later niet teruggedraaid worden. Dat is toch raar? Want misschien kunnen er hele goede redenen zijn om het wel terug te willen draaien. Maar ook als het ons eigen democratische besluit is, kan dat dus niet. Eenmaal geliberaliseerd is altijd geliberaliseerd. Snapt u nu waarom het bedrijfsleven en met name de grote bedrijven zo hard gelobbyd hebben voor CETA en nu zo sterk pleiten voor ratificatie? Als u zich afvraagt waar dit voorbeeld vandaan komt: dat komt van de regering zelf; het staat in de memorie van antwoord.

CETA zorgt ervoor dat wat al gedereguleerd is, niet meer opnieuw gereguleerd kan worden. Dat is de zogenaamde standstillclausule. Als een land op een gegeven moment besluit om verder te liberaliseren, kan dit ook niet teruggedraaid worden. Dat is het zogenaamde ratchetmechanisme. De nadere memorie van antwoord van de regering aan de Kamer legt dat keurig uit. Ik citeer: "Het standstillmechanisme en het ratchetmechanisme leggen dus enerzijds de bestaande mate van liberalisering op het moment van inwerkingtreding van het verdrag vast, en zorgen er anderzijds voor dat toekomstige unilaterale liberaliseringen automatisch deel uitmaken van het verdrag." Dat noem ik dus een neoliberaal verdrag.

Maar het is bovenal ook een ondemocratisch verdrag, een verdrag dat onze democratie deels in de uitverkoop doet voor de belangen van multinationals, omdat het op deze manier onze toekomstige beleidsautonomie beperkt. Erkent de minister met mij dat op deze manier onze beleidsautonomie wordt ingeperkt? En ja, de publieke diensten op negatieve lijsten zijn uitgezonderd, maar het gaat hier niet alleen om de vraag: wat hou je volledig publiek en wat laat je over aan de markt? Het gaat ook om regulering van de markt, bijvoorbeeld in het geval van een pandemie of van een energiecrisis. Ik ben het helemaal eens met de heer Koole dat dat belangrijk is.

Voorzitter. Het voorbije deel van mijn betoog bevat voor wie mensen en onze democratie boven multinationals plaatst, meer dan genoeg reden om CETA morgen hier in de senaat stoppen. Maar de SP-fractie heeft nog meer bezwaren. Ik zal daar wat korter over zijn, gezien de tijd, maar ook omdat anderen hier, denk ik, nog bij stil zullen staan.

CETA is namelijk niet alleen een neoliberaal, maar ook een fossiel verdrag. Door CETA neemt niet alleen de uitstoot van CO2 sowieso toe, wat ook blijkt uit studies van de EU zelf. De zojuist uitvoerig besproken investeringsbescherming in CETA biedt óók bescherming aan investeringen van de fossiele industrie, waaronder de grote olie-industrie van Canada, inclusief de meest vervuilende vorm daarvan: teerzandolie. Dat is toch niet van deze tijd, zo vraag ik aan de minister. Dit sluit helemaal aan bij het betoog van mevrouw Karimi. Hoe verhoudt zich dit tot de klimaatdoelen van dit kabinet? Laten we nu echt poen boven onze planeet gaan?

Voorzitter. Ons is wat betreft het handelsdeel van CETA door de regering en andere voorstanders vaak zand in de ogen gestrooid. Daar is althans een poging toe gedaan door steeds te benadrukken dat we ons geen zorgen hoeven te maken over de geliberaliseerde import van Canadese producten, omdat die gewoon aan Europese standaarden moeten blijven voldoen. Afgezien van het feit dat we niet weten of die standaarden niet juist in het kader van CETA en door al die ondemocratische comités en werkgroepen in de toekomst verlaagd zouden kunnen worden, waarbij zelfs het Europese voorzorgsprincipe op de helling zou kunnen komen te staan, gaat het niet alleen om productstandaarden. Althans, daar zou het in de handel niet alleen om moeten gaan. Eerlijke handel zou niet alleen moeten gaan om de vraag aan welke kwaliteitseisen, bijvoorbeeld aan welke voedselveiligheidseisen, de te importeren goederen moeten voldoen. Eerlijke handel zou landen ook in staat moeten stellen om eisen te stellen aan de productiewijze. Hoe is wat op ons bord komt te liggen bijvoorbeeld geproduceerd? Anders dan vaak wordt beweerd, is Canada op dat vlak helemaal niet zo'n progressief land. Ook op het gebied van sommige milieueisen en dierenwelzijn loopt Canada behoorlijk achter. Erkent de minister dat? Erkent de minister dat het in beginsel goed zou zijn als we bij de wereldhandel niet alleen naar producteisen zouden kijken, maar ook naar productie-eisen, zodat we verschillen in de manier van produceren tot uitdrukking kunnen laten komen in hogere tarieven? In CETA is daar allemaal geen rekening mee gehouden, want zo'n beetje alle tarieven worden volledig afgeschaft, ook in de landbouwsector. Mijn fractie vindt dat een slechte zaak zolang de standaarden in Canada, bijvoorbeeld op het vlak van dierenwelzijn, nog lang niet op ons niveau zitten.

Dat Canadese boeren niet aan dezelfde eisen hoeven te voldoen als onze boeren — ik heb begrepen dat ze inmiddels ook in de Kazernestraat zijn aangekomen — betekent uiteraard oneerlijke concurrentie. Het betekent dat boeren die, overigens heel terecht, aan steeds hogere eisen moeten voldoen op het gebied van milieu en dierenwelzijn, binnen CETA geen gelijk speelveld hebben. Het is dan ook niet voor niets dat meerdere boerenorganisaties fel tegen CETA zijn.

Voorzitter. Ik kom tot een afronding van mijn betoog. De kernvraag is: willen we voor- of achteruit? Kiezen we voor een in wezen reactionair vrijhandels- en investeringsverdrag uit het tijdperk van de allang failliet verklaarde hyperglobalisering? Of kiezen we voor vooruitgang, voor een eerlijke wereldhandel, voor handelsverdragen met respect voor onze planeet, voor mens en voor dier?

Voorzitter. Voorstanders noemen CETA een must, omdat Canada zo'n progressief land zou zijn, een land waarmee wij zo veel waarden delen. Dat moge zo zijn, maar de waarden van CETA zijn verre van progressief. Als die waarden ons lief zijn, laten we dan stoppen met CETA. Als we vinden dat mensen boven multinationals gaan, laten we dan stoppen met CETA.

Eigenlijk hoop ik nog steeds dat de PvdA-fractie dat ook vindt. Dat hebben we net gehoord, maar dat blijkt dus niet uit hun vooraf afgelegde stemverklaring. Het kan toch niet zo zijn dat de PvdA, die de kiezers al bijna drie jaar lang vertelt dat zij goede redenen heeft om tegen CETA te zijn, omdat CETA slecht is voor mensen, dieren, milieu en dierenwelzijn en een achterhaald verdrag is, ons nu gaat uitleggen dat zij toch voor is? De minister zal in haar nopjes zijn, maar veel PvdA-kiezers die dachten dat de PvdA hier het juiste zou kiezen, hebben het nakijken. De stemming is pas morgen. Vandaag hebben we het protest hierbuiten gehoord. Ook vele PvdA-leden roeren zich. Met hen roep ik ook de PvdA-fractie er toch nogmaals toe op om tegen dit neoliberale en fossiele verdrag te stemmen. Intussen kijk ik uit naar de beantwoording van de minister.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Apeldoorn.

(Onrust op de publieke tribune.)

De voorzitter:

Mag ik de mensen op de tribune verzoeken om geen geluiden te maken? Anders moet ik de publieke tribune helaas laten ontruimen.

Dan ga ik nu schorsen voor tien minuten.