Plenair Van Hattem bij voortzetting behandeling COVID-19-onderwerpen en de langetermijnaanpak



Verslag van de vergadering van 5 juli 2022 (2021/2022 nr. 36)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 21.26 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Hattem i (PVV):

Dank, voorzitter. Dank aan de minister voor de beantwoording en het goede debat van vandaag. Voor de tweede termijn heb ik nog een paar punten. Allereerst wil ik nog even terugkomen op de ic-capaciteit. In de brief over de langetermijnaanpak van 13 juni jongstleden staat op pagina 21 dat de minister van VWS met partijen in gesprek gaat om afspraken te maken over de financiering van de instandhouding van de ic-opschaling en -beschikbaarheid in 2023. Nu is natuurlijk de vraag wat er daarna gaat gebeuren. Deze opschaling en beschikbaarheid van ic-capaciteit moet ook na 2023 beschikbaar blijven, dus wij vragen per motie om dit structureel te borgen en om in te zetten op een verdere verhoging.

Daarom dienen wij de volgende motie in.

De voorzitter:

Door de leden Van Hattem, Faber-van de Klashorst, Bezaan, Ton van Kesteren en Van Strien wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet niet voornemens is de ic-capaciteit structureel te verhogen;

constaterende dat in België de ic-capaciteit twee keer zo groot is als in Nederland;

overwegende dat een te beperkte ic-capaciteit bij eerdere coronagolven voor het kabinet een van de voornaamste redenen was om tot collectieve maatregelen over te gaan;

overwegende dat voor de langetermijnaanpak een hogere ic-capaciteit dient te worden nagestreefd om opnieuw inzet van collectieve maatregelen te voorkomen;

overwegende dat, gelet op het langetermijnperspectief, de tijd en ruimte beschikbaar kan worden gemaakt om meer personeel te specialiseren in intensivecarezorg en meer capaciteit kan worden gezocht in ziekenhuizen voor ic-bedden;

roept het kabinet op de bestaande ic-capaciteit te behouden en vanaf nu structureel te verhogen, zowel qua bemensing, apparatuur als spullen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter AR (25295).

De heer Van Hattem (PVV):

Voorzitter. In dezelfde brief over de langetermijnaanpak staat op pagina 37, ik citeer: "Het kabinet blijft de komende tijd met sectoren in gesprek om te bezien of het coronatoegangsbewijs in bepaalde omstandigheden een gewenste maatregel kan zijn. Zoals in paragraaf 5 is toegelicht, is in sommige sectorplannen aangegeven dat de inzet van het coronatoegangsbewijs in uitzonderlijke situaties een werkbare maatregel kan zijn. In het verlengde daarvan wordt bezien of hiervoor een aanvullende wettelijke rondslag gecreëerd zou kunnen worden."

Kortom, het ctb ligt weer nadrukkelijk op tafel in de langetermijnaanpak en daarom komen we ook op dit punt met een motie.

De voorzitter:

Misschien geef ik eerst de heer Karakus de kans om nog een vraag te stellen over de vorige motie. Is dat akkoord? Dat is het geval. Meneer Karakus, gaat uw gang.

De heer Karakus i (PvdA):

Even voor de helderheid wat betreft het verhogen van de capaciteit. De vraag is welke capaciteit de heer Van Hattem voor zich ziet. Ik snap dat hij "verhogen" zegt, maar hoe hoog is die capaciteit dan? Ik wil die motie wel goed kunnen begrijpen.

De heer Van Hattem (PVV):

Er zitten twee elementen in. Zoals ik zei, is dat het behouden van wat er nu ligt. Die capaciteit is nu tijdelijk verhoogd, maar dat moeten we in ieder geval zien vast te houden.

Het tweede element is een structurele verhoging. Er moet dus structureel extra capaciteit bij. Ik heb in mijn betoog aangegeven dat dat wat mij betreft een verdubbeling zou moeten zijn, net als in België. Je zou ook kunnen kijken naar een Europees gemiddelde. Misschien is dat ook een goed uitgangspunt. Maar in ieder geval zullen er stappen moeten worden gezet. Hoe worden die stappen precies gezet? Ik daag de minister uit om bij de begroting verdere stappen op dat punt te nemen. Ik zal het nu nog niet achter de komma invullen, maar feit is dat het gaat om behouden en om structureel uitbreiden. Dat is eigenlijk de kernboodschap die ik met deze motie aan de minister wil meegeven.

De heer Karakus (PvdA):

Ik ben benieuwd naar de reactie van de minister straks. U gaat dus uit van een verdubbeling.

De heer Van Hattem (PVV):

Als we kijken naar de situatie bij onze buren in België, dan zien we dat er sprake is van een dubbele capaciteit. Dat kan een streven zijn. Maar het kan ook een gemiddelde van Europese landen zijn. Dat zou ook een mooi streven zijn. In ieder geval moet er een flinke stap worden gezet.

De heer Van der Voort i (D66):

Ik vind het een beetje lastig om hier iets over te zeggen. In ieder geval is er in Medisch Contact van 16 juni een artikel verschenen waarin heel uitgebreid staat beschreven waarom 1.150 ic-bedden in Nederland genoeg zijn. Wellicht is dat voor meneer Van Hattem goede informatie om te lezen.

De heer Van Hattem (PVV):

Zoals ik al zei in de eerste termijn: we krijgen de situatie dat er meer nodig is vanwege exponentiële groei van het virus. We moeten zulke situaties gewoon voor blijven. Dan kan er in Medisch Contact een dergelijke conclusie worden getrokken ... We hoorden de minister daarstraks ook een soortgelijke berekening maken. Maar als we straks weer tegen de grenzen van de ic-capaciteit aanlopen, en er weer allerlei maatregelen op de samenleving worden losgelaten die vrijheidsbeperkend en grondrechtenschendend zijn, dan zet ik liever structureel, en vooral op de lange termijn, in op die extra ic-capaciteit. Want voor welke gezondheidscrisis dan ook is die gewoon belangrijk om te kunnen invullen. Het moet echt niet zo zijn dat mensen daar de hele dag duimen gaan zitten draaien. Wel moeten we mensen juist voor die specialisatie opleiden, zodat ze daarvoor ook inzetbaar zijn. Daar gaat het om.

De heer Verkerk i (ChristenUnie):

Ik vind het in ieder geval winst van het debat dat ook de PVV ziet dat er exponentiële groei zal zijn. Dat was eerder niet zo.

Ik heb daar wel een vraag over. U pleit voor een verdubbeling. Als je een R-factor van 1,5 hebt en een cyclustijd van drieënhalve dag, dan betekent dat dat je in vergelijking met de huidige situatie alweer na één week vol zit. Waarom dan geen verviervoudiging, of verachtvoudiging, of verzestienvoudiging? Als u echt begrijpt wat exponentieel is, dan denk ik dat uw motie een gigantische onderschatting is. En dát is nog eens schijnveiligheid.

De heer Van Hattem (PVV):

Voor alle duidelijkheid: ik heb er niet voor gepleit dat er sprake zou zijn van exponentiële groei. Ik heb rond het debat over het coronatoegangsbewijs de minister nog horen zeggen dat daar sprake van zou kunnen zijn. De minister komt dus zelf met een dergelijke uitleg van het risico op exponentiële groei. Als de minister zelf komt met een verhaal van exponentiële groei, dan moet je je ic-capaciteit ook daarop inrichten. Dat is om te voorkomen dat die problemen ontstaan en dat er straks weer allerlei maatregelen aan de samenleving worden opgelegd waarop we niet zitten te wachten. Dan is het gewoon belangrijk om te investeren in de ziekenhuiszorg. Maar ik zeg er nadrukkelijk bij dat het niet alleen om de ic-capaciteit moet gaan. Het gaat ook om een wederopbouw van de gehele zorg. Daarom komen we ook nog met de volgende motie, de motie "wederopbouw van de zorg".

De voorzitter:

Door de leden Van Hattem, Faber-van de Klashorst, Bezaan, Ton van Kesteren en Van Strien wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet inzet op het regionaliseren van de covidzorg, onder andere door patiënten thuis met zuurstof te behandelen;

constaterende dat naast voldoende ic-zorg ook de reguliere zorg essentieel is bij een gezondheidscrisis;

overwegende dat door het regionaliseren van de covidzorg er meer druk op de schouders komt te liggen van huisartsen, wijkverpleging, thuiszorg en mantelzorg;

overwegende dat dit deel van de zorgsector al overbelast en onderbetaald is;

overwegende dat het zo steeds lastiger wordt om zorgmedewerkers te behouden;

overwegende dat ook de reguliere ziekenhuiscapaciteit onder druk staat;

overwegende dat investeren in de reguliere zorg noodzakelijk is om de basis op orde te hebben voor een gezondheidscrisis van welke aard dan ook;

roept het kabinet op, gelet op de langetermijnaanpak, de basis op orde te brengen van de reguliere gezondheidszorg door structureel te investeren in reguliere ziekenhuiscapaciteit, huisartsenzorg, wijkverpleging, thuiszorg en mantelzorg, in zowel mensen als salarissen en in het verminderen van de administratieve lasten,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter AS (25295).

De heer Van Hattem (PVV):

Dan, voorzitter, heb ik een volgende motie naar aanleiding van het debat, een motie "verstrekken verslagen en deelnemerslijsten van gesprekken met experts".

De voorzitter:

Door de leden Van Hattem, Faber-van de Klashorst, Bezaan, Ton van Kesteren en Van Strien wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat ter voorbereiding op de eerste tranche van de wijziging van de Wet publieke gezondheid (Wpg) de minister gesprekken met experts heeft gehouden;

constaterende dat de minister blijkens de schriftelijke beantwoording van vragen uit de Eerste Kamer niet bereid is om verslagen van gesprekken met de experts en deelnemerslijsten openbaar te maken;

overwegende dat, gelet op artikel 68 Grondwet, de minister een informatieplicht heeft jegens de leden van beide Kamers der Staten-Generaal;

overwegende dat de minister wél de uitkomsten van de gesprekken met de experts deelt en daar voor de wetsvoorstellen autoriteit aan wil ontlenen, maar desgevraagd niet de nadere verslagen en deelnemerslijsten;

overwegende dat Kamerleden bij de behandeling van wetgeving zorgvuldig moeten kunnen toetsen op de deskundigheid die de minister aanvoert ter onderbouwing van een wetsvoorstel;

overwegende dat, mede gelet op de Wet open overheid, transparantie en verifieerbaarheid van informatie de uitgangspunten moeten zijn;

roept het kabinet op de verslagen en deelnemerslijsten van de gesprekken met de experts te verstrekken aan de leden van de Staten-Generaal,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter AT (25295).

De heer Van Hattem (PVV):

Dan, voorzitter, nog één motie, de motie "geen coronatoegangsbewijs".

De voorzitter:

Door de leden Van Hattem, Faber-van de Klashorst, Bezaan, Ton van Kesteren en Van Strien wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet bij gesprekken met sectoren de optie van de inzet van het coronatoegangsbewijs (ctb) opnieuw op tafel legt;

constaterende dat er met het vervallen van de Twm geen wettelijke grondslag meer is voor de inzet van het ctb;

constaterende dat uit onderzoek van de TU Delft is gebleken dat het aan het ctb verbonden 2G-beleid niet effectief is bij het voorkomen van besmettingen;

overwegende dat het niet aan economische sectoren is om te bepalen of de inzet van een ctb effectief, proportioneel en maatschappelijk aanvaardbaar is;

overwegende dat het ctb als collectieve vrijheidsbeperkende maatregel een inbreuk vormt op de grondrechten van burgers;

overwegende dat, gelet op het onderzoek van de TU Delft, het aan het ctb verbonden 2G-beleid niet effectief is in het voorkomen van besmettingen en daardoor vooral schijnveiligheid biedt;

overwegende dat het inzetten van een niet-effectief middel dat ingrijpt op de grondrechten van burgers niet proportioneel is;

roept het kabinet op af te zien van een nieuwe wettelijke grondslag voor het coronatoegangsbewijs en deze optie niet als mogelijkheid aan de economische sectoren voor te leggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter AU (25295).

De heer Van Hattem (PVV):

In de zojuist voorgelezen motie had ik oorspronkelijk ook nog een constatering opgenomen over de Wpg, die in de consultatiefase is. Die constatering heb ik geschrapt, omdat ze gelet op het debat nu niet aan de orde is.

Tot slot zijn er nog een paar openstaande vragen. Ik had nog gevraagd naar het juridisch bindend karakter van het WHO-verdrag en om het versterken van de primaire gezondheidssystemen in eigen land. Ik had nog gevraagd naar de OMT-notulen.

En tot slot, vroeg ik ten aanzien van de ventilatie naar de uitgangspunten van het Bouwbesluit. Maar hoe zit het met de handhaving daarvan? Daar hebben we de minister namelijk niet over gehoord.

Tot zover, voorzitter, in tweede termijn.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Hattem. Dan is het woord aan de heer Janssen, namens de SP en mede namens 50PLUS.