Plenair Prins bij behandeling COVID-19-onderwerpen en de langetermijnaanpak



Verslag van de vergadering van 5 juli 2022 (2021/2022 nr. 36)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 10.04 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Prins i (CDA):

Meneer de voorzitter. Vandaag gunnen we ons de ruimte om wat meer op afstand de situatie en de sturing van de samenleving tijdens de covid te bespreken. Met zowel een blik op het verleden naar het hier en richting de toekomst.

Alvorens ik daarop inga, meld ik dat ik commissaris ben bij CZ Zorgverzekeringen en overigens ook voorzitter van de KvK, maar ook dat ik in het eerste coronajaar voorzitter was van de raad van bestuur van Philadelphia, voor de minister heel wel bekend. Een organisatie die 9.000 mensen met een verstandelijke beperking ondersteunt op zo'n 500 locaties in het land.

Ik herinner mij de onzekerheid, de zorgen, de radeloosheid soms in de eerste maanden van de coviduitbraak. Ik herinner ze mij nog terdege. Wát een impact had deze op de bewoners: geen bezoek meer van ouders en familie. Op de medewerkers: in eerste instantie geen mondkapjes, geen vaccinatie, maar wel bewoners die graag met je willen knuffelen. Hoe leg je een man met bijvoorbeeld het syndroom van Down uit dat knuffelen niet meer mag? Er waren medewerkers die uit zorg voor hun patiënten een halfjaar lang hun kleinkind niet hebben gezien.

Meneer de voorzitter. Wat hebben we de afgelopen twee jaar als samenleving veel meegemaakt. Het is een groot goed dat er nu vaccinaties zijn, dat er inzicht is in de wijze van besmetting en van het ziekteverloop. We zijn steeds beter voorbereid en het is dan ook terecht dat we ons als samenleving moeten instellen op het feit dat covid voorlopig onder ons is en ook wel helaas zal blijven. Soms slapend, soms actief opduikend in bekende, maar ook in onbekende en heftige varianten. De nieuwe doelstellingen van het kabinet, en dan noem ik ten eerste aandacht voor de sociaalmaatschappelijke en economische continuïteit en twee toegankelijkheid van de zorgketen voor iedereen, geven aan dat wij een nieuwe fase betreden. Heel concreet geeft het kabinet aan dat het wil werken aan een samenleving waarbij we goed voorbereid wel kunnen inspelen op mogelijke uitbraken van het covidvirus. De CDA-fractie is er positief over dat de eerder door haar gedane suggestie is opgepakt en er nu gebruik wordt gemaakt van de scenario's van de KNAW en de WRR.

Ik wil nu met een nieuw hoofdstukje beginnen, maar ik zie de heer Karakus, dus ik hoop dat u het goedvindt dat ik even wacht, voorzitter.

De heer Karakus i (PvdA):

Goed voorbereid zou inderdaad moeten, maar waaruit blijkt dat in de langetermijnvisie? Er is gemeten op abstractieniveau en voor de rest mis ik heel veel concreetheid. Waaruit blijkt dat het goed voorbereid is?

Mevrouw Prins (CDA):

Voorzitter, mag ik voorstellen dat de heer Karakus deze vraag nog eens stelt na afloop van mijn betoog, omdat ik juist op een aantal concrete zaken wil ingaan? Dit is de intentie van het kabinet en die heb ik benoemd.

So far, so good zou je zeggen, alleen dragen we als samenleving nog wel een zware erfenis van de afgelopen twee jaar met ons mee. Velen in onze samenleving worden nog geconfronteerd met de lasten en het verdriet van de afgelopen jaren, terwijl zij nu het coronavirus alweer zien opvlammen. Dit betekent dat men zich, dragende die last en het verdriet, gedwongen ziet om zich mentaal en praktisch alweer voor te bereiden voor het geval dat covid zich weer echt in haar volle kracht opnieuw vertoont. Ik denk in dit verband aan de jongeren in ons land. Ze hebben niet alleen een kennisachterstand opgelopen, maar ook — en dit is volgens sommige experts veel verontrustender — een achterstand in sociale vaardigheden. Vele jonge mensen, met name ook mbo-studenten, geven aan zich nog steeds eenzaam te voelen. Ze hebben een forse vertraging opgelopen in hun ontwikkelingsproces richting hun zelfstandigheid. Wat kan de overheid daar nog aan doen? In hoeverre is VWS samen met de lokale overheden de maatschappelijke organisaties en jongerenwerkers in gesprek om te zien welke mogelijkheden er zijn om de jongeren extra te ondersteunen, zo vragen wij het kabinet.

Ik denk verder aan de mensen die al lange, lange tijd wachten op een operatie, die elke dag opnieuw opstaan met pijn of, erger nog, elke dag opstaan met die grote mate van onzekerheid of een operatie überhaupt nog wel zal gebeuren. Tegelijkertijd denk ik aan die verpleegkundigen, die steeds meer collega's zien afhaken. Ik denk aan de verzuimcijfers door corona waardoor de werkdruk nog intenser wordt. Een vicieuze cirkel.

Meneer de voorzitter. De CDA-fractie heeft er met waardering kennis van genomen dat het kabinet de adviezen van het expertteam en het taskforceteam grotendeels opvolgt dan wel er studie naar zal doen. Ik denk daarbij aan een meer op elkaar afgestemde samenwerking tussen de ziekenhuizen, verpleeghuizen en huisartsen, wat leidt tot een meer effectieve uitnutting en benutting van de bestaande capaciteit. Zo is de aanpak om zo veel mogelijk covidpatiënten thuis te behandelen dankzij zuurstofcapaciteit aan huis een goede oplossing. Ik heb wel een vraag. Hoe zorgt de minister ervoor dat alle ziekenhuizen daartoe in gelijke mate klaarstaan, zodat een en ander niet per regio verschilt dan wel op de huisartsen wordt afgewenteld?

Het is terecht dat de centrale sturing en regie, waaronder de instelling van een Landelijke Functionaliteit Infectieziektebestrijding, wordt opgezet, gezien de ervaringen in de afgelopen jaren en met het oog op een goede uitvoerbaarheid. In hoeverre heeft deze functionaliteit nu al de ruimte om te sturen op bijvoorbeeld uniforme ICT- en processystemen binnen de diverse GGD's, met hun eigen verantwoordelijkheid? Is het ook niet te overwegen om ook op regionaal niveau binnen de zogenaamde ROAZ'en duidelijke afspraken te maken over de sturing en regie? Wie gaat het daar op een bepaald moment bepalen? Is er helderheid over de landelijke aansturing van de ROAZ'en? Dat is belangrijk, zeker als de ene ROAZ in crisistijd besluiten neemt die impact hebben op een andere regio. Graag krijgen wij hier helderheid over van de minister.

Voorzitter. Dit zijn merendeels plannen die gaan werken als covid weer opduikt en de zorg te maken krijgt met én meer covidpatiënten én meer verzuim, met dus als risico nog minder ruimte voor de reguliere zorg. Maar intussen wachten nu al 100.000 tot 120.000 mensen op een operatie. Slechts 52% van de ziekenhuizen draait op volle capaciteit. De vraag van onze fractie is dan ook: wat gaat het kabinet doen om ook deze burgers weer perspectief op tijdige zorg te geven? Welke gesprekken voert het kabinet met de diverse actoren in de zorg om deze vicieuze cirkel te doorbreken? Waaraan denkt het kabinet? Meer inzet van dbc's? Meer aandacht om het vak van de diverse professionals aantrekkelijker te maken? Andere manieren van kijken om te bepalen welke operaties wel of niet doorgang moeten vinden, en dus niet per specialisme maar juist overkoepelend? Of toch de inzet van ziekenhuizen in Duitsland? Is ook hier centrale sturing niet dringend gewenst?

Voorzitter. De CDA-fractie vindt het ronduit schokkend dat er steeds meer signalen naar voren komen dat er naast de sterfte door covid, veel sterfte is onder mensen vanwege niet of te laat behandelen. Ook de onderzoeksresultaten van het RIVM die we vanmorgen in het nieuws zagen gaven nog een keer een bevestiging van dit trieste beeld. Welke plannen heeft de minister om wachtlijsten nu en in de toekomst te verkorten? Is hier geen noodplan voor nodig, zo vragen wij de minister. Wij overwegen in dezen een motie.

Voorzitter. Ik denk ook aan al die burgers met een kwetsbare gezondheid. Hun leven wordt al getekend door een handicap. Het zogenaamde gewone leven is voor hen bij lange na niet weggelegd. Voor hen is preventie van cruciaal belang. Zeker nu het coronavirus weer de kop op steekt, vragen wij de minister of toegezegd kan worden dat alle kwetsbare personen, en niet alleen zij die onder behandeling zijn bij een specialist, uitgenodigd worden voor een tweede herhaalprik. Zij hebben immers minstens zo'n kwetsbare gezondheid als veel 60-plussers. En daarbij toont het aan dat het kabinet juist oog heeft voor deze grote groep burgers. In dat kader pleit de CDA-fractie ervoor dat ook een vertegenwoordiger van mensen met een kwetsbare gezondheid uitgenodigd wordt als lid van het nieuw op te zetten MIT. Graag een toezegging van de minister.

Voorzitter. Intussen zijn ook brancheorganisaties gevraagd om na te denken over sectorplannen. Wat kan en gaat de sector zelf doen ingeval de diverse scenario's waarheid worden? De CDA-fractie constateert dat er nog veel vaagheid is over deze sectorplannen. Laat ik vooropstellen dat het samen met het maatschappelijk middenveld, dus met de zorg, met het onderwijs, met ondernemers, in gesprek gaan teneinde nieuwe covidsituaties beter en anders op te vangen dan door lockdowns, vanzelfsprekend door de CDA-fractie wordt omarmd. Centrale maatregelen zijn niet de grootste garantie voor effectiviteit en moeten dan ook in noodgevallen gelden. Er dienen echter wel centrale kaders en richtlijnen te zijn, zodat de diverse sectoren weten waar ze aan toe zijn.

Daarbij dient er toch ook een bepaalde uniformiteit te zijn, zodat een en ander is uit te leggen aan de samenleving. Het kan toch niet zo zijn dat de horeca straks openblijft, maar culturele instellingen dichtgaan? Sterker nog, als er een sectorplan is, dienen alle ondernemers uit die sector zich daar dan aan te houden, of hanteert de ene kroeg straks 1,5 meter afstand en de andere niet? Welke financiële tegemoetkoming is er voor ondernemers ingeval er helaas toch nieuwe beperkende maatregelen komen? Die vraag is ook door GroenLinks gesteld. Graag een reactie van de minister. Wat zijn de centrale kaders en richtlijnen? Hoe zorgen we voor enige uniformiteit en integraliteit binnen elk sectorplan en tussen de sectorplannen?

Voorzitter. Als laatste denk ik aan de gevolgen van covid voor onze samenleving. Er is sprake van een groeiende polarisatie tussen mensen die zich wel bewust zijn van covid en zich laten vaccineren en de zogenaamde niet-gelovers, die zich niet laten vaccineren. Ik denk ook aan de groeiende ongelijkheid van gezondheid tussen, zoals we dat tegenwoordig schijnen te noemen, mensen met een hogere sociaal-economische status en mensen met een lagere sociaal-economische status. Vaak zijn het helaas mensen uit die laatste groep die een minder gezonde levensstijl hebben en dus kwetsbaarder zijn voor besmetting. Juist die groepen hebben ook een lagere vaccinatiegraad. Hiernaast hebben we te maken met een dalend gebrek aan vertrouwen en zelfs een groeiend wantrouwen in onze overheid. Maar het is toch juist het vertrouwen in de overheid dat van cruciaal belang is voor draagvlak voor maatregelen, voor een goede effectiviteit van de noodzakelijk maatregelen. De vraag in dezen is: wat mag ik als overheid verwachten van de overheid … als burger verwachten van de overheid?

In een interessante en waardevolle notitie van de VNG, Voorbij de crisis in coronatijd, wordt prof. Hans Boutellier aangehaald. Hij geeft aan dat je als overheid jezelf drie vragen moet stellen. Zie ik de overheid? Met andere woorden: wees zichtbaar, dichtbij, luister, wees aanspreekbaar. Ziet de overheid mij? Denk bijvoorbeeld aan jongeren, de studenten, die zich in covidtijd veel moesten ontzeggen. Voelden zij zich gezien? En als laatste, wat presteert de overheid? Met als aandachtspunt dat je moet doen wat je zegt.

Meneer de voorzitter. Dat zijn uitdagende vragen voor de landelijke overheid en de lokale overheden, maar natuurlijk ook voor iedere burger. Want als overheid heb je rechten en plichten, maar dat geldt ook voor iedere burger. Helaas moeten we constateren dat vele burgers zich niet of nauwelijks gezien en/of erkend voelen. Daarom tot slot de vraag: hoe pakt de overheid haar taak op? Laat zij duidelijk zien dat er regie, sturing en ondersteuning is voor de gevolgen van covid en voor de toekomst met covid? Wij kijken uit naar de antwoorden van het kabinet.

De voorzitter:

Een interruptie van de heer Van der Voort.

De heer Van der Voort i (D66):

Dank u wel, voorzitter. Allereerst wil ik mevrouw Prins danken voor haar betoog, dat ik voor het overgrote deel helemaal onderschrijf. Ik wil even kijken of ik misschien wat steun kan krijgen voor mijn pleidooi om de vaccinaties wat vrijelijker beschikbaar te maken voor mensen die al een tijdje geen vaccinatie gekregen hebben. Ziet mevrouw Prins ook voor de overheid een rol om die vaccinaties breder dan nu beschikbaar te stellen voor mensen die in de loop van de tijd een afnemende immuniteit kennen en denken dat een nieuwe vaccinatie voor hen zinvol kan zijn?

Mevrouw Prins (CDA):

Ik kan mij daar heel goed in vinden. Ik begon met een eerste stap, met die cirkel uitbreiden voor de kwetsbare mensen. Maar het lijkt mij een uitstekende gedachte om die ook wat breder neer te zetten, zoals u ook in uw betoog heeft aangegeven. Ik kan dit dus volledig bevestigen.

De heer Karakus (PvdA):

Mevrouw Prins vroeg mij om mijn vraag nog een keer te stellen aan het einde van haar betoog. Ik stel die vraag, en ik maak me er ook ontzettend zorgen bij. Ik heb alleen maar vragen gehoord richting de minister en een motie horen aankondigen, maar eigenlijk zegt mevrouw Prins dat we met deze langetermijnvisie helemaal niet goed zijn voorbereid op de komst van het virus. Is dat zo? Heb ik het zo goed begrepen?

Mevrouw Prins (CDA):

Laat ik zeggen dat wij als CDA-fractie de eerste stappen die gezet zijn waarderen. Ik heb dat op sommige onderdelen ook uitdrukkelijk aangegeven. Denk aan de inzet van de Landelijke Functionaliteit, denk aan het inzetten van zuurstofcapaciteit op een zodanige manier dat buiten de ziekenhuizen die zorg thuis wordt gegeven. Het begin om samen te werken met ondernemers, onderwijs en dergelijke, de sectorplannen, is goed. Wij denken alleen dat het nog een paar stappen verder moet. We hebben als een basislijn een aantal heel goede dingen gezien, maar we zijn ook kritisch op een aantal zaken die wat ons betreft meer zorg behoeven. Die heb ik aangekaart.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Prins. Dan geef ik het woord aan de heer Van Hattem van de PVV.