Plenair Janssen bij behandeling Goedkeuringswet derde verlenging geldingsduur Twm covid-19



Verslag van de vergadering van 23 november 2021 (2021/2022 nr. 7)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 10.44 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Janssen i (SP):

Voorzitter, dank. Laat ik beginnen — ik zal er wat langer bij stilstaan — met het invullen door de regering van de bepalende zeggenschap voor het parlement over de verlenging van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19. Het zal de minister niet verbazen, want ik blijf herhalen dat er in tijden van crisis meer democratie nodig is en niet minder. Het is duidelijk dat wanneer wij als Eerste Kamer pas een week voor het verlopen van de verlenging een debat kunnen voeren over de vraag of die verlenging parlementaire goedkeuring verdient, dit geen recht doet aan de bepalende zeggenschap zoals die wettelijk is geregeld. Dat valt zeker ook het kabinet aan te rekenen. Door op een laat, naar de mening van mijn fractie te laat moment het betreffende voorstel in te dienen, enige dagen voor het ingaan van de verlenging, wordt een tijdige parlementaire behandeling onmogelijk gemaakt. In de beantwoording van de schriftelijke vragen hierover zegt de minister dat het allemaal volgens de regels is. Maar kunnen de ministers de vraag beantwoorden waarom ze ervoor kiezen een verlengings-KB en de bijbehorende goedkeuringswet op een zo laat tijdstip in te dienen?

Dat is namelijk een keuze, want het zou ook veel eerder kunnen. De wet is simpel, je verandert de data en het gaat alleen over de verlenging. Er is niets wat zich daartegen verzet. Het kabinet geeft zo een eigen invulling aan de wettelijk verankerde bepalende zeggenschap van het parlement als medewetgever die naar de mening van mijn fractie ongepast, ongewenst en ook onnodig is. Dus moet het anders, want op deze wijze wordt het parlement belemmerd in zijn medewetgevingstaak.

In de schriftelijke antwoorden lees ik: "Met deze nahangprocedure wordt de zeggenschap van beide Kamers over een reeds vastgestelde verlenging vastgelegd, echter niet de betrokkenheid van beide Kamers voorafgaand aan een verlenging." Maar dat is te makkelijk. Bij een tijdige indiening van de goedkeuringswet kan de bepalende zeggenschap prima voor het ingaan van de verlenging parlementair worden afgehandeld, waarmee recht wordt gedaan aan de bedoelde werking van de goedkeuringswet, maar dan moet je dat als kabinet wel willen. En die wil ontbreekt, stelt mijn fractie vast. Over een week gaat de vierde verlenging in, maar er is nog geen KB en nog geen goedkeuringswet. Het kabinet handelt naar het schijnt nog steeds in de geest van de eerste versie van de Twm: een jaar lang regeren bij koninklijk besluit. Dat schaadt het vertrouwen. Het schaadt het vertrouwen van het parlement, het schaadt het vertrouwen van het parlement in het kabinet en het schaadt het vertrouwen van de samenleving in de politiek als geheel.

De Kamers gaan over hun eigen agenda, zegt de minister in de schriftelijke beantwoording. Ja, dat is zo, maar kan de minister aangeven hoe vaak het kabinet in deze crisis een dringend beroep heeft gedaan op het parlement om de agenda aan te passen en wetten met spoed te behandelen, ook tijdens recesperiodes? Willen de ministers dat dan afzetten tegen de manier waarop ze met de behandeling van deze en naar het zich laat aanzien ook volgende goedkeuringswet ter verlenging van de Twm omgaan? Dan blijkt in de ogen van mijn fractie een democratisch besef dat wel verbetering behoeft. Koninklijke besluiten voor verlenging en de bijbehorende goedkeuringswetten kunnen veel eerder worden ingediend, maar daar kiezen deze ministers bewust niet voor, zoals ik juist al aangaf.

Begin november werd de vierde verlenging al aangekondigd. Waarom wordt er dan niet meteen een KB geslagen en wordt er een goedkeuringswet naar de Kamers gestuurd? De urgentie was toen immers toch al duidelijk. Graag een reactie op dit punt, want inmiddels heeft de minister van VWS niet alleen de vierde maar publiekelijk ook al de vijfde verlenging aangekondigd, die per 1 maart 2022 zou moeten ingaan. Zoals anderen min of meer ook al hebben gedaan, vraag ik de ministers de toezegging dat een goedkeuringswet voor een verlenging van de Twm niet drie dagen voor de invoeringsdatum wordt ingediend, zoals nu is gebeurd, maar uiterlijk drie weken voor de ingangsdatum, zodat het parlement ook recht kan doen aan de bedoeling van de wet en deze ook tijdig kan behandelen. Meer democratie en niet minder in tijden van crisis.

Voorzitter. Verder is dit ook het moment om terug te kijken en te oordelen over hoe het kabinet de bevoegdheden van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 een jaar lang heeft gebruikt en welke effecten dat heeft gehad. De rode draad van het kabinetshandelen in een jaar Twm wordt naar de mening van mijn fractie het best samengevat met het woord "hardleers", een woord dat we regelmatig in analyses konden lezen. Er lijkt steeds weinig geleerd te worden van eerdere fouten. Het handelen van het kabinet blijft reactief en kenmerkt zich terugkijkend door late maatregelen en vroege versoepelingen, en dat bij herhaling en ook bij herhaling met hetzelfde resultaat, namelijk een korte termijn van versoepelingen die gevolgd wordt door een lange termijn van zware maatregelen. Een vaststelling die kortgeleden ook het onlangs opgeheven Red Team deed. Ook de WHO, de Wereldgezondheidsorganisatie, maakt zich grote zorgen over de situatie en ziet te vroege versoepelingen als een belangrijke oorzaak van de diepte van de crisis op dit moment in Europa. Hoe is het dan mogelijk dat er zo weinig geleerd is en dat toch volhard wordt in dit handelen? Het zal toch niet zo zijn, hoop ik — ik ga er niet van uit, maar ik vraag het voor de zekerheid maar even — dat zoals we vorige week konden lezen over de Raad van State en de toeslagenaffaire het voortzetten van een eenmaal gekozen route geprefereerd wordt boven het doen handelen naar nieuwe inzichten? Kiezen voor doorgaan op een doodlopend pad boven het leren van het verleden. Graag een reactie op dit punt.

Voorzitter. Het kabinet hecht naar eigen zeggen zeer aan de adviezen van het Outbreak Management Team, het OMT. Maar de vraag die zich aandient — ik heb daar eerder al op gewezen, ook voor de zomer — is of het OMT nog voldoende afstand heeft tot het kabinet om onafhankelijk te kunnen adviseren. Het groepsdenken ligt op de loer bij een zo langdurig proces en dat is ook verklaarbaar. Maar kan het OMT nog wel objectief oordelen over de huidige crisis en kritisch kijken naar ook hun eigen eerdere adviezen? Is er wel voldoende tegenmacht, zowel binnen het OMT als in de relatie tussen het OMT en het kabinet?

Mij is opgevallen dat OMT-leden zich niet meer beperken tot datgene waar ze voor zijn aangesteld, te weten: wetenschappelijke adviezen op hun vakterrein om de regering te adviseren bij deze crisis. Een arts-microbioloog mag natuurlijk prima een eigen mening hebben over aparte maatregelen voor ongevaccineerden die wellicht polariserend zijn voor de samenleving, maar die mening hoort niet als OMT-lid in de media verkondigd te worden voorafgaand aan de discussie over het volgende advies. Een OMT-lid wordt geacht te adviseren vanuit bijvoorbeeld, wat ik net noemde, zijn kunst of kunde als arts-microbioloog en hij of zij zou zich moeten beperken tot de effecten van maatregelen op het inperken van besmettingen. Het gaat mij er niet om dat ik met de beschuldigende vinger naar het OMT of leden ervan wil wijzen, maar je kunt gewoon waarnemen dat zich hier een proces van groepsdenken en meebesturen aan het voltrekken is. Zien de ministers dit ook en hoe gaan de ministers de rolzuiverheid van het OMT waarborgen?

Voorzitter. Dan nog enkele opmerkingen over de OMT-adviezen. Ik sprak daar in eerdere debatten ook al over en dan met name over de manier waarop het kabinet met de adviezen omgaat. De ene keer is een advies een motivering voor een maatregel want het OMT adviseert het, een volgende keer adviseert het OMT weliswaar iets, maar dan is het maar een advies. Ook sneeuwen in de vertaalslag die het kabinet van de OMT-adviezen maakt, de voorwaarden nog weleens onder. Ik noemde eerder al in vorige debatten het advies over de opening van de middelbare scholen. De middelbare scholen konden volgens het OMT open mits aan een aantal strikte voorwaarden werd voldaan in de uitvoering. Het kabinet vertaalde dit als "het OMT zegt dat de middelbare scholen open kunnen". Maar alle leerlingen twee keer per week testen was zo'n strikte voorwaarde, en daar kwam niets van terecht. Wat bleef hangen was de boodschap van het kabinet dat de scholen open konden volgens het OMT. En dat schept verwarring. We hoorden vorige week Diederik Gommers zich hier ook over uitlaten, over het kabinet dat waar het uitkomt het OMT als alibi gebruikt. De heer Gommers zegt dat het OMT zich daar niet tegen kan verweren. Maar waarom blijft het OMT daar eigenlijk zo stil over? Waarom zou het OMT daar niet op kunnen reageren? Of wordt het kabinet daar door het OMT wel op aangesproken? Slaat Jaap van Dissel met de vuist op tafel en roept hij de ministers tot de orde? Dat is dus de vraag die ik graag beantwoord zou willen hebben.

De heer Backer i (D66):

Mag ik de collega vragen of ik hem goed begrijp, want hij snijdt een heel interessant punt aan. Hij heeft zelf ook verantwoordelijkheid gedragen voor allerlei bestuurlijke situaties waarin hij ook expertmeningen aangedragen kreeg en waarin hij een beslissing moest nemen. Hij zegt dat het gek is dat het OMT buiten het OMT allerlei meningen verkondigt — dat vind ik persoonlijk ook nogal bijzonder — maar nu lijkt hij het aan te moedigen dat het OMT weerspraak geeft aan het kabinet. En dan ben ik even de draad kwijt. Kan hij mij helpen?

De heer Janssen (SP):

Ik wil dat het OMT weerspraak geeft aan het kabinet binnen de adviezen die het uitbrengt, dat als het kabinet als bestuurders iets wil het OMT vanuit de wetenschap waar het voor is, daar iets tegenover zet. Ik wil dat daar voldoende tegenmacht in is. Ik wil ook dat als het OMT het gevoel heeft dat zijn adviezen, zoals over de opening van de scholen die ik als voorbeeld noemde, niet juist weergegeven worden of op een manier worden weergegeven zoals zij het niet bedoeld hebben, zij zich daar wel over kunnen uitlaten. Dat is iets anders, dat is vanuit hun rol als OMT en vanuit het advies dat zij uitgebracht hebben. Dat is iets anders dan dat iemand omdat hij toevallig OMT-lid is, een mening heeft over een maatschappelijk punt dat speelt en daar publiekelijk, voorafgaand aan de discussie die ze nog in het OMT moeten hebben, een mening over geeft die niet op zijn vakgebied ligt. Daar heb ik bezwaar tegen.

De heer Backer (D66):

Dan begrijp ik dat het eigenlijk meer over tekstexegese gaat — zo hebben wij, OMT, het niet gezegd — dan dat het een weerspraak is van een genomen besluit, want dat wordt rommelig. En dat is denk ik niet wat de heer Janssen bedoelt.

De heer Janssen (SP):

Nee, het OMT adviseert wat het OMT adviseert. Als dat op een verkeerde manier wordt vertaald, vind ik dat het OMT moet zeggen: het wordt niet op de goede manier vertaald, want zo hebben wij dit niet bedoeld.

De heer Backer (D66):

Wat iets anders is dan dat het OMT zegt: wij zijn het niet eens met het kabinet.

De heer Janssen (SP):

Dat is aan de bestuurders.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog.

De heer Janssen (SP):

Dat is het verschil tussen adviseren en besturen. Op dat punt van het niet-overnemen van adviezen vraag ik hoe de ministers het effect inschatten van het afdoen van adviezen als "het is maar een advies en wij maken daar een eigen afweging in", terwijl we op hetzelfde moment van de samenleving verwachten, keer op keer, dat adviezen worden opgevolgd en er geen eigen afweging in wordt gemaakt. Het is nu eenmaal een dringend, zeer dringend advies om iets te doen. Iemand kan zeggen: ik heb daarover nagedacht, maar ik maak toch een eigen afweging. Wat het kabinet doet in het beleid, doen burgers ook, zien we in de samenleving. Hoe ziet de regering het effect van het eigen handelen op dat punt?

Voorzitter. De in de laatste persconferentie benoemde korte harde klap — inmiddels weten we dat "tijdelijk" en "kort" betrekkelijke begrippen zijn — was ook weer een voorbeeld van onduidelijk omgaan met adviezen. Niet alles wat door het OMT werd geadviseerd, werd overgenomen. En er werden ook weer maatregelen toegevoegd, die niet waren geadviseerd. Hoe werkt dat dan? Hoe zit dat met maatregelen die door het kabinet buiten het OMT-advies om nog worden toegevoegd? Waar komen die maatregelen vandaan? Blijft de heer Van Dissel nog een uurtje na op het Catshuis om nog wat mogelijkheden door te nemen? Komen die maatregelen van het eigen ministerie? Wordt er geknipt en geplakt uit eerdere adviezen? Of hebben de ministers zelf nog wat bedacht? Ik vraag dat omdat het OMT met een afgewogen advies komt over een pakket aan maatregelen, waarvan het heeft afgewogen hoe die maatregelen op elkaar inwerken. Als je daar stukken uittrekt en je gaat andere dingen toevoegen, wordt het effect volstrekt onduidelijk en niet navolgbaar voor de buitenwereld. Hoe kunnen wij beoordelen of een pakket aan maatregelen zoals het er na het OMT-advies, mét aanvulling, is gaan uitzien nog wel de beoogde werking gaat hebben? Zoals ik net al betoogde, is het de bestuurlijke rol om te kijken of zaken veranderd moeten worden en welke maatregelen er moeten worden genomen. Natuurlijk werken daar andere krachten op in. Dat is ook in de Tweede Kamer gevraagd: kijk naar de economische motieven, kijk naar de gevolgen, kijk naar de maatschappelijke gevolgen. Dat is allemaal goed, maar het moet wel navolgbaar zijn. En dat is hetgeen ik mis als er geknipt en geplakt wordt in een OMT-advies, waarbij de ene keer iets moet omdat het een advies is en de andere keer iets niet hoeft, omdat het maar een advies is.

Voorzitter. Dan kom ik bij de actualiteit. Ik ga het vandaag niet hebben over alle maatregelen die wij hier binnenkort gaan behandelen, naar ik verwacht in de komende weken, gelet op de spoed. We staan er als land en als samenleving weer heel slecht voor. We koersen hard af op code zwart in de zorg, hoewel nog niet de komende week, wordt er gezegd. De situatie blijkt wederom te lang te rooskleurig te zijn voorgesteld. De samenleving raakt uitgeput door het gejojo met maatregelen. Mensen kunnen het niet meer opbrengen. Dat komt omdat er steeds weer reparatiemaatregelen zijn. Dat uitgeput raken, is niet alleen van toepassing op de samenleving, maar ook en misschien vooral op de mensen in de zorg, die weer de hete kolen uit het vuur moeten halen. Onze waardering voor hen en de dank aan hen kan niet groot genoeg zijn. Diezelfde waardering geldt ook voor de mensen van politie, brandweer en ambulance. Je zal er maar moeten staan op het moment dat dit gebeurt. Het is te ernstig om hier nu een grap over te maken, maar ik zag vorige week een groot bord met de tekst: vanwege coronamaatregelen graag een thuiswerkplicht voor relschoppers. Dan kunnen ze hun eigen spullen in elkaar slaan. Dat zou nog een hele makkelijke oplossing zijn, maar ik ben bang dat ze zich daar ook niet aan gaan houden. De situatie is buitengewoon ernstig. Het laat zien dat er groepen zijn die alles aangrijpen om maar ellende en rotzooi te kunnen schoppen. Die hebben helemaal niets te maken — ik hoorde dat gisteravond ook burgemeester Aboutaleb nog zeggen — met de mensen die op een terechte manier opkomen voor hun mening en die ook mogen demonstreren voor datgene waar zij in geloven en waar zij achter staan.

De heer Otten i (Fractie-Otten):

Ik ben het helemaal eens met het betoog van de heer Janssen. Maar net als bij mevrouw Prins, zeg ik tegen de heer Janssen: u bent de zaak zo aan het benoemen. Wat is de oplossing?

De heer Janssen (SP):

Wat is de oplossing voor wát, meneer Otten, vraag ik via de voorzitter. Waar wilt u een oplossing voor?

De heer Otten (Fractie-Otten):

Het loopt helemaal uit de hand in de samenleving. Dat memoreerden net andere sprekers ook. Er zijn rellen, er is gebrek aan vertrouwen in het kabinet. U zegt het zelf: jojobeleid. Ook al zouden ze nu alles goed doen, dan gaan mensen het nog niet opvolgen omdat ze het niet meer vertrouwen. Dus wat is dan de oplossing van de SP om dat vertrouwen bij de bevolking weer terug te krijgen? Dat is mijn vraag aan de heer Janssen.

De heer Janssen (SP):

Er zitten een aantal aannames in het betoog van de heer Otten die ik niet helemaal volg. Maar de oplossing zou zijn om te leren van de fouten uit het verleden. U heeft mij dat uitvoerig horen bepleiten, zoals ook het voormalige Red Team zei en zoals ook de Wereldgezondheidsorganisatie zegt. Wacht niet steeds tot het te laat is, maar kom eerder met maatregelen. Dat zijn soms hardere maatregelen, die je eerder moet nemen om erger te voorkomen. Dat is wat er gebeurt als ik kijk naar het interview op 1 november met een van de oprichters van het Red Team, volgens mij in Trouw, die ook zei: "Er moet altijd weer dat politieke gedoe zal ik maar zeggen wekenlang overheen voordat we tot een maatregel komen. Dus we zijn té laat met maatregelen en we willen té vroeg versoepelen, met als gevolg dat de mensen het even leuk hebben en daarna weer heel lang in de ellende zitten." Dat is het motief wat mijn fractie ziet over het afgelopen jaar en daar moet iets aan gebeuren. Wij zitten nu weer in die situatie. Daar moeten we nu met elkaar uit. Dat betekent dus: ja, sneller ingrijpen en niet te vroeg versoepelen.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Ik constateer dat deze fouten elke keer opnieuw gemaakt worden, dus met deze bemanning in de cockpit verwacht ik niet dat het vliegtuig beter gaat vliegen. Sterker nog, ik denk dat het de verkeerde kant op gaat. Er zal dus toch iets moeten gebeuren om het gezag en het vertrouwen in de regering terug te krijgen. Daar hoor ik de SP niet over.

De heer Janssen (SP):

Het is wat laat om nu nog een verkiezingsdebat te gaan voeren, maar we hebben verkiezingen gehad. De uitkomst is wat die is. Daar zullen we het mee moeten doen. Wij hopen en wij blijven erop hameren dat er lerend vermogen is bij het demissionaire kabinet en ook bij een nieuw kabinet om te zorgen dat die cirkel die wij zien over het afgelopen jaar doorbroken wordt en dat het op een andere manier gaat gebeuren. Ik sluit me volledig aan bij de andere woorden van mevrouw Prins, die zei: er moet nu wel iets met die Twm gebeuren, we moeten naar permanente maatregelen, want daar waar we voor de zomer nog allemaal te horen kregen "Die Twm, daar gaat waarschijnlijk alles uit, misschien nog een maatregeltje dat erin blijft, maar verder zal het niet veel meer voorstellen", zitten we nu op een uitbreiding te wachten van die Twm. Dat is toch een wat ander beeld, dus twee jaar tijdelijkheid is veel te lang.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

De heer Janssen (SP):

Dit was gewoon nog onderdeel van mijn betoog. Ik heb nog anderhalve minuut.

Mevrouw De Bruijn-Wezeman i (VVD):

Meneer Janssen weet al welke vraag hij gaat krijgen, want daar hebben we het van tevoren al even over gehad. Dank voor uw betoog. Ik sluit me overigens aan bij de woorden die u geuit heeft over de hulpverleners, politie en brandweer die het heel erg moeilijk en zwaar hebben op het ogenblik.

De voorzitter:

Uw vraag was?

Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):

Ik sluit me daar graag bij aan. Mijn fractie heeft de vorige keer tegen het instrument van de goedkeuringswet gestemd. We hadden daar een aantal overwegingen bij die u uiteraard niet deelde. Een van de dingen die u toen heeft gezegd is: ja, maar die goedkeuringswet is niet om tegen de Twm te stemmen. Nu weet u net als ik dat inmiddels de SP-fractie in de Tweede Kamer wél tegen dit verlengingsbesluit heeft gestemd. Dus ik was eigenlijk benieuwd en een beetje in afwachting van wat uw fractie gaat doen. Gaat u vóór dit verlengingsbesluit stemmen? U hebt zelf al uitgebreid aangegeven dat er waarschijnlijk weer een volgende aankomt.

De voorzitter:

Uw vraag is duidelijk, denk ik.

Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):

Gaat u daarvóór stemmen en kunt u mij meenemen waarom uw Tweede Kamerfractie in feite gewoon zegt "wij stemmen tegen de Tijdelijke wet maatregelen", terwijl u nog zo overtuigend en juridisch zei: dat is niet de bedoeling.

De voorzitter:

Dank u wel. Graag een bondig antwoord, meneer Janssen.

De heer Janssen (SP):

Ik heb niet gezegd: er mag niet tegengestemd worden en er kan niet tegengestemd worden. Ik heb gezegd: er moet een keuze zijn. Dat het parlement ja of nee zegt. Dat is het punt. Het doel is niet om een tegenstem te organiseren. Het doel is om die mogelijkheid te scheppen. Dat is wat er gebeurd is. Vervolgens maakt iedereen zijn eigen afweging. Dat heeft mijn fractie in de Tweede Kamer ook gedaan en dat zullen wij hier ook doen, maar niet dan nadat wij, in de wetenschap dat de wet er nu eenmaal is — wij hebben tegen de Twm gestemd omdat wij dat niet het goede middel vonden en de wet slecht ingericht vonden — eerst naar de ministers geluisterd hebben om te horen wat de antwoorden van het kabinet zijn. Daarna zullen wij, zoals het behoort, na het debat onze mind opmaken.

Onze fractie in de Tweede Kamer was tegen de Twm, dus ook tegen de verlenging. Dat is het makkelijke antwoord, maar daarmee zou ik de fractie tekortdoen. Onze fractie in de Tweede Kamer vindt dat de Twm op dit moment niet op de goede manier gebruikt wordt en dat er te veel een beroep op noodmaatregelen wordt gedaan. Ze heeft nog steeds grote bezwaren tegen de Twm zoals die nu gebruikt wordt. Daarom heeft ze tegengestemd.

De voorzitter:

Dank u wel. Vervolgt u uw betoog.

De heer Janssen (SP):

Overigens kon mijn collega destijds niet aanwezig zijn bij het wetgevingsoverleg, omdat die conform de regels wegens verkoudheidsverschijnselen het wetgevingsoverleg heeft moeten overslaan. Ik memoreer dat nog maar even voor de mensen die zeggen: hé, de SP heeft niet eens aan het debat meegedaan. Dat was vanwege deze reden.

Tot slot de uitvoering van de goedkeuringswet. Het kabinet zegt dat het de jure, naar de letter van de wet dus, allemaal klopt. Maar naar de mening van mijn fractie klopt het de facto niet in de uitvoering. Dat het kabinet meent op deze wijze om te kunnen gaan met de bepalende zeggenschap van het parlement bij de verlenging van de Twm betreurt mijn fractie zeer, want het kan anders, zoals ik uitvoerig betoogd heb. Wij kijken dan ook met belangstelling uit naar de antwoorden van de minister. Die antwoorden zullen ongetwijfeld een onderdeel zijn van het oordeel dat wij vellen over deze wet.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Janssen. Dan is nu het woord aan mevrouw De Bruijn-Wezeman, namens de fractie van de VVD.