Plenair Faber-van de Klashorst bij debat over Verslag van de Tijdelijke commissie voorbereiding parlementair onderzoek effectiviteit anti-discriminatiewetgeving



Verslag van de vergadering van 22 februari 2021 (2020/2021 nr. 25)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 17.08 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Voorzitter. Ten eerste wil ik natuurlijk meneer Ganzevoort bedanken voor zijn beantwoording. We blijven natuurlijk toch nog met vragen zitten, maar hij heeft in ieder geval wel zijn best gedaan om de vragen naar eer en geweten te beantwoorden. Dank daarvoor.

Dan het stukje objectiviteit en subjectiviteit. Dat blijft bij ons toch een heet hangijzer. Gevoelens kan je niet vangen in objectieve gegevens. Daar hebben wij echt wel een probleem mee. Als je kijkt naar de cijfers, dan kijk je naar aangiften, de meldingen bij het College voor de Rechten van de Mens en de meldingen bij de gemeentes. Ik denk zelf — en mijn fractie ook, want ik spreek namens mijn fractie — dat die cijfers op een bevolking van 17,4 miljoen heel erg meevallen. Dat blijf ik zeggen. Ik denk ook niet dat Nederland een heel discriminerend land is. Ik denk dat er veel meer landen om ons heen zijn waar het allemaal een veel grotere rol speelt.

De heer Kox i (SP):

We hadden deze discussie ook al in de eerste termijn. Ik blijf het toch merkwaardig vinden dat mevrouw Faber zegt dat we eigenlijk geen gegevens hebben. Het Sociaal en Cultureel Planbureau heeft tweemaal een onderzoek gedaan. Die onderzoeken zijn vergelijkbaar met elkaar. Het ziet daar een ontwikkeling in. Gevoelens van een individu kan je niet gebruiken om te zeggen: zo zit de wereld in elkaar. Maar als je met miljoenen mensen te maken hebt, kan je toch op basis van de door die individuen naar voren gebrachte opvattingen tot feiten komen? Ik kan me toch niet voorstellen dat er een iemand is die zegt: ja, maar als je de meningen van mensen neemt — heel veel mensen vinden dit en heel weinig mensen vinden dat — mag je die niet als feiten zien. Dat is toch de basis onder elk voortschrijdend wetenschappelijk inzicht?

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Ik blijf toch op de volgende mening staan. Gevoelens zijn voor iedereen anders. Iedereen heeft een andere belevingswereld. Die heeft meneer Kox, die heb ik, die heeft de voorzitter. Dat is normaal en menselijk. Ik vind het heel moeilijk om je daar helemaal op vast te pinnen. Dan kijk ik liever gewoon naar de feiten. Stel dat ik gediscrimineerd zou worden en dat het mij zo hoog zit dat ik denk: ik stap naar de politie en daar ga ik gewoon aangifte doen. Dan heb je een feit. Ik kan er dan ook nog een rechtszaak van maken. Dan heb je tenminste iets, dan heb je een houvast. Als mensen vinden dat ze gediscrimineerd worden, moeten ze aangifte doen. Daar kan je iets mee. Maar als het alleen om gevoelens gaat, is dat heel erg moeilijk. Het is ook heel cultuurafhankelijk. Meneer Kox verwijst naar het rapport van het Cultureel Planbureau, maar daar staat ook in dat autochtone Nederlanders veel minder geneigd zijn om aangifte te doen, in tegenstelling tot allochtone Nederlanders. Dat kan ook heel goed met de cultuur te maken hebben, met eergevoel. Er zijn culturen waarin het eergevoel gewoon een veel grotere rol speelt dan in de Nederlandse. Maar we zitten hier wel in Nederland. Discriminatie op politieke gezindheid is al eventjes aan de orde geweest. Die is er; dat heb ikzelf ook weleens ondervonden. Maar ja, weet u, ikzelf houd niet zo van een slachtofferrol. Ik zal daar dus niet zo heel gauw over piepen.

De voorzitter:

De heer Kox.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Want als je in een slachtofferrol gaat, word je ook behandeld en benaderd als slachtoffer. Dat moet je juist niet willen. Je moet juist weerbaar zijn, ook tegen bepaalde kritieken. Ik denk dat …

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Faber. Ik denk dat het antwoord duidelijk is. De heer Kox.

De heer Kox (SP):

We baseren dit parlementaire onderzoek onder meer en voor een belangrijk deel op de bevindingen van het Sociaal en Cultureel Planbureau, dat namens ons en gefinancierd door ons langjarig trendonderzoek doet. Ik kan er niet bij dat iemand zegt: ik kan niks met al die bevindingen. Mevrouw Faber noemt een aantal bevindingen en zegt dat die er ook in staan. Ja, heel fijn; dat staat erin: dat het wel verschil kan maken of je je gediscrimineerd voelt of dat je je beschuldigd acht van discriminatie. Dat meet dat planbureau nu allemaal voor ons. Laten we dus op z'n minst vaststellen dat we, als we een onderzoek gaan doen, dat zullen moeten doen op basis van feiten. Als een fractie hier zegt dat alles wat niet precies meetbaar is in hoog en laag, dik en dun en warm en koud, niet gemeten kan worden, dan hebben we echt een probleem, want dan wordt de basis onder een groot deel van onze wetenschap door de fractie van mevrouw Faber ontkend. Dat zou ik heel jammer vinden. Ik weet ook zeker dat de partij, de PVV, dat eigenlijk niet wil, want dat maakt je tot een meningenpartij en tot een partij die zegt: feiten zijn niet interessant voor mij; ik heb alleen maar meningen. Dat zou zonde zijn.

De voorzitter:

Mevrouw Faber, en vervolgt u dan uw betoog.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Ik wil hier toch even op ingaan. Het gaat mij juist om feiten; het gaat mij juist om concrete feiten. Nogmaals, gevoelens zijn gebaseerd op emoties. Die zijn gewoon niet te vangen. Dat is gewoon het hele probleem dat we hiermee hebben.

De voorzitter:

Dank u wel. Vervolgt u uw betoog.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Dan moet ik even kijken waar ik ben gebleven. We hebben het even gehad over de discriminatie op politieke gezindheid. Meneer Ganzevoort zegt dat we misschien ook wel onderzoeken gaan doen bij de politie. Dat is natuurlijk heel interessant, want dan is er dus een burgemeester. Dat is niet een PVV-burgemeester, want die zijn er niet, maar er was een burgemeester die heeft gezegd dat PVV'ers eigenlijk gewoon niet bij de politie zouden horen. Dat lijkt me dus een leuke case om in ieder geval mee te nemen. Die tip wil ik u dus graag meegeven. Dat was in de gemeente Arnhem; dan heeft u een wat specifiekere scope in dezen.

We hebben het erover gehad dat bij de voorzitter van de tijdelijke commissie geen onderzoeken bekend zijn over discriminatie op politieke gezindheid. Nogmaals, universiteiten zijn vaak gekleurd. Ik heb dat ook gehoord van mensen die daar student waren. Zij wilden bepaalde scripties schrijven, maar een boek als de Koran mocht gewoon niet op de lijst worden gezet voor dat onderzoek. Ik bedoel maar: dan wordt alles natuurlijk heel erg vloeibaar. De voorzitter van de commissie zei ook dat we het niet politiek moeten doen. Dat ben ik wel met de voorzitter eens, want we hebben bij het IPCC gezien waar het toe leidt als 50% in zo'n commissie bestaat uit politici. Dan wordt het altijd politiek gekleurd. Laten we nou maar eerlijk zijn: in feite is alles politiek. Het is dus gewoon heel moeilijk om dat uit te sluiten. Daarom is het toch wel belangrijk om erop te letten dat we niet naar bepaalde politieke kanten of naar bepaalde politieke voorkeuren gaan.

Dan kom ik nog even terug op de samenstelling van de commissie. Ik vind nog steeds dat gender niet uit mag maken. Het kan best zo zijn dat er bijvoorbeeld — ik noem maar wat — vijf vrouwen of vijf mannen in komen te zitten. Als dat op dat moment de personen zijn die zijn voorgedragen en die op dat moment de besten zouden zijn, so be it. Het gaat om de beste persoon op de beste plek.

Dan nog even een opmerking over de klankbordgroep. Dat vond ik wel een hele interessante. Er werd gezegd dat in deze Kamer niet iedereen is vertegenwoordigd. Dat onderstreept natuurlijk ook de kloof tussen de politiek en de burgers. Ik vind dat we ons dat punt heel erg moeten aantrekken.

Nog even een ding over het onderzoek. Waar ik en ook mijn fractie moeite mee hebben, is dat we op de stoel gaan zitten van de Tweede Kamer en van de regering. Ik denk niet dat dat de taak is van ons als Eerste Kamer. Nogmaals, de PVV-fractie vindt Nederland niet een land waar veel wordt gediscrimineerd. Er zal natuurlijk weleens wat ervaren worden. Dat geloof ik en daar kan ik wel in meegaan. Natuurlijk is iedereen tegen discriminatie, maar ik denk dat de beste route is om goede wetgeving te maken en die wetgeving ook te handhaven.

Tot zover. Dank u, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Faber. De heer Rosenmöller.

De heer Rosenmöller i (GroenLinks):

Mijn vraag aan mevrouw Faber zou zijn: wat is nou het oordeel namens haar fractie over het voorstel dat voorligt?

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Wij stemmen tegen, als u dat wilt weten.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Ja, dat wilde ik weten. U was de eerste die dit debat wilde. Daar heb ik u een compliment voor gegeven. Wat had de voorzitter of de commissie moeten zeggen om u te overtuigen wel in te stemmen met het voorstel?

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Nou, we hebben ook tegen de motie gestemd voor deze tijdelijke commissie, dus ik denk niet dat het een weg was om te gaan wat ons betreft.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

U wilde dus een debat, maar op voorhand stond de uitkomst vast, omdat u al tegen de motie heeft gestemd?

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Wij hebben tegen de motie gestemd. Ik heb ook heel duidelijk tijdens de APB aangegeven waarom wij dat hebben gedaan. Daar heb ik zelfs twee A4'tjes over volgepraat. Dat standpunt is dus naar voren gebracht. Wij vinden ook niet dat Nederland een land is waar heel veel gediscrimineerd wordt. Dat was ons standpunt. Maar ik moet eerlijk toegeven — dat heeft u wel bereikt en daar mag u ook een compliment voor hebben — dat ik dacht, toen ik het rapport had gelezen: misschien hebben ze wel gelijk. En toen ben ik eens gaan lezen over het College voor de Rechten van de Mens en over die meldpunten bij de gemeente. Ik ben erachter gekomen dat die bestaan, want dat wist ik helemaal niet. Dat was op zich allemaal wel interessant. Toen ben ik aangiftes en dat soort zaken gaan analyseren. Het heeft mij wel getriggerd om er even over na te denken of het zo is, klopt het, want misschien hebben zij wel een punt. En toen kwam ik eigenlijk tot de conclusie dat het op zich meevalt. Tuurlijk, ik ben het met u eens dat elke vorm van discriminatie niet goed is, maar ik denk niet dat we het groter moeten maken dan het is.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

We moeten het dus ook niet kleiner maken dan het is. Mijn indruk is dat u dat doet. De conclusie is vooralsnog dat u zegt dat u tegen die motie was, je kunt hier discussiëren wat je wil, u heeft zich erin verdiept, maar de einduitkomst staat vast: dat u tegen dat voorstel bent.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Wij staan wel bekend als een fractie die altijd zeer consequent is in onze oordelen.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Ja, en zo consequent dat je je eigenlijk niks gelegen laat liggen aan een debat, maar dat je een debat initieert en voor het debat al weet wat de uitkomst is. Ik heb toch nog altijd wel de hoop en de overtuiging, ook in uw richting, dat een debat een botsing van meningen is, maar dat je ook naar elkaar luistert. Ik zie de voorzitter in uw richting — maar ook naar mevrouw Nanninga en alle andere collega's — vragen beantwoorden op een oprechte en serieuze wijze en op een verbindende manier, opdat de steun voor het voorstel zo groot mogelijk is.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Ja, dat klopt, maar we hebben dan toch nog iets gemeenschappelijks. U staat hier dus om de collega's te overtuigen dat het een goed voorstel is; probeer erin mee te gaan. Wij hebben de andere kant. Wij hebben gezegd dat we het geen goed voorstel vinden en wij proberen collega's te overtuigen om er niet in mee te gaan. In feite hebben wij uiteindelijk hetzelfde idee, alleen we hebben allebei een ander doel. Onze inzet is hetzelfde. Zo staat u er voor uw achterban en dat is ook goed, daar bent u ook voor, en zo sta ik voor mijn achterban.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Oké. Voorzitter, laatste vraag, als u mij die toestaat.

De voorzitter:

Gaat uw gang.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Het mag natuurlijk, deze spreektijd benutten om je collega's te overtuigen om vooral niet mee te doen, maar dat is eigenlijk toch geen serieuze wijze van een debat voeren met collega's die zich de afgelopen maanden ingezet hebben om een motie uit te voeren. In die zin doet de SGP-fractie dat echt wezenlijk anders en veel constructiever. Uw fractie heeft niet mee willen doen aan de voorbereidingscommissie. Mijn vraag is of dat wat u betreft ook geldt voor de samenstelling van de parlementaire onderzoekscommissie, als daartoe morgen wordt besloten?

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Ja, dat klopt. Dat is een juiste conclusie.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Mist u dan niet een enorme kans om invloed te hebben? Of is het dan straks weer de kachel aanmaken met de uitkomsten en zeggen: we vinden het allemaal niks?

De voorzitter:

Mevrouw Faber, tot slot.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Wij laten liever deze gifbeker aan ons voorbijgaan.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Maar dan ook echt voorbijgaan, en dan niet over een jaar zeggen: de Kamer heeft iets gewild, er ligt een grondige analyse, er is een afwegingskader ... Dit is het moment om mee te doen, maar als je niet meedoet, verspeel je over een jaar al je rechten om kritisch te zijn. Als je op voorhand niet meedoet in de voorbereidingscommissie, als je een debat wil, niet om je te laten overtuigen, maar om anderen te overtuigen, om een grotere groep te vormen, om te proberen dit te torpederen … Als je niet wilt meedoen in een parlementaire onderzoekscommissie als die er komt, na morgen, dan ben je natuurlijk ook geen knip voor de neus waard op zo'n vraagstuk. Dat vind ik echt heel teleurstellend, maar nou ja, dat is dan de conclusie.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Hier wil ik graag op reageren. U bent ook geen knip voor de neus waard als u een gekozen parlementariër op voorhand het spreekrecht wilt ontnemen in de senaat. Dat is namelijk een recht. Elke parlementariër heeft hier recht om te spreken. Of ik dan voor of tegen een commissie of een voorstel ben, is aan mij en aan mijn fractie. Daar heeft meneer Rosenmöller niets over te zeggen. Dat bepaalt meneer Rosenmöller niet. Dat is de wet. En we moeten ons houden aan de wet. Daar hebben we het vandaag over. We zijn tegen discriminatie. De PVV is ook tegen discriminatie. Maar u begint — of meneer Rosenmöller, pardon — nu te discrimineren door te zeggen dat mensen die bij voorbaat het voorstel torpederen, niet meer hoeven te spreken.

De voorzitter:

Dank u wel. We gaan langzaam naar een afronding van dit debat tussen u tweeën, want er staan nog twee mensen bij de interruptiemicrofoon. Meneer Rosenmöller, echt tot slot nu.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Dat zal ik zeker doen, voorzitter. Ik beknot niemands rechten hier. Ik ontneem niemand het recht om welke mening dan ook te uiten. Maar ik vind het ultiem zwak dat je een grote mond hebt over dit vraagstuk — en terecht — maar dat je nergens aan meedoet en dat de conclusies zelfs voor over een jaar al op voorhand vast lijken te staan. Dat stelt mij teleur.

De voorzitter:

Dank u wel. Heel kort nog, mevrouw Faber.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Voorzitter, ik wil hier nog wel even op reageren. Ik zal het heel kort doen. De PVV laat zich niet institutionaliseren. We blijven op onze eigen standpunten staan. We blijven onze achterban vertegenwoordigen.

Mevrouw Sent i (PvdA):

Ik hoor mevrouw Faber zeggen dat ze zelf onderzoek heeft gedaan naar aanleiding van het voorstel dat is geformuleerd, en dat ze naar aanleiding van haar eigen onderzoek van mening is dat het niet zo'n urgent probleem is. Maar dat staat toch in schril contrast tot het wetenschappelijk gefundeerde onderzoek dat het Sociaal en Cultureel Planbureau uitvoert? Daar worden wetenschappelijk gevalideerde methoden ingezet waaruit blijkt dat het een groot probleem is. Dus ik verbaas me een beetje over de mening van mevrouw Faber-van de Klashorst, vergeleken met de wetenschappelijk gevalideerde uitkomsten die bij het Sociaal en Cultureel Planbureau uit onderzoek komen.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Kijk, er kunnen allerlei soorten rapporten gemaakt worden. Natuurlijk zijn er goede wetenschappers en goede rapporten, maar je moet wel altijd zelf blijven denken. Daar bedoel ik mee dat er wat gezegd kan worden. In het rapport van de tijdelijke commissie zie ik hoofdzakelijk heel veel aannames. Dan denk ik: is dat zo? Is dat waar? Klopt dat? Ik kijk altijd liever naar feiten. Ik ben in mijn vak ook software engineer geweest. Dat gaat allemaal over feiten. Het is digitaal. Het is ja of nee. Zo ben ik ook geschoold. Ik kijk liever naar feiten dan naar allerlei wazige dingen. Ze kunnen wel met allerlei rapporten komen, maar blijf vooral zelf denken. Ga zelf op onderzoek uit. Ze kunnen van alles zeggen, maar ga het zelf ook verifiëren. Waarom zou ik zaken klakkeloos aan moeten nemen?

De voorzitter:

Mevrouw Sent.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Deze boodschap wil ik … Pardon.

Mevrouw Sent (PvdA):

Ik kan me toch niet aan de conclusie onttrekken dat de mening van mevrouw Faber-van de Klashorst een feit is en dat de feiten die het Sociaal en Cultureel Planbureau naar voren brengt, geen feit zijn volgens mevrouw Faber-van de Klashorst.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Het rapport van het Centraal Planbureau, of het Sociaal en Cultureel Planbureau, heeft andere uitgangspunten. Dat gaat vooral over subjectieve zaken, zoals gevoelens of krenkingen. Daar heb ik moeite mee. Ik kijk liever naar het aantal aangiften. Ik kijk liever naar het aantal veroordelingen. Ik kijk liever naar het aantal vragen om oordelen bij het College voor de Rechten van de Mens. Hoeveel verzoeken om een oordeel zijn er binnengebracht? Hoeveel zijn er uiteindelijk in behandeling genomen? Bij hoeveel van die oordelen is er sprake van een discriminerende factor? Daar gaat het mij om. Gevoelens zijn gewoon zo vloeibaar.

De voorzitter:

Mevrouw Sent, derde.

Mevrouw Sent (PvdA):

Als derde en laatste, voorzitter. Vanwege deze bevindingen die mevrouw Faber-van de Klashorst deelt, lijkt het mij juist extra urgent om een commissie als de onze in te stellen, omdat we zien dat het zo'n complexe dynamiek is. Mevrouw Faber-van de Klashorst gaf al aan dat bij sommige groepen de aangiftebereidheid groter is dan bij andere. Het Sociaal en Cultureel Planbureau heeft wel degelijk gekeken naar wat iemand heeft meegemaakt en heeft ook twijfelachtige casussen eruit gegooid. Juist die complexiteit, die mevrouw Faber-van de Klashorst ook in haar inbreng aangeeft — het verschil tussen autochtoon en allochtoon, de bereidheid om aangifte te doen of niet, culturele verschillen, onbewuste vooroordelen — onderstreept wat mij betreft extra de urgentie om dit in de senaat te onderzoeken.

De voorzitter:

Mevrouw Faber, tot slot.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Zoals u waarschijnlijk wel zal verwachten, kan ik daar niet in meegaan. Kijk, we kunnen overal een probleem van maken. Iedereen heeft wel eens een verkeerde opmerking gehoord. Ik ben nu 60, dus het gebeurt nu niet meer zo veel, maar vroeger werd ook ik wel eens nagefloten op straat. Weet je, dat gebeurt gewoon. Moet ik daar dan aangifte van doen? Ik dacht eerder: ik zie er nog wel aardig uit. Zo kun je het dus ook interpreteren. Je kunt dus overal een probleem van maken.

De heer Kox (SP):

We debatteren vandaag over een voorstel van de voorbereidingscommissie en daar moeten we uiteindelijk ja of nee tegen zeggen. Mevrouw Faber heeft gezegd: ik wil er toch graag een debat over met deze Kamer. Dat is nuttig, zo blijkt. Maar nu hoor ik mevrouw Faber zeggen: wij gaan tegen dit voorstel stemmen want eigenlijk valt het wel mee met discriminatie. Zo zegt zij het letterlijk. Valt het dan ook mee als er mensen zijn die zeggen: ik kan geen huis krijgen voor mijn kinderen want ze gaan allemaal naar statushouders die deze huizen inpikken? Valt het dan ook mee als je zegt: ik ben vrachtwagenchauffeur maar ik kom niet meer aan de bak, want die gasten uit Oost- en Centraal-Europa komen hier en mogen van alles, want ze zijn door niets verbonden aan wetgeving maar ik kan de kost niet meer verdienen? Geldt dat dan ook voor vrouwen die door bepaalde wijken lopen en zeggen: ik durf hier eigenlijk niet meer te komen want je wordt uitgefloten en uitgemaakt voor van alles en nog wat door mensen die een heel andere cultuur hebben? Zegt mevrouw Faber tegen al die mensen ook: allemaal gevoelens, allemaal niet relevant, is niet waar, we moeten naar feiten kijken? Of zegt mevrouw Faber: dat zijn op z'n minst interessante gegevens? Zo interessant dat er een politieke partij in Nederland is die niet anders dan die dingen steeds achter elkaar zegt en daarbij ook zegt: pas op voor die islamitische wijken, pas op voor die buitenlanders, pas op voor die statushouders, want ze drukken jou weg.

De voorzitter:

Mevrouw Faber.

De heer Kox (SP):

Hoe rijmt mevrouw Faber die twee zaken met elkaar …

De voorzitter:

Dat is de vraag.

De heer Kox (SP):

… dus dat het niet belangrijk is en niet navenant voorkomt terwijl genoemde partij ongeveer is gebouwd op institutionele discriminatie?

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Dit debat wordt nu toch wel heel interessant, want we komen nu eigenlijk daar waar we altijd een discussie over hebben willen voeren. Daar bedoel ik het volgende mee. Ik noem bijvoorbeeld het Mercatorplein in Amsterdam. Ga daar maar eens lopen als vrouw. Zelfs op mijn leeftijd krijg je daar gedoe. Wij hebben daarvan altijd gezegd; dat zijn bepaalde culturen die anders naar een vrouw kijken, waar een vrouw ondergeschikt is. En helaas komt dat ook voort uit de islam. Daarom hebben we ook gezegd: doe die grenzen dicht en stop nou met dat importeren van al die culturen die zich niet willen aanpassen.

Dan over die statushouders. Dat is ook een hele interessante want er is namelijk wetgeving voor dat daar niet op gediscrimineerd mag worden, maar op twee gemeentes na doen ze dat allemaal, die discrimineren allemaal. Ik heb nu even niet paraat welke gemeentes dat zijn. Bij de APB heb ik dat altijd bij me maar vandaag niet want ik had deze vragen niet verwacht. Er is wetgeving voor, maar ze doen het niet. Ik heb volgens mij ook een keer een motie ingediend om dergelijke bestuurders die de wet niet handhaven, aan te pakken.

De voorzitter:

Ik denk dat het antwoord duidelijk is en ik vraag meneer Kox ook om zijn vragen enigszins te bekorten.

De heer Kox (SP):

Mevrouw Faber sprak over statushouders: er is wetgeving die zegt dat het niet mag en uiteindelijk krijgen toch bepaalde mensen voorrang boven andere mensen en dat zou eens uitgezocht moeten worden. Wat gaat deze commissie dan doen? Wij constateren op basis van wetenschappelijk onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau dat een grote groep, meer dan een op de vier inwoners van dit land, discriminatie ervaart. Deze Kamer zegt dat ze dat onderzocht wil hebben om te zien: spelen wij daar een rol in, maken we de verkeerde wetten of doen we iets anders niet goed wat we beter zouden kunnen doen zodat dat gevoel van discriminatie terug zou kunnen lopen? Ik hoor eigenlijk in het hele betoog van mevrouw Faber niet één argument waarom ze tegen deze commissie zou zijn, behalve het feit dat ze gewoon heel bang is dat er onderzoek gedaan wordt naar discriminatie, in de zin van: je weet nooit wat er allemaal uit komt. Nou, dat is juist zo interessant voor dat onderzoek.

De voorzitter:

Mevrouw Faber, korte reactie graag.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

De mensen die mij enigszins kennen, weten dat ik voor de duivel niet bang ben. Dus dat is gewoon een non-argument. Anders stond ik hier nu niet in deze functie. Ik ga er ook geen boekje over opendoen wat er allemaal is gebeurd. Dat laat ik even liggen. U heeft het over de statushouders. Daar is wetgeving voor maar die wordt niet gehandhaafd. En dat geldt ook voor antidiscriminatiewetgeving.

De voorzitter:

Nee, meneer Kox, niet erdoorheen praten.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Ik denk zelf dat het gros van de wetten in Nederland goed is. Daar kan ik in meegaan. Natuurlijk, er zijn altijd wel dingen die we wat minder vinden, maar we moeten eens beginnen met handhaven, want daar schort het aan. En daar gaat deze commissie ook niet bij helpen. Er moet gewoon gehandhaafd worden.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik denk dat we deze discussie nu afsluiten, zodat we ruimte hebben voor mevrouw Bredenoord om de volgende interruptie te plegen.

Mevrouw Bredenoord i (D66):

Ik heb het een groot deel van het debat een beetje aangehoord, maar de hypocrisie wordt me nu wel een beetje te groot, met de uitspraak dat er culturen zijn die per definitie vrouwonvriendelijk zijn. Bedoelt u daarmee ook uw eigen partij, de PVV, met uw collega Graus? Alsof dat niet vrouwonvriendelijk is. Misschien kunt u ook een beetje spiegelen naar uw eigen cultuur.

De voorzitter:

Nee, mevrouw Bredenoord, we hadden afgesproken om geen persoonlijke aanvallen te doen op collega's, ook niet op collega's van de Tweede Kamer. Dat kunt u dus terzijde schuiven, mevrouw Faber, maar misschien wilt u antwoord geven.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Ja, ik wil wel één opmerking maken: er is geen veroordeling van meneer Graus. Ik houd wel gewoon van de feiten.

De voorzitter:

U bent aan het eind van uw betoog?

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Wacht even. Volgens mij wel.

De voorzitter:

Volgens mij ook.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Ja.

De voorzitter:

We zijn het eens, eindelijk. Dank u. Dan is het woord aan mevrouw Nanninga van de Fractie-Nanninga. Hoe klinkt dat?