Plenair Rombouts bij behandeling Experiment gesloten coffeeshopketen



Verslag van de vergadering van 5 november 2019 (2019/2020 nr. 5)

Status: gerectificeerd

Aanvang: 12.09 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Rombouts i (CDA):

Mevrouw de voorzitter, wat leuk om u hier te zien zitten. Proficiat met uw maiden-chairwomanship. Mevrouw De Boer, wat fijn u hier te zien herintreden vanochtend. Namens onze gehele fractie proficiat aan de collega's die vandaag hun maidenspeech hebben gehouden en aan degenen die dat nog zullen doen, de heer Meijer, de heer Recourt en mevrouw Bezaan. Proficiat aan collega Janssen, collega Dittrich en de heer Van Wely.

Dames en heren, mevrouw de voorzitter. De Lof der Zotheid is het bekendste werk van Desiderius Erasmus. Een boek met een dubbelzinnige titel, want het bevat een loflied waarin de Zotheid geprezen lijkt te worden, maar in werkelijkheid worden allerlei menselijke dwaasheden aan de kaak gesteld. Minder bekend is de Lof der lankmoedigheid van de Leuvense hoogleraar Rik Torfs. Hij stelde in zijn in 2006 uitgegeven boek de gebreken van onze tijd aan de kaak. De Lof der lankmoedigheid: wat is eigenlijk lankmoedigheid? Het wijst op de eigenschap dat men veel kan toegeven of toelaten. Synoniemen voor lankmoedig zijn: meegaand, toegeeflijk, tolerant.

Mevrouw de voorzitter. Zijn wij in ons land in de afgelopen jaren niet te lankmoedig geweest, te meegaand, te tolerant? Wordt het geen tijd dat wij paal en perk stellen aan de ondermijning van onze maatschappij, onze democratie, onze rechtsstaat, door de georganiseerde criminaliteit? Onze Nederlandse tolerante houding ten opzichte van drugsgebruik heeft in de zeventiger jaren juridisch vorm gekregen in het gedoogbeleid rondom de coffeeshops. Het is hier al gememoreerd. Daarbij wordt heel graag de minister van de partij, het CDA, genoemd. We hebben in ons land zo'n kleine 600 coffeeshops. Elk zichzelf respecterend stadje heeft er wel een. Grotere steden hebben er wel vijf tot tien. En onze hoofdstad heeft er maar liefst 167.

Het idee achter het coffeeshopbeleid was om een scheiding te maken tussen de markt voor harddrugs en de markt voor softdrugs. Inmiddels weten wij beter. Het werd net ook al gezegd. Softdrugs zijn harder geworden. In de negentiger jaren bevatte de in de coffeeshops verkochte cannabis nog 8% THC. Al jaren ligt dit rond de 20%. Het recent teruggetreden hoofd van de Landelijke Recherche, Wilbert Paulissen, wees er in Cahiers Politiestudies nog maar eens op dat weliswaar het beeld bestaat dat het gedoogbeleid alleen softdrugs betreft, maar dat ook het gebruik van cocaïne en synthetische drugs stapje voor stapje is gedoogd. Dat zegt dus het hoofd van onze Landelijke Recherche. Op grond van het schriftelijk vastgelegde vervolgingsbeleid van het Openbaar Ministerie van 2015 vindt geen gerichte opsporing van het gebruik van harddrugs meer plaats, en ook geen inverzekeringstelling. De CDA-fractie vraagt zich af hoe het zo ver heeft kunnen komen. Hoe heeft het zo ver kunnen komen dat een beschaafd land als Nederland een bronland voor drugs is geworden? Hoe heeft het zo ver kunnen komen dat onze hoofdstad overspoeld wordt door buitenlandse toeristen die niet meer worden aangetrokken door de Amsterdamse grachten of de schilderijen van Rembrandt van Rijn, maar door zijn dominant geworden unique selling point, ons tolerante drugsklimaat? Steeds vaker hoor je geluiden dat Amsterdammers hun stad ontvluchten vanwege de overlast die deze drugstoeristen veroorzaken. Dit is niet het land dat het CDA aan uw en onze kinderen en kleinkinderen door wil geven. Dan is de vraag die hier vandaag voorligt of wetsontwerp 34997, dat voorstelt om in tien gemeenten te gaan experimenteren met de productie en verkoop van legale wiet, een stap in de goede richting is.

Mijn fractie heeft hierover ernstige twijfels. Deze liggen op drie niveaus. Op het niveau van het project zelf en de opzet daarvan, op het niveau van de met de experimenten beoogde effecten, de impact en, meer fundamenteel, of het kabinet wel met de goede dingen bezig is, of dat er iets heel anders moet gebeuren. En dan misschien ook nog de meer principiële kwestie voor ons: zetten wij met deze experimenten niet de deur open naar verdere normalisering van drugsgebruik, naar uiteindelijk legalisering?

Laat ik helder zijn. Dat is niet de weg die het CDA wil inslaan. Wij van het CDA staan voor een beter Nederland, waar waarden gerespecteerd worden, een land waar we niet tolereren dat onze democratie, onze rechtsstaat ondermijnd worden. Een land met een sterke samenleving en een eerlijke economie, met een overheid die nee durft te zeggen tegen onfatsoen, mateloosheid en doorgeschoten individualisme. Een land waar niet het recht van de sterkste geldt.

Mevrouw de voorzitter. Dit wetsontwerp is een stap voorwaarts. Versta mij goed: een stap voorwaarts richting verdere normalisering, uitmondend in legalisering, terwijl de tijdgeest nou juist aangeeft dat we een stap terug moeten zetten richting bewustwording en ontmoediging.

Hierover straks meer, maar laat ik eerst terugkeren naar het wetsvoorstel zelf, naar de experimenten. Dat mijn fractie niet staat te trappelen om vóór dit voorstel te stemmen was al wel af te lezen aan onze kritische vragen tijdens de schriftelijke behandeling. Vragen over de beperkte opzet van de experimenten, het geringe aantal gemeenten, de korte doorlooptijd. En: wie draait op voor de kosten, de uitvoeringskosten, maar ook eventuele schadeclaims? Twijfels over de rechtmatigheid, de uitvoerbaarheid en de handhaafbaarheid van dit wetsvoorstel. Want schreef de Raad van State niet dat de experimenten vermoedelijk in strijd zijn met internationaal recht? En als de experimenten zouden lukken, dan is volgens diezelfde Raad van State definitieve regulering sowieso in strijd met door Nederland ondertekende verdragen. Waarom, zo vragen wij de druk appende minister van Justitie en Veiligheid, zouden we er dan überhaupt aan beginnen? Ook mag met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden aangenomen dat legaal geproduceerde wiet duurder zal zijn dan illegale. Waarom zouden gebruikers hiervoor dan kiezen?

Bovendien is het zo dat de diversiteit van het aanbod in de huidige coffeeshops groter is dan in het wetsvoorstel wordt verlangd van de gelegaliseerde teelt. Gebruikers zoeken die diversiteit en zullen er alles aan doen dit ruimere aanbod te blijven krijgen. Ergo, er blijft een parallelle illegale markt. Denken de bewindslieden echt dat de legale en illegale wietstromen gescheiden te houden zijn?

Het is echt niet zo dat wij van de CDA-fractie niet willen inzien dat met de experimenten nobele doelen worden nagestreefd. Het kabinet beoogt de volksgezondheid te verbeteren en de criminaliteit te verminderen. Wie kan daar nou op tegen zijn? Het is echter de taak van de Eerste Kamer om niet alleen te waken voor die drie aspecten die we hier steeds zo graag noemen, maar ook voor de waan van de dag, voor wishful thinking, voor symboolpolitiek. Vandaar de vraag van mijn fractie aan het kabinet waarom er niet voor gekozen is om, als het de volksgezondheid wil dienen, een maximum te bepalen voor het THC-gehalte van de legaal geproduceerde wiet. Gelooft het kabinet nou echt dat de experimenten zullen leiden tot een daling van de criminaliteit?

Een recent bezoek van een delegatie van de Nederlandse politie aan Canada heeft uitgewezen dat legalisering daar niet direct tot minder drugscriminaliteit heeft geleid. Professor Tops zegt er het volgende over: "Voorlopig is het nog een grote vraag of het legale systeem in Canada opgewassen zal zijn tegen de macht en de omvang van het illegale systeem." We lezen het in het rapport dat ons gisteren en vandaag is verstrekt.

De heer Dittrich i (D66):

Een vraag aan collega Rombouts. U hebt het over Canada. In een eerder deel van uw betoog zei u: stel dat we verdergaan met het Nederlandse gedoogbeleid richting legalisering, dan is dat in strijd met internationale verdragen. Nu haalt u Canada aan. Canada heeft gelegaliseerd. Waarom zou Canada wél kunnen legaliseren, en zou dat niet in strijd met dezelfde verdragen zijn waar Canada en Nederland partij bij zijn, en zou dat voor Nederland wel gelden?

De heer Rombouts (CDA):

Als je buurman in de sloot springt, hoef je het nog niet zelf te doen. Wij moeten naar onze eigen normen en waarden omgaan met internationale verdragen. In de discussie die nu al jaren loopt, is ook bijvoorbeeld onder minister Opstelten keer op keer gezegd: de weg die burgemeesters willen gaan met dit type experimenten is in strijd met internationale verdragen, en we willen het antwoord gewoon niet meer horen. Vandaar dat ik zeg: bezint eer ge begint, want het moge dan zo zijn dat de Raad van State niet keihard zegt dat voor deze experimentenwet geldt dat ze in strijd is met internationale verdragen, maar vermoedelijk wel, omdat het hier natuurlijk om tijdelijkheid gaat en om experimenten. Maar sowieso kun je uit de advisering van de Raad van State van de laatste jaren aflezen dat als we tot definitieve regulering willen komen, er dan sprake is van strijd met internationale verdragen. Ook al zou een ander dat willen doen, in strijd handelen met ondertekende verdragen, dan zou u dat als oud-rechter toch niet moeten willen, meneer Dittrich?

De heer Dittrich (D66):

Ik kijk inderdaad naar de juridische kracht van verdragen. Als Nederland doorgaat op de weg van legalisering, waarvoor ik niet echt iemand hier heb horen pleiten, dan snap ik niet waarom Nederland dan op zijn kop zou krijgen dat dat in strijd zou zijn met hetzelfde internationale verdrag waar ook Canada partij bij is. Canada hééft gelegaliseerd, dat is een feit, en er is niemand die tegen Canada zegt: dit is in strijd met het verdrag.

De heer Rombouts (CDA):

Ik hoor wat u zegt en ik heb mijn antwoord gegeven. Mooier kan ik het niet maken.

De voorzitter:

Gaat u verder.

De heer Rombouts (CDA):

Ik kom bij een tweede aspect als we kijken naar de impact die beoogd wordt met deze experimenten. Aan de ene kant zijn de ervaringen in dat ene land dat al verder is gegaan nog niet hoopgevend. In ons land kunnen we zonder meer ook vaststellen dat 80% tot 90% van de hier geproduceerde wiet bestemd is voor de export. Dus daar zal de export aan Nederlanders in Nederlandse coffeeshops nauwelijks aan bijdragen. Mijn vraag aan de bewindslieden is: waarom zou dit in ons land dan wel gaan lukken, wetende dat 80% tot 90% van de hier geproduceerde wiet voor de export is bedoeld, terwijl dit voor andere experimenten sowieso helemaal niks helpt?

Nu kunnen wij vandaag nog heel lang stilstaan — en dat doen we ook tot vannacht — bij de wijze waarop deze experimenten opgezet moeten gaan worden en bij de daarmee beoogde effecten. Maar dan hebben we het over de vraag of we de dingen, de experimenten, goed doen en niet over de vraag of we de goede dingen doen, of het kabinet zijn tijd en energie wel in de juiste dingen steekt.

De recente moord op de advocaat Derk Wiersum, een recent zorgwekkend onderzoek van het Trimbos-instituut en een dito rapport van Tops en Tromp over de situatie in Amsterdam hebben er mede voor gezorgd dat de roep in Nederland om een offensief tegen de ontwrichtende gevolgen van de ondermijnende drugscriminaliteit steeds luider wordt. Ik zeg "mede", want niet alleen in Amsterdam, maar ook in andere grotere en kleinere steden van ons land wordt al jarenlang overlast ervaren; vandaag nog in de krant in het oosten van het land. Maar de verhalen van Brabant zijn u en mij natuurlijk heel goed bekend. Daar ervaren we overlast van de handel in drugs, van overmatig drugsgebruik en de ondermijnende effecten van de hiermee gepaard gaande criminaliteit. Laat ik drie praktijkvoorbeelden met u delen. Ik dacht dat collega Janssen dat ook deed. Het zijn voorbeelden die ik persoonlijk van nabij heb meegemaakt, drie maar.

Als burgemeester van de Brabantse hoofdstad zijn mij de verhalen meer dan bekend van buurtbewoners over het voor hun ogen doorverkopen van drugs aan minderjarigen. Ook ken ik de verhalen van politieagenten, die soms week na week optraden tegen uitgaans- en voetbalgeweld, maar geen vat kregen op deze vechtersbazen, ook niet bij gebruik van de wapenstok, omdat deze raddraaiers stijf stonden van drugs en drank. En ik herinner me nog goed de talloze keren dat op zondagmiddag — je kon er de klok op gelijkzetten — om drie, vier uur de telefoon ging, en ik tegen mijn vrouw zei: ik weet wel weer hoe laat het is. Dan werd ik door de politie gebeld om een huisverbod op te leggen aan mannen, die na een zaterdagavond zuipen en snuiven hun vrouw of vriendin in elkaar geslagen hadden of aan de haren door de woonkamer gesleurd hadden. Huiselijk geweld, niet zelden in het bijzijn van hun nog jonge kinderen. Doorverkoop aan minderjarigen, geweld tegen politieagenten en huiselijk geweld: slechts drie voorbeelden uit de Bossche praktijk.

Kijkend naar Nederland, mevrouw de voorzitter, dan zien we wietplantages in woonwijken; drugslabs in schuren op het platteland; drugsdealende motorclubs; handgranaten in coffeeshops; liquidaties op klaarlichte dag; bedreiging van bestuurders, officieren van justitie, politiemensen en journalisten; kwetsbare jongeren die de drugscriminaliteit ingezogen worden. Ziehier een kleine schets van drugsgerelateerd crimineel Nederland anno 2019, een land waarin de onderwereld steeds meer grip op de bovenwereld krijgt. Op dit vlak geen land om trots door te geven. Een land met een hoofdstad die volgens Tops en Tromp de Europese draaischijf van de handel in cocaïne en andere drugs is geworden. Amsterdam, een stad die volgens misdaadjournalist Roberto Saviano erger is dan Napels als het gaat om witwassen. Een stad ook waar talloze clans uit Oost-Europa zich gevestigd hebben, omdat het Nederlandse systeem zo gunstig voor ze is. "Ze zijn hier", zo zegt Saviano, "omdat jullie het toelaten. Jullie gedoogbeleid, dat in feite neerkomt op de afwezigheid van regels, heeft zeker niet geholpen".

In Nederland, mevrouw de voorzitter, beginnen alle doorvoerlijnen naar de rest van Europa. Hier worden miljarden verdiend met drugssmokkel. Tops en Tromp berekenden dat het verdienmodel in Amsterdam zo omvangrijk is dat het de financiële verhoudingen corrumpeert en — dat zou GroenLinks aan moeten spreken — de sociale verhoudingen ontwricht.

Mevrouw De Boer i (GroenLinks):

Ik vind het een heel interessant verhaal van de heer Rombouts en ik denk dat inderdaad grote delen daarvan ons ook aanspreken en dat het een probleem is dat geadresseerd moet worden. U gaat natuurlijk over uw eigen spreektijd en wat u wilt adresseren bij de behandeling van een wetsontwerp, maar ik ben wel benieuwd wat precies het verband is met het wetsvoorstel dat wij vandaag behandelen. Dat ziet immers op een experiment op het gebied van hasj en wiet en niet op de gehele aanpak van ondermijning. Nu begrijp ik dat uw haakje is: daar zou het wel over moeten gaan. Zo ken ik er nog wel een paar. De vraag is dus eigenlijk: hoe ziet u die verbinding? U noemt een aantal dingen die volgens mij ook te maken hebben met softdrugs, zoals de wietplantages in woonwijken. Dan zou je juist moeten experimenten met gereguleerde teelt, omdat dat daarvoor een oplossing is. En ten tweede, als ik dan toch even inhaak op wat u zegt, heb ik het idee dat u het woord "gedoogbeleid", waarover u verschillende deskundigen aanhaalt, op twee verschillende manieren gebruikt. Die deskundigen die u aanhaalde, hadden het vooral over het gedoogbeleid in het kader van de belastingontwijking en de witwaspraktijken, en niet zozeer over het gedoogbeleid in het softdrugsbeleid. Klopt dat? En kunt u dat wat expliciteren?

De heer Rombouts (CDA):

Dank u wel voor deze interessante vragen. Ik had de eerste vraag natuurlijk ook verwacht, hè. De opzet van mijn verhaal — ik geef dat ook maar gewoon ruiterlijk toe — gaat veel verder dan dit wetsontwerp. Ik ben blij dat de maidenvoorzitter mij nog niet afgehamerd heeft. Ik ben ook blij dat ik de ruimte krijg om het volgende te zeggen. Als je dit wetsontwerp metaforisch probeert uit te drukken, is het mensen bezig zien, het kabinet bezig zien met het vervangen van de achterdeur van een woonhuis, terwijl dat woonhuis in lichterlaaie staat. Dan heeft het niet veel zin om de achterdeur te vervangen. Wij zeggen niet dat dit wetsontwerp geen nobele doelen dient. Daar kunnen we straks met elkaar langer over praten, maar ik wilde de context van het woonhuis hier vandaag schilderen. Daar ben ik mee bezig. In die zin is dat een haakje. Misschien is het een gezocht haakje op dit moment, maar wie de tijdgeest nu verstaat van wat er de laatste maanden in Nederland gebeurd is en wat dat in de media, in de maatschappij aan kantelingen heeft veroorzaakt, kan er niet omheen om verder te kijken dan alleen maar naar dat kleine middel van de wietexperimenten.

Dan het gedoogbeleid dat bedoeld was om de softdrugs- en harddrugsmarkten te scheiden. Ik heb al gezegd dat ons softdrugsbeleid niet meer zo soft is als het lijkt. De softdrugs zijn in de loop van de decennia — het is lang geleden dat minister Van Agt minister van Justitie was — veel harder geworden. Experts wijzen mij erop — ik heb in aanloop hiernaartoe nogal wat mensen geraadpleegd — dat de vermenging van de softdrugsmarkt en de harddrugsmarkt zo gigantisch is geworden dat we het zelf niet meer weten en dat iedereen in verlegenheid is met wat te doen. Om zomaar te zeggen: dit wetsontwerp gaat over cannabis, dus moet het allemaal maar kunnen ... Die laatste woorden zijn überhaupt niet van het CDA, dat het allemaal maar moet kunnen.

Mevrouw De Boer (GroenLinks):

Op het gevaar af dat ik er zelf in meega om het over iets anders te hebben, het volgende. Ik bedoelde ook dit. U haalde de Italiaanse professor aan van wie ik de naam niet paraat heb, maar u wel.

De heer Rombouts (CDA):

Nou, het is een journalist.

Mevrouw De Boer (GroenLinks):

Die journalist had het over het gedoogbeleid in Nederland. Die haalde u aan en mijn vraag was: had hij het niet meer over het financiële gedoogbeleid?

De heer Rombouts (CDA):

Klopt, ja.

Mevrouw De Boer (GroenLinks):

Dat was mijn concrete vraag.

De voorzitter:

Via de voorzitter, alstublieft.

De heer Rombouts (CDA):

Sorry, mevrouw de voorzitter. Zeker.

De voorzitter:

Het antwoord op de tweede vraag wordt nog verwacht.

De heer Rombouts (CDA):

U hebt gelijk. U hebt gelijk dat het, als je het te vluchtig leest en te vluchtig doorvertelt, lijkt alsof Amsterdam compleet Napels is. Dat is niet wat Salviano over ons zegt. Maar hij zegt wel: jullie zijn wel wereldkampioen in witwassen, en dat gebeurt allemaal in Amsterdam en het gebeurt met Nederlanders, en niet met de buitenlanders die jullie soms de schuld geven van wat er in Nederland allemaal fout gaat.

De voorzitter:

Gaat u verder met uw betoog.

De heer Rombouts (CDA):

Dat zal ik doen.

De drugscriminaliteit treft, zo stelden de heren Tops en Tromp vast, vooral de kwetsbare onderklasse. De maatschappelijke kloof tussen hen en de rest van de maatschappij verdiept hierdoor. Het plezier is aan de zorgeloze gebruikers en de pijn komt terecht, zo schrijven zij, bij de zwakke delen van de stad. Op nationale schaal ligt het centrum van het drugsgebruik in de hoofdstad en bevinden de wietplantages en de xtc-labs, en niet te vergeten het afval, zich in de regio's, in hoge mate in het Zuiden. Dit is geen land om trots door te geven aan volgende generaties. Dat vinden inmiddels ook de minister van Justitie en Veiligheid en de burgemeester van Amsterdam, getuige het feit dat zij beiden, in een- en dezelfde week, een offensief tegen de ontwrichtende effecten van de drugsgerelateerde, ondermijnende criminaliteit hebben aangekondigd. Heel goed.

De voorzitter:

De heer Dittrich heeft een vraag.

De heer Dittrich (D66):

Mevrouw de voorzitter, ik wil graag een reactie van collega Rombouts op een van de conclusies uit het rapport van Tops en Tromp. Ik citeer ze: "Zoals we in ons Amsterdamse rapport al bepleitten, moet de nationale overheid zich gaan voorbereiden op gecontroleerde vormen van legalisering van drugs." Dat staat dus in het rapport dat u nu al een paar keer hebt aangehaald. Zou u ook op die conclusie van Tops en Tromp kunnen reflecteren? U pakt er steeds een aantal dingetjes uit, maar over hun advies aan de overheid om gecontroleerd te gaan reguleren, hoor ik u niet.

De heer Rombouts (CDA):

Dat kunnen we hier allemaal goed, hè: uit rapporten halen wat ons goed uitkomt. Daarin geef ik u graag gelijk. Ik benadruk inderdaad de dingen die in mijn verhaal goed uitkomen. Maar het is niet zo dat Tops en Tromp legalisatie hebben bepleit. Dat bepleit geen enkele expert. Het wordt altijd gebracht in de context van andere dingen die moeten gebeuren. Waar mijn verhaal eigenlijk op neerkomt als je het heel kort samenvat, is: beste collega's, wij kunnen volgende week stemmen over dit wetsvoorstel, maar laten we beseffen dat het een klein deel is van iets wat veel groter is en wat van ons allemaal de aandacht vraagt. Ik heb hier in de afgelopen jaren al een paar keer bepleit dat er veel meer moet gebeuren en dat het ook veel langer volgehouden zou moeten worden. Er worden nu eerste stappen gezet, zoals ik net zei. De burgemeester van Amsterdam heeft een offensief in niet alleen repressie maar ook sociale weerbaarheid aangekondigd; heel goed. Onze minister heeft ongeveer een dag later hetzelfde nationaal bepleit. Gisteren heeft hij nog weer nieuwe acties aangekondigd. Ik geef u via de voorzitter graag mee, meneer Dittrich, dat wij er ook best belang aan hechten dat als er dan toch wiet verkocht moet worden, dat gecontroleerde wiet is, omdat dat beter is voor de gezondheid van degenen die het gebruiken. Maar voor ons zit er natuurlijk wel een gedachte achter die ik ook al gehoord heb bij mevrouw Bikker en die erop neerkomt dat je in feite weer een stap verder gaat in het nog weer verder accepteren van de normalisering. Wij zeggen: we moeten alles wat ons de afgelopen jaren is overkomen sinds de introductie van het gedoogbeleid niet meer zomaar, laconiek en lankmoedig accepteren. Laten we kijken of we het er met elkaar ook eens over kunnen worden — u weet, zeg ik via mevrouw de voorzitter, dat ik daarbij ook een beroep op u heb gedaan — dat we misschien andere maatregelen van deze regering moeten vragen dan alleen de achterdeur te vervangen.

De voorzitter:

Ik stel voor dat u verdergaat met uw betoog.

De heer Rombouts (CDA):

Dat doe ik. Waarom dan zo'n experimentencircus opgebouwd om de achterdeur te repareren als het huis in brand staat, is de volgende vraag. Wij waarderen de inzet van deze minister van Justitie en Veiligheid om de ondermijning aan te gaan pakken zéér, maar laten we geen tijd verliezen en de goede dingen gaan doen. Het kan de minister toch niet ontgaan zijn dat het maatschappelijk tij aan het keren is en dat het draagvlak voor de normalisering van het drugsgebruik aan het afbrokkelen is? Steeds meer mensen willen dat de overheid zich niet langer neerlegt bij de gedachte "het is nu eenmaal zo" en "er valt toch niets meer aan te doen" of "je krijgt het toch niet meer weg". Mijn fractie wil zich niet overgeven aan dit soort fatalistische gedachten. Zij wil dat de overheid een campagne start met de leus "zeg nee tegen drugs". Drugs zijn niet normaal. Ook cannabis is geen onschuldige drug, zo houdt het Trimbos-instituut u en mij al jaren voor, zeker niet wanneer dit op jonge leeftijd of structureel gebruikt wordt.

In een rapport uit 2016, dat inzicht verschafte in de stand van de wetenschap, geeft dit gezaghebbende instituut een opsomming van de mogelijk schadelijke effecten van het gebruik van cannabis. Ik noem er slechts drie: stoornissen in de motorische coördinatie, een verandering in de hersenontwikkeling en het risico op psychotische aandoeningen. Vorige maand meldde het Trimbos-instituut bovendien dat er steeds meer Nederlanders na drugsgebruik in het ziekenhuis belanden. Sommigen worden in comateuze toestand binnengebracht en moeten intensief worden gemonitord. Het kan toch niemand ontgaan zijn: het instituut spreekt van een zorgwekkende ontwikkeling en constateert dat het gevaar van drugsgebruik voor de volksgezondheid te weinig aandacht heeft gehad. En het ging hier dus niet alleen om opnames na gebruik van harddrugs. Nee, ook na gebruik van cannabis. Tezamen met de moord op advocaat Derk Wiersum en het rapport van Tops en Tromp over Amsterdam heeft dit onderzoek het anders denken over de bestrijding van de direct aan drugs gerelateerde ondermijning in een stroomversnelling gebracht.

Mevrouw de voorzitter. Laten wij dit momentum benutten voor een andere koers. Voor een ambitieus meerjarenprogramma om de georganiseerde criminaliteit dan misschien niet uit te roeien, maar dan toch in elk geval fors terug te dringen en beheersbaar te maken. Laten we erkennen, dat wij — ja, wij allen — niet meer weten wat ons beleid is. Softdrugs mogen niet geproduceerd worden ...

De voorzitter:

Meneer Rombouts, voordat u voortraast: er is een vraag van de heer Recourt.

De heer Recourt i (PvdA):

Dank voorzitter. Ik dacht dat we met een afronding bezig waren, maar die afronding duurt lang, dus ...

De heer Rombouts (CDA):

Sorry, sorry.

De heer Recourt (PvdA):

... toch maar de vraag die ik wilde stellen. Ik ben het helemaal met u eens dat de georganiseerde criminaliteit een groot gevaar is, maar het debat gaat daar maar heel zijdelings over. Het debat gaat over een experiment. Als ik het CDA goed beluister, is het CDA een groot liefhebber van of gelooft het CDA in ieder geval in de heilzame werking van het strafbaar stellen van markten. Het experiment gaat echter de andere kant op: ga eens kijken of je ook de achterdeur kunt regelen. Dan moet er wel heel veel nodig zijn om het CDA voor te laten stemmen. Wat is er precies nodig? Wat moeten de ministers antwoorden?

De heer Rombouts (CDA):

Dat probeerde ik nu juist te vertellen. Excuus dat ik uw vraag niet zag aankomen; ik was te veel geconcentreerd op mijn tekst. Inderdaad, geloof zit ons iets meer in de genen dan u, geloof ik.

De voorzitter:

Ik stel voor dat u doorgaat met uw betoog en daarbij even op de tijd let.

De heer Rombouts (CDA):

Ja, mevrouw de voorzitter, dat doe ik. Ik heb ook niet voor niets twintig minuten aangevraagd. Ik neem aan dat interrupties ook onder deze voorzitter niet van de spreektijd afgaan.

Laten we erkennen dat we geen van allen nog weten wat ons beleid is. Softdrugs mogen niet geproduceerd, maar in coffeeshops wel verkocht worden. Harddrugs zijn verboden, maar er wordt niet op gehandhaafd. Bij dancefestivals wordt gewaarschuwd voor de gevaren van meegenomen pilletjes, maar je kunt deze bij de GGD gratis laten controleren. De overheid wil experimenteren met de productie en verkoop van legale wiet, maar banken willen de producenten niet financieren, bang als ze zijn voor dezelfde overheid, die hen maant geen crimineel geld wit te wassen. Politie en Openbaar Ministerie moeten een norm handhaven waar maatschappelijk weinig draagvlak voor is. Laten we dus niet denken dat er snelle oplossingen zijn, ook niet dit ene middel van die experimenten. Volgens professor Boutellier zijn die er ook niet, want anders hadden we die allang eerder toegepast.

Boutellier riep onlangs op tot versterking van de handhaving en opsporing binnen een omvattender programma van politiek-morele heroriëntatie. Het gedoogbeleid uit de jaren zeventig heeft naar zijn mening een moreel ambigue situatie gecreëerd, die een voedingsbodem heeft geschapen voor illegale productie en handel. En die leidde tot een lankmoedige houding bij burgers, politici, rechters en handhavers, met als gevolg dat drugsgebruik genormaliseerd is. Boutellier zegt in zijn afscheidsrede dat er drie dingen nodig zijn: versterking van de capaciteit en de kwaliteit van de recherche, een sociaal-maatschappelijk offensief in buurten en een maatschappelijk debat over drugsbeleid. Volgens Boutellier moeten we in dit land de moed hebben om voor dit laatste een jaar uit te trekken. Hij stelt debattafels à la het Klimaatakkoord voor. Met gevoelige branches om de tafel gaan zitten om samen aan duurzame en gedragen oplossingen te werken: met coffeeshophouders, organisatoren van dancefestivals, banken, notarissen, de autobranche en anderen. Emeritus hoogleraar Fijnaut benadrukt het bouwen van een duurzame en solide organisatie met doorzettingsmacht en een langetermijnaanpak. Het verdeelde en versnipperde beleid moet worden vervangen door een nationaal plan met voldoende mensen, middelen, bevoegdheden en geduld. Dit probleem is zo groot, zegt deze topexpert, dat het zich niet meer in een paar jaar laat oplossen. Ook professor Tops ...

De voorzitter:

Meneer Rombouts, ik heb gedoogd dat u twee minuten langer doorsprak. Ik verzoek u nu om af te ronden.

De heer Rombouts (CDA):

Dat ga ik doen. Mevrouw de voorzitter. Het moge duidelijk zijn dat wij voor een gigantische opgave staan. Te lang hebben we de ontwikkelingen op hun beloop gelaten, lankmoedig als wij waren. Het is goed dat de minister van Justitie en Veiligheid met een ondermijningswet komt en dat hij 100 miljoen ter beschikking krijgt om hieraan te werken. Vandaag wil ik namens de CDA-fractie bepleiten dat er kabinetsbreed een ambitieus meerjarenprogramma komt van een Deltaplanachtige omvang en met een vergelijkbare doorlooptijd, misschien wel aangestuurd door een Deltacommissaris. Daartoe dien ik graag een motie in, mede namens de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS en de SGP. Die overhandig ik u hierbij graag.

De voorzitter:

Het is gebruik om moties in de tweede termijn in te dienen en even de antwoorden van de regering af te wachten.

De heer Rombouts (CDA):

Dat moge gebruikelijk zijn, voorzitter, maar ik kon mijn tekst niet helemaal meer voordragen omdat u mij, terecht, aan de tijd hield. In mijn tekst stond dat ik dit bewust in de eerste termijn doe, omdat ik wat ver achter in de rij van sprekers zit en ik de collega's de kans wil geven om hier in tweede termijn op te reageren. Anders zijn alle sprekers al tweemaal geweest.

De voorzitter:

Blijft u even staan tijdens het uitspreken van de motie.

De heer Rombouts (CDA):

Ik dank u.

De voorzitter:

Door de leden Rombouts, Bikker, Baay-Timmerman, Van Dijk en Van Wely wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat onze samenleving, democratie en rechtsstaat serieus bedreigd worden door de toenemende vermenging van onder- en bovenwereld;

overwegende dat na de recente moord op advocaat Derk Wiersum en een recente zorgwekkende verkenning van Tops en Tromp de roep om een offensief tegen de ontwrichtende gevolgen van de ondermijnende drugscriminaliteit steeds luider wordt;

constaterende dat deskundigen het erover eens zijn dat er geen snelle, laat staan eenvoudige oplossingen bestaan;

verzoekt de regering op korte termijn te komen met een Deltaplan tegen de ondermijnende drugscriminaliteit en de ondermijning in brede zin, dat maatregelen en middelen bevat ter versterking van de recherche en de weerbaarheid van wijken en waarmee gevoelige branches op hun verantwoordelijkheid worden aangesproken en kwetsbare groepen bewust gemaakt worden van de gezondheidsrisico's van drugs,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter Q (34997).

Dank u wel.

De beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Ik schors de vergadering voor de lunchpauze tot 13.30 uur.