Plenair Sent bij behandeling Belastingplan 2015



Verslag van de vergadering van 15 december 2014 (2014/2015 nr. 13)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 19.36 uur


Mevrouw Sent i (PvdA):

Voorzitter. Voor het eerst bespreekt de Eerste Kamer in de huidige samenstelling een belastingplan dat slechts beperkt van omvang is. Mijn fractie kijkt dan ook vooral uit naar de brede belastingherziening die de regering in het vooruitzicht heeft gesteld. Naar onze mening dient de inzet daarbij te zijn lagere lasten op arbeid en meer banen. Een dergelijke inzet vraagt om een brede aanpak, bestaande uit verdere vergroening, een eerlijker vermogensbelasting, vereenvoudiging van aftrekposten, aanpak van fraude en ontwijking in box 2, en een beter evenwicht van de belastingdruk op werknemers ten opzichte van ondernemers.

De brede belastingherziening dient naar de mening van de PvdA te bestaan uit een verkenning van een zevental mogelijkheden die ieder afzonderlijk, maar zeker bij elkaar opgeteld, een aanzienlijke ruimte zouden kunnen scheppen voor een breed gespreide lastenverlichting op arbeid. Ten eerste maximalisering van de opbrengsten uit heffingen op milieuwaardengebruik. Ten tweede geleidelijke verschuiving naar en versimpeling van belasting op consumptie. Ten derde herziening en verbreding van vermogensbelasting. Ten vierde financiële transacties belasten. Ten vijfde herziening van aftrekposten. Ten zesde arbeidsmarktverstorende regels herzien. En tot slot internationale coördinatie voor rechtvaardige belastingheffing en voorkoming van belastingontwijking versterken.

Het verheugt mijn fractie dat vier van deze onderwerpen op de agenda van de regering staan bij de keuzes voor een beter belastingstelsel. Het betreft duurzaamheid, de belasting op consumptie, de vermogensrendementsheffing en de aftrekposten. Met betrekking tot de voornemens rondom vermogensongelijkheid en de vermogensbelasting kijken wij uit naar de toegezegde brief van de staatssecretaris samen met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Zoals wij eerder hebben geconstateerd, ligt de vermogensongelijkheid in Nederland hoger dan gemiddeld; hoger dan in de meeste Europese landen, hoger dan in het Verenigd Koninkrijk en op een even hoog niveau als in de Verenigde Staten. Daarbij zijn er aanwijzingen dat de vermogensongelijkheid de laatste jaren juist een verdere stijging vertoont. Tegelijkertijd is door een veelheid aan ingrepen de belasting op vermogen in Nederland in de afgelopen periode steeds verder verlaagd. Daarmee ligt deze onder het gemiddelde van de OECD-landen. Wij blijven dan ook graag met de regering in gesprek over mogelijkheden tot aanpassing van de vermogens- en vermogenswinstbelasting. En mogen wij er bij de brede belastingherziening van uitgaan dat speciale aandacht uit zal gaan naar de positie van de lagere inkomensgroepen? Zo vragen wij de staatssecretaris.

De heer Reuten i (SP):

Mevrouw Sent zegt: het verheugt mijn fractie dat vier van de onderwerpen op de agenda van de regering staan. Over de aftrekposten heeft de staatssecretaris gezegd: wij komen niet aan de belangrijkste daarvan, de hypotheekrenteafrek. Over de vermogensbelasting zegt mevrouw Sent dat zij daarvan een verbreding wil zien. Daarvan zegt de staatssecretaris: een verhoging van de vermogensrendementsheffing ligt niet voor de hand. Wat hebt u nu, mevrouw Sent? U vraagt: mogen wij ervan uitgaan dat er speciale aandacht uitgaat naar de positie van de lage inkomensgroepen? Nee, daar mag u dus helemaal niet van uitgaan, want de VVD ziet dat helemaal niet zitten. Het staat weliswaar in het regeerakkoord, maar de PvdA-fractie is de onderliggende partij. U speelt helemaal niets klaar. Met deze voorstellen die nu voorliggen betreffende de herziening van het Belastingplan speelt de PvdA ook helemaal niets klaar. U mag dus niet uitgaan van datgene waar u van uitgaat.

De voorzitter:

Wat is uw vraag, mijnheer Reuten?

Mevrouw Sent (PvdA):

Ik heb wel een antwoord hoor, voorzitter!

De heer Reuten (SP):

Mijn vraag is: wat vindt u daarvan, mevrouw Sent?

(Hilariteit)

Mevrouw Sent (PvdA):

De heer Reuten is econoom. We weten allen hoe de voorspellende waarde van economen is, dus ik kan absoluut niet meegaan in zijn voorspelling dat er niks aan aftrekposten zal worden gedaan en dat er niks aan de vermogensrendementsheffing wordt gedaan. In de memorie van antwoord hebben we gelezen dat er wel degelijk aandacht is voor het aanpakken van de aftrekposten. Bij de vermogensrendementsheffing is het plan van het kabinet zoals ik begrijp om te belasten op basis van werkelijk rendement. Dat is wel degelijk een aanpassing van de belastingen.

De voorzitter:

Eerst nog even de heer Reuten, mijnheer Van Strien, want hij komt nog even een nadere vraag stellen.

De heer Reuten (SP):

Het klopt dat de belasting op feitelijk rendement wordt geheven, maar het moet wel binnen die 4% blijven. De staatssecretaris zegt immers dat er geen verhoging van de heffing komt. Waar blijft u dan?

Mevrouw Sent (PvdA):

Ook hier loopt de heer Reuten weer vooruit op de feiten. We zijn nog steeds in gesprek met het kabinet en we verwachten nog steeds een brief met een appreciatie van de vermogensongelijkheid en de vermogensbelasting in internationaal perspectief. Als er een belasting komt op werkelijk rendement, is dat wel degelijk een progressieve belasting als de allerrijksten met de grootste rendementen meer gaan betalen dan kleine spaarders, die lagere rentes ontvangen.

De heer Van Strien i (PVV):

Met de heer Reuten ben ik het vaak niet eens, maar dan weten we meestal waarover we het niet eens zijn. Als hij iets presenteert, vertelt hij namelijk altijd waar hij dat vandaan heeft. Mevrouw Sent presenteert hier nu een groot aantal gegevens. Zo moet de vermogensbelasting in Nederland omhoog, omdat die de laagste is in de hele Europese omgeving en zijn de vermogens het hoogst in de hele Europese omgeving. Ik zou weleens willen weten waar zij dat vandaan heeft.

Mevrouw Sent (PvdA):

Dat heb ik bijvoorbeeld van onderzoek van Bas van Bavel. Ook recentelijk heeft de EU weer een vergelijking gemaakt van de vermogensbelasting. Uit dat EU-onderzoek blijkt dat de vermogensbelasting in Nederland relatief lager is vergeleken met de rest van de wereld. Als u daarin geïnteresseerd bent; we hebben dit ook al bij de behandeling van het vorige Belastingplan aan de orde gesteld. Toen heb ik ook een groot aantal bronnen onder de aandacht gebracht. U kunt daarin teruglezen waar het vandaan komt.

De heer Van Strien (PVV):

Ik zou mevrouw Sent willen vragen of zij de notitie Miljonairs in Nederland van het CBS kent. Waar ik geïnteresseerd in ben, zijn cijfers van een erkend bureau, zoals het CBS, en niet van een of andere willekeurige onderzoeker. In die notitie staat expliciet dat de vermogens in Nederland, voor zover er gegevens bekend zijn, in hoog en laag niet meer afwijken dan in de rest van de Europa.

Mevrouw Sent (PvdA):

De heer Van Bavel is niet een of andere willekeurige onderzoeker. Hij is hoogleraar aan de Universiteit Utrecht. Zijn onderzoek is gepubliceerd in een wetenschappelijk tijdschrift en referenten hebben zijn data zorgvuldig onderzocht.

De voorzitter:

Tot slot, mijnheer Van Strien.

De heer Van Strien (PVV):

Er was nog één vraag. Ik vroeg of mevrouw Sent de notitie Miljonairs in Nederland van het CBS kent.

Mevrouw Sent (PvdA):

Die is mij bekend.

Voorzitter. Dan blijven er nog drie van de zeven onderwerpen over. Dat is allereerst het belasten van financiële transacties. Hierbij kan mijn fractie zich vinden in de drie voorwaarden waaraan moet worden voldaan, wil Nederland zich aansluiten bij een nauwere samenwerking voor een heffing op de financiële sector. Ten eerste blijven de Nederlandse pensioenfondsen gevrijwaard van een financiëlesectorbelasting, ten tweede is er geen disproportionele samenloop met de huidige bankenbelasting en ten derde vloeien de inkomsten terug naar de lidstaten. Met de regering betreuren wij het dat het meest recente richtlijnvoorstel niet aan deze voorwaarden voldoet.

Op ons voorstel om arbeidsmarktverstorende regels te herzien, het tweede resterende punt, heeft mijn fractie geen reactie van de regering mogen ontvangen. Hierbij doelen wij, zoals eerder aangegeven, op de scheefgroei die de laatste jaren is ontstaan in de belastingheffing op werknemers ten opzichte van zelfstandigen. Dit grote verschil in belasting- en premiedruk, dat bij vergelijkbare netto-inkomens kan oplopen tot meer dan de helft van de totale arbeidskosten, leidt ertoe dat steeds meer bedrijven werknemers in loondienst ontslaan en vervolgens zelfstandigen tegen bodemtarieven inhuren. Het gevolg is een negatieve spiraal waarbij een krimpend aantal mensen in loondienst een steeds groter deel van de belastingen moet opbrengen, waardoor ze nog duurder worden vergeleken met zelfstandigen. Werknemers financieren zo de uitholling van hun eigen positie en ook de uitholling van het draagvlak onder de sociale verzekeringen. Acht de staatssecretaris dit wenselijk?

De heer Van Boxtel i (D66):

Voordat de staatssecretaris gaat antwoorden, heb ik nog wel een vraag. Mevrouw Sent formuleert het alsof er moedwillig beleid achter zit. Zo klinkt het althans. Kan het ook zijn dat dit gewoon het gevolg is van veranderende omstandigheden in de hele Nederlandse economie, zoals verhoging van flexibiliteit, meer tijdelijke inhuur in plaats van vaste krachten, het verlies van klassieke productie-industrie naar veel meer dienstverlening? Als mevrouw Sent dat erbij noemt, krijgt het een iets andere klankkleur.

Mevrouw Sent (PvdA):

Absoluut. Ik ben het met de heer Van Boxtel eens dat het niet alleen fiscaal gedreven is, maar voor zover het fiscaal gedreven is, maken we ons er zorgen over.

Voorzitter. De PvdA staat voor een eerlijke en evenwichtige fiscale behandeling van werknemers ten opzichte van zelfstandigen. Daarbij dient rekening gehouden te worden met de risico's die ondernemers lopen en met de kosten van verzekering voor ziekte en ouderdom. Anderzijds dient schijnzelfstandigheid te worden tegengegaan en moet worden voorkomen dat louter fiscaal gedreven "ondernemerschap" het draagvlak onder onze sociale zekerheid uitholt. De keuze tussen loondienst of zelfstandigheid dient een reële keuze te zijn. Ik neem aan dat de heer Van Boxtel het op dit punt met mij eens is. Ik vraag mij af of de staatssecretaris het hier ook mee eens is en welke rol hij zichzelf daarin toebedeelt.

Ons laatste resterende punt, te weten de internationale coördinatie voor rechtvaardige belastingheffing en voorkoming van belastingontwijking, blijft een punt dat veel aandacht behoeft, zoals ook blijkt uit de diverse bijdragen van de collega's. Nederland is aantrekkelijk als vestigingsland voor internationaal opererende ondernemingen. Zo kent Nederland de deelnemingsvrijstelling en heeft Nederland een zeer groot aantal verdragen ter voorkoming van dubbele belasting gesloten, zoals de heer Van Boxtel ook al heeft aangegeven. Daarnaast kent Nederland geen bronheffingen op uitgaande betalingen van rente of royalty's. Samen met de mogelijkheid zekerheid vooraf te krijgen over de fiscale gevolgen van voorgenomen rechtshandelingen is daarmee een zeer aantrekkelijk vestigingsklimaat gecreëerd. Voeg daar de infrastructuur, ontwikkeling van de beroepsbevolking, bestuurlijke efficiency en leefomgeving aan toe, en Nederland hoort tot de meest aantrekkelijke landen om een onderneming te vestigen. Op hun beurt profiteren bedrijven, werknemers, consumenten en de overheid in Nederland daar weer van. Tegelijkertijd heeft deze aantrekkelijke positie als neveneffect bijgedragen aan pogingen tot belastingontwijking via Nederland. Zo kunnen internationale ondernemingen hun bedrijfsketens ontleden en de winsten in die landen opvoeren waar de belastingdruk het laagst is. Ook kunnen ze inspelen op het gebrek aan harmonisatie van verschillende belastingsystemen, waardoor er sprake is van "stateless income". Ten slotte kunnen ze gebruikmaken van schakelvennootschappen.

Het gevolg is dat de effectieve belastingdruk op sommige multinationals is gedaald tot thans onder de 5%. Dit heeft verschillende negatieve effecten. Zo worden kleine bedrijven door belastingontwijking van met name multinationals uit de markt gedrukt, want zij betalen wél de volledige belasting. Ook is er sprake van extreme ophoping van kapitaal in belastingparadijzen, hetgeen de economische kringloop verstoort. Daarnaast staat de legitimiteit van de vrijemarkteconomie op het spel als burgers het niet meer pikken dat zij de lasten van de crisis dragen en dat multinationals belastingvrijdom genieten. Daarmee brengen de omvangrijke geldstromen die Nederlandse brievenbusfirma's verwerken risico's voor Nederland mee, zoals beschreven door SEO en onderschreven door de regering. Ik zei "brievenbusmaatschappijen", maar ik had dat eigenlijk even moeten corrigeren, want de heer Essers gaat tegen mij zeggen dat ik daarin wat ongenuanceerd ben.

De heer Essers i (CDA):

Precies.

(Hilariteit)

Mevrouw Sent (PvdA):

Eens! Akkoord, akkoord.

De heer Essers (CDA):

We hebben er een heel debat over gevoerd. We moeten voorkomen dat we niet iedere keer weer in dezelfde val trappen. Mevrouw Sent spreekt over schakelvennootschappen, over brievenbusfirma's en over multinationals, maar dat zijn volstrekt verschillende grootheden.

Mevrouw Sent (PvdA):

Akkoord.

De heer Essers (CDA):

Een brievenbusfirma, daar staat toch niemand achter? Maar je moet iedere keer kijken naar de substance van de vennootschap waar we het over hebben. Dan kun je ook over risico's praten.

Mevrouw Sent (PvdA):

Ja, dat ben ik met de heer Essers eens. Die risico's zijn het integriteitsrisico, het reputatierisico en het risico van grondslaguitholling in ontwikkelingslanden, waarvoor een aantal sprekers al aandacht hebben gevraagd.

Dit alles is nimmer de bedoeling geweest van belastingverdragen ter voorkoming van dubbele belastingen. Nederland is onderdeel van een probleem, maar moet onderdeel worden van de oplossing. Is de staatssecretaris het met ons eens en, zo ja, welke initiatieven neemt hij dan? Zo beveelt de Algemene Rekenkamer het kabinet aan voortaan de Kamer standaard bij elk nieuw belastingverdrag te informeren over de manier waarop misbruik of onbedoeld gebruik wordt voorkomen. Is de staatssecretaris bereid dit te doen? Meer in het algemeen beveelt de Algemene Rekenkamer het kabinet aan om het parlement periodiek te informeren over de geldstromen die via bedrijven ons land binnenkomen en het effect van maatregelen om oneigenlijk gebruik tegen te gaan. Is de staatssecretaris daartoe bereid?

In dit kader verheugt het de PvdA dat de regering de zogenoemde belastingrulings wil delen met andere landen. Nederland is bereid zich kwetsbaar op te stellen om te laten zien dat de afspraken die buitenlandse bedrijven met de Belastingdienst maken, netjes zijn. Ook verheugt het ons dat de regering instemt met de maatregelen die misbruik van de Europese moeder-dochterrichtlijn moeten voorkomen. Terwijl de moeder-dochterregel ervoor zorgt dat ondernemingen en hun dochterbedrijven geen dubbele belasting betalen, blijkt de regeling immers vatbaar voor misbruik te zijn. Maar hoe verhoudt deze instemming met de misbruikrichtlijn zich tot het eerdere verzet van de regering, omdat de invulling ervan niet duidelijk genoeg zou zijn?

Ik ga terug naar het Belastingplan 2015, zoals dat nu voor ons ligt. Het verheugt de PvdA dat voor het eerst sinds jaren geen forse belastingverhogingen nodig zijn. Sterker nog, er wordt ten opzichte van het pad in het regeerakkoord 349 miljoen aan lastenverlichting gegeven, waardoor de koopkracht in 2015 licht stijgt. Mijn fractie steunt de eerlijkdelenmaatregelen in dit pakket. Ik denk hierbij aan de ophoging van het maximum van de arbeidskorting en het loon dat directeuren-grootaandeelhouders aan zichzelf moeten uitkeren. De PvdA is blij met de stimulans van de woningmarkt door de verlenging van de renteaftrek op restschulden bij aankoop van een nieuwe woning, alsmede met de verlenging van het verlaagde btw-tarief op renovatie en herstel van woningen. Ook de vergroening kan op onze steun rekenen. Ik denk hierbij aan de verhoging van de tarieven voor de energiebelasting, aanpassingen in de afvalstoffenbelasting en de uitbreiding van het verlaagde tarief voor lokaal duurzaam opgewekte energie.

Tevens zijn wij zeer tevreden met de uiteindelijke uitkomst van de belasting op leaseauto's in 2016, waarbij elektrisch rijden een extra impuls krijgt en dure vervuilende auto's meer worden belast via de bpm. Ten slotte vindt de PvdA het goed dat er nu een werkkostenregeling is die breed gedragen wordt door de sociale partners. We maken ons evenwel zorgen om potentieel misbruik van de werkkostenregeling, waarover zo meer.

De heer Reuten (SP):

Senator Sent is blij dat de koopkracht in 2015 licht stijgt. Uit de MEV blijkt dat er inderdaad sprake is van een lichte stijging, maar dat die echter het sterkst is voor de hoogste en het minst voor de lage inkomens. Nee, dat moet ik niet zeggen. De koopkracht stijgt het meest voor de hoge inkomens en het minst voor de middeninkomens.

Mevrouw Sent (PvdA):

Nee.

De heer Reuten (SP):

Hij stijgt het meest …

Mevrouw Sent (PvdA):

Op pagina 61 van de MEV ziet u dat de koopkracht van de hoogste inkomens over de afgelopen twee jaar de minste stijging vertoont.

De heer Reuten (SP):

We hebben het nu eerst over 2015. Daar zien we 16% stijging en 0,75%. Bij de onderste zien we 35% — van het CPB — en 0,5% en bij de groep daartussen, de middeninkomens, zien we 0,25%.

Mevrouw Sent (PvdA):

Tel je het van de afgelopen jaren op, dan stijgt de koopkracht het minst voor de hoogste inkomens. De heer Reuten is wel bezig met creatief shoppen in de MEV.

De heer Reuten (SP):

Nee, nee, nee! Ik heb een tabel geproduceerd en daarin is te zien dat in de periode 2013-2015 de mediane groei van de koopkracht één is, terwijl die voor de onderste 35% nul is. Voor alle andere is hij positief. Echt waar.

Mevrouw Sent (PvdA):

Pagina 61 van de MEV?

De heer Reuten (SP):

Pagina 61!

Mevrouw Sent (PvdA):

Over de afgelopen twee jaar?

De voorzitter:

Mag ik hier even tussen komen, zodat u niet zo tegen elkaar begint te keffen? Graag via de voorzitter. De heer Reuten vraagt iets en mevrouw Sent antwoordt. Iedereen wacht even op elkaar en we gaan er niet te lang over door.

De heer Reuten (SP):

U hebt groot gelijk! Pagina 61 ...

Mevrouw Sent (PvdA):

Pagina 61 van de MEV.

De heer Reuten (SP):

Daar staat 2014-2015.

Mevrouw Sent (PvdA):

Ja, en de koopkracht van de hoogste inkomens vertoont de minste stijging over de afgelopen twee jaar.

De heer Reuten (SP):

Dat is niet waar. De laagste inkomens gaan het minst omhoog. Als je 2013 erbij neemt, moet er een eerdere MEV bij gehaald worden. In de tweede plaats zegt mevrouw Sent dat haar fractie de eerlijkdelenmaatregelen uit dit pakket steunt. Dan is zij ook bezig met selectief shoppen, want als je kijkt naar de koopkracht zie je dat dit gewoon niet het geval is. Dat blijkt uit hetzelfde staatje en dat komt doordat de verhoging van de arbeidskorting van 0,5 miljard naar de inkomens boven de €47.000 gaat. Dat is het denivellerende effect van het pakket. Maar zelfs als het allemaal nul zou zijn, haalt de PvdA dan binnen wat zij binnen had willen halen? Voor de PvdA is het verkleinen van de inkomensverschillen een kernpunt van beleid en het regeerakkoord zegt ook de inkomensverschillen te willen verkleinen, maar dat gebeurt niet.

De voorzitter:

Mevrouw Sent …

De heer Reuten (SP):

Is de PvdA-fractie daar blij mee? Zo nee, wat gaat zij daar werkelijk aan doen in plaats van vragen te stellen aan de regering? Wat gaat de PvdA-fractie effectief doen om ervoor te zorgen dat eindelijk gebeurt wat er beloofd is? Of is dit kabinet inderdaad een VVD-kabinet met de PvdA als onderknuppeltje — of hoe moet ik dat netjes zeggen — met de PvdA als Kleinduimpje?

De voorzitter:

Mevrouw Sent, het is een barrage aan vragen. Ik geef u de gelegenheid om er even op in te gaan en dan wil ik dit onderdeel afsluiten.

Mevrouw Sent (PvdA):

De PvdA is blij met de eerlijkdelenmaatregelen uit het pakket, die ik graag in een opsomming geef voor de heer Reuten. Het tarief van de eerste schijf loonbelasting is naar 36,5% gegaan in plaats van 36,76%. We zien een ophoging van het maximum van de arbeidskorting met €100 voor inkomens van €20.000 tot €49.000. De algemene heffingskorting is opgehoogd met €80. Er is een steilere afbouw van de algemene heffingskorting van 2% naar 2,32% en het loon dat directeuren-grootaandeelhouders aan zichzelf moeten uitkeren, gaat omhoog. Er komt een antimisbruikmaatregel voor onzakelijk lage beloningen. Dga's gaan daardoor 150 miljoen meer belasting betalen. Dat is voor mijn fractie een prima begin.

Voorts blijkt uit internationale vergelijkingen dat voor inkomstenbelasting Nederland een relatief ongelijke inkomensverdeling heeft, zelfs ongelijker dan in de Verenigde Staten. Na inkomstenbelasting heeft Nederland een relatief gelijke inkomensverdeling, veel gelijker dan de Verenigde Staten. De belastingen werken dus wel degelijk nivellerend en daar heeft deze regering met het pakket maatregelen dat ik zojuist heb opgesomd nog een aantal maatregelen aan toegevoegd.

Over een aantal onderdelen van het voorliggende Belastingplan krijgen wij graag een nadere toelichting van de staatssecretaris. Het eerste onderdeel betreft de werkkostenregeling. Mijn fractie onderschrijft de specifieke aanpassingen, waarmee de tijdens de evaluatie geconstateerde knelpunten van de regeling vrijwel geheel kunnen worden weggenomen, terwijl tegelijkertijd de uitvoerbaarheid aanzienlijk wordt verbeterd. Om deze maatregelen budgetneutraal in te kunnen voeren, wordt de vrije ruimte verlaagd van 1,5% naar 1,2%. De zorg bestaat evenwel dat de vrije ruimte misbruikt kan worden door bestuurders om zichzelf belastingvrije bonussen uit te keren tegen een tarief van ongeveer de tweede schijf. In de memorie van antwoord lezen wij dat de regering die zorg deelt en van mening is dat er behoefte is aan nadere aanscherping van het gebruikelijkheidscriterium. Graag vernemen wij van de staatssecretaris welke invulling de aanscherping naar verwachting zal krijgen.

Het tweede onderdeel betreft de afvalstoffenbelasting. De regering stelt voor het afval te belasten dat vanuit Nederland door bedrijven, gemeenten of particulieren wordt aangeboden om te storten of te verbranden. Op deze wijze worden de lasten van een afvalstoffenbelasting evenwichtig verdeeld over burgers en bedrijven en is sprake van een brede grondslag, waardoor het tarief relatief laag kan worden vastgesteld. De Tweede Kamer heeft de staatssecretaris opgeroepen om te komen tot een exportheffing teneinde te voorkomen dat de hogere belasting op afval in Nederland leidt tot grotere export van afval en daarmee verlies van werkgelegenheid. Acht de staatssecretaris een dergelijke heffing wenselijk en noodzakelijk? Wij vernemen graag van de staatssecretaris in welke vorm deze exportheffing zal worden gegoten.

Het derde en laatste onderdeel betreft de energiebelasting. Tijdens de behandeling van het voorliggende Belastingplan in de Tweede Kamer heeft de staatssecretaris toegezegd de ontwikkeling van de verhoging van de energiebelasting op aardgas voor de metallurgische en mineralogische industrie op basis van verbruikscijfers te zullen volgen en te kijken of er iets ongebruikelijks gebeurt. Wat zal de reactie van de staatssecretaris zijn als er inderdaad iets ongebruikelijks gebeurt? Moeten wij vrezen voor een herhaling van de situatie rondom de leidingwaterbelasting? Oftewel, volgt dan een beleidsbesluit om de door het parlement goedgekeurde belastingmaatregelen op te schorten? Of zal de staatssecretaris dan met spoed een reparatievoorstel aanhangig maken? Wij vernemen graag van de staatssecretaris welke mogelijkheden hij ziet om het opwekken van duurzame energie door kleinverbruikers te stimuleren. Het blijft de PvdA bevreemden dat het uitmaakt of iemand op zijn of haar eigen huis zonnepanelen legt of, samen met anderen, op een schoolgebouw in de buurt. Deelt de staatssecretaris onze mening dat dit onnodig belemmerend is voor het stimuleren van het gebruik van zonne-energie? Zo ja, welke consequenties verbindt hij daaraan?

Als laatste deel in mijn bijdrage wil ik de staatssecretaris graag bevragen over de economische onderbouwing van een aantal van de voorstellen en initiatieven van de regering. Dit zal de wetenschapper in de heer Reuten waarschijnlijk ook genoegen doen. Een verhoging van de btw in combinatie met aanwending van de opbrengst voor een verlaging van de inkomsten- en loonbelasting hoeft helemaal geen positief effect op de werkgelegenheid te hebben. Immers, de prikkels om arbeid aan te bieden worden alleen bepaald door hoeveel goederen met een uur werk gekocht kunnen worden. Oftewel, verhoging van de btw en het terugsluizen via een evenredige verlaging van de inkomstenbelasting geeft geen arbeidsmarktwinst. Ik hoor hierop graag een reactie van de staatssecretaris. Ook uit berekeningen van het Centraal Planbureau zou blijken dat het weinig zin heeft om de belastingtarieven te verlagen teneinde de werkgelegenheid te stimuleren. Dat wil zeggen, de participatiebeslissing kan veel meer beïnvloed worden door financiële prikkels dan door de urenbeslissing. Voor één specifieke groep is het volgens het CPB wel zinvol om te proberen hun gewerkte uren te vergroten: moeders met jonge kinderen. Volgens het CPB is het dan ook profijtelijk een belastingherziening te richten op de verhoging van de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Zal de staatssecretaris deze inzichten meenemen in de brede belastingherziening?

Voorts hoeven loonkostensubsidies voor kenniswerkers helemaal niet tot een toename van het aantal kenniswerkers te leiden. Immers, daarmee stimuleer je de vraag naar kenniswerkers en vergroot je verder de schaarste aan kenniswerkers. Beter is het om het aanbod aan kenniswerkers te stimuleren om zo de schaarste het hoofd te bieden. In die kenniseconomie verdienen hoogproductieve kenniswerkers hoge lonen, dragen ze veel loonbelasting af en die kan gebruikt worden voor de financiering van hoogwaardig onderwijs en onderzoek.

De heer Van Boxtel (D66):

Ik herinner me dat we bij de bespreking van het Belastingplan vorig jaar, of misschien zelfs twee jaar geleden, dit punt ook aan de orde hebben gehad. Ik heb de toenmalige staatssecretaris gevraagd om te kijken naar de problemen die universiteiten in Nederland hebben om kenniswerkers uit het buitenland in Nederland aan te trekken, want dan werken al die regelingen juist wel belemmerend. Die kenniswerkers komen niet naar Nederland, omdat ze hier geen goed klimaat vinden om te werken, terwijl ze wel fantastische aanbiedingen krijgen. Ze blijven dan liever in Duitsland of België. Ik kan dit niet goed rijmen met wat mevrouw Sent nu voorstelt.

Mevrouw Sent (PvdA):

Ik stel voor om het niet alleen aantrekkelijk te maken om kenniswerkers aan te nemen, maar om het ook aantrekkelijk te maken voor kenniswerkers om zich aan te bieden. Daarvoor is naar mijn mening te weinig aandacht. Ik maak mijn betoog nog even af; misschien dat ik de heer Van Boxtel dan wel heb overtuigd.

Is het niet de omgekeerde wereld om de loonkosten van kenniswerkers zwaar te subsidiëren? Waarom wil de regering dan juist publieke kennisinstellingen zoals TNO en universitaire instellingen uitsluiten van de S&O-afdrachtsvermindering?

Met die laatste overdenkingen sluit ik de bijdrage van de PvdA in eerste termijn af. Daarbij mag niet ongenoemd blijven dat de staatssecretaris en zijn ambtenaren buitengewoon hard gewerkt hebben en dat wij hen zeer dankbaar zijn voor hun snelle en zorgvuldige antwoorden op onze schriftelijke vragen. Wij kijken uit naar de reactie van de staatssecretaris op onze mondelinge inbreng.

De heer Van Boxtel (D66):

Ik heb toch, ter afsluiting, een vraag aan mevrouw Sent over het algemeen. Ik heb die vraag ook aan de heer Bröcker gesteld. Mijn vraag gaat over het tempo waarin de belastingherziening kan plaatsvinden. Ik ben de laatste om te erkennen dat daarvoor draagvlak nodig is. Is mevrouw Sent niet met mij van mening dat het huidige tijdpad veel te traag is? Los van het feit dat iedereen zo z'n prioriteiten heeft, wil iedereen verlaging van kosten op arbeid om te kunnen concurreren. Ik hoor ook mevrouw Sent pleiten voor versnelling van duurzaamheidsinitiatieven, ook via de fiscale weg. Hoe lang gaan we erop wachten? Wat vindt de Partij van de Arbeid-fractie hiervan?

Mevrouw Sent (PvdA):

Ik begrijp dat het kabinet op Prinsjesdag met een brief komt over de brede belastingherziening. Ik dacht dit althans uit de memorie van antwoord te hebben begrepen. Ik hoor het graag van de staatssecretaris als dit niet het geval is.

De heer Van Boxtel (D66):

Ik vroeg wat mevrouw Sent er zelf van vindt.

Mevrouw Sent (PvdA):

Ik begrijp dat dit het geval is. Ik ga nu zeggen wat ik ervan vind als dit het geval is. Wij zijn voor lastenvermindering, maar niet als dit moet worden betaald door bezuinigingen. Het momentum is nu niet juist. Het momentum is daar wanneer de economie het weer kan betalen. Volgens DNB en het Centraal Plan Bureau begint de groei langzaam aan te trekken. Het is dan mogelijk om zowel verantwoord begrotingsbeleid te voeren als ruimte te hebben om een belastingherziening door te voeren.

De heer Van Boxtel (D66):

Voor de laatste keer, voorzitter. Eigenlijk zegt mevrouw Sent dat belastingherziening afhankelijk wordt gemaakt van eventuele meevallers. Als deze er niet zijn, wordt er niets gedaan. Zo versta ik het dan.

Mevrouw Sent (PvdA):

Als er wat meer tijd genomen wordt en als de economie wat stabieler is, zal het klimaat gunstiger zijn om brede herzieningen door te voeren dan in de huidige situatie, die om bezuinigingen vraagt, waar wij geen voorstander van zijn.

De heer Van Boxtel (D66):

Ik bedoel het niet flauw, maar dan is het dus even niet Partij van de Arbeid. Wij zijn toch op zoek naar banen? Als iedereen zegt dat dat is wat wij willen, zal er toch een stap moeten worden gezet, ongeacht of er meevallers zijn. Als je zegt dat het niet mag leiden tot bezuinigingen, zet je jezelf klem.

Mevrouw Sent (PvdA):

Die stappen naar banen worden wel degelijk gezet. Minister Asscher heeft allerlei plannen uitgerold om de werkgelegenheid te stimuleren. Het is absoluut niet aan de orde dat er nu geen aandacht voor is.

De voorzitter:

Tot slot, mijnheer Van Boxtel, op dit punt.

De heer Van Boxtel (D66):

Voor de helderheid — ik respecteer wat mevrouw Sent zegt — de plannen van minister Asscher zijn allemaal plannen voor overheidsgerelateerde of -gestimuleerde banen. Nu echter is het de markt die uitgedaagd moet worden. De markt moet banen creëren en dat gebeurt hier niet mee.

Mevrouw Sent (PvdA):

Wij wachten het juiste moment af.

De voorzitter:

Dit is een juist moment om te vragen of een van de leden in eerste termijn nog het woord wenst. Dit is niet het geval.

De beraadslaging wordt geschorst.