Plenair Sent bij voortzetting behandeling Participatiewet en Wet werk en bijstand



Verslag van de vergadering van 24 juni 2014 (2013/2014 nr. 35)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.30 uur


Mevrouw Sent i (PvdA):

Voorzitter. Vandaag staan zowel de invoeringswet Participatiewet als de Wet maatregelen Wet werk en bijstand en enkele andere wetten op onze plenaire agenda. Graag bespreek ik deze twee wetten afzonderlijk in die volgorde.

Allereerst de invoeringswet Participatiewet. Iedereen moet mee kunnen doen, via werk in de sociale werkplaats, in het bedrijfsleven of bij de overheid. Dat is van belang voor de samenleving maar ook voor mensen zelf, zeker voor mensen die, net als wij allemaal, in, met en door hun werk vooruit willen komen in hun leven, maar daarbij net even wat meer hulp nodig hebben. Werk zorgt voor economische en financiële zelfstandigheid, draagt bij aan het gevoel van eigenwaarde en levert een bijdrage aan een sterke economie.

Dat ideaalbeeld komt naar de mening van de PvdA met de Participatiewet een flinke stap dichterbij. Met de Participatiewet krijgen gemeenten de mogelijkheid om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt meer kansen te geven om mee te doen. Met de baanafspraken uit het sociaal akkoord en de quotumheffing als stok achter de deur wordt beoogd de arbeidsparticipatie van mensen met een arbeidsbeperking te verhogen en werkgevers aan te spreken op hun verantwoordelijkheid op dit vlak. Oplopend naar 2026 hebben werkgevers toegezegd 100.000 extra banen te creëren. De overheid voegt hier 25.000 banen aan toe.

Dit zijn geen vrijblijvende afspraken. Als werkgevers in de private en publieke sector hun baanafspraken niet nakomen, zal een wettelijk quotum geactiveerd worden. Dit alles om de benodigde omslag naar een meer inclusieve arbeidsmarkt, waarvan de PvdA een warm voorstander is, te bevorderen.

Ook garandeert de Participatiewet dat mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt aan de slag kunnen voor een eerlijk loon. Dankzij loonkostensubsidie kunnen werkgevers mensen met een beperking het loon uitbetalen dat hen toekomt. De loonkostensubsidie is slechts een van de instrumenten die mogelijk worden gemaakt door de wet, naast detachering, proefplaatsing, beschut werk, et cetera. De mensen die nu in de sociale werkplaats werken, mogen blijven. Wajongers kunnen rekenen op een zo zorgvuldig mogelijke herbeoordeling, en een financieel zachte landing als die baan er nog niet inzit. En verder worden de muren tussen de verschillende regelingen afgebroken.

De komende jaren wordt er met de Participatiewet feitelijk "minder meer" uitgegeven dan nu. Nu en na inwerkingtreding van de wet geven we uiteindelijk ruim 11 miljard euro per jaar uit aan de opvolger van de bijstandswet, de WSW en Wajong. Zonder de wet zou dat 13,5 miljard zijn.

In sommige delen van het land is er sprake van een veel groter aantal mensen in de sociale werkvoorziening of in de Wajong, terwijl er bij het bedrijfsleven en bij de overheid in die regio's juist veel minder banen beschikbaar zijn. Daarmee wordt rekening gehouden bij de verdeling van de gelden.

Ondanks de belangrijke stappen die zijn gezet naar een fatsoenlijke invulling van de Participatiewet en ondanks de zorgvuldige antwoorden op onze schriftelijke vragen, bestaan er bij mijn fractie zorgen over de gevolgen van het voorliggende wetsvoorstel voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Ik zou deze graag het fundament van de arbeidsmarkt willen noemen.

Deze zorgen betreffen allereerst de onbedoelde gevolgen van bepaalde prikkels. Neem de prikkels met betrekking tot niet-uitkeringsgerechtigden. Zij behoren tot de re-integratiedoelgroep van gemeenten. Echter, re-integratie van niet-uitkeringsgerechtigden levert gemeenten geen besparing op de uitkeringen op. Mijn fractie is verheugd uit de nota naar aanleiding van het verslag te leren dat de ondersteuning van deze groep op andere wijze wordt geborgd.

Een dergelijke borging missen wij bij de andere prikkels. Dat leg ik graag aan de staatssecretaris voor. Neem de prikkels met betrekking tot arbeidsbeperkten. Het is nadrukkelijk de bedoeling dat het voorliggende wetsvoorstel mensen met een arbeidsbeperking helpt aan werk te komen met loonkostensubsidie, waar nodig. Tegelijkertijd is het gunstiger om een niet-arbeidsbeperkte uit de uitkering aan werk helpen, met hooguit een tijdelijke loonkostensubsidie. Als er geen prikkel is om arbeidsbeperkten met een permanente loonkostensubsidie en begeleidingskosten aan werk te helpen of als er zelfs een risico is voor de gemeente, dan gebeurt dit niet. Deelt de staatssecretaris de zorg van mijn fractie over de prikkels met betrekking tot arbeidsbeperkten versus niet-arbeidsbeperkten? Zo ja, welke borging kan zij hier bieden? En dan de prikkels met betrekking tot beschut werk. Mijn fractie vreest dat gemeenten de meest kwetsbare mensen niet zullen begeleiden. De wet verplicht gemeenten immers niet om beschutte werkplekken in het leven te roepen. Daarbij is beschut werk een duur instrument, omdat mensen in dienst moeten komen van de gemeente en de begeleidingskosten hoog zijn. Als het UWV een positief advies afgeeft, zijn gemeenten verplicht een beschutte werkplek aan te bieden. Maar wat als gemeenten niet om een beoordeling beschut werk vragen? Graag een reactie van de staatssecretaris op dit scenario.

Of neem de prikkels met betrekking tot detacheringen. Voor werkgevers zijn detacheringen een aantrekkelijke manier om iemand uit de sociale werkvoorziening aan de slag te helpen. Immers, de risico's en de administratieve lasten liggen bij het SW-bedrijf. Een bijkomend voordeel van groepsdetacheringen is dat het SW-bedrijf zorgt voor vervanging als er iemand onverhoopt uitvalt of er andere problemen zijn. Dit bevordert de continuïteit in het werk en biedt ook kansen op regulier werk voor mensen die intensieve begeleiding nodig hebben of vaak uitvallen. Aangezien dergelijke constructies in het kader van de baanafspraak uit het sociaal akkoord van 11 april 2013 formeel meetellen bij de 25.000 garantiebanen die de overheid moet realiseren en niet bij de 100.000 die de werkgevers gaan realiseren, hebben werkgevers een ongewenste prikkel om juist niet van deze constructies gebruik te maken. Acht de staatssecretaris het wenselijk om detacheringen zo te ontmoedigen? Zo nee, is zij bereid om detacheringen mee te tellen bij de inlenende partij? Juist in gebieden waar minder banen in het bedrijfsleven beschikbaar zijn is het van belang gebruik te kunnen maken van detachering.

In sommige regio's valt er gewoonweg niks te prikkelen. Er is naar verhouding sprake van forse verschillen tussen regio's als het gaat om mensen in de sociale werkvoorziening, Wajong en of bijstand enerzijds — denk aan Oost-Groningen, Zuid-Limburg en Zeeuws-Vlaanderen — en de mogelijkheden om voor deze mensen arbeidsplaatsen te creëren in het bedrijfsleven en bij de overheid anderzijds. Het verheugt de PvdA dat de regering het opnamevermogen van de regionale arbeidsmarkt, naast het aantal mensen met een arbeidsbeperking, substantieel meeweegt bij het vaststellen van de verdeelmodellen van de financiële middelen die met de Participatiewet aan de gemeenten toekomen. Mijn fractie vreest evenwel dat hiermee de problemen in kwetsbare regio's niet volledig worden opgelost. Voorts menen wij dat begeleiding de sleutel is tot het succes van de Participatiewet. Wij verzoeken de staatssecretaris dan ook om de aanwending van middelen uit het Europees Sociaal Fonds (ESF) voor investering in kwetsbare regio's en ondersteuning van de begeleiding van mensen met een arbeidsbeperking te faciliteren.

Voorts meent de regering dat oud-AAW-gerechtigden herkeurd en geprikkeld moeten worden. Maar hoe verhouden deze prikkels zich tot de rechtszekerheid en het vertrouwensbeginsel? Immers, bij de overgang van AAW naar Wajong is geregeld dat de oude materiële AAW-rechten voor degenen die al recht hadden op een AAW-uitkering bij overgang naar de Wajong behouden bleven. Waarom is de groep jonggehandicapten van 50 jaar en ouder bij eerdere herbeoordelingsoperaties uitgezonderd, maar wordt deze groep nu wel herkeurd? Meent de staatssecretaris voorts met mijn fractie dat iedereen die wordt herbeoordeeld ondersteuning verdient bij het inzage- en correctierecht waar het gaat om de dossiers?

De positie van een aantal additionele groepen baart ons zorgen. Allereerst mensen met een medische urenbeperking die in staat zijn het minimumuurloon te verdienen maar per maand niet het WML kunnen verdienen. Vreest de staatssecretaris met mijn fractie dat werkgevers niet worden geprikkeld die lijn nog even vast te houden, om banen voor mensen met een medische urenbeperking aan te bieden? Immers, meerdere deeltijdbanen brengen meer kosten voor werkgevers met zich mee dan één voltijdbaan. Voorts laat mijn fractie zich graag nog een keer door de staatssecretaris uitleggen waarom mensen met een medische urenbeperking niet tot de doelgroep voor de loonkostensubsidie behoren en geen recht op een studietoeslag hebben.

Ook de positie van mensen die op 31 december 2014 een SW-dienstverband hebben, en op wie derhalve de WSW van toepassing blijft, baart mijn fractie zorgen. Zo heeft de regering de gemeentelijke-zorgplichtbepaling geschrapt uit de Wet sociale werkvoorziening. Bij verhuizing naar een nieuwe woonplaats is een nieuw SW-dienstverband niet gegarandeerd. Als het aan werkgevers ligt, lijkt er geen nieuwe cao WSW meer te komen. Een dergelijke marginalisering acht mijn fractie onacceptabel. Derhalve vraagt zij de staatssecretaris om zicht op haar specifieke inzet om dit te voorkomen.

De heer Backer i (D66):

Collega Sent zit, als ik haar zo beluister, vol zorgen. Ik sla specifiek aan op het punt van de zorgplicht. Dat is door de FNV naar voren gebracht en het is ook aan de orde gekomen bij de voorbereiding. Heeft mevrouw Sent nagekeken wat de oorspronkelijke bepaling was in de WSW? De zorgplicht is nooit een resultaatsverbintenis geweest. Het is altijd een inspanningsverbintenis geweest. Is mevrouw Sent dat met mij eens?

Mevrouw Sent (PvdA):

Ja, en wat ik uit de schriftelijke behandeling van de vragen heb begrepen, is dat die plicht wel gegarandeerd blijft voor mensen die al een contract hebben getekend maar verdwijnt voor mensen die bijvoorbeeld verhuizen naar een andere plaats. Dat baart mij zorgen, want die zekerheid is er dan niet meer.

De heer Backer (D66):

Het gaat mij om het karakter van de zorgplicht. Daar is volgens mij een aantal dingen over gezegd dat niet juist is. Kijk naar de memorie van toelichting bij de WSW 1969. Ik heb dat nagekeken. Daar staat in dat de gemeente geen taakstelling heeft — dat staat letterlijk in de memorie van toelichting — waarop zij wordt afgerekend. Verder staat er dat de omstandigheden en de mogelijkheden voor het scheppen van een aangepaste arbeidsplaats per gemeente te veel verschillend zijn. Dat geldt nu ook weer. Het artikel is weliswaar geschrapt, maar het karakter van de inspanningsverbintenis is naar mijn mening helemaal niet veranderd. Het is alleen uitgelegd als een baangarantie maar dat is het niet.

Mevrouw Sent (PvdA):

Er blijven nog steeds zorgen over de rechten van mensen die bij een SW-bedrijf werken en verhuizen naar een nieuwe plaats. Ook blijven er zorgen — die hebben wij eerder aan de orde gesteld — over de financiering van beschut werk en de prikkels die de gemeenten wat dat betreft hebben. Wij hopen dat de staatssecretaris die kan wegnemen.

Als gevolg van het voorliggende wetsvoorstel stopt de instroom van nieuwe deelnemers in het pensioenfonds voor werknemers in de sociale werkvoorziening. De regering stelt beperkte financiële compensatie tegenover de schadelast van het pensioenfonds. Deze bedraagt maximaal tien miljoen euro per jaar vanaf 1 januari 2018. De PvdA heeft in de schriftelijke vragenronden geen bevredigende antwoorden gekregen op de volgende vragen en legt deze derhalve nogmaals voor aan de staatssecretaris. Waarom start de financiële compensatie pas in 2018? Op dat moment is de schade immers al opgelopen tot 21,5 miljoen euro. Waarom is de compensatie maximaal tien miljoen euro per jaar gedurende 40 jaar? Dat is volgens berekeningen 90 miljoen euro minder dan de verwachte schade.

De leden van de fractie van de PvdA lezen in de memorie van antwoord dat de regering met de VNG heeft afgesproken om een "thermometer" te ontwikkelen om te volgen of de onderliggende aannames voor de berekening van de financiële middelen voor het zittend WSW-bestand houdbaar blijven. Het gaat daarbij om het feitelijk aantal SW-plekken, afgezet tegen de prognoses die het ministerie van SZW heeft gehanteerd in het financieel kader van de Participatiewet, evenals de kosten die gemeenten maken voor de WSW, afgezet tegen de beschikbaar gestelde financiële middelen. Verder zal de regering in het kader van de monitoring en evaluatie de ontwikkeling van het aantal beschutte werkplekken jaarlijks volgen. Graag vraagt mijn fractie om de inkomensgevolgen voor betrokkenen aan de monitoring toe te voegen. Mijn fractie ziet ook graag dat een evaluatie van de uitvoerbaarheid van het nieuwe beoordelingscriterium arbeidsvermogen één of twee jaar na invoering wordt toegevoegd aan de thermometer. Is de staatssecretaris bereid dit toe te zeggen?

Voorzitter. Ik ga in op de Wet maatregelen Wet werk en bijstand en enkele andere wetten.

De heer Elzinga i (SP):

Ik begrijp dat mevrouw Sent nu overgaat op de volgende wet. Ik wil haar nog even een vraag stellen in het algemeen over de Participatiewet. Mevrouw Sent heeft een heleboel zorgen genoemd, waarvan zij straks zal horen dat die in mijn inbreng in eerste termijn ook terugkomen. Ik denk dat wij veel van die zorgen delen. Op basis daarvan begrijp ik niet de opmerking die zij maakte aan het begin van haar betoog. Toen zei ze dat het ideale beeld dat de Partij van de Arbeid voor ogen heeft — zo veel mogelijk mensen die meedoen — met deze Participatiewet dichterbij komt. Ik begrijp niet hoe zich dat verhoudt tot de uitspraak die ik haar partijleider op het Malieveld hoorde doen toen deze wet nog Wet werken naar vermogen heette, namelijk: draaien we deze bezuinigingen terug? Ja, deze bezuinigingen draaien we terug, deze wet moet van tafel.

Mevrouw Sent (PvdA):

Er zijn twee punten in reactie op die vraag. Het eerste punt is dat er fundamentele verschillen zijn tussen de Wet werken naar vermogen en de Participatiewet, en dat wij ons volledig kunnen vinden in de aanpassingen die plaats hebben gevonden. Ten tweede steunen wij het algemene uitgangspunt van de Participatiewet dat er een inclusieve, activerende arbeidsmarkt moet zijn, dat er maatwerk mogelijk moet zijn voor het fundament van de arbeidsmarkt, dat er veel instrumenten ter beschikking moeten worden gesteld aan de gemeenten. Omdat je natuurlijk altijd onbekend bent met de uiteindelijke uitwerking, willen wij wel dat er heel uitvoerig wordt bekeken in de thermometer, in de monitor, of de uitwerking voldoet aan de verwachtingen en aan de veronderstellingen. Als dat niet het geval is, willen wij dat er actie wordt ondernomen.

De heer Elzinga (SP):

Het algemene uitgangspunt delen is niet zo moeilijk, want het uitgangspunt is heel mooi verwoord. Elk ideaal beeld, elk mooi idee kan echter, opgezadeld met een bezuinigingspakket van bijna 2 miljard structureel, concreet uitwerken in heel slechte plannen voor de mensen die het betreft. Die bezuinigingen, waarvan partijleider Samsom toen het nog Wet werken naar vermogen heette, twee jaar geleden zei: die gaan van tafel, staan nu nog onverminderd overeind.

Mevrouw Sent (PvdA):

Wat ik een belangrijk verschil vind tussen de Wet werken naar vermogen en de Participatiewet, is de rol van de sociale partners. Daar deel ik niet de kritiek van de heer Thissen, maar ben ik eerder blij dat de sociale partners hun schouders hieronder hebben gezet. Ik hoor ook in den lande dat binnen de werkbedrijven heel erg waardevol wordt samengewerkt en dat het gevoel is dat daar energie in moet worden gestoken om het te laten werken zoals wij verwachten dat het zal werken.

De heer Thissen i (GroenLinks):

Dat was niet de kritiek van de heer Thissen, want ik zei zelf: he, RBA revisited, wat goed, want nu blijkt achteraf dat ze het toch goed gedaan hebben. Het was de kritiek van uw partijgenoot Flip Buurmeijer, die in zijn parlementaire enquêtecommissie over de sociale zekerheid ongemeen harde conclusies heeft getrokken over de aanwezigheid van de sociale partners in de uitvoering van de sociale zekerheid en over de perversiteiten waartoe die had geleid. Als gevolg daarvan is de SUWI-wetgeving in werking getreden. Dus ik bevind mij in goed gezelschap.

Mevrouw Sent (PvdA):

Als ik de uitvoerende partijen nu beluister, dan is er een klimaat van er samen voor zorgen dat dit wetsvoorstel tot een goede uitkomst zal leiden.

Dan de Wet maatregelen Wet werk en bijstand en enkele andere wetten. Het vangnet van onze verzorgingsstaat is de bijstand; bestemd voor mensen die niet op een andere manier in hun levensonderhoud kunnen voorzien. Net als bij de Participatiewet geldt hier volgens mijn fractie het uitgangspunt dat iedereen die dat kan, meedoet. Werk is vaak dé manier om dat te doen.

Zijn mensen eenmaal "in de bijstand" beland, dan is het evenwel niet eenvoudig om eruit te komen en weer aan de slag te gaan. Dat geldt in de huidige conjuncturele neergang des te meer. Daarvan is echter ook in structurele zin sprake: mensen komen vaak in de bijstand na langdurige werkloosheid of omdat ze er, na een scheiding of overlijden, "alleen voor zijn komen te staan". Dit zijn geen gemakkelijke situaties en juist daarom is hulp bij dat weer aan de slag proberen te komen belangrijk.

Mensen die aangewezen zijn op een bijstandsuitkering mogen zulke hulp van hun gemeente verwachten; hulp die perspectief biedt. Net zoals de gemeente mag verwachten dat een bijstandsgerechtigde die hulp aanneemt en ermee aan de slag gaat, juist omdat deze perspectief biedt. De nieuwe bijstand biedt een solide vangnet, laat niemand aan de kant staan en biedt zicht op nieuw werk. In deze uitgangspunten van de nieuwe bijstandswet kan de Partij van de Arbeid zich uitstekend vinden.

Mijn fractie is verheugd dat de regels een halfjaar vooruit zijn geschoven. Dat komt de uitvoerbaarheid ten goede. Wij zijn blij te vernemen dat er een verzachting komt van de verplichting om bij overtreding direct de uitkering drie maanden stop te zetten. Het verheugt de PvdA dat de omkering van de bewijslast er niet komt. De bewijslast bij overtreding ligt bij gemeenten, en voor de wetenschapsfilosofen onder ons zou Karl Popper hier blij mee zijn. Dan kijk ik even naar de heer Reuten, die mij dit zo'n 25 jaar geleden in de collegebanken heeft geleerd.

De heer Thissen (GroenLinks):

Dus als u het fout hebt, dan hebt u het fout met permissie van collega Reuten.

Mevrouw Sent (PvdA):

Dan heb ik hem gewoon niet helemaal goed begrepen.

De heer Thissen (GroenLinks):

Zo wordt de SP ingepakt! Daarvoor sta ik hier echter niet. U zegt dat u blij bent dat de bijstandswet zo wordt veranderd dat er eindelijk mogelijkheden zijn voor mensen om geactiveerd vanuit de bijstand naar de arbeidsmarkt te gaan. Wat was er dan mis met de Wet werk en bijstand, die hier in oktober 2003 onder de bezielende leiding van wijlen Johan Stekelenburg als fractievoorzitter aanvaard is? Het gros van de PvdA-fractie heeft de Wet werk en bijstand toen gesteund. Wat was er nou mis met de Wet werk en bijstand, waardoor er nu zo fors ingegrepen moet worden in de bijstandswet? Probeert u het me uit te leggen, want die vragen heb ik ook aan de staatssecretaris gesteld en ik hoop dat zij het mij ook uitlegt, want ik zie het echt niet.

Mevrouw Sent (PvdA):

Wat er mis is, is dat werk moet lonen, dat iedereen mee moet tellen, dat mensen niet langdurig in de bijstand moeten blijven hangen en dat je graag hulp biedt om dat tegen te gaan.

De kostendelersnorm gaat niet gelden voor jongeren van 18 tot 20 jaar die nog thuis wonen, hetgeen eerst wel de bedoeling was. Er komt geen wachttijd van vier weken voor mensen die een nieuwe bijstandsuitkering aanvragen. Voorts is de herkeuring van Wajongeren gericht op het vinden van nieuw werk en een fatsoenlijke uitkering. Ook is de PvdA blij dat de regering juist in deze zware tijd ieder jaar 100 miljoen extra uitrekt voor armoedebestrijding.

Graag speciale aandacht voor één punt, en wel het feit dat de sollicitatieplicht voor bijstandsmoeders met kinderen tot 5 jaar niet doorgaat. Het baart mijn fractie zorgen dat als vrouwen met jonge kinderen langdurig in een uitkering zitten, hun kansen op de arbeidsmarkt nagenoeg verkeken zijn. Is het niet beter te zorgen voor goed flankerend beleid in de vorm van kinderopvang, verlof bij ziekte, et cetera? Wat is de staatssecretaris bereid te doen om de economische zelfstandigheid van deze groep te bevorderen? De heer Terpstra heeft hier ook al aandacht voor gevraagd in zijn termijn.

Mijn fractie is blij dat gemeenten meer ruime krijgen voor hun invulling van de tegenprestatie door mensen die een uitkering ontvangen. Van bijstandsgerechtigden vragen wij dat zij, waar mogelijk, actief blijven door bijvoorbeeld vrijwilligerswerk te doen of mantelzorg te verlenen. Dit moet bijdragen aan het vinden van een nieuwe baan, maar nadrukkelijk geen bestaande banen verdringen. De gemeente mag zelf bepalen van wie zij een dergelijke tegenprestatie vraagt en mensen mogen ook zelf een tegenprestatie voorstellen. Mensen die vrijwilligerswerk of mantelzorg verlenen, worden vrijgesteld. Dat zal de heer Ester goed doen. Zij leveren immers al een prestatie van formaat.

Het allerbelangrijkst is voor mijn fractie dat de nieuwe bijstand ook zicht op werk biedt. Zo wordt het eenvoudiger om tijdelijk werk aan te nemen. Belemmeringen die daar nu nog voor bestaan en dus voorkomen dat mensen kansen op werk kunnen pakken, worden weggehaald. Op die manier bieden we mensen perspectief op een baan, in plaats van de garantie van een leven met slechts een uitkering.

Dat neemt niet weg dat wij ook kritiek op de Wet maatregelen Wet werk en bijstand hadden. Zoals blijkt uit onze schriftelijke vragen, had ook de PvdA-fractie grote zorgen betreffende de kostendelersnorm in de AOW. Wij hebben dan de goede gewoonte om kritische vragen te stellen en onze uiteindelijke standpuntbepaling te laten afhangen van de overtuigingskracht van de antwoorden van de regering. Het verheugt mijn fractie dat de kostendelersnorm in de AOW met één jaar wordt uitgesteld naar 1 juli 2016. Met de regering vinden wij het een groot goed als mensen de zorg voor elkaar op zich nemen. Met instemming lezen we dat de regering het komende jaar zal benutten om samen met onder andere gemeenten en Sociaal en Cultureel Planbureau te bezien welke ondersteuning arrangementen rond mantelzorg verder behoeven en om te onderzoeken wat de effecten zijn van de kostendelersnorm in de AOW op de mantelzorg. Wat de PvdA betreft dient echt het maximale te worden gedaan om met een alternatief te komen dat geen frustrerende werking heeft op mantelzorg.

De regering schrijft in de nota naar aanleiding van het verslag dat de resultaten van het onderzoek voor de thans beoogde inwerkingtredingsdatum zullen worden voorgelegd aan beide Kamers en dat de regering eerst met het parlement zal debatteren over de resultaten van het onderzoek. In de memorie van antwoord staat voorts dat de inwerkingtredingsdatum wordt verschoven bij Koninklijk Besluit. Echter, een Koninklijk Besluit is een besluit dat wordt genomen door de regering alleen. De Eerste en Tweede Kamer zijn er niet bij betrokken. Wij vragen de staatssecretaris om een harde toezegging de kostendelersnorm in de AOW niet in te voeren als er naar de mening van beide Kamers van het parlement geen adequaat mantelzorgplan ligt. We vernemen graag van haar hoe de kostendelersnorm aansluit op de fundamenten van de AOW als algemene volksvoorziening.

Bij mijn fractie leven de nodige vragen over de manier waarop de kostendelersnorm zich verhoudt tot de door de regering gewenste participatiesamenleving en daarom hechten wij zeer aan de toezegging over een adequaat mantelzorgplan. Het zou overigens nog fraaier zijn geweest wanneer de kostendelersnorm nu nog niet in het wetsvoorstel zou zijn opgenomen in afwachting van de opstelling van dit plan. Nu de norm echter toch in het wetsvoorstel staat, zou het weer uithalen ervan extra vertraging opleveren voor de rest van de wet en daarom vraag ik om genoemde harde toezegging.

De heer Elzinga (SP):

We kunnen zonder vertraging van de wet als geheel kennelijk wel dit onderdeel ervan voorlopig niet invoeren, vandaar de latere invoering per KB. We kunnen er echter ook voor kiezen — dat kunnen we nu uitspreken als Kamer — om dat KB helemaal niet te slaan. Dan staat dit onderdeel weliswaar in de wet, maar voeren wij het gewoon niet in.

Mevrouw Sent (PvdA):

Wacht even. Mijn excuses. Kunt u dat nog een keer zeggen?

De heer Elzinga (SP):

U zegt dat het beter was geweest als het onderdeel rond de kostendelersnorm, de mantelzorgboete, niet in de wet had gestaan. We kunnen dat onderdeel niet aannemen. We kunnen gewoon uitspreken dat wij het niet wensen aan te nemen en de regering oproepen om dat KB helemaal niet te slaan. Dan zijn we ervan af.

Mevrouw Sent (PvdA):

Wij wachten eerst het mantelzorgplan van het kabinet af. Vervolgens zullen wij ons oordeel over de kostendelersnorm en de AOW bepalen.

De heer Elzinga (SP):

Ik wou graag tegemoetkomen aan het fraaiere ideaal van de PvdA-fractie.

Mevrouw Sent (PvdA):

Ook vraagt mijn fractie graag haar aandacht voor AOW-gerechtigden met een onvolledige AOW die aanvullende inkomensondersteuning ouderen (AIO) ontvangen. Wij zijn niet overtuigd door de argumenten uit de nota naar aanleiding van het verslag om de AIO-uitkeringen niet te betrekken bij het uitstel van de kostendelersnorm. De regering schrijft dat de bijstand een tijdelijk vangnet is en dat het beroep daarop zo kort mogelijk dient te zijn. Nu is de AIO weliswaar technisch gezien bijstand, maar de situatie van AIO'ers en van bijstandsgerechtigden verschilt fundamenteel. Waar blijkens de nota naar aanleiding van het verslag geldt dat mensen in de bijstand geacht worden zo snel mogelijk weer financieel zelfstandig te worden, is dit geen optie voor AOW-gerechtigden met AIO-uitkering. Wanneer deze AOW-gerechtigden bij hun kinderen gaan inwonen omdat zij zorg nodig hebben, worden zij wel geconfronteerd met de kostendelersnorm. Naar de mening van mijn fractie zijn de argumenten die de regering gebruikt om de kostendelersnorm in de AOW uit te stellen dan ook onverkort van toepassing op de AOW-gerechtigden met AIO-uitkering. Wij doen dan ook een dringend beroep op de staatssecretaris om bij het toegezegde mantelzorgonderzoek ook expliciet aandacht te hebben voor de arrangementen voor mantelzorg bij mensen die een onvolledige AOW hebben.

Meer in het algemeen vraagt mijn fractie graag aandacht voor de mogelijke uitvoeringsproblemen die door de invoering van de kostendelersnorm ontstaan. Daarbij doel ik in het bijzonder op de bepaling van de beslagvrije voet. Mevrouw Scholten heeft daar ook al aandacht voor gevraagd. Deze is bedoeld om schuldenaren in staat te stellen om, ondanks een gelegd beslag, maandelijks in de minimale levensbehoeften te kunnen blijven voorzien. De berekening van deze beslagvrije voet is onder de huidige wetgeving reeds een complexe aangelegenheid. Daarbij heeft de gerechtsdeurwaarder informatie nodig voor de berekening ervan. Een neveneffect van de Wet maatregelen Wet werk en bijstand en de vandaag aangenomen Wet hervorming kindregelingen is dat zij doorwerken in de hoogte van de beslagvrije voet. De informatie die de gerechtsdeurwaarder voor een correcte berekening van de beslagvrije voet nodig heeft, zal met name door de invoering van de kostendelersnorm toenemen zonder dat de gerechtsdeurwaarder over het instrumentarium beschikt om de benodigde informatie te verkrijgen. Graag verneemt de PvdA-fractie van de staatssecretaris welke mogelijkheden zij ziet om tot een correcte berekening van beslagvrije voet te kunnen komen. Of is zij bereid de beslagvrije voet gelijk te stellen aan 90% van het inkomen, met een maximum van 90% van de bijstandsnorm voor een alleenstaande, zoals ook al gesuggereerd is door D66? Dit zou in feite aansluiten bij de huidige systematiek.

In het bijzonder vraagt mijn fractie hierbij aandacht voor de werkwijze van de Belastingdienst/Toeslagen. Bij het verrekenen van het kindgebonden budget en de kinderopvangtoeslag hoeft deze geen rekening te houden met de beslagvrije voet en bij het verrekenen van huur- en zorgtoeslagen hoeft deze daar slechts op verzoek rekening mee te houden. Aangezien de beslagvrije voet nog veel vaker dan nu het geval is te laag zal worden vastgesteld, met grote gevolgen voor mensen met schulden, baart het mijn fractie grote zorgen dat de Belastingdienst niet proactief handelt op het vastleggen van de beslagvrije voet van de schuldenaar. Wij zijn van mening dat de Belastingdienst bij uitstek de organisatie zou moeten zijn die rekening houdt met de naleving van de regelgeving rond de beslagvrije voet. Daarom vragen wij de staatssecretaris er met haar collega's in de regering zorg voor te dragen dat de Belastingdienst/Toeslagen bij het verrekenen van alle toeslagen rekening houdt met de beslagvrije voet, dat hij beslagvrije voet zo nodig onverwijld aanpast en niet pas na acht weken en dat hij de beslagvrije voet zo nodig met terugwerkende kracht toepast.

Mijn fractie heeft in de schriftelijke vragenronde meerdere malen aandacht gevraagd voor het boek Schaarste van Harvard-econoom Sendhil Mullainathan en Princeton-psycholoog Eldar Shafir. Nu moet de heer Thissen even goed luisteren, want het zal hem interessant in de oren klinken. De schrijvers bieden in dit boek een baanbrekend nieuw perspectief op menselijk gedrag. Als we een gebrek aan iets ervaren, kaapt dit onze aandacht weg. Het dwingt ons om ons te concentreren, dat is bijvoorbeeld waardoor we beter kunnen presteren als we een deadline hebben. Er schuilt evenwel ook een gevaar in: schaarste veroorzaakt tunnelvisie en beperkt ons denkvermogen. Armoede, oftewel langdurige schaarste, zorgt er bijvoorbeeld voor dat men moeilijk nieuwe vaardigheden aan kan leren en gebrek aan tijd zorgt ervoor dat we op de lange termijn steeds onverstandigere beslissingen nemen.

Het voorliggende wetsvoorstel beoogt om mensen prikkels te geven om zichzelf uit de armoede te helpen. De overheid zou daar middels een activerend beleid de juiste duwtjes voor moeten geven. Denk hierbij aan voorlichting, toeslagen, boetes en, bovenal, scholing. Maar nu wat als de armen niet in staat zijn zichzelf te helpen? Wat als de prikkels, de voorlichting en het onderwijs van ze afglijden als water van een eend? Of sterker nog, wat als de duwtjes van de overheid de situatie alleen maar erger maken? Het probleem bij deze mensen is meestal niet een gebrek aan motivatie, maar een gebrek aan bandbreedte. Dat betekent dat ze een beetje hulp nodig hebben om die bandbreedte te managen of te vergroten. Als je ze in plaats daarvan verplicht cursussen te volgen of ze straft als ze zich niet netjes kleden, dan gaat dat ten koste van hun bandbreedte. Ze zullen minder tijd besteden aan hun kinderen, aan hun gezondheid en aan hun boekhouding. Als je ze dan ook nog eens straft door hun uitkering af te pakken dan verliezen ze niet alleen hun geld, maar ook nog meer bandbreedte. Dat maakt de situatie nog erger. Mijn fractie ontvangt graag een appreciatie van de staatssecretaris van de gevolgen van deze inzichten voor het voorliggende wetsvoorstel in het bijzonder en haar beleidsterrein in het algemeen. Indien de plenaire behandeling van vandaag daar onvoldoende tijd voor biedt, zien wij graag een schriftelijke appreciatie tegemoet.

Juist vanwege de kwetsbaarheid van de mensen die de gevolgen ondervinden van de invoering van de voorliggende Wet maatregelen Wet werk en bijstand vraagt mijn fractie de staatssecretaris dan ook met klem om de gevolgen ervan de monitoren en de Kamer jaarlijks te informeren over de bedoelde en onbedoelde gevolgen van de ingevoerde maatregelen.

De heer Thissen (GroenLinks):

Collega Sent zag terecht dat ik opveerde toen zij die studie aansneed. Ik heb met grote interesse gelezen wat zij daarover in haar schriftelijke inbreng naar voren bracht. Ik wil haar een gewetensvraag stellen, want ik merk dat zij daarachter staat en het heel boeiende onderzoeksresultaten vindt. Waarom houdt mevrouw Sent dan toch zo'n hartstochtelijk pleidooi voor het herdefiniëren van de Participatiewet naar een vermindering van de bandbreedte van mensen, waarmee zij in die zin toch afstand neemt van wat heel zorgvuldig in de Wet werk en bijstand is opgenomen? Ik kan het een niet met het ander rijmen. Mevrouw Sent moet toch echt tegen de staatssecretaris zeggen: Jetta, het is gewoon niet nodig dat je dit doet. Als we het anders doen, is het resultaat veel beter. Zeg dat dan!

Mevrouw Sent (PvdA):

Ik herhaal het antwoord dat ik eerder aan de heer Thissen heb gegeven, namelijk dat wij voor een activerend en inclusief arbeidsmarktbeleid zijn. Wij hebben de hoop dat de voorliggende wetsvoorstellen daaraan een waardevolle bijdrage leveren. Tegelijkertijd hebben wij zorg over de doorwerking van inzichten, zoals die zijn ontwikkeld door Mullainathan en Shafir, als gevolg waarvan we graag een zorgvuldige monitoring zien en ook actie als de gevolgen onbedoeld zijn.

Ik rond af. Met de voorliggende wetsvoorstellen worden naar de mening van mijn fractie belangrijke stappen richting een inclusief en activerend arbeidsmarktbeleid gezet. Dat betekent niet dat wij geen zorgen hebben over zaken als mogelijke tegenstellingen, onbedoelde gevolgen, uitvoerbaarheid, et cetera. Wij hopen van harte dat de staatssecretaris deze weet weg te nemen en kijken dan ook uit naar haar antwoorden.