Plenair Van Rooijen bij voortzetting behandeling Wet toezicht gelijke kansen bij werving en selectie



Verslag van de vergadering van 27 februari 2024 (2023/2024 nr. 21)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 22.17 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Rooijen i (50PLUS):

Voorzitter. Ik dank de minister voor haar uitvoerige beantwoording van onze vragen. Ik waardeer haar bevlogenheid en zeker ook haar uitgebreide aandacht voor de discriminatie van oudere werknemers. Zij noemde leeftijdsdiscriminatie letterlijk "de meest voorkomende vorm van arbeidsmarktdiscriminatie" en gaf meerdere voorbeelden, zelfs uit haar eigen omgeving. Deze aandacht stelt mijn fractie zeer op prijs. Ook haar antwoord over de rol van de ondernemingsraden stellen wij op prijs. Ik schrok wel van het feit dat de minister ons er kond van deed dat 31% van de bedrijven die een or zouden moeten hebben, helemaal geen or heeft. Ik vind dat een nogal schokkend feit en schokkende informatie. Wellicht kan de minister straks reageren op de vraag welke acties noodzakelijk zijn.

Voorzitter. Voor mijn fractie blijft desalniettemin staan dat dit weer een wetsvoorstel is met nieuwe regeldruk, waarvan de resultaten kwantitatief moeilijk meetbaar zullen blijven. De minister gaf in antwoord op mijn vraag over de handhaving aan dat het mogelijk zou kunnen zijn om de handhaving voor bedrijven met minder dan 250 werknemers later te doen ingaan dan voor bedrijven met meer dan 250 werknemers. Dat zal dan volgens de minister wel tijdelijk zijn en zal bovendien geleidelijk moeten worden afgebouwd. Mijn vraag is of dit wetstechnisch eigenlijk wel kan en toelaatbaar is. Is dat juridisch houdbaar en hoe zou dat moeten worden vormgegeven? Als de wet wordt aangenomen, dient de handhaving immers in beginsel voor alle bedrijven met meer dan 25 werknemers gelijk te zijn.

Collega Petersen vroeg, als ik hem goed heb begrepen, of de minister op dit punt bereid is tot een novelle. De minister gaf aan daartoe niet bereid te zijn, maar als zij in de tweede termijn "zou", zoals zij het formuleerde, zou veranderen in "zal", vraag ik mij af of hier, zoals ik het zojuist noemde, eigenlijk sprake is van een soort "omwegnovelle" in plaats van een zuivere novelle.

De CDA-fractie heeft een motie ingediend om een gefaseerde invoering mogelijk te maken in verband met het criterium van 250 werknemers. Collega Petersen vond dit een handreiking aan de VVD-fractie. Maar mijn vraag is wat hij daarmee bedoelt. Dat is mij niet helemaal duidelijk.

Voorzitter. De minister heeft duidelijk aangegeven dat het bij publicatie nooit om individuele gevallen gaat. In antwoord op mijn vraag over het vestigingsklimaat gaf de minister aan dat in contacten met het bedrijfsleven de polarisatie in ons land als een punt van grote zorg is aangegeven. Mijn fractie deelt die zorg. We lezen dat nu ook te veel in de media. Die signalen bereiken ons ook uit het buitenland. Maar ik vraag de minister in dit verband dan wel of dit wetsvoorstel als zodanig een element van polarisatie zou kunnen bevatten of zou kunnen versterken.

Ten slotte, voorzitter. Op onze vraag of de meldplicht eventueel later kan worden ingevoerd bij aanvaarding van de wet, heeft de minister aangegeven dat zij daartoe bereid lijkt. Kan de minister dat in tweede termijn definitief toezeggen?

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Rooijen. Wenst een van de leden in de tweede termijn nog het woord? Dat is niet het geval. Minister, bent u in de gelegenheid om direct te reageren op de vragen van de Kamer, of wenst u een schorsing? En zo ja, hoelang?

Minister Van Gennip i:

Schorsing tot kwart voor?

De voorzitter:

Zullen we tien over half doen?