Plenair Van Hattem bij behandeling Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen



Verslag van de vergadering van 15 januari 2024 (2023/2024 nr. 15)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 13.45 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Hattem i (PVV):

Voorzitter. Laten we om te beginnen gewoon het beest bij de naam noemen, bij de juiste naam noemen. Voortdurend wordt heel eufemistisch gesproken over de "spreidingswet". Daarmee wordt de suggestie gewekt dat deze wet de situatie van de ongecontroleerde toestroom van asielmigranten met spreiding zou verbeteren of oplossen. Oftewel: een gelikte verkoopterm die dient voor beleidspropaganda.

Het wetsvoorstel dat we vandaag behandelen, heet officieel "Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen". Maar ook die naam staat als een vlag op een modderschuit, want met dat "mogelijk maken" wordt gewoon "bij gemeenten afdwingen middels een medebewindstaak" bedoeld, waarbij interbestuurlijk toezicht vanuit het Rijk op gemeenten als dwingende stok achter de deur wordt gebruikt. We kunnen dan ook met recht spreken van een asieldwangwet en dat zal ik in dit debat dan ook doen.

"Dwingen" is bovendien ook de term die door de overheid binnenskamers wordt gehanteerd. Ik citeer uit het verslag van de Landelijke Regietafel Migratie & Integratie, de LRT, van 3 november jongstleden. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geeft aan dat "op het moment dat meer dwingend optreden nodig is: beginnen bij gemeenten die achterblijven." In diezelfde vergadering zien we nog meer vormen van dwang. Zo wordt er gesproken over "snellere overgang tot indeplaatsstelling" en vraagt de minister van Binnenlandse Zaken om een hoger toewijzingspercentage aan statushouders van sociale huurwoningen. In een eerdere LRT, op 23 mei jongstleden, werd al geopperd dat de provinciale regietafels, de PRT's, "al in het begin een zwaarder mandaat hebben. Ook in de spreidingswet moet de macht van de PRT in het begin liggen en niet aan het einde." Zou het deze PRT's aan machtsmiddelen ontbreken? Daarnaast wordt geopperd om statushouders weer verplicht wettelijk voorrang te verlenen bij volkshuisvesting. In de LRT van 28 oktober werd door Justitie en Veiligheid letterlijk gemeld "dat wordt gekeken naar het onderbrengen van vergunninghouders in hotels, desnoods zonder instemming van een gemeente". Kortom, er is volop dwang om asielopvang erdoorheen te duwen. Er is geen boodschap aan de lokale autonomie, maar er is vooral sprake van dwingend optreden. En met deze asieldwangwet zal deze asieldwingelandij alleen nog maar erger worden.

De afgelopen dagen hebben we aan de lopende band bestuurders in de media gezien met hele verhalen waarom deze, in hun woorden, "spreidingswet" er wél zou moeten komen. Zo gaf de burgemeester van Cranendonck gisteren bij Buitenhof aan dat deze wet morgen nodig is "zodat er een betere spreiding komt, zodat het beheersbaar wordt en zodat daarmee de overlast afneemt en het veiligheidsgevoel van mijn inwoners in ieder geval weer terugkomt."

De heer Nicolaï i (PvdD):

De heer Van Hattem heeft het alsmaar over een dwangwet en dwang. Als bestuursrechtjurist weet ik dat er bij het maken van wetten in het bestuursrecht altijd sprake van een verplichtend karakter zal zijn. Ik wil aan de heer Van Hattem van de PVV een specifieke vraag stellen over de huisvesting van vergunninghouders. In de Huisvestingswet 2014 is een bepaling opgenomen waarin staat dat gemeentes daartoe verplicht zijn. Als die verplichting niet wordt nagekomen, kan dezelfde dwang worden uitgeoefend als nu mogelijk is. Het gaat hierbij dus niet om mensen die nog in de procedure zitten, maar om mensen die een vergunning hebben gekregen.

Die wet is aangenomen met steun van de PVV. Ik zie dat de heer Van Hattem schrikt, maar dat is natuurlijk wel een gegeven. Dan is het toch ook logisch dat de Raad van State, toen het over deze wet ging, aanvankelijk heeft gezegd: waarom regelen we het niet gewoon in de Huisvestingswet, net zoals toen? Het is een volgende stap, niet voor mensen die een vergunning hebben, maar voor mensen die nog in de procedure zitten. Waarom wordt er alsmaar over dwang, dwang, dwang gesproken, terwijl het een normale procedure is? Bovendien was het een procedure waar uw partij toentertijd voor heeft gestemd.

De heer Van Hattem (PVV):

Allereerst wil ik opmerken dat mijn spreektijd door is blijven lopen tijdens de interruptie van de heer Nicolaï. Dat heeft wel enkele minuten gekost.

Ik vind de vraag van de heer Nicolaï niet helemaal duidelijk. Wat bedoelt hij nou precies te vragen? Hij heeft het over een Huisvestingswet en die is verschillende keren gewijzigd. De Huisvestingswet bestaat al heel lang. Misschien hebben wij als fractie ooit met een wijziging van die wet ingestemd, maar ik weet niet precies op welk punt de heer Nicolaï doelt. Ik ben in ieder geval helemaal niet gelukkig met het feit dat gemeenten gedwongen worden om statushouders te huisvesten. Maar de Huisvestingswet omvat veel meer dan alleen dat element en daar hebben we het vandaag niet over. We hebben het vandaag over de dwang om asielzoekerscentra in gemeentes te plaatsen, waarmee we de lokale autonomie volledig passeren en buitenspel zetten. Dat is dwang en dat is verkeerd. Dat is het opdringen van asielzoekerscentra aan gemeenten. De lokale bevolking wordt gepasseerd en de gemeentes worden aan de kant geschoven. Op deze manier wordt het gewoon vanuit het Rijk opgelegd, met als doel de asielopvangcapaciteit te vergroten, zodat die asielinstroom kan blijven doorgaan en de problemen van Nederland alleen maar groter worden, enorm worden en onhoudbaar worden.

De heer Nicolaï (PvdD):

Al die achterliggende overwegingen laat ik even daar, want, met alle respect, de Partij voor de Dieren denkt daar anders over dan de PVV. Het gaat mij om het volgende. In artikel 28 van de Huisvestingswet, dat met instemming van de PVV is vastgesteld, staat: burgemeester en wethouders dragen zorg voor de voorziening in de huisvesting van vergunninghouders in de gemeente overeenkomstig de voor de gemeente geldende taakstelling. Daar heeft uw partij voorgestemd. U zegt dat er meer in de Huisvestingswet staat, maar dat is geen reden geweest om tegen de Huisvestingswet te stemmen. Dat zijn gewoon normale, bestuursrechtelijke procedures. Ik ben het ermee eens dat er hier inderdaad druk wordt uitgeoefend en dat er in een vergaande wet vergaande bevoegdheden worden toegekend — ik zal het daar in mijn bespreking ook over hebben — maar het frame dat het hier om een dwangwet gaat, begrijp ik niet, mede omdat uw eigen partij voor artikel 28 van de Huisvestingswet gestemd heeft. Ik denk dat we de discussie hierbij kunnen laten.

De heer Van Hattem (PVV):

Nee, hier laat ik de discussie niet bij. Het punt is dat het niet alleen om dat artikel van de Huisvestingswet gaat. Het gaat erom dat wij altijd, van het begin af aan, hebben gezegd: wij willen af van de verplichte voorrang voor asielzoekers, voor statushouders op de woningmarkt. Daar hebben we ook initiatiefvoorstellen voor ingediend in de Tweede Kamer. Wij zijn er altijd tegen geweest, dus het frame dat de heer Nicolaï van de Partij voor de Dieren hier neerlegt dat wij voor die gedwongen huisvesting van statushouders zouden zijn, is niet aan de orde. De Huisvestingswet bestaat al heel lang. Er zijn verschillende wijzigingswetten voor geweest. Ik weet niet op welk moment die specifiek over dat artikel zijn gegaan, maar van het feit dat statushouders met voorrang worden gehuisvest in Nederland heeft de PVV altijd gezegd: daar moeten we van af; het is onwenselijk en niet toelaatbaar. Wat dat betreft is het, wat mij betreft, een hele andere voorstelling van zaken dat er ooit een stemming was over een mogelijke wijziging van de Huisvestingswet, die al tientallen jaren bestaat, volgens mij allang voordat de PVV in het parlement vertegenwoordigd was.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Nicolaï.

De heer Nicolaï (PvdD):

Nog even ter correctie. Zoekt u het anders zelf maar even op. Dit is niet speciaal over deze bepaling gegaan. Het is gewoon de Huisvestingswet. Van begin af aan heeft deze bepaling erin gezeten. In 2014 is die aangenomen. Uw partij heeft toen voorgestemd, inclusief deze bepaling.

De voorzitter:

Er is een interruptie van de heer Janssen.

De heer Janssen i (SP):

Ik ga even in op de lokale autonomie, want de heer Van Hattem maakt daar een groot punt van. Is in de ogen van de heer Van Hattem de lokale autonomie absoluut, of geldt dat alleen op dit onderwerp van asiel?

De heer Van Hattem (PVV):

De lokale autonomie is iets wat in grote mate gewaarborgd moet worden, laat ik het zo zeggen. "Absoluut" is natuurlijk niet aan de orde, maar er zijn natuurlijk wel heel veel zaken waarbij een gemeente haar eigen huishouding moet kunnen regelen. We hebben niet voor niks zelfs op Europees niveau een handvest voor de lokale autonomie, waarin zulk soort zaken gewaarborgd worden, zodat gemeentes zelf kunnen beslissen over zulk soort belangrijke zaken, waarover de bevolking zich ook zou moeten kunnen uitspreken. Nu wordt alles gepasseerd, alles tenietgedaan. Een gemeente kan niet meer zeggen: we gaan een referendum houden over de komst van een asielzoekerscentrum. Nee, dat wordt gewoon landelijk opgelegd, afgedwongen, middels deze wet. Daar is een groot probleem mee. De mensen moeten van onderaf inspraak kunnen hebben in dit proces. Nu wordt die weg helemaal afgesneden. Ik kan me daarom ook niet voorstellen waarom juist de SP, die altijd voor referenda en voor inspraak van onderop is, hier zo voor is en de asieldwangwet op deze manier wil doordrukken.

De heer Janssen (SP):

Even terug naar mijn vraag, voordat we dat hele betoog weer opnieuw krijgen. Mijn vraag is: geldt het in de ogen van de PVV alleen voor asiel dat lokale autonomie absoluut is of geldt dat ook voor andere onderwerpen?

De heer Van Hattem (PVV):

Dan heb ik het over een ander onderwerp. Ik wil ook niet dat gemeentes worden gedwongen, bijvoorbeeld via de Regionale Energiestrategie, om overal die verschrikkelijke windturbineparken te plaatsen. Ik wil niet dat gemeentes dat opgedrongen krijgen. Er zijn dus genoeg andere onderwerpen waarbij de lokale autonomie veel beter gerespecteerd zou moeten worden.

De heer Janssen (SP):

Maar dan noem ik even een voorbeeld. Als een gemeente als werkgever zelf besluit dat zij boa's wil toestaan om een hoofddoekje, een keppeltje of een kruis te dragen — los van wat je daarvan vindt; daar hebben wij ook een mening over — is dat dan haar goed recht als werkgever, als gemeente? Of zegt u dan, zoals in de Tweede Kamer vanuit de PVV gebeurd is: hier moet het Rijk meteen verbiedend optreden, want dit kan zo niet?

De heer Van Hattem (PVV):

Er is natuurlijk altijd verschil tussen zaken die op lokaal niveau geregeld en ingepast moeten worden — dan hebben we het bijvoorbeeld over een asielzoekerscentrum, waarover we het vandaag hebben — en zaken die gewoon landelijk voor het hele land worden geregeld. Dan hebben we het over de wijze waarop boa's, politieagenten en dergelijke zich kleden. Dat is iets wat gewoon landelijk vervat dient te worden en niet op lokaal niveau. Daarvoor moet overal één lijn gelden. De lokale inpassing van een asielzoekerscentrum op plekken waar wel of geen asielzoekerscentrum moet komen, is heel iets anders. Daarover moet een gemeenschap zelf kunnen besluiten. Er is dus gewoon een essentieel verschil tussen de bovengrens en de ondergrens van wat beleid is en waar beleid gemaakt moet worden. In dit geval moet asieldwang niet worden opgelegd aan gemeenten.

De voorzitter:

Tot slot, de heer Janssen.

De heer Janssen (SP):

Ja, even heel kort. Het gaat niet om agenten, waarvoor dat landelijk geregeld moet worden. Boa's zijn in dienst van de gemeente. De gemeente is hun werkgever. De gemeente gaat over die toepassingen. Agenten zijn een ander verhaal. Dat loopt landelijk. Maar u laakt de gemeentelijke autonomie en u gebruikt die alleen maar, ook in de voorbeelden die u noemt, op onderwerpen waar de PVV niet van gediend is.

De heer Van Hattem (PVV):

De SP laakt vooral de lokale autonomie en inspraak door burgers op deze manier de mogelijkheden van onderaf te ontnemen om zich uit te spreken over asielzoekerscentra in hun gemeente en door dit gewoon af te dwingen.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

De heer Van Hattem (PVV):

Voorzitter. Ik had het voorbeeld aangehaald van de burgemeester van Cranendonck, die bij Buitenhof een heel verhaal hield over waarom de asieldwangwet, of in zijn woorden de "spreidingswet", er wél zou moeten komen. De problemen in Budel en Maarheeze zijn inderdaad enorm. Dat ben ik zeer met hem eens. Maar het is een valse voorstelling van zaken om te doen alsof de asieldwangwet dit zou oplossen. Dat draait de inwoners juist een rad voor ogen. De asieldwangwet doet namelijk helemaal niets aan de oorzaak van het probleem: de ongeremde asielinstroom. De grenzen blijven gewoon wagenwijd openstaan om jaarlijks vele tienduizenden asielmigranten binnen te laten. De asieldwangwet is louter een expansievat om die massa-immigratie onverkort in stand te houden en van Nederland één groot azc te maken. De spreiding over alle Nederlandse gemeenten zorgt voor het verder faciliteren en vergroten van de massa-immigratie. Plaatsen als Budel en Ter Apel schieten daar niets mee op. De azc's in hun gemeente blijven evengoed bestaan als gerealiseerde capaciteit. De overlast die daar van asielzoekers ervaren wordt, zal dan ook niet minder worden door de asieldwangwet; juist nog veel meer gemeenten krijgen te maken met die overlast. Ook blijven gemeenten die nu al een azc hebben er door de asieldwangwet eentje houden, want iedere twee jaar krijgen ze een nieuwe opgave op hun bord met mogelijk nog meer asielopvangplekken.

In de schriftelijke nota van antwoord bij deze wet geeft de staatssecretaris zelfs aan dat Budel er op zeer korte termijn nog een schepje bovenop krijgt met de mogelijke vestiging van een preprocesbeschikbaarheidslocatie, een pbl, voor asielzoekers met een kansarme asielaanvraag en voor overlastgevende asielzoekers. Die wordt gefaseerd opgeschaald naar circa 50 plekken. Eerder werd in Ter Apel al zo'n pbl geopend, waar dagbesteding wordt aangeboden en waar asielzoekers beschikbaar moeten zijn, maar schijnbaar toch nog het terrein mogen verlaten. Volgens omwonenden van Ter Apel was van afgenomen overlast geen sprake. Kan de staatssecretaris aangeven of bij zo'n pbl de overlastgevende en kansarme asielzoekers inderdaad nog steeds gewoon het terrein mogen verlaten?

Ook zijn er veel burgemeesters die nu de trom roeren dat hun gemeente wel de verantwoordelijkheid heeft genomen om een azc te vestigen. Zulke besluiten zijn er vaak doorgedrukt over de ruggen van de lokale bevolking. De burgers wordt niets gevraagd. Zo zei de burgemeester van Vijfheerenlanden afgelopen vrijdag bij Op1: "Wij als gemeente nemen onze verantwoordelijkheid voor de humane opvang van vluchtelingen". Hun wethouder gaf aan: "We ergeren ons aan gemeenten die weigeren." Zulke gemeenten willen dus via de asieldwangwet andere gemeenten gaan dwingen om ook een azc te vestigen. Die willen andere gemeenten moreel de maat nemen, terwijl ze zelf eerst zouden moeten kijken naar de veiligheid en leefbaarheid van de eigen inwoners, in plaats van te deugpronken met humane opvang. Deze morele deugchantage proberen ongekozen burgemeesters nu dus uit te venten richting de Eerste Kamer om de asieldwangwet er doorheen te drammen. Die is bovendien doorspekt met drogredenen. Als de asieldwangwet van kracht zou zijn, dan zou er op korte termijn immers niet direct iets aan de beschikbare opvanglocaties veranderen. Eerst zouden er nog nadere afspraken moeten worden gemaakt, ruimtelijke procedures worden doorlopen, dwangmaatregelen via interbestuurlijk toezicht moeten worden toegepast et cetera. Maar bovenal wordt hiermee heel Nederland één groot Ter Apel, terwijl Ter Apel zelf met dezelfde ellende blijft zitten. Het blijft dweilen met de kraan open. De enige echte oplossing is en blijft de asielinstroom een halt toe te roepen.

Ook doet deze asieldwangwet helemaal niets af aan andere oorzaken van de problematiek in de asielketen. De capaciteitstekorten bij de IND worden er niet mee opgelost. De tot nu toe genomen maatregelen bij de IND zijn volgens de staatssecretaris zelf — ik citeer — "niet voldoende om de achterstanden bij de IND op korte termijn in te lopen". Waarom dan niet hier met de grootste prioriteit werk van maken in plaats van alles op alles zetten om de asieldwangwet er met stoom en kokend water doorheen te jagen? Door de achterstanden bij de IND blijven asielprocedures en daarmee de opvang nog steeds onnodig lang duren en wordt een asielstatus vaak veel te makkelijk toegekend.

De staatssecretaris beklemtoont steeds dat volgens een onderzoek van het WODC van de asielopvangvoorzieningen nauwelijks een aanzuigende werking uitgaat voor de voorkeur voor een bepaald bestemmingsland. Maar volgens het onderzoek zijn het inwilligingspercentage en de mogelijkheden voor gezinshereniging wel van invloed. Desalniettemin zal van de opvang op cruiseschepen, in luxehotels, in kastelen, met copieuze buffetten, nieuwe Mielewasmachines en het vooruitzicht op uitkeringen, woningen met voorrang en bijstand voor inrichtingskosten ook geen afschrikwekkende werking uitgaan, integendeel. Maar dat van het zeer hoge inwilligingspercentage van zo'n 85% en de ruime mogelijkheden voor gezinshereniging een nog grotere aantrekkingskracht uitgaat om massaal naar Nederland te komen, maakt het des te problematischer.

Terwijl Nederland als middelste prognose voor de jaarlijkse asielinstroom het aantal van 60.000 hanteert, is die bij onze zuiderburen een stuk lager. Afgelopen week maakte België bekend dat er 29.589 personen in 2023 asiel hadden aangevraagd; minder nog dan in 2022. Nog belangrijker is dat het erkenningspercentage in België 52,3% bedraagt, terwijl het in Nederland dus rond de 85% zit. Kan de staatssecretaris aangeven hoe het kan dat de verschillen tussen deze vergelijkbare buurlanden zo ontzettend groot zijn? Is Nederland met dit hoge inwilligingspercentage niet gewoon de asielmagneet van Europa? Is het niet veel zinvoller daar iets aan te doen in plaats van Nederland op te zadelen met een asieldwangwet die deze asielinstroom accommodeert en juist in stand houdt?

Ook wat de gezinshereniging betreft is het een zoete inval in Nederland. In de schriftelijke beantwoording gaf de staatssecretaris aan dat gestapelde gezinshereniging, oftewel nareis op nareis, binnen het huidige beleid is toegestaan. Keuzes hierover laat hij echter aan een nieuw kabinet. Waarom dit níét aanpakken, maar wél deze asieldwangwet doordrammen? Ook van het afschaffen van het zogenaamde "jongvolwassenenbeleid", waarbij mensen van 18 tot 25 jaar ook als "kind" kunnen nareizen, wordt nog niet actief werk gemaakt. Het blijft bij een toezegging om de Kamer te informeren over de voortgang. Ook De Telegraaf meldde afgelopen week nog dat kinderen bewust vooruit gestuurd worden om de familie te laten overkomen. Waarom hier niet met prioriteit werk van maken? Graag een reactie van de staatssecretaris.

Voorzitter. Dan het element van dwang in deze asieldwangwet. Hierover wordt in de wet teruggegrepen op de mogelijkheden voor interbestuurlijk toezicht op het uitvoeren van asielopvang als medebewindstaak voor gemeenten. Als een gemeente echt niet wil of kan meewerken, dan kan het Rijk uiteindelijk overgaan tot daadwerkelijke uitvoering van indeplaatsstelling bij taakverwaarlozing. Hoewel de staatssecretaris stelt dat hij het "moeilijk voorstelbaar" en "niet goed denkbaar" acht dat het zover komt, is deze aanpak uiteindelijk wel het sluitstuk van deze asieldwangwet. Juist dat element is onduidelijk uitgewerkt in het wetsvoorstel.

Stel nu dat een gemeente echt geen medewerking verleent aan asielopvang. De staatssecretaris geeft aan dat de rijksoverheid in die gevallen asielzoekers op kosten van die gemeente in een hotel of op een recreatiepark kan plaatsen. Blijkbaar gaat de staatssecretaris er al van uit dat hij altijd en overal kan shoppen bij toeristische ondernemers. Maar zitten die er wel op te wachten? Dan is het nog maar de vraag of dat voldoende capaciteit oplevert. Een azc-opgave gaat immers in het kader van deze asieldwangwet en het verdeelbesluit dat daaraan vast komt te hangen, vaak langjarig om tientallen tot honderden plekken per gemeente. Die liggen niet altijd voor het oprapen, ook niet voor het Rijk. Dit zijn dus aannames dat het opeens wél te realiseren is.

Evengoed moet het Rijk bij indeplaatsstelling ook gewoon de juridische procedures doorlopen voor ruimtelijke ordening, de daaraan verbonden omgevingsvergunningen en eventueel bezwaar en beroep. Hoe kijkt de staatssecretaris daartegen aan qua uitvoerbaarheid? Kijken we naar het Algemeen beleidskader indeplaatsstelling bij taakverwaarlozing, dan zien we dat er nogal wat haken en ogen zitten aan het kunnen en mogen toepassen van dergelijke maatregelen. Hoe verhoudt dit zich tot bijvoorbeeld de beperkingen van het interbestuurlijk toezicht zoals bedoeld in het door de Tweede Kamer aangenomen amendement-Schutte uit 1990-1991 dat beoogt te voorkomen dat ook wordt ingegrepen in geval van lichte taakverwaarlozing van de gemeentelijke autonomie?

Wat betreft het vaststellen van bestemmingsplannen, thans de omgevingsplannen, ter realisatie van asielopvang is er weliswaar sprake van medebewind, maar wel met een grote mate van beleidsvrijheid. Hoe verhoudt indeplaatsstelling zich tot het lokale beleid van een goede ruimtelijke ordening? Kan de staatssecretaris aangeven in hoeverre er überhaupt sprake is van hard medebewind nu via de provinciale regietafels mogelijkheden worden geboden aan gemeenten om onderling afspraken te maken en er voor een verdeelbesluit een norm is gelegd van 75% realisatie? Is een dergelijke regeling met zo veel vormen van bestuurlijke afwegingsruimte wel te kwalificeren als hard medebewind waar verregaande maatregelen in het kader van indeplaatsstelling mogelijk zijn? Graag een reactie van de staatssecretaris.

Daarnaast is het de vraag in hoeverre een ingreep middels interbestuurlijk toezicht op de ruimtelijke ordening van een gemeente om een asielopvanglocatie ruimtelijk mogelijk te maken zich verhoudt tot het reguliere ruimtelijke instrumentarium van het Rijk. De staatssecretaris geeft immers aan niet van het instrument rijksinstemmingsplan, oftewel tegenwoordig het nationale projectbesluit, gebruik te zullen maken.

Daarnaast biedt de Omgevingswet de mogelijkheid tot het stellen van instructieregels. De nota Interbestuurlijk toezicht, instrumentarium ruimtelijke ordening en Wet veiligheidsregio's uit 2021-2022 van het ministerie van Binnenlandse Zaken, mede gericht aan de staatssecretaris van JenV, beschrijft in het kader van COA-opvanglocaties "de mogelijkheden in het interbestuurlijk toezicht om dit verzoek dwingender te maken dan wel het proces te bespoedigen. Ook kan het Rijk in het kader van ruimtelijke ordening (RO) besluitvorming naar zich toetrekken of afdwingen." In dit kader wordt de proactieve aanwijzing als een van de instrumenten genoemd, onder de huidige Omgevingswet het instructiebesluit. Bij deze instrumenten worden in de nota nog wel kanttekeningen geplaatst, zoals maatschappelijke weerstand, de noodzaak van medewerking van de grondeigenaar, het uitvoeren van de nodige onderzoeken en de lange doorlooptijden daarbij. Kan de staatssecretaris aangeven in hoeverre hij voornemens is om in voorkomende gevallen in het kader van de asieldwangwet van dit ruimtelijk instrumentarium gebruik te gaan maken?

Pas als een gemeente geen opvolging geeft aan zulke instructieregels bij het vaststellen van haar omgevingsplan zou een traject van indeplaatsstelling mogelijk zijn. Voorheen kon dit ook middels het instrument van de proactieve aanwijzingsbevoegdheid. In het Tijdschrift voor Omgevingsrecht gaf mr. dr. Rogier Kegge, universitair docent bestuursrecht te Leiden, in het artikel "Sturing en toezicht door Rijk en provincie op gemeentelijke besluiten onder de Omgevingswet: van bestuurlijke afwegingsruimte naar meer regie?" in 2022 aan dat van deze indeplaatsstellingmogelijkheden pas één keer gebruik is gemaakt, namelijk in 2003. Dat is dus zelfs vóór de inwerkingtreding van de Wet revitalisering generiek toezicht, waar het interbestuurlijk toezicht in is geregeld.

Ook stelt Kegge: "Een instructie heeft vergaande gevolgen voor de bevoegdheid van de raad om een omgevingsplan vast te stellen en is dan ook aan het subsidiariteitsvereiste gebonden. Voor zover een instructie ziet op een omgevingsplan, mag deze bovendien alleen worden gegeven met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties, als bedoeld in artikel 4.2, lid 1 van de Omgevingswet." Kan de staatssecretaris aangeven hoe de inzet van ruimtelijke bevoegdheden in het kader van de asieldwangwet middels indeplaatsstelling zich verhoudt tot het hier bedoelde subsidiariteitsvereiste en de beperkingen rond evenwichtige toedeling van functies aan locaties?

Daarnaast was in de LRT van 23 mei jongstleden sprake van "een oproep aan de provincies om mee te werken aan onorthodoxe locaties, ook buiten stedelijk gebied". Kan de staatssecretaris aangeven hoe dit zich verhoudt tot de beginselen van goede ruimtelijke ordening en ruimtelijke regelgeving? Mag dat zomaar doorkruist worden als het nodig is voor de asielopvang?

Voorzitter. Een ander punt. In de nota van antwoord gaf de staatssecretaris aan dat op dit moment gemeenten afspraken kunnen maken met het COA over doelgroepenbeperkingen. Kan de staatssecretaris aangeven of sommige gemeenten hierdoor in een gunstigere positie zitten dan andere gemeenten, terwijl iedere gemeente gelijkwaardig behandeld zou moeten worden? Kan de staatssecretaris uitsluiten dat in die afspraken met gemeenten deals met het COA worden gesloten over voorwaarden om bijvoorbeeld hotels te mogen benutten en dit zijn weerslag heeft in contractafspraken met het COA? Zou dit niet reden temeer moeten zijn om als Kamer toch deze contracten van het COA te kunnen controleren, wat de staatssecretaris tot nu toe halsstarrig weigert?

Iedere volksvertegenwoordiger zou immers moeten kunnen controleren of bij het COA sprake is van misstanden of perverse prikkels in de contracten met onder andere hotelketens, zeker als er concrete signalen zijn van grootschalige fraude, zoals rond het Van der Valk-concern in een FD-artikel. In de LRT van 28 oktober jongstleden meldt de staatssecretaris van JenV: "Het COA krijgt op korte termijn versterking om alle relevante aanbiedingen na te jagen." Het kan toch niet zo zijn dat de status van het COA als zelfstandig bestuursorgaan, zbo, de grondwettelijke, democratische controle in de weg kan staan? Dus wanneer komt de staatssecretaris met deze documenten over de brug, waaronder ook het vastgoedplan van het COA, desnoods met bepaalde zeer strategische bedragen afgeschermd? Is hij daartoe bereid?

Verder geeft de staatssecretaris in de nota van antwoord aan dat het IPO en de VNG regelmatig achterbanraadplegingen houden, ook op dit onderwerp. Als raadslid en Statenlid is mij nog nooit iets gevraagd door deze koepels, dus waar is dit op gebaseerd?

Gisteren zat VNG-voorzitter Sharon Dijksma prominent bij WNL te pleiten voor deze asieldwangwet. Dit roept de vraag op hoe deze houding van de koepels van decentrale overheden zich verhoudt tot de verkiezingsuitslag voor de Tweede Kamer. Blijkbaar heeft men maling aan de keuze van de bevolking voor een andere koers op migratie en asiel. Kortom, waarom laat de staatssecretaris zich leiden door zulke wereldvreemde koepelorganisaties?

Ook geeft de minister in de nota aan dat pas in de implementatiefase bepaald zal worden welke indicatoren gebruikt gaan worden voor de toetsing van de effectiviteit van de asieldwangwet. We worden nu dus met een kluitje in het riet gestuurd. Mocht deze wet onverhoopt worden aangenomen, dan kan de slager zijn eigen vlees keuren. Waarom wordt dit niet gewoon aan de voorkant duidelijk gemaakt, zodat ook het parlement dit kan meewegen, vraag ik aan de staatssecretaris.

Wat eveneens vaag is, is de stelling in de nota dat ten aanzien van de aanmeldvoorziening wordt gesproken over een "in redelijkheid evenwichtige spreiding" over Nederland. Kan de staatssecretaris aangeven hoe dat antwoord zich verhoudt tot het punt dat in de eerdere verslagen van de LRT te lezen is dat al concreet gekeken wordt naar Noord-Holland en Zuid-Holland voor een aanmeldvoorziening? Wordt er niet gewoon op zaken vooruitgelopen? Of neemt de staatssecretaris zijn eigen woorden niet serieus?

In de nota geeft de staatssecretaris ook aan: "Het stellen van een cijfermatige bovengrens aan de asielinstroom is binnen de huidige internationale kaders niet mogelijk." Maar kan de staatssecretaris wel aangeven wat Nederland zélf aankan? Of blijft de poort ongeclausuleerd openstaan? Gelet op de enorme demografische groei in met name Afrika is dat op langere termijn sowieso onmogelijk. En hoe verhoudt dit zich tot de opmerking in het verslag van de LRT van 28 oktober jongstleden dat de VNG pleit voor een heldere communicatiestrategie vanuit het Rijk als er echt geen opvang meer beschikbaar is? Die bovengrens is er in de praktijk dus wel. De emmer is blijkbaar op een gegeven moment toch tot het randje vol. Het is dit jaar 25 jaar geleden dat het boek van Pieter Lakeman over de Nederlandse immigratiepolitiek en de economische gevolgen daarvan verscheen, onder de veelzeggende titel Binnen zonder kloppen. Na een kwarteeuw spelen de daarin beschreven problemen veelal nog onverminderd of zijn nog vele malen erger geworden.

Ten aanzien van tijdelijke grenscontroles zoals Duitsland die toepast, geeft de staatssecretaris aan dat het grenstoezicht via Mobiel Toezicht Veiligheid van de Koninklijke Marechaussee reeds geïntensiveerd is. Maar dat is nog niet hetzelfde als echte tijdelijke grenscontroles, die ook binnen het Schengenverdrag mogelijk zijn. Wanneer kunnen we die eens verwachten?

Terwijl hij schermt met internationale verplichtingen zoals de opvangrichtlijn kan de staatssecretaris desgevraagd niet eens duidelijk maken hoe het in andere EU-landen is geregeld met zulke vormen van spreiding. Is Nederland alleen maar aan zet om in het kader van solidariteit vreemdelingen hier toe te laten? Of kan er ook eens solidariteit worden betracht met onze eigen inwoners, voor wie er geen woningen meer zijn en wier leefomgeving onveilig wordt gemaakt door de vestiging van azc's?

Ook opvallend is dat in het verslag van de LRT van 8 december jongstleden over huisvesting van statushouders wordt aangegeven: "Corporatiebestuurders krijgen van gemeenten niet zomaar toestemming om het toewijzingspercentage te verhogen omdat dit met name gaat om het goedkoopste deel van de woningvoorraad. Dit leidt tot verdringing." In het LRT-verslag van 3 november wordt eveneens opgemerkt: "Aedes gaat in op de vraag van MBZK" — de minister van Binnenlandse Zaken — "of het toewijzingspercentage omhoog kan. Dit heeft invloed op de reguliere woningzoekenden, wachttijden gaan omhoog." Dit bevestigt dus dat onze woningzoekenden langer op wachtlijsten moeten staan door de huisvesting van statushouders. Het is dus een onzinargument dat het maar een beperkt effect heeft omdat het slechts een paar procent van de totale toewijzingen betreft. De asielinstroom heeft duidelijk ernstige consequenties voor onze eigen woningzoekenden. Reden temeer om deze asieldwangwet te verwerpen zodat de instroom niet nog verder gefaciliteerd wordt.

Verder zegt de staatssecretaris in de nota van antwoord over de tijdelijke woonbehoefte van aandachtsgroepen: "Flexibele opvangvormen doen op geen manier af aan de bestaande woonbescherming, ook niet aan de woonbescherming van deze aandachtsgroepen." Kan de staatssecretaris bevestigen dat deze aandachtsgroepen dus niet snel uit een tijdelijke locatie gezet kunnen worden omwille van asielopvang? In hoeverre is er dan nog sprake van de zogenaamde flexibele capaciteit?

Ondertussen gaat de staatssecretaris wel uit van het "vergroten van draagvlak voor de opvang van asielzoekers vanwege de evenwichtige spreiding van asielopvang." Maar op de vraag of dit draagvlak effectief gemeten is, geeft hij aan dat van een meting op dit punt geen sprake is. Hierbij wordt alleen maar uitgegaan van verwachtingen en aannames. Kan de staatssecretaris aangeven of hij bereid is om te bekijken of dit draagvlak ook daadwerkelijk bestaat? Wat zegt de verkiezingsuitslag hem over dit veronderstelde draagvlak?

In De Telegraaf van 8 januari jongstleden werd een lange vertrouwelijke lijst met gewelddrama's in de asielopvang behandeld. Volop steekincidenten, afgelopen weekend nog in Limburg. Maar de lijst vermeldt ook dat op oudejaarsdag een Algerijnse asielzoeker in Budel iemand opensnijdt met een 30 centimeter lang keukenmes. In Ter Apel stak een Ghanese asielzoeker iemand in zijn hals. Ook nam een Tunesiër brandend vuurwerk mee het gebouw in en begon hij medewerkers in het Arabisch uit te schelden. Daags voor kerst kwamen in Ter Apel migranten illegaal het azc-terrein op, omdat ze de overplaatsing naar een andere opvanglocatie niet accepteerden. Een van hen trok een wapen toen een COA-medewerker uitleg kwam geven. Op tweede kerstdag werd een COA-medewerker in Huizen verwond door een agressieve, Soedanese asielzoeker. Dan was er ook nog een Somaliër die zei dat — ik citeer — "hij de baas is op het azc, en dat het COA en de beveiliging aan zijn wensen moeten voldoen". Hij eiste bovendien ook nog seks met een COA-medewerker.

Kortom, moet met deze asieldwangwet voor dit soort uitschot humane opvang worden geregeld? Waarom zijn deze lieden nog niet uit ons land vertrokken? Is de staatssecretaris bereid om deze lijst zo spoedig mogelijk aan deze Kamer te verstrekken?

Ten aanzien van de door asielzoekers gepleegde misdrijven, zoals de aanranding van twee jonge vrouwen in Budel door een asielzoeker, geeft de staatssecretaris in een nota aan — ik citeer — "uitgangspunt van het openbare ordebeleid is dat vreemdelingen die misdrijven plegen niet in aanmerking komen voor verblijf in Nederland". Ik citeer nogmaals: "Ook kan de IND de vluchtelingenstatus weigeren of intrekken op grond van de openbare orde indien de vreemdeling (onherroepelijk) is veroordeeld voor een (bijzonder) ernstig misdrijf". Kan de staatssecretaris aangeven in hoeverre en in hoeveel gevallen dit ook effectief gebeurt? Welke categorieën misdrijven komen hier thans voor in aanmerking? Wordt dit ook geëffectueerd? Wanneer worden veelplegers bijvoorbeeld niet alleen op een administratieve Top X-lijst gezet, maar ook daadwerkelijk het land uitgezet?

In zijn beantwoording geeft de staatssecretaris ten aanzien van het vestigen van azc's in wijken waar de Rotterdamwet geldt het volgende aan. Die status vindt op aanvraag van de gemeenteraad plaats. Maar dat is het punt niet. De aanwijzing als zodanig van een wijk onder de Rotterdamwet vindt wel degelijk door de minister plaats. De minister is daarvoor verantwoordelijk en dient daarin een belangenafweging te maken. Daarom stel ik de vraag of de staatssecretaris het passend vindt dat azc-locaties geplaatst worden in wijken die onder de Rotterdamwet vallen. Is hij voornemens om nog meer van dit soort locaties, zoals de Gestelse buurt in Den Bosch, aan te wijzen op plaatsen waar de leefbaarheid en de veiligheid al ernstig onder druk staan?

Over de terugkoppeling van de provinciale regietafels, de PRT's, aan de volksvertegenwoordiging, stelt de staatssecretaris het volgende. Er zou tijdens de LRT door de commissarissen van de Koning worden teruggekoppeld. Bij de LRT is echter maar één CdK namens hen aanwezig. Is dit hierdoor niet veel te algemeen en te hoog over? Graag een reactie.

Bij de laatste LRT, van 8 december jongstleden, heeft de staatssecretaris van JenV voorgesteld om — en ik citeer — "goed te kijken naar gemeenten met lege Oekraïneplekken". Hij zei ook: "Als het mogelijk zou zijn om Oekraïneplekken zo in te zetten en te verschuiven binnen provincies dat daarmee locaties voor asiel vrijgespeeld worden, dan geeft dit lucht." Kan de staatssecretaris aangeven wat dit betekent? Kunnen opvanglocaties voor Oekraïners zomaar, een-op-een, aan het COA beschikbaar worden gesteld? Graag een reactie.

Voorzitter. Uit de beantwoording komt ook naar voren dat het kabinet weigert om de door de Tweede Kamer aangenomen motie-Yeşilgöz c.s. om met de spreidingswet een pas op de plaats te maken gedurende de kabinetsonderhandelingen, uit te voeren. Sterker nog, het kabinet zet er juist op in om de wet, indien deze hier wordt aangenomen, zo snel mogelijk in werking te laten treden. Welke boodschap heeft dit demissionaire kabinet eigenlijk nog aan de democratie en aan de volksvertegenwoordiging? Dit is een reden te meer om dit als Eerste Kamer niet te accepteren en deze asieldwangwet volgende week te verwerpen. De PVV-fractie zal dan ook vol overtuiging tegen deze vreselijke wet stemmen.

Tot zover in de eerste termijn.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Hattem. Dan is nu het woord aan de heer Nicolaï van de Partij van de Dieren. Pardon, de Partij vóór de Dieren.