Plenair Janssen bij behandeling Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen



Verslag van de vergadering van 15 januari 2024 (2023/2024 nr. 15)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 20.22 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Janssen i (SP):

Voorzitter, dank u wel. Ook namens de fractie van de SP de hartelijke felicitaties aan mevrouw Kaljouw voor haar maidenspeech. Wij kijken uit naar de verdere debatten met haar. Ik heb het debat over dit wetsvoorstel overgenomen van mijn collega Tiny Kox, die wegens ziekte niet aanwezig kan zijn, maar ik doe dat heel graag.

Voorzitter. Menselijke waardigheid, gelijkwaardigheid en solidariteit zijn de waarden die centraal staan in het beginselprogramma van de SP. Wij zetten ons op basis van die waarden in voor de waardigheid van ieder mens. Die waarden zijn vandaag en morgen mijn kompas bij de behandeling van dit wetsvoorstel. Dat zullen ze ook volgende week zijn, op het moment dat er over het wetsvoorstel wordt gestemd.

In de aanloop naar dit debat gingen mijn gedachten bijna zeventien jaar terug, naar juni 2007. Ik kijk nu ook even naar mevrouw Van Toorenburg, die toen volgens mij ook net in de Tweede Kamer was aangeschoven. Zij was er als Kamerlid en ik als kersverse medewerker van de Tweede Kamerfractie. Mijn eerste opdracht was het voorbereiden van het debat voor mijn zeer gewaardeerde oud-collega in de Tweede Kamer en ook oud-senator, Jan de Wit, over het toen aangekondigde pardon. Ik heb dagen voor een blanco scherm gezeten voordat ik de eerste letters op papier kreeg, kan ik u zeggen. Ook na 2007 heb ik mij in de Tweede Kamer als medewerker nog beziggehouden met asiel- en vreemdelingenzaken. En als gedeputeerde zag ik natuurlijk in de jaren daarna de huisvestingsproblematiek van statushouders met grote regelmaat ook op onze collegetafel terechtkomen. Het onderwerp is dus eigenlijk nooit ver bij mij weg geweest. Laat ik het zo maar samenvatten. Ik vind het dan ook mooi dat ik dit debat nu mag doen.

Voorzitter. Het zorgelijke daaraan is dat ik terugkijkend op de afgelopen zeventien jaar zo veel herken in de situatie van nu. Ik zie een doorstroom en een uitstroom van asielzoekers die achterlopen op de instroom en ik zie procedures die te lang duren, met als resultaat dat de opvang en de huisvesting vastlopen. En heel eerlijk gezegd zie ik ook dat we nu nog steeds de wrange vruchten plukken van het kortzichtige beleid uit 2016 en 2017. Financiering was leidend en krimpbesluiten van staatssecretaris Dijkhoff volgden elkaar in rap tempo op. Het COA werd gedwongen om 45 locaties te sluiten en meer dan 1.000 medewerkers werden de laan uit gestuurd. Het asielprobleem was immers opgelost en onder controle.

Dat paste in het tijdsbeeld, waarin staatssecretaris Dijkhoffs partijgenoot minister Blok constateerde dat de woningmarkt af was en dat sociale huurwoningen massaal moesten worden verkocht aan buitenlandse investeerders. Ook daarvan voelen we nu als samenleving nog dagelijks de pijnlijke consequenties. Het onverantwoorde kortetermijndenken in het recente verleden dat deze crisis heeft veroorzaakt, zal plaats moeten maken voor ook op termijn houdbare oplossingen. Ik denk graag in oplossingen, oplossingen die ons in staat stellen om adequaat te kunnen reageren op situaties die zich kunnen voordoen en dan zonder steeds weer van koers te wijzigen, wat weer tot onbegrip en onrust leidt. Koersvastheid is nodig om vertrouwen van de samenleving terug te winnen en voorspelbaarheid te vergroten. Dat was een wijze les die ik als kind op een zeilschool in Friesland al leerde; als je te veel aan het roer van het schip zit, dan verschijnen er achter je in het water vraagtekens. De zeilers zullen dat ongetwijfeld kunnen beamen.

Om meerdere redenen vindt de SP het jammer dat het wetsvoorstel dat we nu behandelen er heeft moeten komen. Als eerste natuurlijk vanwege het feit dat de toestand in de wereld zodanig is ontspoord dat veel mensen op drift zijn geraakt en als tweede vanwege de constatering dat er een pijnlijk gebrek aan solidariteit tussen gemeenten onderling duidelijk is geworden. Dit wetsvoorstel is wat ons betreft dan helaas ook een toonbeeld van onmacht. De Nationale ombudsman zei het vorige week nog iets sterker. Die sprak van bestuurlijke onwil, die dit wetsvoorstel nodig heeft gemaakt. Want het probleem moet wel worden opgelost omdat we ook aan onze verdragsrechtelijke verplichtingen moeten voldoen. Maar ik zeg er ook bij: dat kan niet alleen van deze wet komen.

Ik begrijp heel goed dat mogelijke dwang als sluitstuk van deze wet weerstand oproept maar deze wet gaat over veel meer, juist om die dwang als laatste middel zo beperkt mogelijk nodig te maken en te voorkomen. Zo wordt er nu ingezet op een vaste capaciteit door het maken van langjarige afspraken met gemeenten. Met verwijzing naar mijn eerdere opmerkingen over koersvastheid en de ervaringen uit 2016 en 2017, toen lopende contracten werden beëindigd, vraag ik nu de staatssecretaris om duidelijk te zijn over de noodzaak van deze ijzeren capaciteit en het vertrouwen dat gemeenten in de rijksoverheid kunnen hebben als het gaat om het nakomen van aangegane meerjarige verplichtingen. We gaan toch niet weer de fouten van 2016 en 2017 met kortzichtig beleid herhalen? We kunnen het gemeenten toch niet aandoen dat zij verantwoordelijkheid nemen om een probleem op te lossen en daarna weer in de kou worden gezet?

Het antwoord van de regering op de schriftelijke vragen op dit punt stelt mijn fractie nog niet gerust. In de beantwoording wordt gesteld: "Indien mogelijk worden afspraken voor de langere termijn gemaakt. Het kan zijn dat zich onvoorziene omstandigheden voordoen die herziening van gemaakte afspraken noodzakelijk maken. Getracht wordt om dit in verband met continuïteit zo veel mogelijk te voorkomen." Dit kan van alles betekenen. Dit is een soort containerredenering. Kan de staatssecretaris hier concreter invulling aan geven? Is een afnemende instroom een omstandigheid die zal leiden tot het herzien van langjarige afspraken met gemeenten? Dat is wat we in 2016 en in 2017 gezien hebben en mijn vraag is of dat nu weer aan de orde is, want dan raken we de gemeenten kwijt. Als dat namelijk zo is, dan gaan we 2016 en 2017 overdoen en dan heeft de regering niet geleerd van de fouten in die periode. Zo wordt het vertrouwen van gemeenten in de rijksoverheid niet hersteld en daarom vraag ik graag om een reactie van de staatssecretaris.

De SP vindt het juist een verstandig voornemen om een basisvoorziening te bewerkstelligen waarop kan worden teruggevallen, indien nodig, een basisvoorziening die op een niveau is dat niet bij de eerste tegenslag paniek uitbreekt en die mogelijk maakt dat er snel kan worden opgeschaald, maar die ook, zoals nu wordt voorgesteld, deels wordt gebruikt voor andere doelgroepen, zoals studenten en daklozen, in tijden dat de capaciteit niet nodig is voor het COA. Ik sluit mij aan bij de vragen die eerder zijn gesteld over de bescherming van de mensen die gebruikmaken van die 25% die dan anders gebruikt wordt.

Hetzelfde geldt eigenlijk voor het aanhouden van voldoende gekwalificeerde medewerkers, zowel bij het COA als bij de IND. Ook dat zou een verstandige en doordachte weg vooruit zijn. We hebben gezien wat de gevolgen van het beleid in 2016 en 2017 zijn geweest. Ik wil hier ook nadrukkelijk uitspreken dat de SP diep respect heeft voor wat de medewerkers van met name het COA met de laarzen in de modder al zo lang presteren, en dat geldt ook voor al die mensen bij de IND en alle vrijwilligers. Het is ongelofelijk wat daar gepresteerd wordt. Maar ook voor hen moet er dus licht aan het eind van de tunnel komen, want die tunnel moeten zij ook snel uit. Kan de staatssecretaris een blik vooruitwerpen op de personele bezetting van het COA en de IND in de nabije en misschien ook de verdere toekomst, gelet ook op het aanhouden van die voorraad die we nastreven? En hoe gaat hij ons over de verdere ontwikkelingen daarvan op de hoogte houden?

Als we nu niet handelen en problemen oplossen, dan kan die discussie over opvang van asielzoekers verder verschuiven van een nimby-opvatting, not in my backyard, naar een niaby-opvatting, not in anyone's backyard. En dat zou wat ons betreft maatschappelijk een hele ongewenste ontwikkeling zijn. Zo'n opvatting zou mij ook zorgen baren, temeer omdat er een aantal oorzaken zijn die hieraan ten grondslag liggen die moeten en ook kunnen worden aangepakt. Het is al genoemd: de overlast van veiligelanders, de haperende terugkeer als een asielzoeker niet de status van vluchteling krijgt en de gebrekkige uitstroom indien iemand wel kwalificeert als vluchteling. Daarom mag en kan, zoals eerder opgemerkt, dit wetsvoorstel niet op zichzelf staan. Graag een reactie van de staatssecretaris. Wordt deze opvatting door hem gedeeld?

Voorzitter. Het meest zouden wij het als SP natuurlijk verwelkomen als nog voor de lente begint alle oorlogen tot een einde komen en daarmee ook de instroom afneemt of zelfs stopt. Maar die hoop is helaas ijdel, en dus moet er iets anders gebeuren. Wat ons betreft kunnen we de lasten niet langer zo ongelijk verdeeld laten zijn. De uitvoering van die spreiding moet dus naar onze mening op een solidaire wijze gebeuren, waarbij de sterkste schouders ook de zwaarste lasten dragen.

Op dit punt verwijs ik natuurlijk naar het in de Tweede Kamer aangenomen amendement van mijn inmiddels voormalige SP-collega Jasper van Dijk en degenen die met hem dit amendement hebben ingediend. Dit amendement regelt dat de sociaal-economische staat van een gemeente een vast criterium is bij de toe te bedelen opvangopgave. Voor de SP is een zuivere uitvoering van dit amendement van zeer groot belang voor ons oordeel over dit wetsvoorstel. De staatssecretaris zal dat begrijpen.

Er is nu door de staatssecretaris een poging gedaan om een formule te bedenken die recht zou doen aan het amendement van Jasper van Dijk, maar daarin is nog verbetering mogelijk, zo is gebleken. In de uitvoering blijkt namelijk dat bij toepassing van de nu door het ministerie bedachte formule er een rest overblijft van de opgave, die wordt verdeeld zonder de toepassing van de zogenoemde sociaal-economische statusscore welvaart, opleiding en arbeid. In het kort zal ik hierna spreken van de SES-WOA-score. Er is dus een rest, en die rest wordt verdeeld zonder toepassing van die SES-WOA-score. Dat vinden wij vreemd; dat kan beter. Wij zijn daarin niet de enigen, want ook in de uitvoeringspraktijk is door VNG en COA vastgesteld dat het amendement op een nog betere wijze en nog zuiverder uitgevoerd kan worden. Zij hebben ook een voorstel gedaan voor een aangepaste formule, waarmee ook die rest valt onder de toepassing van de SES-WOA-score. Voor zover ik begrepen heb, zou dat technisch kunnen worden aangepast, via een technische wijziging. Dat zou voor niet al te veel problemen hoeven zorgen. De SP hecht er zeer aan, zoals ik net al zei, dat het amendement van Jasper van Dijk op de meest zuivere wijze wordt uitgevoerd. Ik vraag de staatssecretaris daarom toe te zeggen dat de formule voor de toepassing van de SES-WOA-score zal worden aangepast conform het COA/VNG-voorstel — het is techniek — om te komen tot de meest zuivere uitvoering van het amendement. Volgens mij kan dit, zoals ik net al zei, via een technische wijziging, dus het zal niet al te ingewikkeld zijn. Ik zie die toezegging graag tegemoet.

Voorzitter. Verder krijgen wij vandaag graag nog van de staatssecretaris een verduidelijking over de toepassing van de SES-WOA-score wanneer de staatssecretaris een opgave moet opleggen. Dat betreft artikel 5, lid 2. In de tekst staat nu dat de staatssecretaris bij het vaststellen van die opgave zo veel mogelijk rekening houdt met de SES-WOA-score. Collega Nicolaï heeft daar ook al een aantal vragen over gesteld. Ik heb dit punt ook in de schriftelijke ronde aan de orde gesteld, maar ik hecht er toch aan het nu nogmaals op te brengen. Niet iedereen leest immers al onze schriftelijke inbrengen en de antwoorden daarop. Dat zeg ik wellicht tot verbazing van sommige collega's, maar het gebeurt echt — het komt voor!

Ik denk dat het goed is om dit in dit debat nog eens hardop uit te spreken: er mag geen misverstand over bestaan, met name ook richting de gemeenten, dat in het uiterste geval dat de minister tot een vaststelling van de opgave moet komen, er ook bij vaststelling door de minister onverminderd sprake zal zijn van toepassing van de SES-WOA-score. In de schriftelijke beantwoording is de regering hier duidelijk over geweest, maar ik denk dat het goed is als de staatssecretaris dit hier ook nog eens duidelijk herhaalt. Ik zei het al: niet iedereen leest immers alle stukken.

Artikel 5, lid 2 ziet op de bepaling dat de minister bij het nemen van een verdeelbesluit rekening moet houden met de SES-WOA-score per gemeente. De minister antwoordde in de schriftelijke beantwoording: van ontwijken kan dus geen sprake zijn. Het moet dus niet gelezen worden als een discretionaire bevoegdheid van de minister om het zomaar buiten beschouwing te kunnen laten. Ik hecht eraan dat het ook voor gemeenten volkomen duidelijk is dat dit geen tweede kans is om te denken van: "Ik werk even niet mee; misschien laat de minister of de staatssecretaris het wel buiten beschouwing. Nee heb je, ja kun je krijgen." Dat is niet de bedoeling. Zo hoort het ook niet uitgevoerd te worden. Daarom graag nog een keer een reactie van de staatssecretaris.

Voorzitter. Tegelijkertijd moet er serieus werk gemaakt worden van de knelpunten in de doorstroom en de uitstroom. Ik zei het al: dit wetsvoorstel kan niet op zichzelf staan. Daarbij kunnen we niet wachten totdat er op enig moment een nieuw kabinet op het bordes staat. Ik heb vanmiddag goed geluisterd naar de heer Van Hattem en ik neem zijn woorden maar even als thermometer voor de voortgang in de formatiebesprekingen. Dan denk ik dat het nog weleens even zou kunnen duren.

Voorzitter. Op dat laatste punt over de doorstroom en de uitstroom vraag ik de staatssecretaris dan ook om een nadere beschouwing. Wat wordt er nu al en in de nabije toekomst aan maatregelen genomen om de doorstroom en de uitstroom te verbeteren? Ik heb ook goed naar de heer Griffioen van de BBB geluisterd. Volgens mij zeggen wij dat alle twee. Als er op dat gebied namelijk geen perspectief of verbetering is, dan gaat ook deze wet niet werken. Want deze wet is geen wondermiddel voor de hele asielproblematiek en voor de hele keten, maar een concrete oplossing voor het probleem van een aantal gemeenten die het water al jaren tot boven de lippen staat. Ik begrijp de zorgen die hier door collega's naar voren zijn gebracht, heel goed, maar het wachten totdat er mogelijke effecten zijn van instroombeperkende maatregelen — als die al effectief zouden blijken te zijn — mogen we wat de SP betreft de nu hulpzoekende gemeenten niet aandoen. En dat er uiteindelijk in uiterste noodzaak ook door de regering een opgave kan worden opgelegd aan gemeenten, kan dan het gevolg zijn.

Ik heb vanmiddag al even bij interruptie aangegeven dat wij niet de absolute bestuurlijke autonomie van gemeenten delen zoals die werd opgebracht. Er wordt immers bij voortduring inbreuk gemaakt op die gemeentelijke bestuurlijke autonomie. Kijk alleen maar naar ruimtelijke ordening! Dan zou je de Omgevingswet nog als dwangwet neer kunnen zetten, maar ik zal dat allemaal niet doen. Maar het komt vaker voor, laat ik het zo zeggen.

Zoals gezegd, wij betreuren het wel dat het tot dit wetsvoorstel heeft moeten komen en wij hopen oprecht dat het inzetten van dwang in de toekomst niet nodig zal hoeven zijn en dat solidariteit van gemeenten onderling tot de noodzakelijke oplossing zal leiden. Het mag ook niet zo zijn dat gemeenten een weigering om mee te werken aan opvang als een pressiemiddel richting regering moeten gaan inzetten om de regering tot maatregelen ten aanzien van de instroom, de doorstroom en de uitstroom te dwingen. Dat zou ook niet mogen gebeuren. Daarom onderstreep ik nogmaals de noodzaak om dit wetsvoorstel als onderdeel te zien van een aantal maatregelen die op korte termijn ook de instroom, de doorstroom en de uitstroom moeten verbeteren. Daarom heb ik ook de staatssecretaris vragen gesteld en om een nadere beschouwing op dit punt gevraagd.

Voorzitter. Ik begon mijn bijdrage met de waarden uit het beginselprogramma van de SP die voor mijn fractie leidend zijn. Dat zijn menselijke waardigheid, gelijkwaardigheid en solidariteit. Dat zijn drie waarden die van eminent belang zijn bij het voorstel dat wij vandaag behandelen in de Eerste Kamer. Wij behandelen dat in onze Eerste Kamer in Den Haag, de stad van vrede en recht, de stad waar het Internationaal Gerechtshof van de Verenigde Naties is gehuisvest in het Vredespaleis, de stad waar het Internationaal Strafhof thuis is, de stad waar de internationale tribunalen voor oorlogsmisdaden waren gevestigd, de stad van vrede en recht in het land dat verdragen hoog acht en respecteert. Maar het is helaas ondertussen ook de stad waar door politieke partijen wordt onderhandeld over een gezamenlijke basislijn voor het waarborgen van de Grondwet, de grondrechten en de democratische rechtsstaat. Dat moet me toch even van het hart. En als je dat laatste tot je door laat dringen, dan maak ik me oprecht zorgen. Alsof onze Grondwet, onze rechtsstaat en onze grondrechten onderhandelbare grootheden zijn!

Voorzitter. Ik had het net over de verdragen die wij hoog achten en respecteren. Als mensen in Nederland asiel aanvragen, dan hoort daar verdragsrechtelijk een zorgvuldige procedure bij. De SP hecht zeer aan die verdragen, omdat die de basis zijn voor onze rechtsorde en voor onze beschaving. Een asielprocedure moet naar onze mening wel voortvarend zijn om mensen snel duidelijkheid te geven over de vraag of ze recht hebben op bescherming als vluchteling, of ze recht hebben op verblijf of dat terugkeer aan de orde is. Maar de procedures duren nu te lang en het loopt verder op. Daarmee stokken ook de beoordeling, de doorstroom en de uitstroom en ontstaat er onvermijdelijk een opvangprobleem.

We moeten dus volop aan de slag met de instroom, de doorstroom en de uitstroom. Hoe sneller de doorstroom en de uitstroom op orde komen, hoe beter het is voor de opvangproblematiek waar we vandaag over spreken. Daarom verwacht ik ook van de staatssecretaris dat hij de antwoorden op de vragen over dit wetsvoorstel zal plaatsen in het perspectief van dit wetsvoorstel als een oplossing voor een probleem nu maar ook als onderdeel van een bredere oplossing. Het is een acuut probleem in een keten die niet op orde is en die kampt met problemen die jaren geleden al zijn veroorzaakt.

Voorzitter. Wat de SP betreft wordt dit wetsvoorstel, als het wordt aangenomen, ook zo snel als mogelijk is weer overbodig. Ik had het er al even over in een interruptiedebatje met de heer Griffioen. Daarom is het wetsvoorstel, als het werkt, wat de SP betreft ook eindig. We moeten lessen trekken uit de ervaringen met de gereedschapskisten van de diverse ministers in coronatijd. Toen wilde iedere minister zijn eigen gereedschapskist hebben met allerlei wettelijke maatregelen, waar we wel vanaf konden, maar waarvan werd gezegd "ja, maar ik houd ze liever nog even in mijn gereedschapskist". Dat vinden wij niet passen bij deze wet.

Ik hoor dan ook graag welke horizon de staatssecretaris heeft om de overbodigheid van dit wetsvoorstel te realiseren. Niet overhaast, zoals zijn voorganger in 2016 en 2017 deed, maar in de wetenschap dat er straks een solide basisvoorziening is, dat we voldoende mensen hebben bij de IND, dat we voldoende mensen hebben bij het COA, dat we de problemen bij de instroom, doorstroom en uitstroom onder controle hebben en dat we kunnen opschalen als dat nodig is, zonder dat er meteen paniek uitbreekt. Graag een reactie van de staatssecretaris op dit punt.

Voorzitter. Ik weet dat ik nog elf minuten spreektijd heb, maar afrondend kan ik zeggen dat mijn fractie de ogen niet wil sluiten voor de acute problemen waarmee gemeenten die nu opvang bieden, te kampen hebben. Een van die oorzaken is volgens de SP dat er veel te lang is vastgehouden aan het efficiencydenken van de grootschalige opvang. Ik snap dat het makkelijker werkt en dat het misschien efficiënter is, maar het kan funest zijn voor het draagvlak. De SP vindt kleinschaligheid een veel betere oplossing, ook in de asielopvang, omdat daarmee het draagvlak wordt vergroot. Het vergroot de sociale controle, het vergroot het kennen van de mensen die daar verblijven en het geeft ook meer binding met de omgeving. Ik ben blij dat die grootschaligheidseisen nu worden losgelaten en dat er ruimte gemaakt is, althans in theorie, voor een menselijke maat in een passende omgeving. Mijn fractie ziet dat als een positieve stap, al had die stap wel eerder gemogen en gemoeten.

Ik vertrouw erop dat gemeenten, nu zij meer vrijheid krijgen in de uitvoering van de opvang, daar ook werkelijk gebruik van zullen gaan maken, als ook kleinschaligheid tot de mogelijkheden behoort. Dat geeft hun meer mogelijkheden. Ik hoop echt dat ze dat gaan doen, dat zij zelf met gedragen oplossingen zullen komen en dat dwang overbodig zal blijken, omdat solidariteit de basis is van onze samenleving. In dat vertrouwen, ook in de gemeenten, wens ik de staatssecretaris veel wijsheid bij de beantwoording van de door deze Kamer gestelde vragen. Ik kijk daar vol verwachting naar uit.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Janssen. Dan is het woord aan meneer Schalk namens de SGP.