Plenair Meijer bij behandeling Wet vaste huurcontracten



Verslag van de vergadering van 7 november 2023 (2023/2024 nr. 06)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.36 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Meijer i (VVD):

Dank u, voorzitter. Vandaag is er een debat over het beleidsterrein Wonen, maar slechts over een klein deel van het beleidsterrein. Het gaat namelijk over tijdelijke huurcontracten. Binnenkort praten we over een ander fragment: de wijziging van de Huisvestingswet. De opgaven op het gebied van wonen zijn momenteel van dien aard dat een wat breder debat misschien wel gewenst zou zijn. Laten we die bredere context niet uit het oog verliezen. Daarom is het mooi dat de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening ook deze dinsdag weer in ons midden is; deze keer om ons als adviseur van dienst te zijn om die bredere context in beeld te houden.

Een volkshuisvestingsdebat dreigt al gauw een zwart-witkarakter te krijgen. Er zit al snel een ideologische lading onder: kopen versus huren, goedkoop versus duur, inbreiden versus uitbreiden, overheid versus markt, verdelen versus bijbouwen enzovoort. Het is wat de VVD-fractie betreft goed om hierbij de politieke accenten aan te geven, maar uiteindelijk zal de oplossing meestal toch en-en blijken te zijn; van alles wat. Tegen die achtergrond beoordeelt mijn fractie of het voorliggende initiatiefvoorstel voldoende in balans is. Ook van mijn kant waardering voor de initiatiefnemers en de medewerkers. Het is mooi dat zij deze waardering hier nog voor de verkiezingen in ontvangst kunnen nemen.

Voorzitter. In het coalitieakkoord is afgesproken dat vaste huurcontracten de standaard zijn. Daarom is in het programma Betaalbaar wonen een aanpak voorgesteld waarin naast de Wet betaalbare huur een programma wordt aangekondigd om tijdelijke contracten lokaal te verbieden in wijken waar de leefbaarheid onder druk staat. De VVD-fractie heeft begrip voor deze lijn. Maar als ik het goed begrijp, heeft de minister op dit punt zijn voorstellen niet doorgezet, gelet op dit initiatiefvoorstel. Misschien kan de minister nog eens aangeven hoe zijn oorspronkelijke voorstellen zich verhouden tot dit initiatiefvoorstel en in hoeverre die tot aanpassingen hebben geleid.

De VVD-fractie onderschrijft de constatering dat de huurmarkt momenteel slecht functioneert. Vanuit de sector klinken geluiden dat fiscale maatregelen en maatregelen om de huurprijzen verder te reguleren en om de huurbescherming te verbeteren, waaronder het vandaag voorliggende initiatiefvoorstel, het aanbod huurwoningen in de vrije sector sterk doen verminderen. De heer Kemperman heeft dat nog iets minder omfloerst omschreven. Graag horen wij de visie van de minister op deze kritiek, want dit is toch wel de relevante context waarin wij dit wetsvoorstel moeten beoordelen.

Maar dan naar het initiatiefvoorstel zelf. Ook de VVD-fractie ziet dat her en der — niet gelijkmatig over het land verdeeld, overigens — excessen met tijdelijke huurcontracten plaatsvinden. Ook de VVD-fractie vindt dat vaste huurcontracten de norm moeten zijn. Maar de initiatiefnemers raken ons enigszins kwijt bij de uitwerking hiervan. Het initiatiefvoorstel raakt verschillende aspecten: natuurlijk de huurbescherming van de huurder, maar ook de hoogte van de huren, de leefbaarheid in de buurten, de omvang van de particuliere huurmarkt en de positie van de particuliere verhuurder. Deze aspecten moeten in onze ogen tegen elkaar afgewogen worden. Is mijn indruk juist dat bij die afweging bij de initiatiefnemers huurbescherming absolute prioriteit heeft? Wij krijgen de indruk van wel.

Daarnaast spreken de initiatiefnemers, onder meer in de memorie van toelichting, over vastgoedspeculanten, huisjesmelkers en pandjesbazen, als het om de hele categorie particuliere verhuurders gaat. Die eenzijdige benadering maakt het lastig om met elkaar van gedachten te wisselen over sommige groepen, bijvoorbeeld over de groep particuliere verhuurders die mogelijk onevenredig in hun belangen worden geschaad. Ik vind dat de initiatiefnemers op dat punt te veel een zwart-witbenadering hebben, maar ik doe toch een poging om in gesprek te komen.

Ik heb het dan bijvoorbeeld over de groep eigenaren die maar één woning verhuurt. Na invoering van dit initiatiefvoorstel zou die groep de woning in sommige gevallen misschien liever leeg laten staan, omdat bij verhuur voortaan een huurcontract voor onbepaalde tijd moet worden getekend, waardoor de woning minder goed verkoopbaar is. Dit raakt verhuurders die een tweede woning op termijn willen of kunnen verkopen.

Dit thema is indringend in de Tweede Kamer aan de orde geweest. In een amendement worden voor deze groep verhuurders, zorgvuldig ingekaderd, meer mogelijkheden gecreëerd, waardoor de belangen van deze groep niet geschaad hoeven te worden en tevens de risico's worden beperkt dat de markt voor particuliere huurwoningen kleiner wordt. We hebben het hier maar over een beperkt deel; nog geen 10% van de markt voor particuliere huurwoningen.

De kwalificatie van dit amendement door de initiatiefnemers als "destructief" kan ik niet goed plaatsen. Wellicht kunnen zij die vandaag nuanceren. De VVD-fractie kan zich wel vinden in het oordeel van de minister dat dit amendement een bijdrage kan leveren aan het beschikbaar houden van woningen voor verhuur, dat dan de norm voor huurcontracten gerespecteerd wordt en dat er duidelijkheid is, zodat huurders en verhuurders weten waar zij aan toe zijn. Graag hoor ik van zowel de initiatiefnemers als de minister of ik de gedachtewisseling op dit punt goed heb weergegeven. Voor mijn fractie is de wijze waarop naar dit soort problemen gekeken wordt wel een zwaar punt in de eindafweging over het voorstel.

We zijn er in ieder geval wel tevreden over dat de minister het aanbod van particuliere huurwoningen gaat monitoren, zodat we kunnen zien wat de invloed is als deze initiatiefwet wordt aangenomen.

Voorzitter. De VVD-fractie is er tevreden over dat er na de behandeling in de Tweede Kamer wel andere uitzonderingen in het initiatiefvoorstel zijn opgenomen, zoals de zogenaamde diplomatenclausule, als de woning weer nodig is voor eigen gebruik, bijvoorbeeld na tijdelijk verblijf in het buitenland voor werk, of voor familieleden in de eerste graad. De minister zal een algemene maatregel van bestuur opstellen, waarin de categorieën van personen worden opgenomen waarvoor het gebruik van tijdelijke huurcontracten mogelijk blijft.

De minister heeft naar aanleiding van vragen van onze kant toegezegd dat hij bereid is om categorieën van personen aan deze lijst toe te voegen als uit de internetconsultatie of de voorhangprocedure blijkt dat hiervoor goede redenen zijn. Daarbij verwezen wij naar de verhuur van zelfstandige en onzelfstandige woonruimte die enkele gespecialiseerde landelijke stichtingen specifiek aanbieden aan de grote groep gescheiden ouders die een geslaagd co-ouderschap willen realiseren door kinderen de mogelijkheid te bieden bij beide gescheiden ouders op bezoek te gaan. We vragen de minister deze toezegging nog eens te bevestigen.

Overigens werden wij — dat geldt ook voor anderen, zo begrijp ik uit het debat — de afgelopen dagen nog wel meer geattendeerd op mogelijke uitzonderingen. Nog niet genoemd is: de seizoenshuisvesting voor arbeidsmigranten. Wel is de categorie wisselwoningen voor ingrijpende onderhoudswerkzaamheden bij woningbouwcorporaties genoemd. En ook ik zag een mail over hospitaverhuur. Zo mooi als mevrouw Janssen kan ik dat niet weergeven; die vragen zijn nu dus ook gesteld.

Voorzitter. Uit mijn betoog zal duidelijk zijn geworden dat de VVD-fractie vooralsnog kritisch staat ten opzichte van het initiatiefvoorstel, maar we staan nog maar aan het begin van de behandeling. We hebben verschillende vragen gesteld. De beantwoording kan ons helpen bij ons eindoordeel. We wachten die beantwoording met belangstelling af.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Meijer. Dan is het woord aan de heer Rietkerk namens het CDA.