Plenair Atsma bij behandeling Versterking gebouwen in de provincie Groningen



Verslag van de vergadering van 11 april 2023 (2022/2023 nr. 26)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 17.35 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Atsma i (CDA):

Voorzitter. Over het onderwerp dat vandaag aan de orde is in deze Kamer zijn al veel woorden gezegd, zowel over de wet als over de novelle. Ik denk dat wij, alles afwegende, elke mogelijkheid moeten aangrijpen die kan leiden tot verbetering van de situatie waarmee veel Groningers nu worden geconfronteerd. Dat was de reden voor onze fractie om vooraf de vraag te stellen wat dit nu toevoegt. Aan het eind van de rit was en is onze conclusie dat je eigenlijk alles moet proberen om in elk geval de procedures te versnellen, juridificering te verminderen en daar waar kan het vertrouwen enigszins mee helpen te herstellen. Dat is voor ons het kader geweest waarbinnen we naar de wet en de novelle hebben gekeken.

Als je dat probeert, zo gaf ik al aan, weet je niet in hoeverre deze wet en deze novelle daaraan echt een grote bijdrage kunnen leveren. Ik zeg dat ook omdat op korte termijn de enquête in de Tweede Kamer aan de orde komt. Collega's hebben daaraan gerefereerd. Het zou onze fractie niet verbazen dat dit leidt tot een nieuwe discussie over wet- en regelgeving inzake gaswinning en over het oplossen van de problematiek die zich op een hele navrante wijze in Groningen in het afgelopen decennium heeft gemanifesteerd.

Wat ons betreft gaat het dus niet alleen om herstel en om versterking, maar gaat het ook om het terugwinnen van een deel van vertrouwen. Dat is voorwaar geen gemakkelijke opgave als je kijkt naar wat er de afgelopen tijd allemaal is gebeurd. Misschien is het wel verstandiger om het te hebben over wat er allemaal is nagelaten. Collega's hebben daaraan gerefereerd. Ik zou graag nog eens onderstrepen dat ook de CDA-fractie van mening is dat er heel veel, maar dan ook echt heel veel, is misgegaan, zonder dat we hier op dit moment moeten zwartepieten of zouden moeten zwartepieten, in wiens richting dan ook.

Ik zeg dat in alle bescheidenheid, omdat een aantal van ons, ook vanuit mijn fractie en ook ikzelf, misschien in een wat langer verleden ook betrokken zijn geweest bij mijnbouwwetgeving in de meest algemene zin. Ik herinner mij nog heel goed hoe wij de discussie hebben gehad over de omkering van de bewijslast. Ik meen dat het in 2002 of 2003 was. Ik dacht dat het toen een collega was van de Partij van de Arbeid die het initiatief daartoe nam. Ik weet niet of je met de kennis van nu daar nog op dezelfde manier in zou hebben gestaan als, pak 'm beet, 15 à 20 jaar geleden. Ik zeg dat toch maar in alle openheid, omdat er veel is gebeurd en veel is veranderd.

Een citaat van René Paas, de commissaris van de Koning in Groningen: inwoners moeten altijd de overheid aan hun zijde vinden in plaats van dat de overheid altijd het verband tussen schade en aardbevingen tot twee cijfers achter de komma wil berekenen. Dat is dus een citaat van commissaris Paas van naar ik denk zo'n drie weken geleden, toen hij samen met anderen het antwoord vanuit Groningen gaf op de enquêtecommissie, waarbij ook de claim van 30 miljard op tafel werd gelegd. Anderen wezen daar ook op. Inderdaad, die 30 miljard staat in geen verhouding tot de meer dan 400 miljard die uit de grond is gehaald in Groningen. Overigens heb ik de heer Paas zo verstaan dat juist die 30 miljard niet bedoeld is om de schade te herstellen en om te versterken, maar juist om een plus te zetten op datgene wat moet worden aangepakt. Dat betekent dus 30 miljard voor versterking van de leefbaarheid en voor de economie. Ik dacht dat collega Pijlman en anderen daar ook op hadden gewezen.

Juridische procedures zijn voor veel mensen ellenlang en ondoorzichtig. Daar moet iets aan gebeuren. Ze zijn niet alleen ellenlang en ondoorzichtig, ze zijn ook nog enorm frustrerend en kostenverhogend, in de meest ruime zin. Ik dacht dat anderhalf jaar geleden de Algemene Rekenkamer zelfs heeft aangegeven dat het kostenplaatje alleen al door de juridificering met zo'n 50% is toegenomen. De staatssecretaris zit er nu ruim een jaar. Ik heb veel waardering voor een aantal stappen die hij heeft gezet. Mijn vraag aan hem is of dat beeld inmiddels enigszins wordt bijgesteld. Is er inmiddels een kentering ten goede te zien in die juridische kosten die heel veel mensen noodgedwongen hebben moeten maken? Het zou in elk geval een belangrijk punt kunnen zijn.

In de nota naar aanleiding van het verslag van enkele maanden geleden gaf deze staatssecretaris aan dat hij ook van mening is dat niet alleen de juridische positie van de gedupeerden versterkt moet worden, maar dat zij ook op alle fronten bijstand moeten kunnen vinden. Wat dat betreft wordt er nu wel een goede stap gezet met het wetsvoorstel en de novelle, inclusief, zeg ik in de richting van collega Gerkens, de amendering door mevrouw Beckerman, althans zoals die tot ons is komen. De CDA-fractie is blij dat de wet en de novelle de eindstreep wel hebben gehaald in de Tweede Kamer. Had de behandeling hier misschien sneller gekund? Jazeker, zeg ik in de richting van collega Vos. Maar ook hier geldt dat zorgvuldigheid wel voor snelheid gaat. Vandaar dat wij wel vragen hebben gesteld. Ook vandaag de dag zijn er toch weer enkele veranderingen zichtbaar geworden in de processen — denk aan de Omgevingswet en wat die betekent voor de versterking en de discussies daaromtrent — die het volgens mij rechtvaardigen dat we hier ook vandaag weer aandacht besteden aan dit onderwerp.

Voorzitter. "Ongekend systeemfalen" concludeerde de enquêtecommissie. Morgen wordt er inderdaad in eerste instantie in de Tweede Kamer over gesproken, nog niet met het kabinet, maar wel met de commissie. "Ongekend systeemfalen" dekt eigenlijk alles wat er mis kon gaan. Overigens gaf oud-Kamerlid en oud-gedeputeerde uit Groningen Moorlag twee, drie weken geleden in het Dagblad van het Noorden aan dat wat hem betreft de enquête nog voor een deel zou moeten worden heropend of overgedaan, omdat in zijn ogen de Tweede Kamer onvoldoende naar zichzelf zou hebben gekeken. Dat leidt onherroepelijk tot de vraag of die vraag ook voor deze Kamer aan de orde is. Ik dacht dat anderen ook al hebben gewezen op wetgeving die deze Kamer heeft gepasseerd. Heeft deze Kamer altijd datgene gedaan wat je met de kennis van nu wellicht had kunnen doen? Ik zeg "met de kennis van nu" en ik verwacht dat bij de behandeling van het rapport in de Tweede Kamer die vraag over de rol van de Eerste Kamer zeker weer aan de orde zal komen.

Voorzitter. Daar komt de vraag die, dacht ik, drie burgemeesters uit Drenthe, afgelopen weekend op tafel hebben gelegd ongetwijfeld ook aan de orde. Het was eigenlijk een claim, een claim van 3 miljard. Die volgt uit wat er in Groningen is gebeurd de afgelopen tijd. Drie Drentse gemeenten claimen op basis van een aantal afwegingen die je, als je ze allemaal leest, heel goed zou kunnen begrijpen een forse bijdrage van de Staat. Zou de staatssecretaris een eerste reflectie op die claim kunnen geven? Ik vraag hem of hij dat niet zozeer op de hoogte van het bedrag wil doen, maar wel op de kern van hun vraag. Zij refereren ook aan wat er van invloed is geweest op de gaswinning in hun regio. Ze koppelen dat ook nog eens aan de gasopslag in Norg.

Terug naar de voorliggende wet. De CDA-fractie vindt het, zoals ik al aangaf, van belang dat er zowel financieel-juridisch als technisch-inhoudelijk meer ruimte is voor ondersteuning voor gedupeerden. Tegelijkertijd zegt de CDA-fractie: als dat echt aan de orde is, hoe kunnen gedupeerden dan soms toch nog steeds met de vraag zitten bij wie ze terechtkunnen? Dan kom je inderdaad bij het fenomeen van de Nationaal Coördinator Groningen enerzijds en het Instituut Mijnbouwschade Groningen anderzijds. Ik zet ze niet tegenover elkaar. Ik noem ze alle twee in elkaars verlengde, maar stel wel met collega Pijlman de vraag of de voor gedupeerden zo gewenste duidelijkheid door die twee naast elkaar bestaande gremia wel volstrekt helder is. Daar komt inderdaad de vraag bij dat het IMG een zbo is, waardoor de directe invloed van de zijde van de staatssecretaris en van de overheid een ietwat andere is, of misschien wel een totaal andere is, dan wanneer je de zbo-status er niet aan zou hebben gegeven. Vandaar dat ook onze fractie de vraag aan de staatssecretaris wil stellen of het niet verstandig is om alle voor- en nadelen van de zbo-status van het Instituut Mijnbouwschade Groningen nog een keer in beeld te brengen en of dat dan wellicht niet tot de afweging, of zelfs tot de conclusie, zou leiden dat je daar een andere structuur onder moet leggen. Ik meen dat collega Pijlman daar ook op heeft gewezen in zijn bijdrage. Het zou wellicht zelfs een aanleiding kunnen zijn om dit door middel van een motie aan de Kamer voor te leggen, maar ik kan me ook voorstellen dat de staatssecretaris daar zelf een uitgesproken oordeel over heeft.

Voorzitter. Dan een ander punt met betrekking tot de wet die nu voorligt. Dat heeft te maken met een recent aangenomen wet, namelijk de wet die betrekking heeft op wat collega Kluit van GroenLinks eerder naar voren bracht: de Omgevingswet stelt dat er sprake moet zijn van een coördinatiebepaling en een coördinatieregeling. Die is met alle goede bedoelingen in het leven geroepen, juist om het voor mensen en bedrijven makkelijker te maken, doordat ze maar bij één loket hoeven aan te kloppen en niet met ingewikkelde procedures van verschillende overheden geconfronteerd worden. Echter, nu zegt de provincie Groningen: "het is prachtig dat de Omgevingswet er is, maar zou het niet dienstig zijn om daar toch nog eens kritisch naar te kijken, omdat én de betrokken provincie — in dit geval Groningen — én de regio, de verschillende gemeenten en/of de waterschappen die in het gebied actief zijn, er niet om hebben gevraagd". Als je nu kijkt naar de positie van de gedupeerden, zou het best eens zo kunnen zijn dat de Omgevingswet en de coördinatiebepaling die daarin is verwoord, tot een onnodige vertraging leidt en tot nieuwe frustraties bij gedupeerden. Ik zeg dit ook in de richting van de heer Vos, want anders hadden we het wellicht nu niet geweten en is het dus misschien toch goed dat het hier nog even op tafel is gelegd. Dus de vraag van onze kant richting de staatssecretaris is of hij zou kunnen aangeven of die coördinatiebepaling voor dit specifieke geval wellicht buiten werking zou kunnen worden gesteld. En als dit niet kan, moet dit misschien via wetgeving worden georganiseerd. Ik kan me voorstellen dat, kijkend naar het argument dat de provincie Groningen in onze richting hanteert, die urgentie breed wordt gevoeld, zowel aan gene zijde als aan deze zijde. Desnoods zouden we dat via een motie aan de Kamer willen voorleggen.

Voorzitter. Ik heb daarmee op een paar punten al gezegd wat ik zou willen zeggen. Ik herhaal niet datgene wat collega's al naar voren hebben gebracht over de enorme impact die dit heeft, want we weten dat die impact aanwezig is. Wij zien bijna dagelijks de ellende. Wie vandaag het Dagblad van het Noorden heeft opgeslagen, weet dat afgelopen weekend in een gebouw dat wordt afgebroken — hoe wrang kan het zijn — een tijdelijke expositie is ingericht over alles wat er in de afgelopen tien jaar is gebeurd. Met dat huis verdwijnt ook die expositie waarin nog een keer wordt aangegeven hoe slecht, vervelend en onterecht alles is gelopen.

Wij zouden willen afsluiten met de opmerking "Pak het aan! Hoe sneller, hoe beter, en kijk niet naar de euro's, maar kom gewoon over de brug." En dat alles, als kleine bijdrage wellicht, om het vertrouwen van de Groningers in de overheden — dat zijn we met z'n allen — te herstellen.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Atsma. Dan geef ik nu het woord aan meneer Schalk namens de fractie van de SGP.