Plenair Van Ballekom bij beleidsdebat over alle extrabudgettaire financiering via fondsen en andere initiatieven



Verslag van de vergadering van 4 april 2023 (2022/2023 nr. 25)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 11.02 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Ballekom i (VVD):

Voorzitter. Tijdens de laatst gehouden Algemene Financiële Beschouwingen heeft mijn fractie ter voorbereiding op het debat schriftelijke vragen gesteld over het fondsenbeleid van de regering en andere financieringsinitiatieven ter verwezenlijking van beleidsdoelstellingen. Eerlijkheidshalve ontbrak het ons aan inzicht en overzicht. De summiere beantwoording op de gestelde vragen bracht daarin geen verandering. Gezien de omvang en complexiteit van het onderwerp heb ik destijds voorgesteld om hieraan een debat te wijden. Ik ben mijn collega's erkentelijk dat ze hiermee hebben ingestemd.

Er zijn natuurlijk diverse fondsen. Er zijn fondsen om bepaalde initiatieven via subsidieverlening te stimuleren, zoals het Nationaal Groeifonds. Sommige fondsen zijn bedoeld om cofinanciering met de particuliere sector op het terrein van onderzoek en innovatie aan te zwengelen, via het verstrekken van leningen. Hoewel gepresenteerd als investeringsvehikels zijn Invest-NL en NL International feitelijk ook fondsen en geen financiële instellingen, die hun funding uit de markt halen. Vandaar dat ik deze twee initiatieven bij het debat van vandaag zou willen betrekken.

Natuurlijk kunnen er hele goede reden zijn om bepaalde beleidsdoelstellingen via een fondsconstructie te realiseren. Maar niet alle argumenten zijn overtuigend. Zo zouden meerjarige uitgaven via een kasstelsel moeilijk te realiseren zijn. Maar een kasstelsel is gemakkelijk te combineren met meerjarigheid. Dat kon vroeger en dat kan volgens de experts bij de Rekenkamer en de Raad van State nog steeds. Het is bovendien in lijn met de Comptabiliteitswet. De vlucht naar de fondsen heeft wellicht eerder te maken met de toegenomen politieke versnippering dan met iets anders. Het linksom of rechtsom verzekeren dat de politieke waan van de dag langjarige investeringen niet frustreert, lijkt het allerbelangrijkste onuitgesproken motief. Maar met het oprichten van een fonds zet de minister doelbewust bepaalde uitgaven op afstand. Automatisch wordt de verantwoordelijkheid over de selectie en de besteding van de investeringsprojecten eveneens op afstand gezet en verliezen de Tweede en Eerste Kamer de facto aan invloed, omdat de goedkeuring zeer versnipperd en weinig overzichtelijk wordt gepresenteerd. Hierdoor boet de jaarlijkse begrotingscyclus aan belang in.

De Algemene Rekenkamer heeft hier met regelmaat aandacht voor gevraagd. Dat fenomeen van fondsen zou op gespannen voet staan met het parlementaire budgetrecht. De regering betoogt daarentegen dat de fondsen via de departementale begrotingen lopen, waarmee gelijktijdig recht gedaan wordt aan de ministeriële verantwoordelijkheid en het parlementaire budgetrecht. De Rekenkamer is het daar niet mee eens en roept de Kamers op om de instelling en de vormgeving van fondsen kritisch te volgen. Een aanvullende informatie-inspanning richting Kamers is vanuit budgetrecht onvoldoende volgens de Rekenkamer. De VVD-fractie ondersteunt de opvatting van de Kamer, vandaar ook dit debat met, wat ons betreft, een drietal bedoelingen.

Ten eerste, om inzicht te krijgen in het totale aantal fondsen en de financieringsvormen buiten de begroting om. Voorts om inzicht te krijgen in de onderlinge samenhang tussen de fondsen. Ik kom daar later meer specifiek op terug met wat voorbeelden. En ten derde, om inzicht te krijgen in hoeverre de doelstellingen worden gerealiseerd. Wat betreft aandachtspunt één blijkt uit onderzoek, gehouden in 2019, dat er in tien jaar tijd ten minste 21 revolverende fondsen bij zijn gekomen, waardoor het totaal komt op ongeveer 30. Is dat aantal nog steeds correct? Is het niet aangewezen om, gezien het aantal fondsen, een jaarlijks totaaloverzicht te verstrekken van alle bestaande fondsen, al dan niet via een bijlage in de Miljoenennota? Mijn fractie zou het verwelkomen ook de niet-revolverende fondsen daarbij te betrekken.

Overigens was het in mijn tijd bij de Inspectie der Rijksfinanciën in zekere zin verboden te pleiten voor een revolverend fonds, omdat fondsen slechts via specifieke beleidsbeslissingen gevoed kunnen worden en niet automatisch via terugbetalingen of overwinst. Revolverend vertroebelt namelijk de jaarlijkse budgettaire afweging. Maar goed, de tijden zijn veranderd. Maar dat benadrukt tevens het belang van een goed inzicht in het aantal, de omvang en de onderlinge relaties.

Uit hetzelfde onderzoek in 2019 blijkt dat er ten minste zes ministers verantwoordelijk zijn voor de uitvoering. Gezien de personele omvang van het huidige kabinet zijn er op dit ogenblik wellicht meer ministers verantwoordelijk voor bepaalde fondsen. Graag een overzicht. Is het tegen deze achtergrond niet zaak de minister van Financiën expliciet een rijksbrede coördinerende verantwoordelijkheid toe te kennen?

Nu kom ik bij het tweede punt, de onderlinge samenhang. Is de minister het met mijn fractie eens dat er sprake is van een verwarrende versnippering? En dan betrekken wij alleen de nationale fondsen hierbij, en niet eens de initiatieven op lokaal of regionaal niveau, bijvoorbeeld via de regionale ontwikkelingsmaatschappijen.

De voorzitter:

Meneer Van Ballekom, meneer Otten heeft een vraag aan u.

De heer Van Ballekom (VVD):

Ja, dat heb ik gezien.

De heer Otten i (Fractie-Otten):

Ik zag meteen een bepaalde reflex bij de heer Van Ballekom toen ik naar de microfoon liep.

De heer Van Ballekom (VVD):

Ik kijk altijd uit naar uw vragen.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Ja, dank, maar u moet wel even wachten tot u het woord krijgt, voordat u ze gaat beantwoorden.

Ik hoor u net zeggen dat de verantwoordelijkheden van de fondsen nu te versnipperd zijn en dat er niet echt iemand eindverantwoordelijk is. Dat punt maak ik in deze Kamer al vele jaren. Ik had als oplossing het benoemen van een staatssecretaris voor fondsen — we hebben al bewindslieden genoeg, dus eentje kan er nog wel bij — maar ik hoor u nu zeggen dat de minister van Financiën eindverantwoordelijk moet worden. Hoorde ik u dat zojuist, voordat u aan uw nieuwe punt begon, zeggen?

De heer Van Ballekom (VVD):

Daar kom ik zo meteen op terug in de rest van mijn betoog. Volgens mij is dat in overeenstemming met de Comptabiliteitswet.

De voorzitter:

Volgens mij hebt u nog niet het woord gehad, maar bij dezen krijgt u het woord, meneer Otten.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Dank u wel, voorzitter. Goed dat u zo goed voorzit. Ik hoor de heer Van Ballekom van de VVD zeggen dat de huidige governance van de fondsen niet voldoet aan de Comptabiliteitswet.

De heer Van Ballekom (VVD):

Nee, ik heb gezegd dat het nu te versnipperd en te weinig inzichtelijk is. Alle informatie wordt naar alle waarschijnlijkheid verschaft, maar in mijn optiek en in de optiek van mijn fractie zou goed zijn om, vanuit de functie van minister van Financiën en via de Comptabiliteitswet, die informatie te ordenen en samengevat te presenteren aan beide Kamers.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Als ik het woord heb, moet u wel de microfoon openzetten, voorzitter. Dank.

De voorzitter:

De microfoon stond aan, hoor.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Denkt de heer Van Ballekom dat de minister van Financiën, die natuurlijk al heel veel op haar bord heeft, dit er allemaal nog bij kan doen? Ik denk bijvoorbeeld aan de staatsdeelnemingen. Daarvoor is er natuurlijk een aparte afdeling, die jaarlijks een vrij degelijk overzicht publiceert van alle staatsdeelnemingen, met hoe dat allemaal zit et cetera. Ik ben niet voor het creëren van allerlei bureaucratie, maar dit is zo'n ingewikkeld, versnipperd en chaotisch speelveld. Hoe moet dat in de praktijk? U hebt op Financiën gewerkt. Hoe zou u in de praktijk aanpakken dit enigszins onder controle te krijgen, vraag ik aan de heer Van Ballekom.

De heer Van Ballekom (VVD):

Ik wacht natuurlijk op de antwoorden van de minister op mijn vragen. Ik heb alle vertrouwen in de ambtelijke ondersteuning van de minister. Ik heb zelf bij dat apparaat gewerkt. Het is een hoog gekwalificeerd, goed functionerend apparaat. Naar mijn stellige overtuiging kan dat met gemak het overzicht waarnaar wij vragen, presenteren, bijvoorbeeld via een bijlage bij de Miljoenennota.

Voorzitter. Dan om enkele voorbeelden te noemen. We hebben een nationaal energiebespaarfonds en een fonds voor energiebesparing voor verhuurders. Er zijn tal van fondsen en instrumenten om innovatieve investeringen te stimuleren: het Dutch Venture Initiative, het Innovatiekrediet, het Toekomstfonds en Invest-NL, om slechts enkele te noemen.

Dit geldt ook voor de kredietverlening aan het mkb, al dan niet innoverend. Is het met het oog op het terugdringen van de overheidskosten en het terugbrengen van de last en regeldruk niet noodzakelijk enige stroomlijning aan te brengen?

Voorzitter. Dan kom ik bij het derde punt. Dat betreft het realiseren van doelstellingen, want daar gaat het eigenlijk allemaal om. Het zonet door mij genoemde energiebespaarfonds was opgezet met als doel de particuliere investeringen te stimuleren. Het Rijk zou voor 25% deelnemen en de particuliere sector voor 75%. Uiteindelijk heeft het Rijk 100% gefinancierd en 75 miljoen gestort. 225 miljoen van de particuliere sector is achterwege gebleven. Kortom, de doelstelling is verre van gerealiseerd. Het is ook nog maar de vraag of die 75 miljoen aan stortingen daadwerkelijk is besteed. Natuurlijk zal de informatie verstrekt zijn, maar bij zo veel fondsen is het een dagtaak om alle informatie te verzamelen die in de diverse departementale begrotingen is neergelegd. Maar ik ben overtuigd dat de minister hierover meer duidelijkheid kan geven.

Nog een voorbeeld waarbij de ambities verre van zijn gerealiseerd. Dat betreft het Dutch Good Growth Fonds. Dat is voor Nederlandse bedrijven die investeren in het buitenland, waaronder voornamelijk ontwikkelingslanden. Heel diplomatiek staat er in de informatie: "De uitputting van het fonds blijft achter bij de verwachtingen, waardoor de uitvoeringskosten relatief zwaar drukken op de begroting." Na vijf jaar is de doelstelling van het creëren van 100.000 banen blijven steken op ongeveer 10.000 banen. Dat is naar boven afgerond. De vraag is: waarom wordt een dergelijk fonds niet opgeheven? Waarom worden de activiteiten niet overgebracht naar het opgerichte NL International? Dat sluit namelijk aan bij de taken die dat investeringsfonds heeft meegekregen bij de oprichting.

Volgens de laatste berichten heeft NL-Invest onder meer voor innovatieve ondernemingen in tweeënhalf jaar tijd 600 miljoen gecommitteerd. Iemand die nooit met dat bijltje gehakt heeft, is wellicht onder de indruk. Dat is als je daar nooit mee gehakt hebt. Een derde wordt direct besteedt en twee derde via fondsen, zo blijkt uit de voorlopig vrij magere appreciatie. Het initiatief was volgens mij niet genomen om in fondsen te investeren, maar in bedrijven. Dat is maar zeer ten dele gelukt, en dan spreken we nog over "committeringen" en niet eens over "uitgaven". Alleen wanneer een investering daadwerkelijk is gerealiseerd, is er sprake van economisch toegevoegde waarde. Kan de minister aangeven welke bedragen niet alleen zijn gecommitteerd maar ook werkelijk zijn uitgegeven, inclusief de gelden die bij andere fondsen zijn geparkeerd? Misschien is het nog te vroeg om over mogelijke resultaten te spreken bij NL International, maar mocht de regering daarover informatie hebben, dan houdt de VVD-fractie zich aanbevolen. In dat verband is het ook interessant te weten hoe de samenwerking verloopt tussen FMO, RVO en Atradius.

Voorzitter. Ten slotte in het kader van het bereiken van de doelstelling het Nationaal Groeifonds. Voor de goede orde: dit zijn louter subsidies en geen investeringen. Er is geen hefboom, er is geen vliegwiel, het zijn louter uitgaven. De laatste informatie geeft aan dat de reserveringen zijn omgezet in toezeggingen. Dat is zeer diffuus en wellicht is er sprake van een ongeduld onzerzijds, maar de vraag aan de minister is: wat is er nu daadwerkelijk besteed? De bedoeling was dat er tussen 2021 en 2025 20 miljard zou worden gepompt in de Nederlandse economie. Hoeveel is er nu in 2021 en 2022 gecommitteerd? De doelstelling was 4 miljard aan kasuitgaven per jaar. In 2021 zou er 1 miljard worden uitgegeven, in 2022 2 miljard en in 2023 3 miljard. Mijn vraag is: liggen we een beetje op schema? En zo niet, wat zijn de achterliggende oorzaken en mochten die er zijn, wat is daarop de reactie van de regering?

Tegen de achtergrond van deze drie genoemde aandachtspunten en in lijn met artikel 4, paragraaf 11 van de Comptabiliteitswet, waarbij de minister de taak heeft toezicht te houden op het begrotingsbeheer en tevens het begrotingsbeleid dient te coördineren, ook indien anderen het voorgenomen beleid uitvoeren, lijkt het de VVD geen overbodige luxe, doch feitelijk noodzakelijk om te streven naar een rijksbreed overzicht. Dit omdat het aantal fondsen de afgelopen jaren fors is gegroeid, er weinig zicht is op de resultaten die zijn bereikt en fondsmiddelen op een alternatieve manier kunnen worden besteed en worden besteed, zo is vastgesteld door de Rekenkamer, zelfs wanneer deze fondsen nog moeten worden opgericht.

Het meest praktische lijkt mijn fractie om jaarlijks het volledige overzicht te presenteren via een bijlage in de miljoenennota. Dat vergemakkelijkt het leven van de minister in het licht van de eisen die worden gesteld door de Comptabiliteitswet, het vergemakkelijkt het leven van de leden van de Kamer, het is in lijn met de adviezen van de Rekenkamer en het doet recht aan het parlementaire begrotingsrecht. Graag de visie van de minister maar beter nog een toezegging dat dit behulpzaam is en dat hiernaar wordt gestreefd door de regering.

Dank u wel.

Voorzitter: Bruijn

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Ballekom. Dan is het woord aan mevrouw Kennedy-Doornbos namens de ChristenUnie.