Plenair Koole bij voortzetting behandeling Toevoeging van handicap en seksuele gerichtheid als non-discriminatiegrond



Verslag van de vergadering van 20 december 2022 (2022/2023 nr. 14)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 21.42 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Koole i (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Dank aan de indieners en de minister voor het beantwoorden van de vragen en voor het mooie en serieuze debat. Dank ook aan de mensen die hier zo lang aanwezig zijn op de tribune, maar ook aan de mensen die misschien in het land hebben gekeken. Dank voor jullie aandacht en steun in het hele proces hiernaartoe.

Wij zullen als Partij van de Arbeidfractie voor dit wetsvoorstel voor de Grondwet stemmen. Het laat zien dat de Grondwet een levend document is, waarin bepalingen zijn opgenomen. Deze bepalingen die worden toegevoegd, zijn óók van symbolische waarde. Dat zijn ze niet uitsluitend, zegt de minister, maar ze zijn ook van symbolische waarde. Het is heel erg belangrijk dat dit ook een vorm van erkenning biedt aan de groepen waar we het vandaag over hebben: mensen met een handicap en mensen met een zekere seksuele oriëntatie.

We hebben het in dit debat een paar keer gehad over constitutionele rijpheid. Dat kwam zonet nog terug, toen de heer Schalk het erover had. Ik wil dat debat niet nog veel verder voeren, maar ik denk dat we het uiteindelijk toch met elkaar eens zijn. Dat zeg ik ook tegen de heer Dittrich, omdat hij zei het met mij oneens te zijn. Ik vraag mij af wat de constitutionele rijpheid toevoegt. Zit dat niet gewoon gebakken in die tweederdemeerderheid? Je kunt pas een tweederdemeerderheid halen als het maatschappelijk zo gedragen wordt, dat je daaraan toekomt. Ik denk dus dat dat nog niet zo ver van elkaar zit. Er moet maatschappelijk draagvlak zijn, anders is die meerderheid er niet.

Ik dank de minister dat zij in ieder geval heeft gezegd dat een coördinerend minister er moet komen. Ze hoefde geen toezegging te doen, maar ze zei: die moet er komen. Maar nog belangrijker is natuurlijk dat elke individuele minister zich inzet voor antidiscriminatiebeleid en ook dat het Rijk en de gemeenten actief zullen zijn om op te sporen of er in de eigen gelederen discriminatie plaatsvindt. Dat geldt niet alleen voor het ministerie van Buitenlandse Zaken, maar via een enquête voor het Rijk. De minister heeft gezegd ook de gemeentes op te roepen om daarmee bezig te zijn, en wellicht ook te faciliteren, zodanig dat dat wordt opgespoord en tegengegaan kan worden.

Social origin is een paar keer aan de orde gekomen. Ik vind het een heel interessant concept, zeker als sociaaldemocraat, om naar te kijken of je daar ook iets mee kan. Dat zou toch mooi kunnen worden onderzocht door de staatscommissie. Ik vraag de minister of dat geen onderwerp is om daaraan toe te voegen.

De minister heeft ook gezegd dat de collega-minister nog een brief zou sturen over de armband OneLove. Daar ben ik blij om.

Waar ik minder blij om ben, is de opmerking van de heer Van Hattem over de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme, Baldewsingh. Die heeft hij "racist" genoemd, antiwitte racist. Dat vind ik abject. Ik vind het ook niet horen. Je kan een gekozen Kamerlid zijn, maar een gekozen Kamerlid hoort zich niet in beledigingen te uiten. Ik zou hem willen vragen om het terug te nemen.

Wij hebben de motie-Kox ondertekend. Ik hoor de minister graag over de motie-Kox.

Tot slot, maar ik zie dat de heer Van Hattem nog ...

De voorzitter:

Ja, maar ik geef u eerst gelegenheid om uw verhaal af te maken.

De heer Koole (PvdA):

Oké. Tot slot. Het is al een paar keer gezegd. We zitten vlak voor de kerstdagen, een tijd van reflectie in de Kamer van reflectie. Wat zou het mooi zijn, een wereld zonder discriminatie, maar helaas is er nog heel veel te doen. Nu zijn er twee gronden expliciet toegevoegd: handicap en seksuele geaardheid. Ik vind het ook in deze tijd toch een feestelijk moment als deze wet wordt aangenomen. Feestelijk voor alle indieners, feestelijk voor de minister en al degenen die het hebben voorbereid, maar vooral natuurlijk voor de mensen die het betreft, de mensen met een handicap, de mensen met een niet-heteroseksuele geaardheid. Het is een vorm van erkenning en dat is een beetje feestelijk. Ik zou dus tegen iedereen op de tribune zeggen: mensen met een handicap en mensen met een niet-heteroseksuele geaardheid, jullie horen er helemaal bij, niemand aan de kant. Dat willen we met deze grondwetswijziging uitdrukken.

De heer Van Hattem i (PVV):

Ik werd aangesproken door de heer Koole. Nee, het is een term die ikzelf niet zo snel zou gebruiken. Dan moet er wel echt een aanleiding voor zijn. Maar de betrokken persoon, de Nationaal Coördinator, heeft het destijds gehad over het "ontwitten" van het Haagse stadhuis. Hoe zou de heer Koole zo'n beleidsvoornemen dan willen noemen?

De voorzitter:

Ja, maar nu gaan we toch weer terug in dat debat. Ik heb de heer Van Hattem net de kans gegeven om dat te herformuleren. Dat heeft u ook gedaan. U heeft duidelijk gezegd, althans beaamd toen ik het zei: dit is niet ad hominem. Zo kan het oorspronkelijk wel overgekomen zijn, maar zo heeft u het niet bedoeld. U heeft bedoeld de minister aan te spreken op haar verantwoordelijkheid voor bepaald beleid. Daar zal de minister nog wel op antwoorden. Toen heeft u ook gezegd dat ik dat juist had geformuleerd. Daarmee heeft u het geherformuleerd. Daarmee heeft u het inhoudelijk ook teruggenomen zoals het oorspronkelijk geformuleerd was. Ik stel voor dat we het daarbij laten. Dat vraag ik ook aan meneer Koole, tenzij hij nog een dringende behoefte heeft om hierop te reageren.

De heer Van Hattem (PVV):

Heel kort hierop, puur procedureel.

De voorzitter:

Nee, nee, nee, nee, nee.

De heer Van Hattem (PVV):

Puur procedureel.

De voorzitter:

Nee. Ik geef eerst even het woord aan de heer Koole. Dat heb ik net zelfs al gedaan.

De heer Koole (PvdA):

Voorzitter, als u zegt dat de heer Van Hattem het woord "racist" heeft teruggenomen, dan ben ik daar heel blij mee. Want het is een abject woord en het hoort niet in deze Kamer.

De voorzitter:

Ik heb geconstateerd dat de heer Van Hattem dat heeft geherformuleerd, op een andere manier, dat dat niet ad hominem bedoeld was en dat hij heeft bedoeld de minister aan te spreken op beleid waar zij voor verantwoordelijk is. Dat heeft meneer Van Hattem bevestigd. Daarmee heeft hij het wat mij betreft geherformuleerd. Ik stel voor dat we het daarbij laten.

Dan ga ik het woord geven aan de heer Otten namens de Fractie-Otten.