Plenair Van Dijk bij behandeling Schrappen geborgde zetels voor bedrijven in waterschapsbesturen



Verslag van de vergadering van 21 november 2022 (2022/2023 nr. 8)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 20.17 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Dijk (SGP):

Dank u wel, voorzitter. Het gaat in dit debat veel over het rapport van de commissie-Boelhouwer. Ik wil beginnen met een rapport van recentere datum, het rapport van Remkes naar aanleiding van de stikstofimpasse. Remkes wees daarin op de groeiende kloof tussen stad en platteland. Ik citeer hem: "In essentie zie ik dat mensen elkaar de afgelopen jaren steeds minder zijn gaan begrijpen. Zeker in het landelijk gebied wordt ervaren dat het op veel dossiers moet opdraaien voor problemen die vooral de stad ervaart. Mensen ervaren een groeiend verschil in culturele waarden, in economische positie en kansen. Er is angst voor leegloop van het platteland, een gevoel dat ook ondersteund wordt door mensen die daadwerkelijk weggaan. Er is te weinig gevoel dat Den Haag echt begrijpt wat er speelt, dat er vooral over en niet met hen gesproken wordt en soms ook dat ze bewust klein worden gehouden." Herkennen de indieners deze kloof? Kunnen — daar hoop ik later op in te gaan — de geborgde zetels niet juist bijdragen aan het overbruggen van deze kloof?

De indieners doen alsof het wetsvoorstel een kleine verbouwing is in het huis van Thorbecke. Daar zet ik vraagtekens bij. Mijn indruk is dat in enkele dragende muren wordt geboord en gezaagd. Artikel 4 van de Grondwet regelt het actief en passief kiesrecht voor de algemeen vertegenwoordigende organen, dus organen waarvan de taak niet beperkt is tot een specifiek onderdeel van het totale bestuursterrein. Dan hebben we het over provincies en over gemeenten. Waterschappen vallen hier niet onder. Dan moeten we ze ook niet zo behandelen. Bij waterschappen is, in tegenstelling tot bij provincies en gemeenten, sprake van een gesloten huishouding en een beperkte taakopvatting, begrensd door artikel 1 van de Waterschapswet. Het gaat om een functioneel bestuursorgaan, waar de huidige belangenrepresentatie bij past. Hoe zien de indieners in dit licht de toekomst van het waterschap in het huis van Thorbecke eigenlijk?

Hebben de indieners wel een juist begrip van democratie? Enerzijds hebben ze het over het volledig democratiseren van waterschapsbesturen, daarmee bedoelend dat een waterschapsbestuur pas volledig democratisch is als alle zetels via algemene verkiezingen bezet worden. Anderzijds onderschrijven ze ook de zienswijze van de Raad van State, die aangeeft dat het erom gaat dat recht wordt gedaan aan de verschillende bestanddelen van democratie: representatie, participatie en deliberatie. Het gaat om belangenrepresentatie die past bij het karakter van het bestuursorgaan. Ook minderheden met gerechtvaardigde belangen moet dus recht gedaan worden. Willen de indieners hierop reflecteren? Klopt het dat het niet gaat om meer of minder democratisering, maar om een andere vorm van democratisering? Om het scherp te stellen: willen de indieners nu minder geborgde zetels primair omdat ze vinden dat altijd moet gebeuren wat een meerderheid van het volk wil, of willen de indieners minder geborgde zetels omdat ze vanuit hun partij-ideologische visie vinden dat bijvoorbeeld de belangen van boeren minder relevant zijn?

Een belangrijke reden voor de indieners om in te zetten op het in hun ogen meer democratiseren van de waterschappen, is hun stelling dat nieuwe uitdagingen, waaronder klimaatadaptatie, ervoor zorgen dat het algemeen belang in plaats van sectorspecifieke belangen is gekomen en dat die geborgde zetels daarom niet van deze tijd zouden zijn. In onze schriftelijke inbreng heeft mijn fractie erop gewezen dat het Rijk en de provincies als hoeders van het algemeen belang op basis van de Omgevingswet via omgevingswaarden en instructieregels zorgen voor de kaders waarbinnen waterschappen als functioneel bestuur keuzes kunnen maken. Provincies kunnen nu ook al bepalen waar waterbergingsgebieden komen en wat de normen zijn voor afvoer- en bergingscapaciteit van regionale watersystemen. Wordt het algemeen belang daarmee niet voldoende gediend? Moet dan ook het beetje directe invloed van geborgde zetels voor sectorspecifieke belangen op waterschapsniveau gemarginaliseerd worden? Bij het oppakken van de nieuwe uitdagingen, zoals klimaatadaptatie en verbetering van de waterkwaliteit, hebben we juist de grondgebruikers, zoals de boeren en terreinbeherende organisaties, en hun kennis van het gebied nodig. Zijn de geborgde zetels dan niet juist een prachtige uitvinding om deze grondgebruikers direct te betrekken bij de beleidsvorming? Het is de meest directe vorm van inspraak. Doen we onszelf niet tekort als we het aantal geborgde zetels verminderen?

De indieners geven aan dat grondeigenaren en ondernemers ook via politieke partijen hun invloed kunnen uitoefenen, maar is dat niet te kort door de bocht? Het is in de eerste plaats niet geborgd. Het kan zomaar gebeuren dat niet één boer of terreinbeheerder gekozen wordt. In de tweede plaats is een geborgde zetel meer dan alleen het hebben van invloed. Het betekent ook een nadrukkelijke weging van sectorspecifieke belangen. Verder is het ook een contactpersoon tussen bestuur en groepen van direct belanghebbenden. Dat is relevant met het oog op het houden van draagvlak en betrokkenheid. Graag een reflectie daarop.

Waarom zijn de indieners eigenlijk zo bang voor geborgde zetels? De zetels met vertegenwoordigers van ingezetenen vormen in elk waterschap de absolute meerderheid. Ik heb ook geen antwoord gekregen op de schriftelijk gestelde vraag of de indieners nu concrete zaken zien misgaan, waarbij de geborgde zetels door onevenredige aandacht voor sectorspecifieke belangen en onevenredige invloed het algemeen belang aantasten. Kunnen de indieners concreter worden? Waar zien zij het in de praktijk misgaan?

De SGP wil het aantal geborgde zetels niet vanuit Den Haag vastpinnen. Waarom durven we dit niet over te laten aan de provinciale democratie? In verschillende provincies kiezen de gekozen provinciale volksvertegenwoordigers voor meer geborgde zetels dan het huidige wettelijk minimum. Blijkbaar wordt de inbreng van de geborgde zetels door veel provinciale inwoners gewaardeerd. Waarom zouden we dit vanuit Den Haag dwarsbomen?

Met dit wetsvoorstel komen er vier geborgde zetels in zowel een waterschap van 18 zetels als in een waterschap van 30 zetels. Wat is de rechtvaardiging daarvan? De Raad van State zegt: als je het aantal geborgde zetels wettelijk vastlegt, zou je dat ook moeten doen voor de totale omvang van het waterschapsbestuur. Hoe kijken de indieners en de minister hiernaar? Is in dit licht een heroverweging van het voorstel op zijn plaats?

Voorzitter. De SGP is tegen het schrappen van de geborgde zetels voor bedrijven. Bedrijven dragen een significant deel van de opbrengsten van de zuiveringsheffing bij. Ze hebben 27% van de bebouwde oppervlakte in beheer. Afvalwaterzuivering is een grote kostenpost. Ik zou zeggen dat het goed is dat vertegenwoordigers van het bedrijfsleven kostenefficiency en doelmatigheid kunnen controleren.

Voorzitter. De SGP stelt voor om, als het wetsvoorstel aanvaard zou worden, het ná de komende verkiezingen van kracht te laten worden; tenminste, voor het onderdeel van de geborgde zetels in het algemeen bestuur. Het is onzorgvuldig om dit al vóór de aanstaande verkiezingen te doen. Kandidatenlijsten zijn afgerond of zelfs ingediend voordat de wet in het Staatsblad staat en provinciale verordeningen zijn aangepast. De indieners hebben aangegeven dat belanghebbenden via politieke partijen hun invloed kunnen uitoefenen door op de lijst te staan of door een eigen partij te beginnen. Dat is voor de komende verkiezingen toch niet meer redelijkerwijs mogelijk? Uit het oogpunt van behoorlijk bestuur vraag ik de minister of hij voornemens is het wetsvoorstel op dat onderdeel in ieder geval niet voor de komende verkiezingen van kracht te laten worden.

Ik zie uit naar de reactie van de indieners en de minister.

De heer Nicolaï i (PvdD):

Het betoog begon met een verwijzing naar het rapport van Remkes en met de constatering dat je mensen van de stad hebt en mensen van het platteland en dat de mensen van de stad misschien niet genoeg kennis en begrip hebben en niet goed zien wat er met het platteland en de mensen die daar wonen en werken, aan de hand is. Ik zeg u eerlijk: ik denk dat mensen dat wel zien, maar dat de vraag waar het nu om gaat, de vraag is welke belangen je gaat beschermen. Ik denk dat ik heel goed begrijp dat als het heel erg droog is, de boer dan een put slaat en water voor de beregening naar boven trekt, wat het grondwater verlaagt. Ik denk dat ik heel goed begrijp dat een boer die als de boel nat is en wil uitrijden, vraagt aan het waterschap om het grondwaterpeil omlaag te brengen, waardoor het droger wordt, wat in zijn voordeel, in zijn belang is. Maar die belangen van die boer zijn strijdig met de belangen van vijf miljoen mensen die huizen hebben en die met een lager grondwaterpeil funderingsproblemen krijgen.

De voorzitter:

En uw vraag is?

De heer Nicolaï (PvdD):

Mijn vraag is: is het niet een beetje oneerlijk als u zegt dat de stad niet ziet wat er op het platteland gebeurt? Daar gaat het namelijk niet om. Het gaat om belangen. Moeten we ervan uitgaan dat die belangen, in dit geval van het platteland, van de boer, extra bescherming verdienen? Dat is de vraag.

De heer Van Dijk (SGP):

Ik begrijp uw vraag. In de eerste plaats dat punt van het algemeen belang. Wat voor functie kennen we toe aan een bepaald gebied? Dat wordt nu bij uitstek bepaald door organen die via algemene verkiezingen worden verkozen. Ik heb de Provinciale Staten genoemd als het gaat om waterberging. We hebben het ook al eerder gehad over "peil volgt functie" en dergelijke. Dus dat is geborgd. Wat ik vooral heb willen betogen en waarop ik de indieners ook heb bevraagd, is dat die geborgde zetels borgen dat bepaalde groeperingen die bij uitstek een groot belang hebben bij wat de waterschappen doen, zoals boeren maar ook natuurbeheerders, een soort directe inspraakmogelijkheid hebben en direct aan tafel zitten. Dat is ook altijd de kracht geweest van die bekende trits die onder die waterschappen ligt, te weten belang, betaling en zeggenschap. Dus vandaar mijn stelling dat die geborgde zetels bij uitstek eraan kunnen bijdragen dat die kloof verkleind wordt en juist werken aan meer draagvlak.

De voorzitter:

Meneer Nicolaï, kort.

De heer Nicolaï (PvdD):

Bij de deskundigenbijeenkomst was ook iemand van Eigen Huis. Maar is de SGP er dan ook voor dat er een geborgde zetel komt voor de huizenbezitters?

De heer Van Dijk (SGP):

De huizenbezitters zijn via de ingezetenen royaal vertegenwoordigd. Zij hebben een absolute meerderheid. En inderdaad, mijn stelling is dat de boeren in gemiddelde zin een groter belang hebben, een dusdanig groot belang dat het gewettigd is dat zij aan tafel zitten. Ik hoorde wat kritische geluiden over het verhaal van Ingrid Thijssen, die ik wel begrijp, maar tegelijkertijd is er bijvoorbeeld ook een parallel met universiteiten, waarbij we waarborgen dat studenten en wetenschappelijk personeel altijd aan tafel zitten. Daar zou ik het ook mee willen vergelijken.

Mevrouw Kluit i (GroenLinks):

Twee vragen. De heer Van Dijk geeft aan dat hij de representatie van specifieke belangen begrijpt, maar de heer Pijlman heeft bijvoorbeeld al de waterbedrijven genoemd. Je kunt ook denken aan de landgoedeigenaren die niet aan natuurbeheer doen maar aan landgoedbeheer. Die zitten niet aan tafel. Hoe kijkt de heer Van Dijk daarnaar? Waarom moeten die dan niet geborgd worden?

Dan de tweede vraag. De heer Van Dijk schetst een beeld dat dit voorstel de kloof tussen platteland en stad vergroot. Ik begrijp het niet helemaal. De essentie van dit voorstel is dat het aantal geborgde zetels verkleind wordt en dat die ingenomen worden door de ingezetenen. Dus juist de mensen uit de regio zelf zullen meer toegang krijgen tot het bestuur van de waterschappen. Hoe kan dat nou een kloof veroorzaken tussen het platteland en de stad? Ik begrijp dat niet.

De heer Van Dijk (SGP):

Om bij het laatste te beginnen: het liefst zouden de indieners alle geborgde zetels willen afschaffen. Nu gebeurt dat alleen voor het bedrijfsleven. Als je de boeren, de natuur en het bedrijfsleven de geborgde zetels afneemt, geef je die groeperingen in ieder geval minder inspraak en minder ruimte om aan tafel te zitten en hun belangen in te brengen, wat zeker geldt voor de agrariërs. Dus daar zie ik mogelijkheden om waar het gaat om draagvlak voor beleid, dat ook heel erg raakt aan de ruimtelijke inrichting, de meest direct betrokkenen hoe dan ook aan tafel te hebben. Dat verlies je volgens mij met de afschaffing van geborgde zetels.

De voorzitter:

En de andere vraag?

De heer Van Dijk (SGP):

De andere vraag was: er zijn nog meer categorieën denkbaar, zouden die niet ook aan tafel moeten zitten? Je hebt hier te maken met een historisch gegroeide situatie en het gaat hier concreet om het afschaffen van bepaalde categorieën die al heel lang vertegenwoordigd zijn. En dan geldt ook wel enigszins de lijn van: waarom zou je knoeien aan iets wat al heel lang goed blijkt te werken? Het raakt ook aan een andere vraag, namelijk: waar gaat het nu mis? Zijn er concrete voorbeelden te noemen waardoor door geborgde zetels die sectorspecifieke belangen onevenredig veel aandacht krijgen? Volgens mij zijn we een probleem aan het oplossen dat er niet is.

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

In mijn inbreng zaten er twee, waaronder de gevolgen van peilbesluiten voor de infrastructuur. De rekening daarvan komt bij de burgers. Ik noem ook de gevolgen voor individuele huiseigenaren die tienduizenden euro's schade oplopen. Dit weten we allang, en het wordt al heel lang niet opgelost.

De heer Van Dijk (SGP):

Helder. Maar geldt daar niet voor dat het heel erg te maken heeft met de functietoedeling? Daar is het volgens mij eerder ook over gegaan. Dat gebeurt immers door de algemene bestuursorganen.

De voorzitter:

Laatste maal, mevrouw Kluit.

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

Dat ben ik niet met de spreker eens, omdat er ook in het agrarisch gebied gewoon mensen wonen.

De heer Van Dijk (SGP):

Eens. Maar nogmaals, de provincie — rechtstreeks verkozen — besluit een bepaalde functie toe te delen. Daaruit volgt dan voor de waterschappen een bepaald peilbesluit.

De voorzitter:

Ik hoor nog wat buiten de microfoon, maar dat gaan we niet doen.

De heer Van Dijk (SGP):

Ik zal daar niet op reageren, maar bedankt voor de vragen.

De voorzitter:

We gaan door naar de inbreng van de heer Atsma van de fractie van het CDA.