Plenair Bredenoord bij debat naar aanleiding van de regeringsverklaring



Verslag van de vergadering van 15 februari 2022 (2021/2022 nr. 17)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 11.58 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Bredenoord i (D66):

Ik ben net hersteld van corona, voorzitter, dus tenzij er een nieuwe variant is, gaat het vast goed.

Voorzitter. Vandaag voeren wij in de Eerste Kamer een debat over de regeringsverklaring die minister-president Rutte op 18 januari 2022 heeft uitgesproken in de Tweede Kamer. Een klein stukje geschiedenis. Op dinsdag 3 april 2007 debatteerde de Eerste Kamer ook met een nieuw aantredend kabinet naar aanleiding van de regeringsverklaring van destijds. Zeer expliciet werd na de beslissing in het College van Senioren het volgende erbij gemeld: "Omdat het debat niet het karakter heeft van de Algemene Politieke Beschouwingen, en er in de senaat evenmin behoefte bestaat aan een kopie van het debat dat in de Tweede Kamer is gevoerd over de regeringsverklaring, vindt de Eerste Kamer het voldoende dat bij het debat alleen minister-president Balkenende en de twee vicepremiers Bos en Rouvoet aanwezig zijn. Het gaat gegeven de bijzondere situatie om een eenmalig debat. Het is niet de bedoeling om hiermee een precedent te scheppen voor het aantreden van nieuwe kabinetten in de toekomst."

Voorzitter. Ik voel me er ongemakkelijk bij dat we vandaag toch weer debatteren over een regeringsverklaring. Dat is niet vanwege de inhoud van die regeringsverklaring. Integendeel, mijn fractie is positief over de verklaring die voorligt. In een van de vorige Algemene Politieke Beschouwingen heb ik het gehad over de toekomststoel, een lege stoel die bij vergaderingen, overleggen en besluiten de toekomstige generaties vertegenwoordigt. Onder de toekomst kun je natuurlijk toekomstige generaties verstaan, maar ook onze eigen toekomst en natuurlijk de toekomst van de planeet als geheel. Die toekomststoel helpt om de toekomst mee te wegen in de politieke beslissingen van vandaag. Ik zie dat die stoel een plek aan tafel heeft gehad in de gesprekken over deze regeringsverklaring. Er zijn plannen gemaakt met de blik op de toekomst, in een akkoord dat terecht over één of zelfs meerdere kabinetsperiodes heen kijkt, met klimaatplannen voor een leefbare aarde, onderwijsplannen, armoedebestrijding, een actief antidiscriminatie- en emancipatiebeleid voor meer kansengelijkheid en woonplannen voor betaalbare en duurzame huizen voor iedereen.

Maar nu moet deze regering werk maken van de uitvoering van de verklaring. Het is zoals het kabinet zelf al zegt in de regeringsverklaring: "De overheid moet betrouwbaar, dienstbaar, dichtbij en rechtvaardig zijn. Dat begint met een betere uitvoering, omdat mensen daar het meest direct met de overheid te maken hebben." Plannen omzetten in beleid en wetgeving: daar komt dit huis om de hoek kijken. In de Grondwet staat dat de Kamer medewetgever en controleur van de regering is. De staatscommissie parlementair stelsel schrijft: "Om te voorkomen dat de Eerste Kamer een duplicaat zou zijn van de Tweede Kamer, zou de Eerste Kamer bij toetsing van wetsvoorstellen de nadruk moeten leggen op de kwaliteit van wetgeving." Wij hebben onderling hier afgesproken de kwaliteit van wetgeving te toetsen op rechtmatigheid, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid.

Daar zit nu precies mijn ongemak bij dit debat en ook bij de voorbereidingen daarvoor. In de volgordelijkheid der dingen zijn wij als laatste aan zet voor een zorgvuldige weging van wetgeving. We bespreken vandaag daarentegen een verklaring. Er staat nog geen letter wetgeving op papier. Waarom doen we dit dan toch, als Eerste Kamer? Het raakt aan een twijfel die ik nu, na zeven jaar als senator, steeds vaker voel knagen. Twijfel of er überhaupt nog wel een rol en een positie is voor deze Kamer, zeker gezien hoe wij het hier invullen.

Uiteraard zijn wij een politiek orgaan. Er wordt altijd en politieke eindafweging gemaakt. Een principe als proportionaliteit, of het afwegen van grondrechten, is immers een normatieve bezigheid waarbij politieke ideologie om de hoek komt kijken. Maar we maken onszelf en de kwaliteit van wetgeving kwetsbaar door de politieke rol te groot te maken. In het verslag van onze Tijdelijke Commissie Werkwijze Eerste Kamer is te lezen dat 69% van de respondenten, wij dus, het eens is met de stelling dat de Eerste Kamer terughoudendheid moet betrachten waar het gaat om de behandeling van beleid, zowel plenair als op commissieniveau. Dat concludeert ook de staatscommissie parlementair stelsel. Zij ziet de meerwaarde van de Eerste Kamer als onderdeel van het gehele stelsel van macht en tegenmacht. Dat zorgt voor een zorgvuldige, democratisch gelegitimeerde besluitvorming en vergroot de weerbaarheid van de democratische rechtsstaat.

Ook kunnen wij een verdiepende rol hebben, zoals bij het instellen van een parlementair onderzoek of het instellen van een staatscommissie. In december 2021 werden de resultaten van de Werkgroep zelfevaluatie kindertoeslagenaffaire gepresenteerd, een kritische zelfreflectie op onze eigen werkwijze met een aantal opvallende conclusies.

Allereerst het gebrek aan controle op het doenvermogen van mensen. En op de diepere problemen bij de Belastingdienst. Daarnaast wordt in de eindafweging van verschillende wetgeving het voordeel van de twijfel getrokken en krijgt een wetsvoorstel dan toch een meerderheid. En ten slotte worden toezeggingen uit het oog verloren en worden de gevraagde evaluaties niet behandeld. De commissie-Recourt laat zien dat we ons echt moeten richten op onze kerntaken. Daar is echt meer dan genoeg te doen. Te veel politieke debatten leiden af van waar wij een echte rol kunnen en moeten spelen in het samenspel van macht en tegenmacht, in controle op wetgeving en uitvoering. Hier kunnen wij onze meerwaarde laten zien.

In de Tweede Kamer komen er nu ook drie parlementaire enquêtes: naar de gaswinning in Groningen, naar het fraudebeleid in dienstverlening en naar het coronabeleid, waar de Eerste Kamer duidelijk ook een rol heeft gespeeld. Het is belangrijk dat wij hier goed bij meekijken, want er zijn vast en zeker ook lessen voor ons te leren.

Tegelijk wil ik ook de minister-president vragen welke lessen hij heeft geleerd. In de regeringsverklaring spreekt hij uit: "In bredere zin is het ontegenzeggelijk dat de democratische rechtsorde in ons land krassen en butsen heeft opgelopen die hersteld moeten worden." Wat zijn de lessen die de minister-president heeft geleerd over de schade die de democratische rechtsorde onder zijn leiding heeft opgelopen? Wat had anders gemoeten en hoe werkt hij aan herstel? Graag een reflectie.

Voorzitter. Mijn fractie ziet evenals de staatscommissie parlementair stelsel de toegevoegde waarde van de Eerste Kamer als deeltijdparlement. We behouden hierdoor enige afstand van het krachtenspel in de Tweede Kamer en wij nemen onze vakkennis en maatschappelijke ervaring mee bij de beoordeling van wetgeving. Echter, als wij onze parttime rol optimaal willen benutten, dan vraagt dit ook iets van het kabinet. We hebben minimale ondersteuning en onze tijd is begrensd. Een gedegen informatievoorziening vanuit de regering is dus noodzakelijk. Concreet doelt mijn fractie daarmee op het tijdig leveren van stukken en het niet uit het oog verliezen van toezeggingen. Daarnaast is het moeilijk om uit stukken op te maken welke wijzigingen er door de Tweede Kamer zijn aangebracht. Tegenwoordig krijgen wij met een versnipperde Tweede Kamer steeds meer geamendeerde wetgeving op ons bureau. In 2014 riep collega Postema van de Partij van de Arbeid via een motie de regering op om bij novelles geconsolideerde wetteksten op te nemen om voorgestelde wetswijzigingen inzichtelijk te maken. Deze motie is in 2018 komen te vervallen en daarmee niet uitgevoerd. Kan de regering uitleggen waarom deze motie niet is uitgevoerd? Zeker bij complexe wetgeving en wetgeving die flink is veranderd door moties en amendementen is het erg lastig om hier ons werk naar behoren te vervullen. Daarom zou het aanleveren van geconsolideerde wetsteksten de default moeten zijn, een enkele uitzondering daargelaten, als het bijvoorbeeld om spoedwetgeving gaat. Kan de regering toezeggen dat de senaat voor toekomstige wetgeving in principe een geconsolideerde wettekst krijgt aangeleverd, tenzij er overwegende redenen zijn om dat niet te doen? Ik overweeg op dit punt een motie in tweede termijn.

Voorzitter. Wij toetsen wetgeving op proportionaliteit, maar ik vind het regelmatig disproportioneel hoe wij hier onze taak uitvoeren. Neem bijvoorbeeld de behandeling van wetgeving rond de coronacrisis. Denk aan de CoronaMelder-app en de verlenging van de Tijdelijke wet maatregelen. De destijds verantwoordelijke minister Hugo de Jonge — hij zit er nu in een andere hoedanigheid — is tussen april 2020 en november 2021 maar liefst 63 uur en 30 minuten in de Eerste Kamer geweest. Dus hij is anderhalve werkweek — of niet eens werkweek, maar gewoon anderhalve week — in de Eerste Kamer geweest. Daarin waren er negen debatten, waarvan er een zelfs twaalf uur duurde. Ik had de twijfelachtige eer om er ook bij te zijn. Met moties, interrupties, spreektijd, nog meer moties en nog meer interrupties hielden wij midden in een grote crisis de minister van VWS langer in de Eerste Kamer dan vaak gebeurde in de Tweede Kamer. Natuurlijk ligt dat zeker niet alleen aan ons. Ook de Tweede Kamer en de minister speelden hierin een rol. Maar het is ook belangrijk dat wij hier de hand in eigen boezem steken.

Dit gaat de komende anderhalf jaar nog veel pregnanter worden, want de coalitie heeft, zoals al werd gezegd, geen meerderheid in de Eerste Kamer. Doordat er geen natuurlijke meerderheid voor wetgeving in deze Kamer is, heeft de regering de dure plicht om per keer op zoek te gaan naar voldoende en breed draagvlak in deze Kamer. Het kabinet zal keer op keer op zoek moeten naar nieuwe meerderheden. Dit biedt bij uitstek de kans om de grote vraagstukken van deze tijd met een breed draagvlak in de Kamer en daarmee hopelijk ook in de samenleving het hoofd te bieden langs de lijnen van de inhoud, want dat doet recht aan de inhoudelijke vakkennis van veel senatoren en hun maatschappelijke worteling en ervaring. Wij willen tegen mensen op die toekomststoel kunnen zeggen: we zijn er samen uitgekomen omdat de problemen de partijen overstegen. Dat vraagt echt wat van dit kabinet, maar ook van ons hier. Het vraagt dat we ons constructief opstellen en in gesprek blijven met elkaar over bijvoorbeeld corona, armoede, klimaat en kansenongelijkheid. Ik moest hierbij zelf denken aan de rol van de constructieve oppositie een aantal jaar geleden.

Voorzitter. Al werkend aan deze inbreng besef ik dat wij gezamenlijk de sleutel, of in ieder geval een stukje van de sleutel, in handen hebben. Ik noem een aantal concrete oplossingen. We kunnen er bijvoorbeeld voor kiezen om ons werk zo veel mogelijk tot wetgeving te beperken en dat dan ook echt goed te doen. We kunnen ervoor kiezen om spreektijden en het aantal interrupties te beperken. We kunnen ervoor kiezen het aantal moties te beperken. We kunnen de taakopvatting van de Eerste Kamer — wetgevingskwaliteit, toetsen op rechtmatigheid, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid — vastleggen in het Reglement van Orde. We kunnen de aandachtspunten voor wetgevingskwaliteit, waarmee volgens de Tijdelijke Commissie Werkwijze Eerste Kamer een derde van de Eerste Kamerleden niet bekend was, onder de aandacht brengen bij nieuwe Kamerleden en ook periodiek bespreken in deze Kamer. We kunnen de regering vragen om voortaan in principe geconsolideerde wetteksten naar ons toe te sturen.

De heer Otten i (Fractie-Otten):

Ik hoor mevrouw Bredenoord allerlei plannen ontvouwen om de rol van de Eerste Kamer nog verder te beperken dan die nu al is. Dat is haar visie, maar in het regeerakkoord staat ook dat er wordt gekeken naar constitutionele toetsing. Nederland is een van de weinige landen waar dat niet gebeurt. Wij hebben geen grondwettelijk hof. Onze fractie is daarvóór. We hebben dat vorige week ook uitgebreid met uw partijgenoot Backer besproken. U bent daar ook voor. Als u dan deze Eerste Kamer nog verder wilt beperken dan nu al het geval is, zou ik aan mevrouw Bredenoord willen vragen: laten we dan gewoon snel een constitutioneel hof invoeren; dan kunnen we de Eerste Kamer ook afschaffen, want dan kan dat hof die toetsing verder gaan doen. Dat kan dat misschien ook wel beter dan de Eerste Kamer, zeker als we al die beperkingen van u er ook nog bij gaan voegen. Hoe kijkt mevrouw Bredenoord naar dat voorstel?

Mevrouw Bredenoord (D66):

Ik heb daar eigenlijk twee antwoorden op. Ten eerste: laat maar komen, die voorstellen voor constitutionele toetsing. Daar staan wij positief tegenover. De invulling is natuurlijk belangrijk; dus daar gaan we dan naar kijken. Ten tweede: we gaan onze taken en werkwijze niet beperken. Er is sprake van function creep. Wij hebben onszelf allemaal nieuwe modaliteiten aangemeten, die helemaal niet horen bij de taak van de Eerste Kamer. Dus wij gaan gewoon terug naar waarvoor wij op aarde zijn, en dat gaan we goed doen.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Ik ben het er gedeeltelijk mee eens dat hier inderdaad heel veel dingen worden gedaan waarvan je je kunt afvragen of dat allemaal nou zo'n taak van de Eerste Kamer is, zoals allerlei deskundigensessies en parlementaire hoorzittingen en weet ik wat meer, wat ook een hele grote belasting legt op de Griffie, zoals we allemaal weten. Ons pleidooi zou ook zijn om daar minder op te focussen en meer op de wetgeving. Maar mijn vraag blijft staan. Wij zijn net als u voor een constitutioneel hof en toetsing aan de Grondwet. We zijn er ook voor dat de rechter de wetten kan toetsen aan de Grondwet. Maakt dat in uw visie deze Eerste Kamer dan niet overbodig? Anders zitten we hier de wetten te toetsen aan de Grondwet, en komt er nog een hof dat het nog een keer gaat doen. Doe het dan in één keer goed en richt het dan ook opnieuw in. Ik heb nog niet helemaal goed gehoord hoe u daarnaar kijkt.

Mevrouw Bredenoord (D66):

Meneer Otten wil volgens mij horen of ik voor het afschaffen van de Eerste Kamer ben. In principe, als wij op een fatsoenlijke manier de checks-and-balances in ons systeem kunnen regelen, mag wat mij betreft deze Kamer afgeschaft worden.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Otten.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Oké, daar sluiten wij ons bij aan. Dank.

Mevrouw Bredenoord (D66):

Dan zijn we het eens.

Voorzitter. Er begint nu een nieuw kabinet. Mijn fractie is voornemens om bij te dragen aan een dualistisch en bicameraal stelsel. De regering toont in haar verklaring het voornemen om een aantal wissels, bijvoorbeeld op het gebied van klimaat, onderwijs en kansengelijkheid, verder de juiste kant op te zetten. Nu is het tijd dat de trein met volle vaart verdergaat. Ik wens de regering namens mijn fractie veel succes met het uitvoeren van dit ambitieuze progressieve en sociale regeerakkoord, en te allen tijde zowel het tempo maar ook de uitvoering niet uit het oog te verliezen.

De heer Koffeman i (PvdD):

Heb ik nou goed verstaan dat mevrouw Bredenoord zojuist tegen de heer Otten zei: laat maar komen, die voorstellen voor een constitutioneel hof? Is het eigenlijk niet heel merkwaardig dat een van de grootste regeringspartijen tegen een vertegenwoordiger van een van de kleinste oppositiepartijen zegt: doe maar, wij gaan het niet doen? Of heb ik dat verkeerd verstaan?

Mevrouw Bredenoord (D66):

U heeft het wel goed verstaan, maar niet goed begrepen. In het coalitieakkoord staat dat er experimenten komen met constitutionele toetsing, dus mijn antwoord was eigenlijk: het kabinet gaat hiermee komen en wij gaan dat met grote belangstelling bekijken.

De heer Koffeman (PvdD):

Nou, dat stelt mij enigszins gerust.

Mevrouw Bredenoord (D66):

Gelukkig!

De beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Dit lijkt mij een mooi moment om over te gaan tot de lunchpauze. Ik schors de vergadering voor de lunchpauze tot 13.30 uur.