Plenair Doornhof bij behandeling Doorstroom van het basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs



Verslag van de vergadering van 1 februari 2022 (2021/2022 nr. 15)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.25 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Doornhof i (CDA):

Voorzitter. Bij voorstellen voor onderwijswetgeving heb je toch al snel de neiging om terug te denken aan je eigen schooltijd. Als we het nu hebben over de vraag hoe je dat traject van doorstroming van de basisschool naar de middelbare school kunt verbeteren, mag ik toch de naam van meester Foppe Witzel niet ongenoemd laten. Ik heb het over de niet zo lang geleden overleden oud-directeur van mijn vroegere Basisschool C.J. van Rootselaar. Misschien moet je zeggen dat hij naast die functie ook burgemeester was van het dorp Nijkerkerveen. Zijn leven stond niet alleen in het teken van school, maar van die hele Veense gemeenschap. Hij kende praktisch iedereen en er waren toch vaak kinderen bij hem op school waarvan de ouders ook bij hem in de klas hadden gezeten. Al met al kon hij met alles wat hij van leerlingen wist, in combinatie met zijn onderwijsvaardigheden, als geen ander beoordelen naar welke plek in het voortgezet onderwijs een leerling het beste kon doorstromen.

Uitgaande van de betrokkenheid en de professionaliteit van zo iemand als meester Witzel kun je misschien alleen maar toejuichen dat in 2014 is gezegd: laten we nou eerst het schooladvies leidend maken en die eindtoets alleen nog als correctiemiddel gebruiken. Dat betekent natuurlijk niet dat al die objectieve meetgegevens zomaar overboord werden gezet. Die spelen nog steeds een rol bij het schooladvies, los van de eindtoets. Maar als je dat doet, vindt het CDA het ook slim om bij het voorstel dat we nu aan de orde hebben niet de hele volgorde om te draaien. Je laat het bij: eerst het schooladvies en dan die eindtoets als correctiemiddel. Natuurlijk is er wel een amendement ingediend in de Tweede Kamer waarin staat dat als blijkt dat je bij de eindtoets een hogere score hebt, dat automatisch moet betekenen dat het schooladvies naar boven wordt bijgesteld.

Dan is er door verschillende collega's het knelpunt naar voren gebracht dat je als leerling met een bijgesteld schooladvies een achterstand hebt bij het aanmelden voor je middelbare school ten opzichte van leerlingen waarvoor dat niet geldt. Het voorstel is dan om te kiezen voor één aanmeldmoment voor leerlingen van wie het schooladvies ongewijzigd is gebleven en voor leerlingen met een bijgesteld advies. Dat is natuurlijk alleen maar eerlijk.

Als je uitgaat van onderwijswetgeving gebaseerd op de betrokkenheid en professionaliteit van leerkrachten, moet je daarop natuurlijk wel kunnen blijven vertrouwen. Mijn vraag is of dat zomaar kan. Moet je niet kanttekeningen plaatsen? Je kunt denken aan de populariteit van het vak van leraar. Je kunt vraagtekens plaatsen bij het lerarentekort en het niveau van studenten aan de pabo. Je kunt vraagtekens plaatsen bij de schaalvergroting in het onderwijs. En we hebben natuurlijk te maken met een nieuwe minister. Vanaf deze plek wil ik deze minister van harte succes wensen in zijn nieuwe baan. Misschien zou de minister iets kunnen zeggen over deze problemen. Ik wil hem niet boos maken. Ik vraag hem dat natuurlijk wel in het licht van het voorstel dat we hier voor ons hebben. Zijn er nog wel genoeg meesters als meester Witzel in het land die een hoge betrouwbaarheid van de schooladviezen kunnen borgen?

Voorzitter. Even een ander punt. Het College voor Toetsen en Examens zal niet meer de eindtoets aanbieden, maar zal slechts de doorstroomtoetsen erkennen. Het was natuurlijk de bedoeling om überhaupt niet meer te voorzien in een "oude Cito-toets". De Tweede Kamer wil die overheidstoets behouden en die moet dan worden aangeboden door de Stichting Cito. Het uitgangspunt is dat de positie van die stichting als het gaat om de inhoudelijke vereisten in het normeringsproces gelijk blijft. Dan is natuurlijk de vraag en het knelpunt dat ervaren werd: hoe zit het nu met die financieel ongelijke situatie, het financieel ongelijke speelveld waar het in het begin toch ook bij het wetsvoorstel om te doen was?

Misschien is het volgende dan wel belangrijk. Het is toch wel de bedoeling dat de Stichting Cito het College voor Toetsen en Examens gaat adviseren over de erkenning van die toetsen? Het wetsvoorstel lijkt er nog steeds van uit te gaan dat ook de marktpartijen door die stichting worden geadviseerd. Maar die gaan toch in zekere zin concurreren met die stichting. Nu heeft de regering wel erkend dat je een goede scheiding moet hebben tussen enerzijds de rol van aanbieder en anderzijds de rol van adviseur. Ik citeer de regering maar even: "Dat betekent dat de medewerkers die de overheidstoets ontwikkelen niet betrokken kunnen zijn bij advisering aan het CvTE over de kwaliteit van alle doorstroomtoetsen." Maar de vraag is natuurlijk wel hoe dat dan gewaarborgd wordt, anders dan alleen praten over een verschil — mag ik het zo zeggen? — in functieomschrijvingen. Moet je het ook niet hebben over echte Chinese walls? En moet je ook niet de vraag beantwoorden hoe je die dan ook waarborgt?

Dan nog een laatste punt. De regering heeft het bij die erkenning over dat scheiden van rollen en verantwoordelijkheden dan nog niet over de vraag hoe het zit met de advisering aan die marktpartijen, waarvan ik al zei: die gaan in zekere zin concurreren met de stichting. Hoe verhoudt zich dat nu allemaal tot elkaar, zo zou ik de minister willen vragen. Misschien weet de minister ook hoe de marktpartijen daar zelf over denken.

Tot zover in eerste termijn.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Doornhof. Dan is ten slotte nu het woord aan de heer Van Kesteren namens de PVV.