Plenair Van Rooijen bij voortzetting behandeling Pakket Belastingplan 2022



Verslag van de vergadering van 14 december 2021 (2021/2022 nr. 11)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 15.13 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Rooijen i (50PLUS):

Voorzitter. Ik begin met te zeggen dat ik in blijde verwachting ben van de antwoorden van de staatssecretaris die in de eerste termijn nog niet gegeven zijn, maar in de tweede termijn nog komen. Er is een kabinet na negen maanden zware bevalling en ik ben dus nu vandaag in blijde verwachting.

Voorzitter. Ik had geen antwoord op het uitvoerige betoog gekregen. Blijkbaar waren de vragen toch ook een beetje in de roos, misschien wel midden in de roos, waardoor de staatssecretaris in de verleiding is gekomen dan maar helemaal niet op het betoog in te gaan. Ik zei net al dat ik niet vraag naar wat er in het regeerakkoord staat. Maar op basis van wat er nu is aan inkomensbeleid, met de afgelopen vele jaren aan leeftijdsdiscriminatie, vraag ik de staatssecretaris wat hij daarvan vindt. Ik ga niet herhalen wat ik met leeftijdsdiscriminatie bedoelde. Dat heb ik uitvoerig aangegeven. Er dreigen natuurlijk nieuwe wolken, die ik wel even kort noemde, ook bij interruptie. Mevrouw Prast noemde ze ook, geloof ik: de AOW-fiscalisering en het onbelaste loon dat we al hadden. Verder zou met name ook het eigen huis in box 3 kunnen komen. Dan worden ouderen zwaar getroffen.

Over het regeerakkoord zoals het nu in de media naar voren komt, ga ik uiteraard niks zeggen, want ik ken het niet. Ik lees in de media wel een beetje dat het zoet al naar buiten is gekomen, maar het zuur nog niet. Ik doe vast een voorspelling: het zoet zal naar de werkenden gaan en het zuur naar de AOW'ers. Het verleden geeft daar ondubbelzinnig blijk van.

Ik had dat betoog natuurlijk niet zo gehouden als de inflatie 1,5% was geweest, net als gemiddeld de afgelopen tien à vijftien jaar. Nu hebben we in een paar maanden een vliegende inflatie. In twee jaar, 2021 en 2022 moeten we rekenen met een inflatie van op topniveau een procent of 8 en gemiddeld toch minstens tweemaal 3%. Dan is natuurlijk het niet-indexeren van pensioenen een doodsklap, vooral voor mensen met een klein pensioen. Als je een pensioen hebt van €10.000, dan mis je nu al €2.000, namelijk 20% gemiste indexatie. Dat gaat heel snel naar 30% gemiste indexatie. Dat is dan een derde, dat wil zeggen zelfs €3.000. Dat gebeurt in twee jaar, vanwege die hoge inflatie.

De AOW wordt verhoogd, maar loopt ver achter door het systeem dat we hebben op basis van de MEV, het CEP en de ramingen. De formele inflatie leidt er nu toe dat de AOW met €36 per maand wordt verhoogd in twee tranches in een jaar. Dat is 3%, maar veel minder dus dan een inflatie van 6%, 7% of 8% in die twee jaar. Dat is dan ook de reden waarom wij vinden dat er iets moet gebeuren. Ik heb in het debat al aangegeven dat wij eigenlijk vinden dat er een eenmalige extra verhoging van de AOW-uitkering zou moeten komen, omdat de ouderen het zwaarst getroffen worden. Zij krijgen geen loonsverhoging en hun pensioen is bevroren, al heel lang. Als dan de AOW vertraagd reageert, is de koopkrachtval bij bijna geen verhoging van inkomen, maar wel een enorme inflatiedreun, heel zwaar voor al die mensen met een klein pensioen.

Ik wijs erop — ik heb dat al eens eerder gezegd en ik schrok daar zelf ook van — dat het mediane pensioen in de sector zorg en welzijn voor onze hardwerkende zorgmedewerkers €8.000 bruto is. Dat is €640 bruto per maand, naast de AOW. €640 bruto naast de AOW! voor mensen die 40 jaar in de zorg hebben gewerkt. Mijn zusje heeft niet in de zorg gewerkt. Zij is onderwijzeres geweest in het lager onderwijs en heeft na 40 jaar een pensioen van iets meer dan de mediaan in de zorg. Ik geloof van €9.000 of €10.000. 40 jaar in het lager onderwijs gewerkt, nooit verzuimd en hard gewerkt in een moeilijke achterstandswijk in Amsterdam. Over die mensen heb ik het. Niet over mijn zusje, maar over mensen met zo'n klein pensioen, van €600. Of veel minder, want de mediaan betekent dat de helft onder die €8.000 zit. Zij hebben €3.000, €4.000 of €5.000. Dat is een paar honderd euro bruto per maand. Vandaar dat ik de volgende motie indien. Er is een Regeling koopkrachttegemoetkoming. Die is nu €26 per maand voor alle AOW'ers. Die wil ik met een beperkt bedrag verhogen, €200 per jaar. Dat komt neer op €15 boven op die koopkrachttegemoetkoming voor AOW'ers die we hebben.

De voorzitter:

Door de leden Van Rooijen, Raven, Crone, Van Apeldoorn, Otten en Vendrik wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de inflatie in 2021 aanzienlijk hoger uitkomt dan de in de MEV van september 2020 geraamde inflatie van 1,9%;

overwegende dat het kabinet de inflatie in 2021 nu raamt op 2,7% op basis van de inflatie-explosie in de laatste twee maanden;

overwegende dat naar verwachting de inflatie in 2022 ook hoger uitkomt dan de in de MEV geraamde stijging van 1,8%;

overwegende dat derhalve de koopkracht van AOW'ers aanzienlijk slechter uitkomt dan de in de MEV geraamde koopkracht voor 2021 en 2022;

overwegende dat de nieuwste inflatiecijfers en trends vooralsnog ten minste een incidentele compensatie van de koopkrachtdaling in 2022 rechtvaardigen en noodzakelijk maken;

verzoekt het kabinet om via de bestaande koopkrachttegemoetkoming AOW in 2022 een eenmalige uitkering van €200 aan AOW-gerechtigden uit te betalen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter J (35927).

De voorzitter:

Dank u wel, meneer van Rooijen. Dan is nu het woord aan de heer Essers namens het CDA.