Plenair Janssen bij behandeling Inzet coronatoegangsbewijzen bij niet-essentiële detailhandel en niet-essentiële dienstverlening op publieke plaatsen



Verslag van de vergadering van 30 november 2021 (2021/2022 nr. 8)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 9.23 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Janssen i (SP):

Voorzitter. Het voorstel tot wijziging van de Wet publieke gezondheid dat vandaag voorligt, kan niet los worden gezien van de maatregelen van 13 en 28 november. Het wetsvoorstel is immers ingediend in de situatie van 13 november, en niet in die van 28 november. Daarom is mijn eerste vraag of de minister nog eens kan duiden welke maatregelen er nu precies gelden voor de niet-essentiële detailhandel vanaf 28 november. Ik heb dit weekend bij het boodschappen doen maar eens aan diverse winkeliers gevraagd of zij het nu wisten en zij raken toch een beetje de weg kwijt. Tussen 17.00 uur en 5.00 uur dicht snappen ze nog. Maar dan? Mondkapje, 1,5 meter, maximaal aantal personen per vierkante meter? Graag van de minister nog een keer duidelijkheid, ook voor die winkeliers. Waar moeten ze aan voldoen? Ze weten ook niet meer of maatregelen nu gestapeld worden of dat ze elkaar kunnen vervangen. Dus graag een reactie van de minister.

Voorzitter. Wij behandelen vandaag op verzoek van het kabinet dit voorstel met spoed, inclusief stemmingen vandaag. Ik neem daarom aan dat de ministeriële regeling die de uitvoering van dit wetsvoorstel moet regelen, dan nu ook al klaarligt. Waarom anders deze spoed en de stemmingen vandaag? Vanwege die spoed heeft er immers ook, heel ongebruikelijk, geen consultatie plaatsgevonden. Maar is die spoed er nu ook nog, als we kijken naar het maatregelenpakket van 28 november? Ik heb het toch vooral zo begrepen dat dit voorstel bedoeld was als beheersmaatregel vanaf 3 december na afloop van de maatregelen van 13 november. Ik hoor graag een reactie van de minister op dit punt.

Kan de minister duiden hoe die ministeriële regeling een oplossing biedt en hoe die nu is ingevuld voor de bedenkingen die de Raad van State heeft aangevoerd voor de afbakening van dit wetsvoorstel? De Raad van State heeft het volgende opgemerkt, en ik citeer: "Niettemin is het potentiële toepassingsbereik van de voorgestelde regeling ruim; daarom acht de Afdeling het wenselijk dat mede met het oog op voorbereidingen die in de praktijk mogelijk al op korte termijn moeten worden getroffen, de toelichting meer inzicht biedt in de mogelijke reikwijdte van de op te leggen verplichting en de criteria die met het oog op een mogelijke differentiatie in aanmerking zullen komen.". Het antwoord van de regering was: "Wanneer het coronatoegangsbewijs wordt ingezet ten aanzien van de niet-essentiële detailhandel en niet-essentiële dienstverlening, zal in de toelichting bij de ministeriële regeling en in de overheidscommunicatie tijdig toegelicht worden op welke wijze het coronatoegangsbewijs ingezet wordt en wat dit betekent voor ondernemers en burgers.". Einde citaat.

Mijn fractie heeft daarom de volgende vragen. Is die ministeriële regeling nu werkelijk klaar? Vanaf wanneer zal het coronatoegangsbewijs voor deze sectoren worden ingezet? Hoe is het amendement-Bikker/Aukje de Vries in de ministeriële regeling verwerkt? Hoe ziet die afbakening eruit? Wanneer begint de door de regering toegezegde tijdige communicatie over de inzet? Immers, we hebben het hier over spoed en voor consultatie was geen tijd.

Mijn volgende vragen gaan over de uitvoerbaarheid van het wetsvoorstel. Ondernemers laten in grote meerderheid weten dat het wetsvoorstel voor hen niet uitvoerbaar is. Uit eerdere ervaringen hebben we kunnen leren dat als de uitvoerbaarheid hapert en het toezicht en de handhaving niet op orde kunnen zijn, de beoogde doelen van de maatregelen niet gehaald worden. Wel op papier, maar niet in de werkelijkheid. Als op voorhand al duidelijk is dat een wetsvoorstel niet uitvoerbaar is, dan is artikel 58rb Wet publieke gezondheid weer duidelijk, namelijk dat regels alleen mogen worden gesteld als zij uitvoerbaar en doelmatig zijn. Je kunt op je klompen aanvoelen dat de in het wetsvoorstel voorgestelde plicht voor de niet-essentiële winkels in de praktijk onuitvoerbaar zal blijken te zijn. Ook de Raad van State verwijst daarnaar.

In antwoord op deze opmerkingen van de Raad van State zegt de minister dat bij de aanwijzing van de precieze activiteiten en voorzieningen de uitvoerbaarheid van de regeling van belang kán zijn. Maar zo werkt het niet. Het is doorslaggevend; lees artikel 58rb van de Wet publieke gezondheid. Dat is geen kan-bepaling. Ik hoor graag de reactie van de minister op dit punt.

Voorzitter. Het begrip voor maatregelen in de samenleving heeft een direct effect op de acceptatie en de naleving. Bij deze maatregel is het de vraag of er niet andere maatregelen zijn, waar wél begrip voor is. Daar heeft mijn fractie grote zorgen over. De Raad van State wijst het kabinet erop, kijkend naar dat begrip, dat het voorstel niet consequent is. Ik citeer de Raad van State; het is een wat langer citaat. "Of mensen daadwerkelijk dicht op elkaar komen in winkels hangt echter vooral af van de grootte daarvan en van de omstandigheden van het geval. Vanuit dat perspectief is het onderscheid tussen essentiële en niet-essentiële winkels niet relevant. Daar komt bij dat de voorgestelde wijziging het mogelijk maakt om ook de toegang tot locaties in de buitenlucht afhankelijk te maken van het coronatoegangsbewijs, zoals bij speeltuinen en pretparken. Eerder werd juist onderscheid gemaakt tussen maatregelen die binnen en buiten golden vanwege de geringere kans op besmetting buiten." Ik krijg graag een reactie van de minister op deze opmerkingen van de Raad van State, want het antwoord in het nader verslag van het kabinet heeft mij absoluut niet overtuigd. Ik verwijs in dit verband ook nog naar de opmerkingen bij de goedkeuringswet voor de vierde verlenging van de Twm, waarbij de Raad van State jojo-effecten van het kabinetsbeleid constateerde. Dat is niet goed voor het begrip, de acceptatie en de naleving. Graag een reactie van de minister op dit punt.

Voorzitter. Dan is nog de vraag aan de orde of dit wetsvoorstel proportioneel is. Is er geen andere, minder ingrijpende wijze om hetzelfde doel te bereiken, zoals ondernemers zelf ook aangeven? Hoe proportioneel is dit wetsvoorstel nog in het licht van de maatregelen die genomen zijn op 28 november? Graag een reactie van de minister.

Voorzitter, afrondend. We weten dat veel ondernemers zelf hebben aangegeven dat het controleren van het coronatoegangsbewijs voor hen niet uit te voeren is. Dan weten we dus ook dat de beoogde doelen daardoor niet behaald zullen worden. Ook naar mening van mijn fractie zijn er meer proportionele alternatieven voor de ondernemers, zeker als we kijken naar de maatregelen die op 28 november zijn afgekondigd en zijn ingegaan.

Al met al heeft mijn fractie daarom grote twijfels over de uitvoerbaarheid, de proportionaliteit en de effectiviteit van dit wetsvoorstel. Maar uiteraard wachten wij de beantwoording door het kabinet af.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Janssen. Dan is nu het woord aan de heer Nicolaï namens de Partij voor de Dieren.