Plenair Nanninga bij behandeling Burgerschapsopdracht aan scholen in het funderend onderwijs



Verslag van de vergadering van 8 juni 2021 (2020/2021 nr. 40)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 15.35 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Nanninga i (Fractie-Nanninga):

Dank u wel, voorzitter. In 1969 alweer staat de beroemde Britse kunsthistoricus Kenneth Clark aan de oever van de Seine. Achter hem is de Notre-Dame van Parijs te zien en hij presenteert de eerste aflevering van zijn serie Civilisation. Terwijl hij omkijkt naar de kathedraal spreekt hij de memorabele woorden: What is civilisation? I don't know. But I think I recognise it when I see it.

Min of meer analoog hieraan zouden we burgerschap kunnen benaderen. Wat is nu precies goed burgerschap? Het is lastig te definiëren, maar het is wel eenvoudig te zien: de man of vrouw die actief is in het verenigingsleven, een keurige baan heeft, netjes belasting betaalt, zich aan de verkeersregels houdt, inschikkelijk is als het kan en doortastend als het moet. Dit zijn zomaar wat eigenschappen die we kunnen herkennen als goed burgerschap. Opvallend genoeg staan zaken als het voetballen met herdenkingskransen, het bekogelen van politie met straatmeubilair of het delen van complottheorieën op Twitter niet in dat rijtje. We hebben dus wel een soort radar voor het onderscheid tussen wenselijk en onwenselijk gedrag in de context van burgerschap. Of dat hetzelfde is als goed burgerschap zal in de praktijk misschien niet zo veel uitmaken.

De minister ziet dit duidelijk anders. Gelet op de memorie van toelichting bij dit wetsontwerp is goed burgerschap het gevolg van kennelijk heel veel lessen over diversiteit en tolerantie. Het is een modieuze misvatting in onze optiek dat diversiteit en tolerantie tot goed burgerschap leiden. Het bekt wel lekker voor de bewindspersoon die gelauwerd wil worden op Radio 1, maar de werkelijkheid is dat we zo tolerant zijn geweest dat onderwijs over de Holocaust, cartoons, seksuele voorlichting, met name over homoseksualiteit, op te veel scholen in ons land moeilijk of zelfs niet langer meer mogelijk is. Het is een negatief bijeffect van de veelgeroemde diversiteit, maar met goed burgerschap heeft dergelijke diversiteit niet zo veel te maken.

Het geeft voorts te denken dat de minister opschrijft, ik citeer: "In de praktijk van het onderwijs betekent dit dat centraal staat leerlingen in staat te stellen wederzijds respect te tonen, tolerant te zijn ten opzichte van andersdenkenden en bij te dragen aan het vormgeven van een open, vreedzame, democratische samenleving waarin de basiswaarden menselijke waardigheid, vrijheid, gelijkwaardigheid en solidariteit in onderlinge samenhang tot hun recht komen." So far so good, ik ga nog even door. "Daarbij hoort bijvoorbeeld niet een cultuur waarin er bij het onderwijs betrokken personen wordt volstaan met een eenzijdig beroep op klassieke vrijheden, maar dat het onderwijs uitdraagt dat die vrijheden alleen kunnen voortbestaan indien deze vrijheden worden ingevuld met respect voor de begrenzingen van die vrijheden als gevolg van de vrijheden en rechten van anderen." Dat vinden wij niet zo hoopgevend voor docenten die tegenwoordig maar over bepaalde onderwerpen zwijgen. Zomaar een beroep doen op wat dan "klassieke vrijheden" wordt genoemd, is kennelijk niet de bedoeling. Begrijp ik dat goed? Dat is mijn vraag aan de minister.

Voorzitter. Ik lees in de memorie van toelichting ook aardig wat over diversiteit. Het is enorm modieus. We noemen iets divers en inclusief en dan krijg je subsidies en een sticker van de inspectie. Maar, in het kader van burgerschapsonderwijs gaat hierachter een denkfout schuil. Het begint niet bij diversiteit. Goed burgerschap is een voorwaarde voor een vreedzame, diverse, pluriforme samenleving en niet andersom. Een opvatting over wat iemand een goede burger van Nederland zou maken, is dat iemand een bepaalde cultuur — een amalgaam van rechten, plichten, gebruiken en geschiedenis — deelt en onderschrijft. Dat is ook de opvatting van mijn fractie. Cruciaal hiervoor is goed onderwijs in geschiedenis en maatschappijleer, eerlijk onderwijs in geschiedenis en maatschappijleer. Kortom, kennisoverdracht als inspiratie tot goed burgerschap. Eenzijdig onderwijs over de blanke west-Europeaan als enige en eeuwige dader van de slavernij, zoals nu in mijn thuisstad Amsterdam de rigueur is en die vorm krijgt in een zwaar gesubsidieerd museum waar schoolkinderen straks verplicht naartoe moeten, is net zo onwenselijk als anno 2021 culturele diversiteit compleet negeren.

Een eerlijk verhaal over ons verleden en onze rechtsstaat betekent dat we onze kinderen leren over allerlei onderwerpen, ook onderwerpen die voor sommige leerlingen kwetsend zijn. Die gaan we niet onder het tapijt vegen vanwege het — ik citeer — "al te eenzijdige beroep op klassieke vrijheden", zoals de minister dat noemt. We spreken open en eerlijk over slavernij — natuurlijk doen we dat — maar ook over de Holocaust, over spotprenten, over seksualiteit, over allerlei onderwerpen die spelen in onze samenleving dan wel geschiedenis. Dat dat niet of steeds moeilijker kan omdat kennelijk grote groepen mensen in de samenleving daar moeite mee hebben, lossen we niet per se op met deze nieuwe burgerschapswet.

Dit wetsontwerp is op zich helemaal niet slecht, maar gezien de toelichting lijkt het wat los te staan van de realiteit die veel docenten in met name scholen in de grote steden ervaren. Bepaalde onderwerpen worden steeds moeilijker bespreekbaar. Diversiteit tot een leidend principe maken, lost dat niet op.

Mijn fractie heeft de zorg dat leerlingen straks worden onderwezen over de zegeningen van de ietwat abstracte en algemene grondrechten, terwijl onderwijs over meer gevoelige onderwerpen moeilijker doorgang kan vinden. Dit is wat ons betreft een contradictie. Tegelijkertijd begrijpen wij ook dat er momenteel wordt gewerkt aan een nieuw curriculum. Kan de minister onze zorgen hierover wegnemen? Is met de onwenselijke taboeïsering van bepaalde onderwerpen rekening gehouden in dat nieuwe curriculum? Dat zou dit wetsontwerp voor ons aanzienlijk aantrekkelijker maken.

Dan een ander bezwaar. De focus op diversiteit is een uitstekende marker voor de hedendaagse vijand van het vrije denken en het vrije woord, de woke-ideologie. Volgens deze ideologie zijn diversiteit en gelijkheid doelen op zichzelf en extreem belangrijk. Zo belangrijk dat een divers en afwijkend standpunt ten aanzien van het extreme gelijkheid- en slachtofferdenken tot excommunicatie leidt. De ziekte is begonnen in Amerika, maar is inmiddels ook aanwezig in onze politiek, om maar te zwijgen over wokeness in ons onderwijs. Vooralsnog is deze gekte vooral voorbehouden aan universiteiten, hoewel deze wet gaat over basis- en middelbaar onderwijs. Mocht de memorie van toelichting in deze vorm de basis worden voor de checklist waarmee de inspectie aan de slag gaat, dan krijgen we nog heel wat diversiteitsgedram, uiteraard ten koste van klassieke vrijheden als het vrije woord. Want daar moeten we toch maar mee uitkijken, zo hebben we gelezen. Typisch wokedenken.

Mevrouw De Blécourt-Wouterse i (VVD):

Ik heb een vraagje aan mevrouw Nanninga over het diversiteitsdenken. Bent u het niet met mij eens dat inclusiviteit — dat is vaak een ander woord voor diversiteit — veel belangrijker is op scholen? Dat je je thuis voelt op een school, al zit je daar met allerlei verschillende kinderen met verschillende achtergronden? Dat het voor ieder kind op zich heel belangrijk is om zich thuis te voelen in een groep, net zoals wij dat hier in de Eerste Kamer ook hebben?

Mevrouw Nanninga (Fractie-Nanninga):

Ja. Dat ben ik volledig met mevrouw De Blécourt eens. Alleen is diversiteit een gegeven. Dat is nou precies mijn punt. Om daar goed mee om te gaan, is goed burgerschap vereist. Het is niet andersom. Diversiteit is geen doel op zich.

Mevrouw De Blécourt-Wouterse (VVD):

Volgens mij staat dat er ook niet. Er staat dat er onder burgerschapsopdracht valt dat je op school leert dat je inclusief met iedereen omgaat en dat je iedereen gelijkwaardig behandelt en hetzelfde naar elkaar kijkt.

Mevrouw Nanninga (Fractie-Nanninga):

Ja.

Mevrouw De Blécourt-Wouterse (VVD):

Als we dat dan maar eens zijn, vind ik het goed.

Mevrouw Nanninga (Fractie-Nanninga):

Nou, ik kan mevrouw De Blécourt geruststellen. Dat is nou net mijn punt. Het gaat niet om de inhoud van het wetsontwerp, want die is best goed. Het gaat om de invulling en de checklist die als het ware aan de inspectie worden meegegeven, waarin een accent gekozen wordt. Ik zie nergens het accent liggen dat je kinderen ook weerbaar maakt tegen dingen die zij kwetsend of naar vinden. Daarmee wil ik niet zeggen dat docenten of leerlingen elkaar de hele dag helemaal kapot moeten kwetsen. Maar ik mis dat. Dat is ook mijn vraag aan de minister. Je wordt geconfronteerd met dingen die strijdig zijn met jouw geloof of de groep waartoe je behoort. Je krijgt een keer een verkeerde grap om de oren. Mijn fractie denkt dat daarop te weinig focus ligt in met name het begeleidend schrijven. Het wetsvoorstel an sich is niet zo'n gek verhaal, vinden wij.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw De Blécourt.

Mevrouw De Blécourt-Wouterse (VVD):

Ik denk dat we het wel eens zijn. Als ik mevrouw Nanninga goed begrijp, doelt zij ook op pesten. Je moet een beetje weerbaar zijn tegen pesten. Ik bedoel dat niet badinerend. Ik bedoel dat je je moet kunnen verweren in deze samenleving. Ik denk dat u en ik het daarover eens kunnen zijn. Maar het moet wel bespreekbaar worden gemaakt. Aan de andere kant moeten we met z'n allen streven naar een samenleving waarin iedereen erbij hoort.

Mevrouw Nanninga (Fractie-Nanninga):

Als ik mag reageren, voorzitter. Om met mevrouw Kaag te spreken: hier scheiden onze wegen een heel klein beetje. Nee, ik heb het niet over pesten. Ik heb het bijvoorbeeld over het bespreken van cartoons over religie. Dat is geen pesten, dat is gewoon een mening of een cultureel aspect dat sommige mensen als heel vervelend ervaren. Pesten is natuurlijk uit den boze. Ik vind dat wel een belangrijke nuanceverschil.

De voorzitter:

Dan stel ik voor dat u uw betoog vervolgt.

Mevrouw Nanninga (Fractie-Nanninga):

Mijn fractie heeft twijfels bij de uitvoering van deze wet, waarmee de echte problemen met burgerschap in ons land op deze manier niet per se worden opgelost. Wij horen graag van de minister een reflectie over het sterke woke-gehalte van de toelichting en over de hoeveelheid ruimte die met dit voorstel nog overblijft voor de klassieke vrijheden die JA21 hoog in het vaandel heeft staan, met name die van het vrije woord.

Ook delen wij de alhier breed gedeelde zorg — ik heb het van GroenLinks tot aan de PVV gehoord — over de handhaafbaarheid van de principes en doelen, die op zich, in de kern van het voorstel, mooi zijn.

In analogie met Kenneth Clarks uitspraak over beschaving, heb ik een laatste opmerking. Hoewel we niet tot een definitie van goed burgerschap zijn gekomen, is het bij mijn fractie wel duidelijk dat die in de toelichting en uitvoering van deze wet moeilijk te herkennen is. Wij hopen dan ook op een nadere toelichting door de minister, want de voorgestelde wijzigingen lijken ons op zich wenselijk en billijk, maar zijn ze ook haalbaar en wordt het niet te eenzijdig aangevlogen?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Nanninga. Dan geef ik het woord aan de heer Schalk namens de SGP.