Plenair Teunissen bij voortzetting Algemene Europese Beschouwingen



Verslag van de vergadering van 3 november 2020 (2020/2021 nr. 8)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 15.38 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Voorzitter. De EGKS, de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, geldt als de voorloper van de Europese Unie, een unie die zich tegenwoordig het best laat kenmerken als de Europese Gemeenschap voor kolen en geiten. Bijna 40% van de Europese begroting gaat naar landbouw en visserij, het dossier waarin al decennialang weinig beweging zit, maar dat wel een heel groot misverstand bevat. Vandaag wil ik dat misverstand graag ophelderen. Niet alleen omdat het om maar liefst 367 miljard euro belastinggeld gaat, maar vooral omdat onze toekomst en de toekomst van komende generaties voor een belangrijk deel van deze beleidskeuze afhankelijk is. Het wordt steeds duidelijker dat we met subsidies aan de intensieve veehouderij investeren in een klimaatcrisis, in een groter risico op pandemische uitbraken en in de teloorgang van de biodiversiteit. We zouden het dus niet alleen over de omvang van de Europese landbouwsubsidies moeten hebben, maar ook over de richting ervan. De New York Times constateert dat de Europese subsidies van de afgelopen zeven jaar vooral terechtkomen bij grote bedrijven en niet bij agrarische gezinsbedrijven. Het nieuwe beleid is een voortzetting daarvan. Subsidies aan de vee-industrie worden voortgezet.

Voorzitter. Het verlies van soorten en habitat in Europa is in belangrijke mate toe te schrijven aan de landbouw. 60% van de beschermde soorten en 77% van de habitattypen verkeert in een ongunstige staat van instandhouding. De tijd dat de EU zich nog bekommerde om onze natuur, is vrij exact gedateerd: Natura 2000. Sindsdien druisen veel maatregelen van de EU in tegen onze natuur, letterlijk. De landbouwsubsidies worden in belangrijke mate de verkeerde kant opgedreven door lobbyisten. Om even het beeld te bepalen: het Europees Parlement heeft 705 leden, die worden omsingeld, letterlijk, door 30.000 lobbyisten die hen letterlijk de wet voorschrijven. Probeert u het zich voor te stellen: meer dan 42 lobbyisten per lid van het Europees Parlement. Probeert u het zich eens voor te stellen dat er alleen al rond de Eerste Kamer meer dan 3.000 lobbyisten gevestigd zouden zijn en rond de Tweede Kamer meer dan 6.000. Het geeft de democratie wel een heel bijzonder accent. Het geeft de democratie wel een heel bijzonder accent, maar zou het functioneren van de Staten-Generaal onwerkbaar maken.

Hoe dat rond het Europees parlement uitwerkt, hebben we twee weken geleden kunnen zien bij de stemmingen rond de schnitzelgate en de dairygate. Vleeslobbyisten hadden ingestoken dat er een verbod op namen als "worst", "schnitzel" of "hamburger" zou moeten komen voor plantaardige producten. Want de boodschap was: wat erop staat moet er ook in zitten. Dat levert natuurlijk een probleem op, want een slavink bevat geen sla en geen vinken. In een kogelbiefstuk zitten meestal geen kogels en er zijn maar weinig mensen die veronderstellen dat er jagers in een jägerschnitzel verwerkt zijn. Bovendien groeien worsten, schnitzels en burgers niet aan dieren. Het zijn bewerkte producten, door de mens gemaakt. Het was kortom spijkers zoeken op laag water en regelrecht in strijd met de Europese green deal, omdat plantaardige producten een bijdrage kunnen leveren aan vermindering van broeikasgassen, stikstofuitstoot en verlies aan biodiversiteit.

Waarom zou je een dergelijke omschrijving van vormen beperkt houden tot vlees? Gelukkig zag ook een ruime meerderheid van het Europees Parlement dat in, zodat het voorstel werd weggestemd als stuiptrekking van de vleesindustrie. Maar de vraag is of dat nu een gevolg was van voortschrijdend inzicht van het Europees Parlement of van de inzet van lobbyisten. Een vergelijkbaar voorstel, dat een verbod wilde op begrippen als "yoghurt", "kaas" of "boter" voor plantaardige producten werd aangenomen. Terwijl het volkomen vergelijkbaar was en met dezelfde argumenten zou kunnen worden beoordeeld, kwam men tot een diametraal andere uitkomst.

Dat vraagt om nadere uitleg. Hoe kan het dat je een yoghurtcultuur op basis van wat we vroeger een yoghurtplantje noemden niet zou mogen noemen op de verpakking van een plantaardig product? Alsof yoghurt alleen maar op basis van dierlijke zuivel gemaakt zou kunnen worden. Waarom zou melk alleen uit de melkklieren van koeien afkomstig mogen zijn, terwijl we weten dat er ook distelmelk, notenmelk of andere soorten melk, tot aan zonnemelk toe, bestaan? Waarom zou kaas een dierlijke herkomst moeten hebben, terwijl we weten dat er aan de productie van pindakaas geen dier te pas komt?

Zowel de EU als Nederland zet in op de transitie naar meer plantaardig voedsel: broodnodig voor het klimaat, de biodiversiteit en de gezondheid. Het verbieden van zuivelnamen staat die transitie en innovatie in de weg. Het kabinet heeft zich in het verleden bij herhaling uitgelaten over het feit dat er een maximale vrijheid voor producenten moet zijn om hun producten te noemen zoals ze willen, zolang voor de consumenten maar volkomen duidelijk is welk product zij kopen en met welke eigenschappen. Kan de minister toezeggen dat Nederland niet zal meegaan in het verbieden van producten in het zuivelschap met een plantaardige herkomst die verder overeenkomstige eigenschappen als zuivelproducten hebben?

De heer Koole i (PvdA):

Ik zal nooit meer op dezelfde manier kijken naar een kogelbiefstuk en een slavink. Ik heb veel geleerd vanmiddag. Toch een vraag over de stelling daarvoor over de macht van de lobbyisten: 30.000 rondom dat Europees Parlement. Er werd gesuggereerd dat het Europees Parlement daardoor volledig in de tang wordt genomen. Je moet inderdaad beducht zijn voor lobbyisme. Tegelijkertijd geeft mevrouw Teunissen het voorbeeld dat ze zich daar niets van aangetrokken hebben bij dat voorstel van de benaming van de vleesvervangers. Dat is toch het bewijs dat het Europees Parlement zich in dit geval niet klem laat zetten door lobbyisten maar uiteindelijk een eigen afweging maakt?

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Dat ben ik niet eens met de heer Koole. Als je ervan uit zou gaan dat men niet zou worden beïnvloed door lobbyisten, zou er ook niet zo inconsistent gestemd worden over vlees- en zuivelnamen. Want het is natuurlijk vreemd dat vleesnamen niet worden verboden en zuivelnamen wel. Dat zou te maken kunnen hebben met de succesvolle lobby van de plantaardige vleesvervangers de laatste tijd, in tegenstelling tot de zuivel. Je ziet dat de zuivellobby aanzienlijk meer kracht heeft op dat gebied in vergelijking tot de vleeslobby.

De voorzitter:

De heer Koole, tot slot.

De heer Koole (PvdA):

Dit is vooral speculatie. Het zou zo kunnen zijn dat, omdat iets gewonnen heeft, die lobby sterker is geweest en dat, omdat iets niet gewonnen heeft, die lobby niet sterk is geweest. Ik zou ervoor willen pleiten — dat vraag ik mevrouw Teunissen — om, voordat er zo'n oordeel wordt uitgesproken dat parlementariërs niet zelfstandig zouden zijn, niet al te gemakkelijk te veronderstellen dat ze aan het touwtje bungelen van de lobbyisten.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Ik vind het fijn dat de heer Koole deze opmerking maakte. Ik snap ook dat ik die lijn niet 100% hard kan trekken. Je ziet wel dat het draagvlak voor verduurzaming van de landbouw de afgelopen decennia enorm is toegenomen onder grote delen van de bevolking in Europa. Desondanks wordt over zaken als vleesnamen en promotie van vlees nog steeds veelvuldig gelobbyd en worden deze ook veelvuldig doorgevoerd door het Europees Parlement. In die zin zou ik toch ook willen laten zien dat de kracht van de lobby wel degelijk aanwezig is, met name op het gebied van de landbouw.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Voorzitter. De Europese Green Deal boet aan kracht in door het nieuwe landbouwbeleid. Het verwordt bijna tot een marketingterm: de Green Deal. Analoog aan de zeven vette en zeven magere jaren kunnen we vaststellen dat de komende zeven jaar opnieuw zeven magere jaren zullen zijn voor dieren, natuur, milieu en klimaat, en zeven vette jaren voor de grote bedrijven die handenwrijvend de tonnen subsidies vanuit Brussel opstrijken. Ik citeer Thomas Oudsman uit de Correspondent: "Het belangrijkste onderdeel van de Green Deal is het ambitieuze landbouwonderdeel, genaamd Farm to Fork. Daarin staat beschreven hoe de gigantische landbouwsubsidies van de EU van 400 miljard euro, meer dan een derde van het complete budget van de EU, besteed zouden moeten worden. Farm to Fork stelt kraakheldere doelen die een omslag naar een natuurinclusieve manier van landbouw dichterbij brengen. De uitstoot van broeikasgassen moet naar nul in 2050. In 2030 moet 25% van de landbouw biologisch zijn. Het gebruik van pesticiden moet zo snel mogelijk gehalveerd. Landbouwsubsidies onder strenge voorwaarden zouden deze doelen gemakkelijk kunnen afdwingen, zonder boeren te betuttelen met nieuwe wetgeving. Maar strenge voorwaarden staan niet in het nieuwe beleid. Geen van deze doelen, of zelfs maar een tussentrede op weg naar die doelen, wordt hard geformuleerd in het nieuwe gemeenschappelijke landbouwbeleid".

De zogenaamde ecoregelingen in het nieuwe gemeenschappelijke landbouwbeleid zorgen ervoor dat boeren geld kunnen verdienen door zich in te zetten voor bepaalde vormen van klimaat- of natuurvriendelijke landbouw. Met zo'n beloningssysteem worden boeren gestimuleerd om te vergroenen, is de achterliggende gedachte. De EU-lidstaten willen dat slechts 20% van de landbouwsubsidies moet worden gereserveerd voor die ecoregelingen. 20% is echt veel te laag om effect te hebben, omdat dan maar liefst 80% wordt ingezet om in de komende zeven jaar een tegengesteld effect te bewerkstelligen. Bovendien zijn er nauwelijks afspraken en voor zover ze er wel zijn, zijn ze boterzacht in de meest letterlijke zin van het woord.

Het systeem loopt vast, gaat nog steeds uit van schaalvergroting, ook ten koste van boeren. Volgens milieuwetenschapper Jan-Willem Erisman hébben boeren geen verdienmodel, maar zíjn ze een verdienmodel. Daar is geen speld tussen te krijgen. Een verdienmodel van de veevoerindustrie, een verdienmodel van de vleesindustrie, een verdienmodel van de leasemaatschappijen van hun tractoren waarmee ze regelmatig rond het Binnenhof gesignaleerd worden, en een verdienmodel van de Rabobank die in de meeste gevallen hun boerenbedrijf gefinancierd heeft, tot de afdeling Bijzonder Beheer daar een einde aan maakt. Kortom, boeren zijn net als dieren, de natuur, het klimaat en het milieu slachtoffer van problemen die ze niet zelf bedacht hebben, maar die als een molensteen om hun nek hangen. Mijn vraag aan de minister is: wordt door het kabinet een oproep overwogen om het krachteloze gemeenschappelijke landbouwbeleid in te trekken en te vervangen door een voorstel dat wel tegemoet komt aan de urgente problemen van onze tijd, zonder verder uitstel? Graag een reactie.

Voorzitter. Nog even los van de Green Deal die echt handen en voeten zou moeten krijgen, mag ook de coronacrisis in dit debat niet onbesproken blijven. Het IMF schatte dat de schade van COVID-19 aan de wereldeconomie meer dan 12.000 miljard dollar zal bedragen. Een belangrijk deel daarvan zal neerslaan in de EU. We weten dat de pandemische dreiging van zoönose — ziekten vanuit het dierenrijk die besmettelijk zijn voor de mens — ons hele leven op z'n kop zal zetten. Daarvan is op dit moment al sprake. Van alle hedendaagse infectieziekten is 75% afkomstig van dieren of, liever gezegd, van de wijze waarop mensen met dieren omgaan. Vooraanstaande virologen zoals Fouchier en Osterhaus houden er, zoals ook andere wetenschappers, rekening mee dat ook het vogelgriepvirus langs de natuurlijke weg kan muteren in een variant die van mens tot mens besmettelijk is.

Wat doet Europa naar aanleiding van deze grote pandemische dreiging? Het financiert met publiek geld de campagne "Kip, het meest veelzijdige stukje vlees, kip!" Tegelijk financiert de EU een varkensvleescampagne met een heuse promotietour die consumenten ervan moet overtuigen meer varkensvlees te eten, terwijl ook de Afrikaanse varkenspest door Europa waait. Kennelijk hebben we niets geleerd van de coronapandemie die nu de wereld lamlegt. Of mensen vlees willen eten of zuivel consumeren, moeten ze zelf weten. Maar dat de consumptie met Europees geld aangejaagd wordt, in strijd met de met mond beleden Green Deal, is absoluut niet te rijmen met alle goede bedoelingen die nog steeds vanuit Brussel verzekerd worden.

Erkent de minister dat het gemeenschappelijk landbouwbeleid het risico op zoönose doet toenemen? Heeft de minister in de sfeer van preventie aandacht voor het risico op zoönose in relatie tot pandemische uitbraken? Is hij bereid dit in Brussel aan de orde te stellen?

Voorzitter, tot slot. Het grootste misverstand binnen de EU is dat wij de komende zeven jaar nog doorgaan op de huidige weg wat het gemeenschappelijk landbouwbeleid betreft. Wij zijn de eerste generatie die getuige is van de klimaat- en biodiversiteitscrisis, en de laatste generatie die het tij nog kan keren. Doorgaan bedreigt niet alleen klimaat en de natuur, maar ook onze voedselveiligheid en onze gezondheid.

Voorzitter. De grootste en mogelijk meest dodelijke fout uit de wereldgeschiedenis is die van de intensieve veehouderij. Alle reden om een einde te maken aan de bio-industrie.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Teunissen. Wenst een van de leden in eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval. Dan kijk ik even naar de minister. Tien minuten? Dan schors ik voor tien minuten.