Plenair Kluit bij behandeling Aanvullingswet natuur Omgevingswet



Verslag van de vergadering van 30 juni 2020 (2019/2020 nr. 34)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 11.36 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Kluit i (GroenLinks):

Goedemorgen, ministers, collega's, voorzitter. We praten vandaag over natuur, maar het gaat niet alleen over natuur. Wandelaars, vogelspotters en mountainbikers zoeken de natuur en het landschap op voor ontspanning, recreatie en hun hobby. Boswachters, boeren en natuurbeheerders halen hun inkomsten uit de grondstoffen en de processen die de natuur ons levert. En ondernemend Nederland, Bouwend Nederland, is afhankelijk van de kwaliteit van onze natuur om vergunningen te kunnen krijgen en zo een vitaal bedrijf te kunnen voeren. De aanvullingswet en het besluit natuur gaan dus verder dan alleen natuur. Ze gaan over regels die fors ingrijpen op het leven van heel veel mensen in Nederland. Gelukkig dringt het besef dat natuurkwaliteit meer brengt dan alleen de natuur zelf steeds breder door. Daarmee groeit ook de steun voor een veerkrachtige natuur in Nederland. Daar zijn wij als GroenLinks heel blij mee. Niet alleen de natuurbeweging bepleit een robuuste kwaliteit, maar ook partijen als VNO-NCW en Bouwend Nederland hebben zich aangesloten en leggen de minister ondertussen het vuur na aan de schenen om voortgang te boeken op dit dossier.

Laat ik beginnen met te zeggen dat ik wel zie dat de minister heel hard werkt en dat zij stappen zet. Ze probeert ook opgaven te verbinden. De fractie van GroenLinks heeft dat eerder gevraagd. We zien dat daar pogingen toe gedaan worden en daar zijn we blij mee. Het is geen gemakkelijk dossier. Ik heb persoonlijk veel respect voor de minister van Landbouw. Ondanks corona en ondanks alle processen wordt stug doorgewerkt om verbetering aan te brengen in de natuurkwaliteit. Het zal de minister echter niet verbazen dat we desondanks nog wel wat vragen en opmerkingen hebben.

Deze wet en dit besluit zullen verregaand het speelveld bepalen waarop al die mensen die ik net noemde hun belangen kunnen nastreven. De aanvullingswet natuur is een belangrijke wet, die raakt aan de fundamenten van onze rechtsstaat. De minister heeft zelf aangegeven dat artikel 21 van de Grondwet hier tot uitvoering moet komen: de overheid draagt zorg voor de bewoonbaarheid van het land en de bescherming en de verbetering van het leefmilieu. Het is ook genoegzaam bekend dat wij op het vlak van natuurkwaliteit beter ons best moeten doen. Een derde van de soorten in Nederland is al ernstig bedreigd. Sinds 2017 neemt het aantal rodelijstsoorten weer toe. Met name door de toename van het gebruik van pesticiden, stikstofvoorraden in de grond, de droogte van de afgelopen jaren en de klimaatverandering die ons op de hielen zit, is er eigenlijk weinig reden tot optimisme en is er des te meer werk aan de winkel.

Bij deze behandeling richten wij ons op drie zaken: wetgevingskwaliteit, uitvoerbaarheid en de evaluatie.

Als leden van de Eerste Kamer moeten wij kijken naar de kwaliteit van de wetgeving en naar de samenhang. Daaronder vallen aspecten als rechtmatigheid, uitvoerbaarheid en doeltreffendheid. Ik moet bekennen dat mijn fractie twijfels heeft bij verschillende aspecten van de voorstellen. Dat zit niet zozeer in de kwaliteit van de omzetting van de Wet natuurbescherming naar de aanvullingswet natuur, maar vooral in het feit dat we met de kennis van nu weinig anders kunnen dan concluderen dat wat we vandaag bespreken tekortschiet om het belangrijke doel van deze wet te bereiken en dat is het beschermen van de kwetsbare natuur. Wij staan niet alleen in deze kritiek. De minister heeft dat zelf ook al geconstateerd. Zij heeft daarom aangekondigd dat zij met een nieuwe wet zal komen, de Wet stikstofreductie en natuurverbetering. In de tussentijd zal zij bepaalde bepalingen buiten werking laten.

Wij zijn van mening dat de samenhang tussen deze wetgevingsproducten en de aangekondigde wetgevingsproducten zo manifest is dat zij eigenlijk in samenhang bekeken moeten worden. Wij vragen ons dan ook af waarom de minister er niet voor gekozen heeft om deze zaken gezamenlijk aan ons huis aan te bieden. De nieuwe stikstofaanpak is cruciaal voor het behalen van de natuurkwaliteitsdoelen. De minister gaf als reden de inpassing in het digitale stelsel. Wij hebben daar nog vragen over. In de eerste plaats hebben wij de Omgevingswet een jaar uitgesteld. In de tweede plaats hebben wij al eerder met de minister voor Wonen en Milieu besproken dat concept-AMvB's ook een plek in het DSO kunnen krijgen. Waarom kan dat dan niet in dit geval? Sterker nog, je zou zelfs kunnen stellen dat de regering met het buitenwerking stellen van bepaalde bepalingen zelf ook voor die route kiest. Bepaalde bepalingen krijgen wel een plek in het DSO, terwijl we weten dat zij niet in werking treden. We zouden dan ook graag een inhoudelijke reactie van de minister krijgen op de vraag waarom de regering er niet voor gekozen heeft om op dit gevoelige dossier een compleet en afgerond wetgevingsproduct inzake stikstof en natuur aan ons voor te leggen.

In het verlengde hiervan het volgende. Ook met de extra stikstofaanpak van het kabinet worden de doelen van de Vogel- en Habitatrichtlijn waarschijnlijk niet gehaald. De commissie-Remkes stelt in haar eindrapport daarom bindende normen voor met 2040 als horizon voor de implementatie van die maatregelen en met een hard tussendoel in het jaar 2030. Deze concrete zaken ontbreken in het voorliggende voorstel. Daarmee lijkt dus 2050 als termijn voor de realisatie van de vogel- en habitatdoelen buiten beeld te raken. Kan de minister aangeven hoe zij hier tegenaan kijkt in het licht van de voorliggende voorstellen?

Wij zijn in het bijzonder benieuwd hoe de minister aankijkt tegen de stelling van onder andere Greenpeace dat uit het EU-beginsel inzake loyale samenwerking — artikel 4, lid 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie — volgt dat de gunstige staat van instandhouding uit de Vogel- en Habitatrichtlijn zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk is behaald moet zijn. Hoe verhoudt dat zich nu tot het tempo in de voorliggende voorstellen? Graag een reactie op deze stelling en op deze vraag. Ik verwijs hierbij ook naar de inbreng van D66 later vandaag waarin zal worden doorgevraagd over de instandhoudingsdoelen.

Tot slot onder het kopje doeltreffendheid en doelmatigheid. Een van de vragen waar wij ons over buigen, is of de gestelde doelen te bereiken zijn met de aangegeven middelen. Ook hier is het antwoord nee. Ik heb er al wat over gezegd. De minister zegt dit ook want zij komt met een extra aanpak. Een van de voornaamste redenen waarom de natuur in Nederland onder druk staat, is stikstof en juist op dat vlak schiet deze wetgeving nog tekort. Daarmee lijken deze voorstellen niet doeltreffend en niet doelmatig te zijn. Ze lijken dan voortijdig hier aan de orde te zijn. Graag een reactie van de minister. Deelt zij deze analyse? Hoe wil zij hiermee verdergaan?

Dan de uitvoerbaarheid. Wij maken ons zorgen over een dreigende inhoudelijke verwatering van het thema natuur in de omgevingsvisies. Ik noem allereerst de vormvereisten voor de natuurvisie die zijn vervangen door zelfbindende en vormvrije regels voor omgevingsvisies. In het rapport Decentraal natuurbeleid onder de Wet natuurbescherming blijkt bij meerdere provincies sprake van een sterke verwatering van het natuurthema wanneer de natuurvisie daadwerkelijk wordt omgezet in een omgevingsvisie. Wij horen graag een reactie van de minister op dit rapport. Hoe wil de minister hierop reageren richting de praktijk?

Koppelt men deze informatie aan eerdere informatie van bijvoorbeeld de commissie voor de m.e.r. over de gebrekkige toepassing van de MER bij het ontwikkelen van omgevingsvisies of leest men het rapport van Arcadis over de ontbrekende informatie over natuur- en milieukwaliteiten in de MER's die worden voorgelegd aan de commissie voor de m.e.r., dan ontstaat een beetje het beeld dat belangrijke sturende informatie op decentraal niveau letterlijk buiten beeld aan het raken is. In de wet Natuurbescherming is dit nu goed en gedetailleerd geregeld. Onze vraag aan de minister is dan ook: is zij bereid, gezien al deze signalen, om alsnog inhoudsvereisten voor natuurvisie om te zetten naar de aanvullingswet natuur? Graag een antwoord op deze vraag.

Dan het Natuurnetwerk Nederland. De landelijke doelstelling voor instandhouding is in het voorstel voor de aanvullingswet natuur niet direct doorvertaald naar rijksomgevingswaarden. Dit roept bij ons de vraag op hoe de minister wil voorkomen dat burgers, bouwers, boeren en natuurorganisaties in het nieuwe stelsel te maken krijgen met meerdere provinciale natuurvisies en omgevingsplannen die los van elkaar eisen stellen en ideeën en strategieën ontwikkelen die niet op elkaar afgestemd zijn. Daardoor wordt het voor burgers onoverzichtelijk waar men aan moet voldoen. De praktijk waarschuwt nu al luid dat het lastig wordt om grensoverschrijdende doelen en met name dus die rijksdoelen in beeld te houden. Graag een reactie van de minister. De fractie van GroenLinks is van mening dat ten aanzien van het Natuurnetwerk Nederland nu niet duidelijk genoeg is wie aan zet is, wat er van de partijen verwacht wordt en met welke doelen ze zich moeten inspannen en dat daardoor het doelbereik, een landelijk gunstige staat van instandhouding, zeer ongrijpbaar en wellicht zelfs onbereikbaar wordt. Is de regering bereid om vanuit haar rol als systeemverantwoordelijke hier toch nog meer werk van te maken door de nodige duidelijkheid wel te creëren, bijvoorbeeld over definities? Verder sluiten we hier aan bij D66.

Is de minister daarnaast bereid om op landelijk niveau toezicht te houden op het bewaken van de samenhang in dat nationale natuurnetwerk en de Kamer hierover jaarlijks te informeren? Wij maken ons er zorgen over of het wel goed en snel genoeg gaat en of de kwaliteit op orde blijft. Wij willen graag een vinger aan de pols houden. Graag een reactie.

Dan het puntje natuurinformatie in het digitaal stelsel. Over welke informatie wel en welke niet in het digitaal stelsel zit, is in de vragenrondes bij de verschillende wetten al veel gewisseld, maar het is ons toch nog niet helder genoeg. Zonder adequate, gedetailleerde informatie over het Natuurnetwerk Nederland en de aanwezige natuurgebieden en natuurwaarden in het DSO, zal het in de praktijk heel lastig blijken om de natuur te beschermen. Ik heb dan ook bij de invoeringswet gevraagd hoe de afspraken tussen IPO, VNG en Rijk over het opnemen van deze natuurinformatie er precies uitzien. Kan de minister ingaan op de huidige stand van zaken van de gesprekken tussen het Rijk en de decentrale overheden? Wil zij toezeggen dat de informatie over de begrenzing van het Natuurnetwerk Nederland en de wijzigingen daarin en informatie over soorten, over habitats, definitief een goede plek heeft gekregen in de uitbouw van het DSO? Kan zij aangeven of de financiering van deze specifieke uitbouw geregeld is? Zo ja, hoe is dat dan geregeld? Kan zij tot slot toezeggen dat deze informatie op 1 januari 2022, de dag waarop het allemaal ingaat, ook daadwerkelijk beschikbaar is voor burgers en bedrijven in Nederland?

Daarnaast zijn wij benieuwd hoe het staat met de verwerking en het tonen van vergunningen, meldingen en handhavingsverzoeken in het DSO. Juist voor het bewaken van de natuurkwaliteit is het ontzettend van belang dat burgers, omwonenden maar ook bedrijven in de omgeving van die natuurgebieden goed kunnen volgen wat er allemaal speelt. We hebben hier in beide Kamers meerdere keren onze zorgen over geuit. In de Tweede Kamer is er een motie ingediend (33118, nr. 133), waarin de regering wordt verzocht om vergunningen, meldingen en handhavingsverzoeken zo snel mogelijk te realiseren. De minister heeft daarop het volgende gezegd: "Er zijn ingewikkelde privacyaspecten waarover ook in de Eerste Kamer gesproken is. Dat zit dus niet in het basispakket. Daar wordt in de uitbouw wel over gesproken." Dat "over gesproken" roept bij ons vragen op. Over dingen praten is natuurlijk heel mooi, maar het gaat erom dat je dingen realiseert. Nou heb ik eerder een toezegging gekregen van de minister voor Milieu en Wonen om de Eerste Kamer te informeren wanneer deze specifieke privacyaspecten groot blijken te zijn. Vandaar de vraag: wanneer worden we eigenlijk nader geïnformeerd over deze lastige privacyaspecten? Is de minister van mening dat deze aspecten met de uitbouw voor 2022 oplosbaar zijn? Wil de minister toezeggen dat de Omgevingswet niet in werking treedt voordat burgers, bedrijven en derde belanghebbenden in het DSO wel kunnen zien welke vergunningen zijn aangevraagd en welke meldingen en handhavingsverzoeken zijn gedaan? Zo niet, kan zij dan aangeven hoe de belangen van de samenleving zijn gediend?

Dan de onafhankelijke toetsing van de natuurinformatie. Ook daarover staat nog een vraag van deze Kamer open. Dan gaat het om de mogelijkheid voor burgers om informatie die door overheden is aangeleverd, onafhankelijk te laten toetsen. Soms heeft een overheid zelf een belang. Dan is het fijn dat je terechtkunt bij een partij om na te vragen of de aangeleverde informatie wel klopt. Denk aan de vraag of er wel of geen vleermuizen zijn. Kunnen we dat ergens laten toetsen? Graag een reactie.

Dan het punt van bomen kappen in het buitengebied. Ten aanzien van de beoogde rolverdeling tussen provincies en gemeenten als het gaat om de kap van bomen of houtopstanden, zoals dat dan heet, in het buitengebied, zit er nog veel ruis op de lijn. Ik heb recentelijk nog gesproken met vertegenwoordigers van IPO en VNG en ik kan constateren dat die qua uitleg nog niet helemaal op één lijn zitten. Kan de minister aangegeven hoe het staat met het aangekondigde overleg in dezen? Hoever zijn we? Is er een tekst waarover overeenstemming is waarin de bevoegdheidsverdeling naar ieders tevredenheid is vastgelegd? In de optiek van GroenLinks is de gemeente de beste overheidslaag om de houtopstanden in het buitengebied op waarde te kunnen beoordelen, juist omdat dit soort kleine opstanden niet van natuurbelang zijn — het zijn gewone bomenrijen — maar lokaal een grote betekenis kunnen hebben in het kader van recreatie, luchtkwaliteit en omdat gemeenten beter geëquipeerd lijken om op dat detailniveau te kunnen uitvoeren en met name handhaven. Als er een herplantplicht is, wordt er ook gehandhaafd. We brengen de minister daarbij in herinnering dat het bij het opheffen van het Bosschap al een keertje eerder is misgegaan. Toen is er een vrij grote kaalslag in het buitengebied geweest, omdat er niemand was die de uitvoering en de handhaving daadwerkelijk oppakte. Wij vragen de minister of zij het met de fractie van GroenLinks eens is dat gemeenten in een buitengebied volwaardig bevoegd zijn bij de kap van de houtopstanden. Is zij bereid om met de decentrale overheden om tafel te gaan en ervoor te zorgen dat er voor 1 januari 2021, dus een jaar voor inwerkingtreding, een nieuwe tekst dan wel toelichting is op de tekst die in het DSO meegenomen kan worden?

Tot slot komen we bij de evaluatie van de wet. Ik ben blij dat beide ministers er zijn. Hier lijkt wat verwarring te zijn ontstaan. De huidige Wet natuurbescherming is eigenlijk nog maar net op stoom wanneer deze vervangen wordt door de Aanvullingswet natuur. De minister geeft in de beantwoording van de vragen aan dat de regering pas vijf jaar na de start van de Omgevingswet de Wet natuurbescherming en de Aanvullingswet natuur zal evalueren. Dat zou in de praktijk neerkomen op het jaar 2027. Dat is meer dan tien jaar na de invoering van de Wet natuurbescherming. Dat lijkt ons niet de bedoeling. Het is een heel gevoelig dossier. We moeten hier echt bovenop zitten om te voorkomen dat wij over één, twee of drie jaar een derde stikstofcrisis om de oren krijgen. Wij vragen de minister of zij bereid is om in 2020/2021 een analyse te doen van de leerpunten die uit de Wet natuurbescherming naar voren komen.

Daarnaast vragen wij de minister of zij bekend is met de toezegging van de minister voor Milieu en Wonen aan de heer Rietkerk, mevrouw Moonen, mijzelf en nog een aantal andere collega's in deze Kamer dat er een onafhankelijke evaluatiecommissie komt die jaarlijks rapporteert over de Omgevingswet in de volle breedte, in ieder geval de eerste vijf jaar. De fractie van GroenLinks is van oordeel dat daarmee de facto ook is vastgelegd dat de Wet natuurbescherming, die uitloopt in de Aanvullingswet natuur, maximaal één jaar na invoering zijn eerste evaluatie zal krijgen middels de rapportage van de onafhankelijke evaluatiecommissie. Kan de minister aangeven of wij dit juist zien en dat de evaluatie van de Aanvullingswet natuur dus al een jaar na invoering van de Omgevingswet geëvalueerd wordt? Het lijkt ons van groot belang dat we snel leren van de vorige wetgeving, zodat alle dieren en planten maar ook de boeren, bouwers, recreanten en natuurbeschermers, die allemaal afhankelijk zijn van de kwaliteit en doorwerking van deze wet, niet nodeloos bungelen wanneer blijkt dat de wet niet werkt zoals voorzien en bijgesteld moet worden. Zij verdienen dat de verbeteringen zorgvuldig en op een gestructureerde wijze en niet aan de hand van incidenten tot stand komen.

Dit was onze inbreng. Ik bedank u voor uw aandacht.

De heer Rietkerk i (CDA):

Een vraag aan mevrouw Kluit. Is de fractie van GroenLinks van mening dat de Natuurbeschermingswet beleidsneutraal vertaald is in de Aanvullingswet natuur?

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

Als je het in de precieze context bekijkt niet. Als je het in de rekkelijke context bekijkt, is het best netjes gedaan. Het zit in de opzet van het hele stelsel van de Omgevingswet. Bepaalde zaken die wij nu hanteren in de Natuurbeschermingswet en die op wetsniveau zijn vastgelegd, veranderen. Maar dat heeft te maken met de systematiek.

De heer Rietkerk (CDA):

Toch even de vraag, omdat wij schriftelijk als commissie, als Kamerfracties, de informatie hebben gekregen op dit onderdeel vanuit het kabinet, waarbij de beleidsneutraliteit in ieder geval getoond is, even los van de systematische vraag. Bent u het dan eens met dat overzicht of niet, en op welk onderdeel bent u het er dan niet mee eens?

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

Dit was een van de vele, vele stukken, dus ik kan hier — geef ik meteen toe — niet citeren uit mijn hoofd. Maar het zal u ook niet verbazen dat wij niet altijd dezelfde conclusies trekken in dit soort analyses als het kabinet. Wij kijken daar dus iets anders naar. Ik heb in het begin van mijn inbreng ook gezegd: als je het hele stelsel en alle wetten daarin bekijkt, dan is dit niet de slechtste wet qua omzetting.

De voorzitter:

De heer Rietkerk ten slotte.

De heer Rietkerk (CDA):

Dat begrijp ik. Dan moeten we het debat nu niet voortzetten, maar als je het dan rekkelijk bekijkt, is het beleidsneutraal, maar vanuit GroenLinks-optiek zijn er toch nog een paar problemen.

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

U kent mij, ik ben vrij precies op deze dingen.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Kluit. Dan is het woord aan de heer Recourt namens de fractie van de PvdA.