Plenair Oomen-Ruijten bij voortzetting behandeling Arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten



Verslag van de vergadering van 19 mei 2020 (2019/2020 nr. 27)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.11 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Oomen-Ruijten i (CDA):

Voorzitter, dank u wel. Het debat dat wij vandaag voeren, heeft heel veel losgemaakt, zo mag ik toch rustig stellen, bij jonggehandicapten die in deze regeling zijn gekomen vanwege hun vroege handicap. Maar dat niet alleen. Ook de commentaren van ouders en verzorgers geven ons signalen van grote onrust over de nieuwe invulling van de Wajong. Zoals zovelen in de samenleving heb ook ik een persoonlijke betrokkenheid bij dit dossier. Ook ik weet dat de zorg voor een jonggehandicapte blijft. Je doet je best om alle mogelijke nadelen om te buigen en je wilt ook meehelpen aan het opbouwen van een goede toekomst voor de mens die je meestal zo na staat. Studeren daar waar het kan; een zelfstandig bestaan leiden; het hebben van werk of het anderszins nuttig kunnen zijn. Ja, eraan meehelpen dat jouw dierbare optimale kansen krijgt om zich nuttig te maken en zich ook zo te voelen. Zich te voelen als een gewaardeerd onderdeel van de samenleving.

Voorzitter. De CDA-fractie begrijpt de ouders, de verzorgers en de mantelzorgers die met ons contact hebben gezocht, maar ook de vele reacties van mensen die gebruikmaken van de Wajong en nu enkel nog de belemmeringen zien die deze wet met zich meebrengt. Die hebben wij goed voor ogen, wanneer we over de wet oordelen. Het is amper vijf jaar geleden dat er gepoogd is om met wijziging van de Wajong en de Participatiewet, en de — mag ik dat hier nog eens zeggen? — zo ongelukkige afbouw van de sociale werkvoorziening een beleid te ontwikkelen waarbij gehandicapten meer kansen zouden krijgen op de arbeidsmarkt.

Voorzitter. De CDA-fractie vindt het deelnemen aan de samenleving en bij uitstek het hebben van werk van groot belang voor jong en oud. Wij moeten helaas vaststellen dat het beleid, en ook de voorstellen die vanaf 2014, 2015 zijn gedaan, niet hebben gewerkt. De staatssecretaris kondigt nu aan te komen met een zogenaamd breed offensief. Ik zou haar willen uitnodigen om vandaag daarop nog eens nader in te gaan. Intussen neemt ze wel alvast een voorschot op dat brede perspectief. Ze haalt er een wet uit die nota bene in 2015, 2016 al een keer gewijzigd is. Dan vragen wij ons als CDA-fractie af: waarom heeft zij zo'n haast? Zou je niet beter het totale palet aanwezig en beschikbaar kunnen maken? Dan zou je immers een veel adequatere afweging kunnen maken. Er was een opeenstapeling van wijzigingen: de laatste in 2014, met invoering in 2015, en de invoering van de Participatiewet, waarbij de oorspronkelijke Wajong werd afgebouwd zonder — ik zeg dat ook in de richting van mevrouw Sent — een echte en duidelijke opbouw van een voorziening die recht doet en een echte werkstimulans is voor deze groep met afstand tot de arbeidsmarkt, met een daarbij behorend inkomen. Dat is immers het uitgangspunt: werken moet ook lonend zijn.

Voorzitter. Dat het destijds niet gelukt is, kunnen we betreuren, maar we hebben er nu mee te leven. We moeten nu kijken wat we nog kunnen rechttrekken. Mogelijkerwijze zou dat brede offensief daarvoor een oplossing bieden. Ik nodig de staatssecretaris graag uit.

Voorzitter. We hebben allen indringende brieven, mails en telefoontjes gehad van mensen uit de Wajong-doelgroep; zo druk ik me maar even uit. Men heeft zorgen over het inkomen straks en zorgen over het behoud van hun baan. Ik spreek nog niet over het krijgen van een baan, want we willen meer participatie in deze tijd waarin de arbeidsmarkt, zeker voor deze groep, zo onder druk staat. Mijn collega's de heer Van Pareren, de heer Ester, mevrouw Sent, mevrouw Stienen en alle anderen hebben erover gesproken.

Voorzitter. Er zijn ook zorgen over de begeleiding. Hierover is mij expliciet iets gevraagd door een van mijn briefschrijvers. Daarmee heb ik naderhand wat langer gesproken. Die meneer zegt: ik kan nu wel gaan studeren en die mogelijkheid had ik, maar ik heb geen enkele hulp gehad bij het daarna in de praktijk brengen van mijn opleiding. Scholing genieten is één, maar wie komt er voor je op wanneer het niet soepel verloopt? Ik heb uitdrukkelijk aan het verzoek voldaan om dat hier ook te berde te brengen.

Voorzitter. Naast het kunnen doen van een betere afweging in het kader van een breed perspectief, denk ik dat een deel van de onrust ook weggenomen geweest zou zijn wanneer er van meet af aan goede voorlichting was geweest. Daar hebben we om gevraagd. De staatssecretaris heeft in de schriftelijke reactie gezegd: dat ga ik allemaal met het UWV uitvogelen. Ik las in de memorie van antwoord iets over die voorlichting. Ik citeer: "De regels voor jonggehandicapten worden eenvoudiger. De huidige regels pakken nu voor sommige Wajongers gunstig uit en voor een grote groep juist weer niet." Als je dit als voorlichting beschouwt, lijkt mij dat meer een goednieuwsshow dan de echte voorlichting waar deze groep om vraagt en daardoor zijn ze zo ongerust.

Maar niet alleen de doelgroep zelf heeft voorlichting nodig en wil weten waar hij aan toe is. Ook de leden van het parlement willen dat. Wij willen bijvoorbeeld weten wat nou precies de groepen zijn die erop vooruitgaan en precies welke groep erop achteruitgaat. Ik mis dat overzicht. Het kan niet gegeven worden, omdat het steeds afhankelijk is van de persoonlijke situatie. Daarom krijgen wij dat inzicht niet. Wanneer het echter gaat om een verlichting van het regime, bijvoorbeeld de twee maanden naar twaalf maanden brengen, dan zie ik in de schriftelijke stukken dat budgettaire consequenties wel goed berekend kunnen worden. Dan denk ik: er moet toch ergens inzicht zijn? Graag een reactie.

Voorzitter. De voorgestelde wijziging van de wetgeving en de financiële consequenties voor de personen die het treft, zijn slecht te doorgronden. Dat stel ik gewoon vast. Maar mag ik er ook meteen aan toevoegen dat ook de manier waarop de Wajong nu functioneert, echt niet kan? En die manier is vaak contraproductief ten opzichte van het doel dat de regering heeft, namelijk de vergroting van de arbeidsparticipatie van arbeidsgehandicapten in de Wajong.

Voorzitter. Voordat ik inga op de beoordeling van de wet, komt er een punt wat ons zeer na aan het hart ligt. Wat doen wij? Het politiek primaat ligt aan de overkant. Wij toetsen op rechtmatigheid, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid, maar ik leg daar ook nog rechtszekerheid bij. Wat betreft die rechtszekerheid heb ik toch een probleem. Ik stel vast dat door het afschaffen van een aantal regelingen er een nieuwe garantieregeling ingevoerd wordt. Je kunt dus in principe zeggen dat daarom die mensen er niet op achteruitgaan. Ik praat even niet over die nieuwe gevallen. Maar in die garantieregeling moet je continu hetzelfde aantal uren blijven werken, want anders loopt die garantieregeling af. In het tijdbestek waarin we leven, is dat ook niet altijd evident. Dat is één. Die groep gaat er dus niet op achteruit.

De groep die er wél op achteruitgaat en die geen perspectief heeft, is de groep die nu in de voortgezette werkregeling zit. Dat is de groep die in 2014 en 2015 een belofte heeft gekregen: "Als u ervoor zorgt dat u altijd 20% of meer blijft werken, dan hebt u in elk geval recht op het wml." Voor die groep wordt dat perspectief weggenomen. De staatssecretaris zegt dan: een verwachting wordt niet ingelost. Nee, het is meer. Deze groep gaat er echt op achteruit, want daar geldt geen garantieregeling voor. Daar geldt niks voor. Wij zouden de staatssecretaris dus met klem willen vragen om er in elk geval voor te zorgen dat we ook deze groep perspectief bieden, want we nemen iets weg.

Mevrouw De Bruijn-Wezeman i (VVD):

Ik complimenteer mevrouw Oomen met haar gloedvolle betoog. Ik weet dat dit onderwerp haar heel erg aan het hart gaat. Ze heeft waarschijnlijk ook veel meer ervaring in dit dossier. Wat dat betreft kom ik nog maar pas kijken. Maar ik heb toch een vraag over de rechtszekerheid waar zij het zojuist over had. Het is mij niet helemaal duidelijk welke groep u bedoelt. Aan de ene kant zegt mevrouw Oomen dat de groep niet in de garantieregeling valt. Ik maak daar dus uit op dat dat niet de groep is die nu al werkt en daardoor bij de overgang in de garantieregeling valt. Zij heeft het over een andere groep, waarvoor het perspectief wordt ontnomen. Dan is het eerste gedeelte van de vraag: over welke groep heeft zij het precies? Zij zegt ook dat die groep een belofte heeft gekregen. Kunt ze mij aangeven waar die belofte gedaan is en in welk perspectief? Is dat een toezegging geweest?

Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):

Waar ik het over heb, is de groep die in 2014 de belofte heeft gekregen dat men, wanneer men meer dan 20% werkt, in aanmerking komt voor de voortgezette werkregeling. In dit voorstel wordt dat perspectief op die voortgezette werkregeling weggenomen. Dat betekent dat de groep, die in 2021, 2022 en 2023 nog in die regeling zou kunnen vallen, dat perspectief niet meer heeft. Die groep heeft dus noch een garantieregeling, noch een perspectief. Die groep bedoel ik.

Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):

Dan heeft u het dus over een groep die op dit moment niet werkt.

Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):

Jawel. Dat is de groep die op dit moment 20% of meer werkt. De mensen van die groep dachten dat zij, als zij er nog een paar jaar bij zouden werken, voor die voortgezette werkregeling in aanmerking zouden kunnen komen. Die krijgen zij echter niet, want dat wordt afgeblokt.

Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):

Oké, dan weet ik in ieder geval om welke groep het gaat. Dank u wel.

Mevrouw Sent i (PvdA):

Heel erg veel dank aan senator Oomen dat zij aandacht vraagt voor die voortgezette werkregeling en de gevolgen van het stopzetten. Ik ben heel erg benieuwd hoe zij dit beoordeelt in het licht van het pleidooi dat mevrouw De Bruijn hield over het belang van een betrouwbare overheid. Hoe beoordeelt zij het stopzetten van de voortgezette werkregeling tegen die achtergrond?

Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):

Ik weet niet of ik dat al gezegd heb. Ik merk dat ik mijn verhaal niet meer helemaal aan het volgen ben. Wat ik gezegd heb, is dat niet alleen de rechtszekerheid van de overheid hier aan de orde is, maar dat ik me ook zomaar zou kunnen afvragen of er niet bepaalde groepen zijn die zouden zeggen: ik stel de overheid aansprakelijk, want die ontneemt mij een perspectief dat mij wel beloofd is. Daarom vraagt de CDA-fractie de staatssecretaris met alle klem om te kijken wat we voor deze groep kunnen doen.

Mevrouw Sent (PvdA):

Dat steun ik.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw De Bruijn.

Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):

Het was mij op zich helder om welke groep het gaat, maar nu gaat mevrouw Oomen verder. Zij zegt dat die groep een claim kan indienen op dat recht. Maar wij nemen hier natuurlijk wel vaker beslissingen op basis waarvan perspectieven van mensen veranderen. Ik hoef u bijvoorbeeld maar te herinneren aan het verhogen van de pensioengerechtigde leeftijd. Dat zijn ook mensen die een ander perspectief hadden, maar op basis van besluiten die wij hier nemen, gaat dat veranderen. Dat we iets regelen voor bijvoorbeeld mensen die er in inkomen op achteruitgaan, kan ik begrijpen, maar ik moet hier echt nog even op kauwen. Ik wilde even aangeven dat we dat wel vaker doen hier.

De voorzitter:

Mevrouw Oomen.

Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):

Ik zou zeggen: kauwt u rustig door. Ik zeg niet dat ik tot een procedure ga aanzetten, maar ik zou mij kunnen voorstellen dat die groep zegt: u hebt het mij in 2014 beloofd en nu maakt u die belofte niet waar. Want ze zijn wel begonnen aan die zeven jaar. Ik heb Gerrit Terpstra, u ook zeer bekend, die de vorige Wajong hier behandeld heeft, geraadpleegd. Hij zegt: ja, dat vonden wij echt een belofte die aan die groep is gedaan en daarom hebben we een aantal zaken die minder waren op de koop toe genomen. Daarom maak ik daar een punt van.

De voorzitter:

Ik ga de klok weer starten.

Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):

Goed zo. Dank u wel.

Werk moet ook echt lonen. Weet u wat ik een frustrerende opmerking vind? Ik hoop echt dat u die nooit meer zult maken. Er is een redenering op uw departement die mij stoort. In alle overzichten die wij kregen over de wijziging van de systematiek et cetera staat: "Door de systematiek van de Wajong, nu en nieuw, is het totaalinkomen, het inkomen uit arbeid en inkomensondersteuning voor iemand in de Wajong die met een urenbeperking werkt hoger dan het wettelijk minimumloon voor het aantal gewerkte uren". Ja, nogal wiedes. We moeten namelijk ook rekening houden met het feit dat het arbeidsvermogen van de doelgroep waar we het over hebben minder is. Dan is inderdaad het loon per uur hoger, omdat men maar twintig uur werkt en dan toch het volledige minimum krijgt, maar deze redenering hoort hier niet thuis.

Werk moet lonen. Ik zag in het dossier wel een erg formele reactie van de staatssecretaris. Het ging over een gratificatie bij een koperen dienstjubileum van een werkende. Die gratificatie kon niet behouden worden vanwege het formele loonbegrip. Ik heb de discussie met de Tweede Kamer gelezen en heb van mijn collega aan de overkant begrepen dat men daar toch echt een oplossing voor wil.

Datzelfde geldt ook als het om bijvoorbeeld de heffingskorting gaat, waarvoor deze groep mensen niet in aanmerking komt. Ook daar zit een redenering achter. Als men 30 uur werkt, werkt men echt voor honderd procent. Ik vraag mij werkelijk af waarom daar geen arbeidskorting voor geldt. Ook daarop graag een reactie.

Voorzitter. Dan bijna tot slot de toetsing aan het Gehandicaptenverdrag. Hoe je het ook wendt of keert, het ware beter geweest wanneer de regering het ontwerp van wet eerder had voorgelegd of overleg zou hebben gevoerd. Maar dat is wijsheid achteraf. Ik accepteer dat de mindset nu wellicht nog in de stand "moeten we even aan wennen" stond, maar voor de toekomst verwacht ik beterschap op dat punt. Ik verwacht dat er raadplegingen komen wanneer wetgeving zoals deze aan de orde is. Hoe simpel kan het zijn om even met hen te praten over de checklist die ze gemaakt hebben?

Voorzitter. Ik weet niet of ik niet iets heb overgeslagen. Nee, dat is niet het geval. Ik wacht op een adequate reactie van de regering. Ik zou de staatssecretaris met klem willen vragen om iets te doen aan de problemen die wij aangeroerd hebben.

Ik dank u zeer.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Oomen. Dan is het woord aan de heer Gerbrandy.

Het verzoek aan de leden is om niet aan de microfoons te zitten. Ze kunnen iedere hoogte coveren. Liever niet omhoog of omlaag, want daar zijn de microfoons niet voor gemaakt.