Plenair Pijlman bij voortzetting behandeling Verbod op kolen bij elektriciteitsproductie



Verslag van de vergadering van 3 december 2019 (2019/2020 nr. 10)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 19.30 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Pijlman i (D66):

Dank, voorzitter. Dank ook aan de minister voor zijn beantwoording. In mijn eerste termijn heb ik gesproken over geopolitieke afwegingen bij de energiepolitiek. Zonder dat woord te noemen is de minister daar eigenlijk wel op ingegaan. Hij zei: we hebben het pentalateraal overleg en ik stem uiteraard ook met Duitsland af. Collega Crone heeft daar ook het nodige over gezegd. We denken dat het inderdaad buitengewoon belangrijk is om dat afstemmingsoverleg te zoeken, zodat je in gezamenlijkheid zo veel mogelijk dezelfde keuzes kunt maken. Uiteraard hebben we er begrip voor dat ook de Duitsers hun eigen afwegingen maken, gezien de omstandigheden waar zij voor staan. Mijn opmerking was er ook op gericht dat we gaandeweg de energietransitie ervoor moeten zorgen dat we niet steeds meer afhankelijk worden van met name het Russische gas, om geopolitieke redenen. De minister zei daarover: uiteindelijk zullen we daar juist minder afhankelijk van worden. Zeker, dat hopen we. Maar intussen hebben we nog een lange tijd te gaan. Hoe stemmen we dat zo goed mogelijk af met Duitsland en met anderen? Ik hoop dat u daar nog eens op wilt ingaan.

De beste manier om ook de kolencentrales te sluiten, zou een ETS zijn. Daar is vandaag in Madrid ook over gesproken. Als je kijkt naar de nadeelcompensatie die de exploitanten van de centrales wordt geboden en naar de toekomst van het ETS en naar de neiging tot een voorzichtige stijging, waar leidt dat dan uiteindelijk toe? Het zou ook kunnen dat die tien jaar eigenlijk nog een heel ruime termijn is. Immers, een heel aantal kolencentrales draait nu al met verlies. Als dat zo is, ziet een scenario er weer heel anders uit.

De minister is ingegaan op onze opmerkingen over CCS in Rotterdam. Hij zei: als het allemaal meezit, zou dat systeem in 2023 kunnen draaien. Het is overigens buitengewoon positief dat de industrie in Rotterdam dat ook weer oppakt, nadat de exploitanten van de kolencentrales dat in 2017 juist achterwege lieten terwijl ze dat eerder wel hadden beloofd. Tegen meneer Otten zeg ik dan ook: u kunt niet volhouden dat men niet wist wat eraan zat te komen. Men heeft zelf keuzes gemaakt die wel moesten leiden tot deze besluiten.

Voorzitter. Er is vandaag lang over biomassa gesproken, en ook heel erg terecht. Wij houden vast aan de definities die EPBC daarvoor heeft gegeven en aan de teksten uit het Klimaatakkoord. Voor ons staat vast dat we op de korte termijn niet zonder biomassa kunnen. Houtstook en biomassa zijn overigens niet hetzelfde. Wij wachten nu het kader af dat de minister voor Milieu dit voorjaar zal presenteren. Maar tegen deze minister en tegen het kabinet zeggen we wel: wees waakzaam en wees streng, want zoals u zelf al zei, zitten we uiteraard niet te wachten op een verslechtering van de situatie. U hebt eerder al toegezegd dat subsidies voor nieuwe biomassastromen niet worden gegeven.

U bent niet ingegaan op Urgenda. Toen het kabinet aandrong op een spoedige behandeling van deze wet, nog voor de kerst, had ik eerlijk gezegd in mijn achterhoofd dat dat ook te maken zou kunnen hebben met de uitspraken in het Urgendavonnis. Ik zou dat een heel logisch verband vinden. Maar ik wil ook graag weten hoever we staan met dit besluit. Wat nog te doen en waar denkt het kabinet aan?

U was positief over wat meneer Van der Linden zei over kerncentrales en met name over de mogelijkheden met thoriumcentrales. U verwacht daar het nodige van en u was daar heel positief over. Maar ik meen toch dat Nederland totaal niet bij onderzoek naar thorium is betrokken? Misschien wilt u daar nog iets over zeggen.

Het is goed om te horen dat u zo positief bent over waterstof. Wij verwachten daar veel van voor bepaalde onderdelen van de energietransitie. Bij die innovatie liggen hele mooie, ook industriële kansen voor Nederland, ook wat betreft de werkgelegenheid. Het is echter opvallend dat, terwijl we die innovatie met waterstof willen aanjagen, voor zover ik weet waterstofprojecten niet in aanmerking komen voor subsidie vanuit de SDE++-regeling. Wat is dan de manier voor het kabinet om de toepassing van waterstof te bevorderen? De Europese Unie heeft net flink subsidie beschikbaar gesteld voor het project waar een heel aantal grote Nederlandse bedrijven in participeert. Iedereen ziet er eigenlijk heel veel mogelijkheden in. Waar is dan de Nederlandse inzet op gericht?

Dank voor uw toezegging dat u ons nog zult informeren over de werkgelegenheidsbevordering voor de mensen die door de sluiting van de Hemwegcentrale hun werk kwijtraken. U komt daar nog op terug.

Op de restpunten die ik uit dit debat heb overgehouden, zult u vast straks ook reageren.

Dank u wel.

De heer Otten i (Fractie-Otten):

Ik werd aangesproken door de heer Pijlman. Wat hij daarnet zei, is toch niet helemaal correct. Ik heb het nog even uitgezocht. Zowel CDA-minister van Economische Zaken Van der Hoeven als een PvdA-minister heeft gezegd dat deze centrales een levensduur tot 2050 zouden hebben. Er zijn ook berekeningen gemaakt voor de CO2-uitstoot tot het jaar 2050. Er is dus wel degelijk aanleiding voor de eigenaar van de centrales om erop te vertrouwen dat tot in 2050 in deze centrales zou kunnen worden geopereerd. Dus wat de heer Pijlman net aan het begin van zijn speech zei, is niet correct. Dat wil ik toch even rechtgezet hebben.

De heer Pijlman (D66):

Met alle respect, ik denk dat het wel correct is. De heer Otten wijst op de leveringsduur. Maar ik heb er ook in mijn eerste termijn op gewezen dat op het moment dat men de investeringsbeslissing neemt, er uiteraard allerlei aspecten een rol spelen, want het gaat om een mega-investering. Men wist sinds 2007 dat investeringen in de kolenindustrie gepaard zouden gaan met investeringen in CCS. Leest u ook de stukken van de Raad van State erop na. En toch kiezen de exploitanten er in 2017 voor om het CCS-systeem te verlaten, ondanks dat er grote subsidiebedragen beschikbaar waren, en ook ondanks toezeggingen die men bijvoorbeeld aan lokale overheden had gedaan, bijvoorbeeld aan Rotterdam. Bij mijn weten zijn dit feiten. Als dat zo is, kun je ook verwachten dat de overheid daarna een andere weg gaat dan aanvankelijk was gepland. Want CCS behoorde tijdens de besluitvorming rond de kolencentrales steeds tot een werkelijkheid.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Ik wil dit toch nog een keer toelichten. Als dit soort miljardeninvesteringen worden gedaan, kijken multinationals en grote bedrijven naar het zogenaamde "political risk". Als je een investering doet in Venezuela of in Argentinië, wil je een veel hoger rendement, want daar is een enorm political risk. Je kunt onteigend worden, er is inflatie, de overheid is onbetrouwbaar en ze veranderen zomaar de wetten. We moeten niet onderschatten wat hier nu met deze kolencentrales gebeurt. Ik heb het gevoeld dat dat wél onderschat wordt in deze Kamer, en zeker ook in de Kamer aan de overkant. Wat hier gebeurt, is dat het political risk van Nederland wordt verhoogd. Internationale investeerders gaan eerst nog wel even nadenken. Gaan wij wel investeren in Nederland? En als we dat gaan doen, dan willen we daar een additionele risicovergoeding voor. Daardoor gaat de consument in Nederland uiteindelijk meer betalen voor zijn producten en komt de koopkracht verder onder druk te staan.

Dit verzin ik niet, zo werkt de wereld. Dan kunnen wij hier allemaal wel verzinnen dat dat in Nederland geen opgeld doet en dat het hier een soort paradijs is waar het allemaal te fiksen is, maar dit is de werkelijkheid en de realiteit. Dat zijn we dus nu wel aan het creëren, ook voor andere investeringen. Dat wil ik wel even via de voorzitter duidelijk tegen de heer Pijlman gezegd hebben.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Otten. Uw laatste woorden hierover, meneer Pijlman.

De heer Pijlman (D66):

Voorzitter, via u zou ik tegen de heer Otten willen zeggen dat een betrouwbare overheid voor het investeringsklimaat uiteraard buitengewoon belangrijk is. Maar ik zeg erbij dat sinds 2007 de exploitanten wisten, toen ze de investeringsbeslissing namen, dat er van hen op het gebied van CCS het nodige werd verwacht. Daar hebben ze toezeggingen over gedaan en die zijn ze niet nagekomen. Dat aspect vergeet de heer Otten, terwijl dat ook een belangrijk aspect is als we het hebben over hoe een nadeelcompensatie tot stand komt.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Pijlman. Dan is nu het woord aan de heer Van der Linden.