Plenair Pijlman bij behandeling Initiatiefvoorstel Klimaatwet



Verslag van de vergadering van 21 mei 2019 (2018/2019 nr. 30)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 10.04 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Pijlman i (D66):

Dank u wel, voorzitter. Een iets andere toon.

Voorzitter. Klimaatverandering is van alle tijden. De aarde kent perioden van opwarming en afkoeling die soms ingrijpende veranderingen voor landen, de natuur en bewoners met zich mee brengen. En toch is het nu anders. Sinds de industriële revolutie is de aarde wereldwijd al meer dan 1° opgewarmd, in Nederland 1,7°, en de snelheid van de opwarming is ongekend. Dat is nieuw.

Wetenschappers hebben het verband aangetoond tussen de CO2-uitstoot en de opwarming van de aarde. Sinds de industriële revolutie is de concentratie van CO2 met 50% toegenomen. Dat geeft wereldwijd problemen waarbij vooral de heftigheid van zowel warmte, koude, droogte maar ook zeespiegelstijging opvallend zijn. Om de gevolgen van de opwarming te beperken, concentreren we ons op de vermindering van de CO2-uitstoot. In Nederland wordt 50% van de CO2-uitstoot veroorzaakt door de industriële productie en de opwekking van energie, en 20% door verkeer en vervoer. Landbouw, veeteelt en verwarming zijn verantwoordelijk voor de rest. We zullen dus op meerdere terreinen actief moeten zijn om de schade te beperken en ons te houden aan de klimaatdoelstellingen van het VN-verdrag van Parijs dat wij in 2015 tekenden.

Vorig jaar verscheen het VN Intergovernmental Panel on Climate Change-rapport dat nog eens haarfijn de wereld voorrekende waar we nu staan. Een paar weken geleden verscheen het VN-rapport over de afname van biodiversiteit. Wat moeten we nu doen om de opwarming van de aarde tot 1,5° te beperken? Dat is de internationale opgave. Let wel, ook bij 1,5° opwarming zijn de gevolgen, zeker voor de minder ontwikkelde landen, ingrijpend maar is de schade wereldwijd nog op te vangen. Daarboven wordt de situatie op veel plekken op de aarde met een steeds maar stijgende wereldbevolking problematisch. Het goede nieuws van het IPPC-rapport is dat 1,5° nog steeds haalbaar is. Het slechte nieuws is dat er nu wel heel hard ingegrepen moet worden in vrijwel alle landen die Parijs ondertekenden om de doelstellingen te halen. Op dit moment is er wereldwijd 2200 gigaton CO2 uitgestoten. Om de opwarming tot 1,5° te beperken, mag in de toekomst niet meer dan 570 gigaton worden uitgestoten. Zonder maatregelen komen we daar al in 2035 aan.

De Parijse doelstellingen gaan in 2030 uit van een vermindering van 45% CO2 uitstoot ten opzichte van het niveau van 2010. Daarna zal er ieder jaar 5% vermindering gevraagd worden totdat het totale doel in 2050 is gehaald. Het mitigeren van de uitstoot heeft veel voordelen die weinig worden genoemd. Het beperkt de kosten die met klimaatverandering gepaard gaan. Nu al menen de Verenigde Naties dat met klimaatadaptatiebeleid wereldwijd duizenden miljarden dollars gemoeid zullen zijn. Om dat te beperken gaan ook hier de kosten voor de baten uit. Ik heb het niet alleen over de economische gevolgen van klimaatverandering; de humanitaire gevolgen en de gevolgen voor de biodiversiteit zijn veel ingrijpender.

Voorzitter. D66 wil vanuit onze sociaalliberale beginselen streven naar een harmonieuze samenleving die rekening houdt toekomstige generaties. De aarde is niet van ons en is geen gebruiksartikel. In de discussies over klimaat en milieu dient niet het behoud maar de aantasting van het milieu beargumenteerd te worden. Die omkering van denken: dat is de echte uitdaging waar we voor staan!

Ons land is een deltaland; 60% van ons land is extreem gevoelig voor overstromingen. Buitenlanders verbazen zich, wanneer ze ons land binnenkomen, erover dat Schiphol 4 meter onder de zeespiegel ligt. Het is de enige grote luchthaven ter wereld die zo laag ligt. Onze steden, onze landbouwgronden, onze polders en industriegebieden, ze bevinden zich grotendeels onder zeespiegelniveau. Eeuwen zijn we bezig met ons te beveiligen tegen het wassende water. Klimaatverandering betekent voor ons land een extra uitdaging. Maar door de eeuwen heen hebben Nederlanders van bedreigingen ook kansen weten te maken. Ons watermanagement is een exportproduct en ook in de toekomst kan de wereld er nog veel aan hebben.

Ook als het om de energietransitie gaat, hebben we een geschiedenis. Van hout naar turf, van turf naar steenkool, van steenkool naar gas en nu van gas naar duurzaam. Zo zal dat gaan. In het verleden konden we dat en wisten wij er ook kansen aan te verbinden. Dat ging overigens ook vroeger niet zonder slag of stoot. De transitie naar gas leverde heel veel protesten op; je kunt het je bijna niet meer voorstellen. De discussies gingen toen over: "de baten gaan naar de Staat en de kosten dan?" Gemeentes moesten bijvoorbeeld kookcursussen organiseren, want het was toch een omschakeling. Je kunt je dat nu niet meer voorstellen, maar iedere verandering die ingrijpend is voor de persoonlijke levenssfeer, roept ook weerstand op. En dat is nu zeker ook zo.

Burgers zien de noodzaak van wat er moet gebeuren wel degelijk en zij willen ook meewerken aan de energietransitie. Echte klimaatontkenners zijn er meer in de politiek dan onder de burgerij. Maar zelfs als je op politieke gronden meent dat het wel zo'n vaart niet zal lopen, zou je alleen al op grond van het prudentiebeginsel maatregelen moeten nemen. Burgers willen meedoen aan deze transitie, maar ze willen ook duidelijkheid over wat er in hun situatie nu gaat veranderen, wat ze zelf kunnen doen. We zijn allemaal ook burgers, en we willen zelf ook inzicht in de kosten en de verdeling van kosten, en een tijdpad.

De noodzakelijke energietransitie kan innovaties en daarmee ook heel veel werk op leveren. Andere landen, zoals Denemarken, zijn ons wat dat betreft allang voorgegaan. De geschiedenis mag tot inspiratie dienen, de geschiedenis herhaalt zich echter nooit.

Anders dan bij vorige energietransities kunnen wij het nu niet alleen. Nederland kan de opwarming van de aarde niet tegenhouden. We zijn ook hier, in een globaliserende wereld of economie, afhankelijk van anderen. En ieder land moet hard werken om de doelstellingen van Parijs te halen. Voor sommigen is dat reden om maar helemaal niets meer te doen en daarmee wereldwijd af te stevenen op een catastrofe.

Voor ons, D66, is het reden om gemaakte afspraken na te komen, klimaatbeleid te voeren en de energietransitie nu echt aan te pakken. Want laten we wel eerlijk zijn, tot dusver hebben we vooral gepraat over klimaatbeleid en de energietransitie. Er is nog heel weinig gebeurd. We praten, we overleggen, we discussiëren, maar waar is het beleid dat uitgevoerd wordt?

Het is nu bijna vijf jaar na Parijs en Nederland is bepaald geen voorloper als het om duurzame energie gaat. Op dit moment, 21 mei 2019, wekken we volgens de site www.energie-opwekken.nl, die voor de Sociaal-Economische Raad ontwikkeld is en waar je op ieder moment van de dag kunt zien hoeveel duurzame energie wij opwekken, 5,3% duurzame energie op: zon, wind, biogassen, kernenergie, alles meegerekend. Dat is nu niet direct een cijfer om trots op te zijn. Op papier lijken we vaak voorlopers te zijn, maar in werkelijkheid lopen we ver achter op andere Europese landen. Dat zou onze eer te na moeten zijn.

Mijn eerste vraag is een vraag aan het kabinet. Welke voorstellen kunnen wij dit kalenderjaar van u verwachten om de doelstellingen die ook in deze wet worden gepresenteerd te halen? We hebben nu lang genoeg gewacht en lang genoeg overlegd. Het mooie van de Parijsakkoorden is immers dat niet alles tegelijkertijd hoeft. We hebben de tijd, we hebben nog dertig jaar, maar die moeten we wel benutten.

De heer Van Strien i (PVV):

Er is ten minste één punt waarop de heer Pijlman en ik het over eens zijn. Dat is dat percentage dat hij zojuist noemde van wat er aan zogenaamd duurzame energie wordt opgewekt op dit moment. Hij noemde 5,3, ik noemde 5,5. Ik zat zelfs nog iets hoger, maar dat zal wel binnen de foutenmarge liggen. Maar er zijn natuurlijk andere landen, zoals Zweden, die een makkie hebben. Die zetten gewoon een schoepenrad onder een waterval en klaar is Kees. Elektriciteit is vrijwel gratis: witte steenkool, zoals dat genoemd wordt. Dat kunnen wij nooit aan, maar wij kunnen wel kernenergie aan. Waarom komt D66 niet met dat idee? Als je nou praat over besparing op CO2-uitstoot, dan is er eigenlijk maar één echt alternatief voor de elektriciteitsopwekking en dat is kernenergie. Waarom komt u daar niet mee?

De heer Pijlman (D66):

Ik ben nog helemaal niet aan de maatregelen toe, maar laat ik in de eerste plaats constateren dat u er ook niet mee zult komen. Volgens u is de hele discussie onzin, laat staan dat u dan miljarden en nog eens miljarden in kernenergie wilt investeren, terwijl u ook weet dat als je dat op dit moment zou doen — kijk naar de voorbeelden in Engeland, waar nu gebouwd wordt aan een hele grote centrale — het dan tussen de tien à vijftien jaar duurt voordat we operationeel zijn. Dus dan ben je alweer een heel groot deel van de tijd die je hebt kwijt. Er is heel veel makkelijker energiewinst te halen dan miljarden te investeren in projecten. Ik kan me niet voorstellen dat u daarvóór zou zijn na uw betoog zonet.

De heer Van Strien (PVV):

Ik ben het met de heer Pijlman eens dat het opstarten van extra kernenergie tijd kost, maar die twintig jaar, begrijp ik, zijn nou echt cruciaal, want als we niet vóór die twintig jaar de nodige miljarden verslindende maatregelen genomen hebben, dan vergaat de wereld. Dat kan toch niet waar zijn, als je ziet hoe ons omringende landen het doen? Als je ziet hoe in Duitsland bruinkool het grootste deel van de elektriciteitsopwekking uitmaakt. De grootste bruinkoolproducent ter wereld, die tot 2045 doorgaat. Dan kan toch die twintig jaar voor kernenergie niet uitmaken?

De heer Pijlman (D66):

Overigens laat u even in het midden dat Duitsland van de bruinkool af wil en dat Duitsland tot dusver ook heel wat investeringen heeft gedaan, maar ook besloten heeft dat kernenergie niet de oplossing is. Nederland is die weg ook gegaan. Die discussie over kernenergie zal vast beginnen, maar voor de middellange termijn is het zéker geen oplossing.

De heer Van Strien (PVV):

Ik constateer dat de meest voor de hand liggende oplossing om CO2 daadwerkelijk te verminderen voor D66 niet een optie is.

De heer Pijlman (D66):

Dat is dan weer een constatering, maar u trekt vaker conclusies die ik onnavolgbaar vind.

Voorzitter. De Nederlandsche Bank berekende dat de kosten van de energietransitie betaalbaar en haalbaar zijn, mits we de tijd nemen. De klimaatdoelstellingen vragen om een precies, transparant en doeltreffend beleid en dat hebben we tot dusver wel gemist.

We hebben nu daadkracht nodig, naast eerlijke informatie over het hoe, het waarom en de kosten van de energietransitie. En het was in dat verband een behoorlijke blunder van het kabinet, vorig najaar te beweren dat de energierekening beperkt zou stijgen. Want criticasters van het kabinet kregen gelijk. Zij wezen erop dat de energietransitie burgers op kosten jaagt en dat de bedrijven van een CO2-heffing gevrijwaard worden. Dat laatste wil het kabinet nu verhelpen. Wanneer kunnen we die voorstellen tegemoetzien? En het eerste zal volgend jaar worden verholpen, zegt het kabinet. Op welke wijze, vragen wij.

Voorzitter, een aantal landen gingen ons voor wat betreft de Klimaatwet. Het Verenigd Koninkrijk werkt al sinds 2008 met een dergelijke wet, Mexico volgde in 2012, Finland, Frankrijk en Denemarken in 2015. De ervaringen zijn tot dusver positief. De wet in het Verenigd Koninkrijk lijkt model te hebben gestaan voor dit initiatiefvoorstel. D66 wil de initiatiefnemers, en zeker Jesse Klaver en Diederik Samsom, complimenteren met hun initiatief. Dat zij in staat zijn geweest hun voorstel zo te verbreden dat er gesproken kan worden van een Kamerbreed initiatief is daarbij zeker ook een compliment waard.

Het voorliggende voorstel gaat overigens, anders dan de wet in het Verenigd Koninkrijk, niet uit van een belangrijk onderdeel: de onafhankelijke Committee on Climate Change. Die commissie stelt daar het Carbonbudget vast en het kabinet kan daar alleen nog maar zéér beargumenteerd van afwijken. In Nederland blijft de rol bij het kabinet, dat zich zal laten adviseren door een klimaatcommissie. En ook het idee van een klimaatautoriteit hebben de initiatiefnemers losgelaten. Wij vragen hen om hun argumenten daarvoor nog eens te geven.

Het voorliggende wetsvoorstel stelt de doelen voor het klimaatbeleid en de mechanismes om die te bereiken vast. Daarmee moet het zekerheid bieden, ook voor de langere termijn, wat het ook voor investeerders makkelijker kan maken om vanuit dit kader in innovaties te investeren. De wet is voor ons dan ook een kaderwet die de hoofddoelen vastlegt, maar ook wel verder verdiept en uitgewerkt moet worden.

De systematiek lijkt helder. Doelstellingen, vertaald in een klimaatplan, artikel 4, dat voor vijf jaar wordt vastgesteld, vertaald in een klimaatbegroting, artikel 7, en een jaarverslag, artikel 12, dat laat zien wat de resultaten zijn. Dat jaarverslag wordt dan ieder jaar aan de beide Kamers der Staten-Generaal aangeboden en is weer onderdeel van het publieke debat. Het Planbureau voor de Leefomgeving volgt het proces en brengt iedere vijf jaar een wetenschappelijk rapport uit waarin de verwachte ontwikkeling van het klimaat en de broeikasemissies in Nederland worden beschreven voor een periode van ten minste vijftien jaar, zoals beschreven in artikel 11. Dát leidt dan weer tot een nieuw plan voor vijf jaar. Het PBL is daarmee een zeer belangrijke speler bij de evaluatie en de verantwoording van deze wet. Is het PBL voldoende geëquipeerd voor deze nieuwe taak, zo vragen wij de minister.

In artikel 6, lid 1, wordt verwoord dat de minister-president in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad en gehoord beide Kamers der Staten-Generaal, het klimaatplan vaststelt. Kunnen de initiatiefnemers nog eens verduidelijken wat er wordt bedoeld met "gehoord beide Kamers der Staten-Generaal"? Kunnen de Staten-Generaal wijzigingen in het plan aanbrengen? Hoe kijken de initiatiefnemers daar tegenaan? Je legt een nieuwe doelstelling voor vijf jaar vast. Natuurlijk volgt daar ook weer wet- en regelgeving uit. Maar is het niet voor de hand liggend dat de Staten-Generaal zelf ook het klimaatplan vaststelt? Ik zou daar graag een reactie van de initiatiefnemers op willen — waarom hebt u voor deze lijn gekozen? — maar ook van het kabinet.

Voorzitter, het wetsvoorstel laat in het midden met welke middelen de doelstellingen moeten worden gehaald. De instrumenten, zoals de CO2-heffing, hadden ook genoemd kunnen worden. De initiatiefnemers laten dit aan het kabinet en gaan daarmee geschilpunten uit de weg. Is dat om de brede coalitie die deze wet heeft ingediend niet in gevaar te brengen, zouden wij graag willen weten, of zijn er echt inhoudelijke argumenten?

Voorzitter. De wet is in zijn doelstellingen ambitieus. De tussendoelen voor 2030 van Parijs zijn in artikel 3 hoger gesteld dan de doelen die wij eerder ondertekenden. De Raad van State is hier kritisch over. We lopen immers fors achter op de doelstellingen van het energieakkoord. Hoe realistisch is het dan om op papier de doelstellingen verder te verhogen? Kunnen de initiatiefnemers nog eens beargumenteren waarom zij hiervoor kiezen? Wij waarderen natuurlijk de ambitie, maar het realiseren van de ambities moet voorop staan. Wij willen ook graag een reactie van de minister op dit punt. Hoe ziet hij de realiteitszin van artikel 3? Ambitie is mooi, maar het halen van realistische doelstellingen heeft onze voorkeur. Dat motiveert ook de samenleving veel meer dan iedere keer maar achterstanden te moeten constateren.

Als we kijken naar de stand van het energieakkoord van 2013, dan zien we dat we opnieuw fors achterlopen op de doelstellingen. Soms lijken we op papier tegen elkaar op te bieden als het om doelstellingen en ambities gaat, maar is de praktijk erg weerbarstig. Kan de minister schetsen aan de hand van een zo concreet mogelijk overzicht wat er nu nodig is om deze doelstellingen in 2030 te halen? Nogmaals: bijna vijf jaar na Parijs is er in Nederland vooral op papier veel veranderd als het om de energietransitie gaat. Deze wet spoort het kabinet verder aan om op korte termijn het overleggen achter zich te laten en met haalbare plannen te komen en er een heldere taakverdeling en kostenverdeling aan toe te voegen.

Voorzitter. De doelstellingen geven de richting aan, maar de toelichting op artikel 4 maakt ook duidelijk dat die doelstellingen niet juridisch afdwingbaar zijn in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Waarom, zo vragen wij de initiatiefnemers, is daarvoor gekozen? Dat vooral in combinatie met de hogere doelstellingen die niet juridisch afdwingbaar zijn.

Uiteraard zal de politiek uiteindelijk altijd een oordeel vellen wanneer de doelstellingen niet worden gehaald, maar verhoogde doelstellingen die juridisch niet afdwingbaar zijn, maken dat de wet een wat meer vrijblijvend karakter lijkt te krijgen. Dat zal zowel voor de initiatiefnemers als voor de D66-fractie niet de bedoeling zijn.

Voorzitter. Wij zien met veel belangstelling de antwoorden van de initiatiefnemers en de minister tegemoet. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Pijlman. Ik geef het woord aan de heer Ester.