Plenair Klip-Martin bij behandeling Minimaliseren van de gaswinning uit het Groningenveld



Verslag van de vergadering van 9 oktober 2018 (2018/2019 nr. 3)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 15.23 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Klip-Martin i (VVD):

Mevrouw de voorzitter, dank u wel. Als vijfde spreker zal er ongetwijfeld iets van herhalingen in mijn tekst zitten en misschien ook in de teksten van de sprekers na mij, maar dat benadrukt, denk ik, wel de concrete antwoorden die we graag van de minister zouden willen hebben.

Mevrouw de voorzitter. Optimaal benutten en maximaal beschermen, dat is het adagium van de Structuurvisie Ondergrond, die ook dezer dagen in Den Haag circuleert en die over eigenlijk al het handelen in de diepe ondergrond gaat, en dan ook nog vooral in onderlinge en driedimensionale samenhang. Dat evenwicht is in Groningen zoekgeraakt of misschien is dat er wel nooit geweest. Alleen realiseerden we ons dat niet omdat er oorspronkelijk, met de nadruk op oorspronkelijk, ook niet veel gebeurde, hoewel — en dat zeg ik met grote nadruk — we moeten erkennen dat er wel degelijk vanaf het begin met enige regelmaat serieuze waarschuwingen klonken in Groningen en Noord-Nederland. Na de aardbeving in Huizinge in augustus 2012 is de wereld in Groningen misschien niet voorgoed maar in elk geval wel voor heel lange tijd veranderd.

Mevrouw de voorzitter. Aan het begin van mijn betoog herinner ik de Kamer graag aan de uitspraak in mijn maidenspeech, dat het mijnbouwdossier voor mij niet zo maagdelijk was als het begrip "maidenspeech" doet vermoeden. Ik maakte enkele jaren deel uit van de Mijnraad, tot aan mijn aantreden in uw Kamer in juli 2016 en in 2013 gaf ik op verzoek van minister Kamp leiding aan een driekoppige stuurgroep die een regisserende en coördinerende rol had met betrekking tot de oorspronkelijke elf onderzoeken die na de aardbeving in Huizinge in opdracht van het ministerie zijn gestart. Het lijkt mij tevens goed om te vermelden dat ik met de voorliggende voorstellen nooit iets te maken heb gehad.

Mevrouw de voorzitter. Wat het gasdossier Groningen tot op de dag van vandaag laat zien — en dat kwam ook bij vorige sprekers naar voren — is dat we nog veel niet weten. Dat is ook niet heel verwonderlijk. Het Groningenveld is het allergrootste gasveld onder land ter wereld waar nu geïnduceerde aardbevingen plaatsvinden. Kortom, er is geen enkel vergelijkingsmateriaal. Wat we gelukkig ook kunnen constateren, is dat de kennis van alle partijen gezamenlijk, SodM, TNO, NAM, kennisinstellingen en andere, sinds 2012 enorm is toegenomen. Dat is ook duidelijk besproken tijdens de technische briefing vorige week dinsdag. Zo is tijdens die technische briefing ook duidelijk geworden door SodM en TNO, dat we nog steeds niet alles weten maar dat we sinds 2012 wel steeds meer weten. Alleen, nog niet alles en dat maakt het Groninger gasdossier tot een dossier van dilemma's. Dat is voor de inwoners van Groningen geen optimale constatering maar het is wel de realiteit.

Haast is voor alle inwoners van Groningen en zeker die uit het Groninger gasgebied echter zeker geboden, om zich weer een reëel, op vertrouwen gebaseerd toekomstperspectief te kunnen vormen. Daartoe zet dit voorstel in de ogen van de VVD-fractie belangrijke stappen. De VVD prijst de minister voor zijn moed om namens het voltallige kabinet deze rigoureuze stap te zetten, overigens nadrukkelijk en gecoördineerd in samenhang met andere daarbij noodzakelijke trajecten. Niet gemakkelijk en ook nog niet af, maar in de ogen van mijn fractie wel hoogstnoodzakelijk. Want het kabinet ziet een op de oude voet voortdurende gaswinning uit het Groningenveld geflankeerd door een massale schadevergoedingsherstel- en versterkingsoperatie niet als een bestendig en maatschappelijk gewenst toekomstscenario.

De VVD-fractie realiseert zich goed dat uitsluitend wetsvoorstel 34957 nu voorligt ter beoordeling. Dat wetsvoorstel is echter onlosmakelijk verbonden met andere noodzakelijke besluiten en daarom alleen veilig, in meerdere opzichten veilig, en effectief te realiseren wanneer ook een aantal andere, parallelle sporen voortvarend en goed worden behandeld. En die sporen zijn te verdelen in fysieke aspecten en juridische trajecten. De leden van de VVD-fractie danken de minister daarbij voor zijn uitputtende en uitvoerige beantwoording van de schriftelijke vragen in twee ronden van deze Kamer. Het voorliggende wetsvoorstel opent de weg om invulling te geven aan het "niet meer dan nodig"-principe, met inachtneming van de seismische veiligheid voor de Groningers en de borging van de gezondheidstechnische en de maatschappelijke veiligheid vanuit de leveringszekerheid in binnen- en buitenland. De weging en beargumentering van die verschillende veiligheidsbelangen luistert nauw, zoals ook de Raad van State constateert. De borging van deze belangen en de verzwaarde motiveringsplicht ten aanzien van de veiligheidsrisico's voor omwonenden van het Groningenveld is in artikel 52d, lid 2 en lid 5 van de Mijnbouwwet neergeslagen evenals de daaraan gekoppelde schriftelijke toelichtingen van de minister. Toch hecht ook mijn fractie aan een nadere toelichting en invulling op dit punt in deze zaal van de minister.

Mevrouw de voorzitter. De VVD-fractie verschilt van mening met diegenen die het voorliggende wetsvoorstel niet noodzakelijk vinden. Immers, zo beweren zij, vermindering van de gasproductie kan ook op basis van de huidige wetgeving gerealiseerd worden. Dat klopt. Wat echter niet via de huidige wetgeving kan worden opgelegd, is dat genoemde "niet meer dan nodig"-principe gekoppeld aan de opdracht aan Gasunie Transport Services dat gas uit het Groningenveld gezien moet worden als het sluitstuk bij de levering van laagcalorisch gas. Wat ook niet op basis van de huidige wetgeving kan worden geregeld, is de winplicht die de vergunninghouder NAM verplicht om te blijven winnen, ook als dat economisch niet meer aantrekkelijk is. Dat is essentieel voor die uitvoerig benoemde leveringszekerheid.

Wat betreft de noodzakelijke fysieke maatregelen gaat het om het viersporenbeleid dat de minister heeft ingezet om de vraag naar laagcalorisch gas zo snel mogelijk terug te brengen naar nul, met als streefdatum 2030, en met trajecten van conversie en verrijking van respectievelijk hoog- en laagcalorisch gas. Met het oog op die onderlinge afhankelijkheid en het van ons gevraagde oordeel over de uitvoerbaarheid in relatie tot die verschillende veiligheidsaspecten vragen de leden van mijn fractie de minister ons inzicht te verschaffen in zijn verwachtingen rondom die geplande ontwikkelingen, zodat de met dit wetsvoorstel beoogde doelen ook de nodige vaste grond onder de voeten gaan krijgen. De minister is hier in zijn schriftelijke beantwoording al op ingegaan, maar toch willen wij de minister vragen nogmaals meer specifiek in te gaan op de overschakeling van industriële grootverbruikers op duurzame energiebronnen of hoogcalorisch gas, ook met het oog op de huidige vertakking van het daarbij behorende hoogcalorische gasnetwerk.

Het kabinet bewandelt daarbij op dit moment het pad van de vrijwilligheid, waarbij voor 2022, zo lezen wij, een oplossing gevonden moet zijn. De minister houdt daarbij een meer dwingend spoor achter de hand. Ik sluit aan bij de vragen van de heer Pijlman. Kan de minister toelichten welke smaken dit dwingende traject zou kunnen hebben en op welk moment hij hiertoe zou willen overgaan? Een tweede vraag op dit punt betreft de voortgang van de gesprekken met het buitenland over drastische vermindering van onze export. Hoe verlopen die gesprekken, vragen de leden van mijn fractie aan de minister. En gaat bijvoorbeeld Nord Stream 2 met hoogcalorisch gas daar een essentiële rol bij spelen? Ook op deze vragen horen wij van de minister graag concrete antwoorden.

Mevrouw de voorzitter. Zeer bepalend bij het voorliggende wetsvoorstel en de nog volgende wetsvoorstellen is het streven naar de publieke zorgplicht voor en de uitvoering van respectievelijk de winning, de schadeafhandeling, de versterkingsoperatie en de bepaling van de waardedaling van huizen en andere gebouwen via een inmiddels opgerichte onafhankelijke Adviescommissie waardedaling. Onze vragen betreffen de derde beoogde wet met betrekking tot de publieke aansturing en uitvoering van de versterkingsoperatie. Die is immers samen met het terugbrengen van de te winnen gasvolumes essentieel voor de seismische veiligheid van de Groningers en het zo snel mogelijk bereiken van de norm 10-5 voor alle bouwwerken in het aardbevingsgebied. Wanneer is de indiening van dit wetsvoorstel gepland en wat wordt er nou precies in dit wetsvoorstel geregeld? Immers, het nieuwe artikel 52g, lid 3 van de Mijnbouwwet legt de verantwoordelijkheid voor de aansturing en uitvoering van de versterkingsoperatie toch ook al bij de minister.

Tevens vragen wij de minister of de NAM dan ook haar positie als contracthouder van het Centrum Veilig Wonen verliest en, zo ja, wanneer. Wanneer wordt daadwerkelijk gestart met de versterkingsoperatie, bijvoorbeeld direct na het verschijnen van het advies van de Mijnraad dat, naar wij hebben begrepen, gepland is voor deze week?

En afrondend op dit punt leeft bij mijn fractie nog de vraag aan de minister of de NAM na afronding van het hele wetstechnische traject volledig uit het systeem is, vanzelfsprekend los van haar betalingsverplichtingen en los van haar zorgplicht met betrekking tot een veilige winning en juiste uitvoering van de operationele strategie. Of zijn er nog wel of niet noodzakelijke loopholes voor de NAM?

Mevrouw de voorzitter. Graag refereer ik op één punt aan de brief van het Groninger Gasberaad die wij op 2 oktober ontvingen. In dit schrijven wordt gepleit voor een on hold zetten van het voorliggende wetsvoorstel totdat het beoogde volledige pakket aan wetgeving gereed is. Er wordt in deze brief gesproken over losse eindjes en een mistige toekomst. Mijn fractie is het er volledig mee eens dat vaagheden vanzelfsprekend voorkomen moet worden, maar gaat niet mee in het pleidooi om vandaag en nu op de rem te trappen. De VVD-fractie onderschrijft de wens van de minister om het instemmingsbesluit voor het gasjaar 2018-1019 zo veel mogelijk in lijn te brengen met het doel van het voorliggende wetsvoorstel, waardoor het mogelijk is het veiligheidsbelang en het maatschappelijk belang van de leveringszekerheid mee te laten wegen bij dat aanstaande instemmingsbesluit.

Mevrouw de voorzitter. Om het palet compleet te maken, wijd ik graag nog een enkel woord aan het akkoord op hoofdlijnen tussen de Staat en de NAM-moeders Shell en ExxonMobil. Dat is onlosmakelijk verbonden met het voorliggende wetsvoorstel. De NRC verwoordde het op 5 oktober jongstleden als volgt: de Staat en de NAM hebben de scheidingspapieren getekend, maar ze blijven nog tot in lengte van jaren tot elkaar veroordeeld. Maar de tijd van het gasgebouw als gesloten bolwerk gericht op consensus, zoals de Onderzoeksraad voor Veiligheid het in 2015 benoemde, is echt verleden tijd. Percentages en getallen zijn nu openbaar en duidelijk is uitgesproken dat ook na 2030 tot in lengte van jaren, aldus de minister, de NAM aansprakelijk blijft. Toch schrijft de minister op 1 oktober aan de Tweede Kamer dat eind 2019 en bij een winningsdaling onder de 12 miljard kubieke meter in onderling overleg bezien wordt of de verstrekte garanties geactualiseerd moeten worden. Wat is de achterliggende gedachte bij deze mogelijkheid tot herziening, vragen de leden van mijn fractie aan de minister. Met andere woorden: gaan Shell en Exxon de schade- en versterkingsbeker daadwerkelijk tot de laatste druppel leegdrinken?

Mevrouw de voorzitter. Ik startte mijn betoog met de karakterisering van het Groninger dossier als een dossier van dilemma's. Die zijn er, en die zullen er voorlopig blijven. Het erkennen en openlijk benoemen van die dilemma's hier in Den Haag en in Groningen zal bijdragen aan de snelheid van de te realiseren oplossingen.

Mevrouw de voorzitter. Ik sluit af. Met het voorliggende wetsvoorstel worden belangrijke stappen beoogd. Maar zonder het succesvol en gestructureerd bewandelen van de genoemde parallelle sporen zou dit voorstel zomaar in schoonheid en uiterst goede bedoelingen kunnen stranden. Ook om die reden wachten de leden van de VVD-fractie de concrete antwoorden van de minister op onze vragen met grote belangstelling af.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Klip. Ik geef het woord aan de heer Verheijen.