Plenair Bredenoord bij behandeling Vastleggen en bewaren van kentekengegevens



Verslag van de vergadering van 14 november 2017 (2017/2018 nr. 7)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 13.54 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Bredenoord i (D66):

Voorzitter. Allereerst wil ook ik graag de heer Grapperhaus verwelkomen als nieuwe minister van Justitie en Veiligheid.

Wij spreken vandaag over het voorstel om een wettelijke bevoegdheid te creëren voor het vastleggen en bewaren van kentekengegevens van voertuigen op de openbare weg door middel van camera's ten behoeve van de opsporing van bepaalde misdrijven en ter aanhouding van voortvluchtige personen. Onder kentekengegevens wordt verstaan: het kenteken, de locatie, het tijdstip en een foto-opname van het voertuig. Dit weekend verschenen in de media al wat berichten over de uitbreiding van de ANPR-camera's, onder andere op de Nederlandse binnenwegen. En hoewel we het vandaag in deze Kamer hebben over het vastleggen en bewaren van kentekengegevens, valt het wetsvoorstel dat vandaag wordt behandeld onmiskenbaar binnen een bredere discussie over privacy, vrijheid en veiligheid. Eerbiediging van het privéleven is van essentieel belang voor de vrijheid én veiligheid van burgers. Het is daarom van groot belang dat wetgeving die de privacy van burgers inperkt ten behoeve van de veiligheid, aan een strenge noodzakelijkheids- en proportionaliteitstoets wordt onderworpen, juist omdat mijn fractie veiligheid hoog in het vaandel heeft staan.

Het systematisch scannen en opslaan van kentekengegevens door camera's langs de weg is een mogelijke inbreuk op artikel 10 van de Grondwet en artikel 8 van het EVRM: het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Een dergelijke inbreuk kan gerechtvaardigd zijn indien het bewaren van de desbetreffende gegevens bij wet is voorzien, het een legitiem doel dient en het noodzakelijk is in een democratische samenleving. Dat wil zeggen: het moet noodzakelijk en proportioneel zijn.

Feitelijk is het moeilijk om de noodzaak en proportionaliteit van het onderhavige wetsvoorstel in te schatten. Mijn fractie trekt niet in twijfel dat het opslaan van kentekengegevens van nut zou kunnen zijn voor het opsporen en het in kaart brengen van verdachten van misdrijven. Zo is de verwachting dat het massaal opslaan van gegevens een positief effect zou kunnen hebben op het oplossen van misdrijven en het opsporen van verdachten. De vraag is echter of het middel in verhouding staat tot het doel. De mate waarin deze effectiviteit zich zal bewijzen, is nog niet duidelijk en is niet te staven aan harde cijfers. De voorbeelden die de vorige minister tot nu toe heeft gegeven, zijn gebaseerd op een heel beperkt aantal ervaringen.

De Afdeling advisering van de Raad van State merkt op dat de vier rechtszaken die worden genoemd ter illustratie van het belang voor de opsporing, ook de enige vier zaken waren in de jaren 2009 en 2010 waarin bewijsmateriaal dat met behulp van ANPR was verkregen een rol speelde. De Afdeling advisering plaatst dan ook vraagtekens bij de doeltreffendheid en concludeert naar aanleiding van de ervaringen met ANPR in het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten: "Op grond van het voorgaande kan niet worden gesteld dat sprake is van een zodanige doeltreffendheid dat deze noodzakelijkerwijze dwingt tot de voorgestelde nieuwe bevoegdheid". Bovendien is de vraag hoe groot de inbreuk op privacy zal worden ook moeilijk in te schatten, omdat de schaal waarop de vaste en mobiele camera's ingezet kunnen worden, geregeld zal worden in een algemene maatregel van bestuur. Hoe kunnen wij beoordelen en ook controleren waar in het wegennet camera's komen te staan, vast of mobiel? Dat is een eerste vraag aan de minister.

Het enkel handig of nuttig zijn is geen wettelijk criterium. De wetgeving moet noodzakelijk zijn in een democratische samenleving en daarmee proportioneel. Wij vragen de minister hoe wij dit op basis van de huidige informatie kunnen beoordelen. Kan hij nader onderbouwen waarom de voorgestelde maatregel noodzakelijk en proportioneel is?

Eerdere antwoorden van de minister gaven aan dat er in de publieke ruimte, op onze openbare wegen, minder sprake is van een zogenaamde reasonable expectation of privacy en dat de opslag van kentekengegevens voor vier weken slechts een minimale inbreuk op de privacy is. Mijn fractie zet daar de nodige vraagtekens bij. Ten eerste is het onderscheid tussen de private en de publieke ruimte door de opkomst van big data en het Internet of Things steeds meer aan het vervagen, zo heeft de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid recent ook betoogd in zijn rapport Big Data in een vrije en veilige samenleving. Privacy in de publieke ruimte was vroeger minder een issue, maar mensen zijn publiekelijk steeds zichtbaarder en te volgen via foto's en digitale sporen. Naarmate mensen meer systematisch bekeken worden, gaan ze zich anders gedragen. De onbevangenheid neemt af, zo schrijft ook het Rathenau Instituut. De publieke ruimte is in principe van iedereen en daarin mag je je in beginsel ongehinderd en onbespied bewegen. De ANPR-camera's hebben een effect op onze vrijheden. Dat bevestigt dat de proportionaliteitstoets streng moet worden nageleefd, ook bij iets ogenschijnlijk onschuldigs als de opslag van kentekens. Graag een reactie hierop van de minister.

Ten tweede werd tijdens de deskundigenbijeenkomst al gewaarschuwd voor de effecten van grootschalige dataopslag op de privacy door middel van wat de mozaïektheorie genoemd werd. Hoewel een enkele foto van een auto op een specifieke plek op een openbare weg geen enorme inbreuk op de privacy van een persoon betekent, kan dit in combinatie met andere gegevens een zeer privacygevoelig beeld van iemands persoonlijk leven weergeven. In een reactie gaf de voormalige minister aan dat dit wetsvoorstel geen grondslag biedt om iemands gedrag volledig na te trekken, en dat de ANPR-gegevens die op grond van dit wetsvoorstel worden vastgelegd apart van de overige gegevens en voor een beperkte duur worden bewaard. Maar hoe zit dit met ANPR-gegevens van verschillende plekken die met elkaar kunnen worden verbonden? Wat zijn de wettelijke waarborgen dat er geen profielen van mensen worden gemaakt? Is de minister met de D66-fractie van mening dat zolang de daadwerkelijke schaal en koppeling van camera's onbekend is, er sprake zou kunnen zijn van surveillance?

Locaties van camera's zijn erg bepalend om aspecten van iemands persoonlijkheid of persoonlijke leven in kaart te kunnen brengen. Uit snelwegen is misschien niet direct veel af te leiden, maar hoe zit het met camera's in de buurt van scholen, kerken, moskeeën, een ggz-instelling, een ziekenhuis of een homo-ontmoetingsplaats? Privacy is nodig om je vrij en veilig te voelen. Graag krijg ik hierop een reactie van de minister.

Mijn fractie ziet hier het risico van wat function creep wordt genoemd. Dat wil zeggen: het gebruik van een technologie, een systeem of data voor doelen waarvoor het oorspronkelijk niet bedoeld was. Function creep staat haaks op doelbinding, hetgeen een belangrijk uitgangspunt is van privacy by design, hetgeen in de Europese Algemene verordening gegevensbescherming ook wel dataprotectie by design wordt genoemd. De Europese Algemene verordening gegevensbescherming, die in mei 2018 in werking treedt, stelt dat het verwerken van persoonsgegevens volgens het principe van dataprotectie by design dient te gebeuren. Dit principe zal de komende jaren verder invulling moeten krijgen, maar het betekent globaal dat verwerkers van persoonsgegevens technologische en organisatorische maatregelen moeten nemen om de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer zo klein mogelijk te houden, bijvoorbeeld door principes als dataminimalisatie en doelbinding.

Mijn fractie ziet in het onderhavige wetsvoorstel bepaalde waarborgen die onder dit principe zouden kunnen worden geschaard, zoals de horizon- en de evaluatiebepaling. Maar een secure benadering van dataprotectie by design vraagt ook om een secure onderbouwing van de lengte van de bewaartermijn. Waarom is het volgens de minister nodig om de gegevens van in principe onverdachte burgers voor specifiek 28 dagen op te slaan? Waarom niet alleen realtime scannen of een dag, een week of bijvoorbeeld twee weken bewaren? Kan de minister nader duiden waarom voor de meeste misdrijven waarop dit voorstel ziet juist die termijn van 28 dagen noodzakelijk is? Ik vraag dit vooral in het licht van de vaststelling dat dit voorstel met name en in eerste instantie onschuldige en onverdachte burgers treft.

Ook zou ik graag van de minister vernemen hoe hij het onderhavige wetvoorstel ziet in het licht van de uitspraak van het Hof van Justitie waarmee een streep getrokken werd door de Dataretentierichtlijn, de zaak Digital Rights Ireland uit 2014. Hier bepaalde het Europese Hof over het opslaan van telecom- en locatiegegevens van individuele burgers: "De bewaarde gegevens kunnen namelijk zeer nauwkeurige aanwijzingen verschaffen over het privéleven van degenen van wie de gegevens worden bewaard, zoals de gewoonten van het dagelijkse leven, de plaatsen van permanent of tijdelijk verblijf, de dagelijkse verplaatsingen of verplaatsingen van andere aard, de uitgeoefende activiteiten, de sociale relaties en de gefrequenteerde sociale milieus." Einde citaat.

De heer Dercksen i (PVV):

Een mooi moment voor een vraag. Ik vraag mij af of we dezelfde wet hebben gelezen. Volgens mij kan men dat systeem helemaal niet in om daar de gegevens van burgers te zoeken, als zij niet worden verdacht van een serieus misdrijf waarbij voorlopige detentie aan de orde is. U maakt een heel groot verhaal over privacy, maar er kan helemaal niet gezocht worden naar gegevens van burgers die niet van een ernstig misdrijf worden verdacht. Dat is vraag één.

Ik heb net de procedure geschetst hoe het systeem werkt en welke waarborgen erin zitten. Is dat voldoende of is dat niet voldoende voor de D66-fractie? En als het niet voldoende is, welke waarborgen zou u dan nog meer willen? Dan kunnen we misschien ook D66 aan boord krijgen voor deze wet.

Mevrouw Bredenoord (D66):

Ik geef de heer Dercksen graag antwoord. Ik denk dat wij wel degelijk hetzelfde wetsvoorstel hebben gelezen. Kijkt u serieus naar het EVRM, bescherming van de persoonlijke levenssfeer, dan is het systematisch en toch wel massaal opslaan van data van in principe onverdachte burgers überhaupt al een schending van het recht. Het is in dit geval toch aan de wetgever om uit te leggen waarom dat een legitieme schending zou zijn. Überhaupt is het opslaan van die data, of het nou voor een dag is, voor 28 dagen of twee jaar, al een mogelijke schending. Dat moet uitgelegd worden. Dan maakt het niet uit of er wel of niet in gekeken wordt. Er worden daar locatiegegevens opgeslagen.

De heer Dercksen (PVV):

Een aantal landen doen dit al. Ik kan toch moeilijk zeggen dat het Verenigd Koninkrijk niet tot onze westerse samenleving behoort. Zij doen dat al, dus klaarblijkelijk wegen zij die rechtenschending niet zo zwaar. Hoe verhoudt dat zich nou tot het doel van deze wet, namelijk om echt zware criminelen, dus niet iemand die een rol drop heeft gestolen, maar iemand die serieuze misdrijven heeft gepleegd of terreur in de zin heeft, op te sporen? Aan welke kant sta je dan als politieke partij?

Mevrouw Bredenoord (D66):

Het is ten eerste goed om te weten dat Nederland veiliger is dan ooit in de geschiedenis. De kans dat wij overlijden aan obesitas is groter dan dat we overlijden aan een aanslag of aan een criminele activiteit. U stelde net de vraag: aan welke kant sta je als je alleen maar die veiligheid benadrukt? Wat u er dan bij moet zeggen, is dat iets anders verloren gaat als je steeds meer focust op veiligheid. Dat is misschien iets abstracter dan terrorisme of criminaliteit benoemen, want dat gaat om vrijheid, om autonomie, om je onbespied in de publieke ruimte kunnen bewegen. Die publieke ruimte is van ons allemaal. Als mensen daar inbreuk op willen maken, moet dat uitgelegd worden. Dat is de reden dat wij aan de minister vragen of hij nader wil toelichten waarom dit noodzakelijk zou zijn, want eerlijk gezegd hebben wij dat in de stukken nog niet overtuigend kunnen vinden. En dan maakt het helemaal niet uit of dat in het Verenigd Koninkrijk gebeurt. De evaluatie van de WODC verwijst zelfs naar het Verenigd Koninkrijk en zegt daarbij letterlijk dat daar ook niet overtuigend aangetoond is dat het werkt. Wel voor kleine vergrijpjes, maar niet voor de grotere zaken.

De voorzitter:

Tot slot, mijnheer Dercksen.

De heer Dercksen (PVV):

Tot slot, voorzitter. Ik weet niet hoe u reist, maar ik kom met de auto. De kans dat ik zojuist ben gefilmd bij de Shell of rijdend hier in de parkeergarage is nogal groot. Als ik naar de supermarkt ga, sta ik ook op beeld. Als u met het openbaar vervoer komt, staat u, als het de provincie Utrecht betreft, in elk geval op hd-camera's. En dan wordt echt iedereen gefilmd en dat kan iedereen zien. Die beelden worden opgeslagen, zonder dat daar deze wetgever echt serieus aan te pas komt. Nu gaan we camera's neerzetten om de routes te ontdekken van zware criminelen, van mogelijk terrorisme, en dan doet u niet mee. Dat vind ik zorgelijk.

Mevrouw Bredenoord (D66):

De heer Dercksen zegt: natuurlijk willen wij dat de politie haar gang kan gaan. Het lastige is hier nou juist dat niet alleen die zware criminelen eruit gefilterd worden, maar dat van alle burgers alle passagegegevens worden opgeslagen. De vraag is een beetje hoeveel criminelen je wilt vangen om massaal gegevens op te slaan. Dat is volgens mij de afweging.

Ik vervolg mijn tekst, als dat mag van de voorzitter. Ik heb net een citaat voorgelezen. De vraag die ik daarbij had, is of dit wetsvoorstel, indien het wordt aangenomen, standhoudt voor het Hof van Justitie. Graag ook daarop een reactie van de minister.

Voorzitter, ik kom tot een afronding. Mijn fractie heeft serieuze kanttekeningen bij de proportionaliteit van het onderhavige wetsvoorstel, benadrukt het belang van privacy in de publieke ruimte en vraagt zich af of de principes van dataprotectie by design voldoende gerespecteerd worden. De WRR heeft in het eerder genoemde rapport gewaarschuwd voor "dataobesitas", waarbij juist de overheid bij big data het goede voorbeeld moet geven van less is more.

We zien uit naar de antwoorden van de minister.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Bredenoord. Ik geef aan het woord van mevrouw Wezel.