Plenair Rombouts bij behandeling Wet op de inlichtingen-en veiligheidsdiensten 20..



Verslag van de vergadering van 11 juli 2017 (2016/2017 nr. 35)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.00 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Rombouts i (CDA):

Mevrouw de voorzitter. Het recht op veiligheid spreekt zo voor zich dat het niet in onze Grondwet staat. Veilig je kinderen op school achterlaten. Veilig met vrienden naar een festival gaan. Veilig kunnen bidden in de moskee. Veiligheid is een van de fundamenten van onze samenleving, die zo snel verandert. Hoe gaan we daarmee om, en hoever gaan we? Moet de AIVD (Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst) ieders WhatsApp-berichten kunnen lezen om eventuele aanslagen te voorkomen of gaan we juist alleen voor privacy en nemen we het risico van terreur voor lief? De CDA-fractie staat pal voor de veiligheid van alle Nederlanders, én voor de rechten van het individu. Zo heeft mijn fractie ook gekeken naar dit wetsvoorstel, dat gaat over de bevoegdheden en het toezicht op onze veiligheidsdiensten.

Allereerst de bevoegdheden. De Wet inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 stamt uit het pre-iPhonetijdperk. Het zal niemand dus verbazen dat een herziening nodig is. Het is evident dat ook dataverkeer via de kabel nu met een specifieke onderzoeksopdracht mag worden onderzocht. Cruciale vragen zijn daarbij de volgende. Onder welke voorwaarden mag er afgetapt worden? Hoe wordt informatie geselecteerd? Hoelang blijven data bewaard? Wanneer mogen gegevens vernietigd worden? Op al deze vragen vindt mijn fractie dat het wetsvoorstel voldoet. Voordat er wordt afgetapt verleent de minister toestemming. Deze wordt daarbij gecontroleerd door de TIB (Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden). Het aftappen gaat volgens het "select while you collect"-principe, waardoor de minister verwacht dat tot 98% van de data in het begin van het proces wordt vernietigd.

Dat niet-vernietigde gegevens drie jaar bewaard worden, heeft met het oog op de bescherming van onze privacy tot grote kritiek geleid van de Raad van State, de Tweede Kamer en niet te vergeten de samenleving. Nog elk uur rollen de berichten op onze iPhones binnen. Mijn fractie heeft sympathie, begrip voor deze kritiek en ziet tegelijkertijd dat het voor effectieve historische data-analyses van de AIVD en de MIVD (Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst) essentieel is om de bewaartermijn niet te kort te maken. We staan hier voor een heus dilemma, een afweging van grote belangen. Hoe bestrijden we de georganiseerde criminaliteit, de ondermijning van onze rechtsstaat, en hoe voorkomen we terroristische aanslagen versus hoe beschermt de overheid de privacy van onschuldige burgers?

De bewaartermijn wordt in het wetsvoorstel begrensd. Niet-onderzochte gegevens worden na drie jaar verwijderd. Versleutelde gegevens mogen maximaal drie jaar bewaard worden om deze te ontsleutelen. Het geeft mijn fractie dan ook vertrouwen dat de minister verwacht dat minder dan 1 promille van de data aan het eind van het proces wordt bewaard. Door deze waarborgen is er voor de CDA-fractie een goede balans gevonden tussen effectiviteit en privacy, tussen het beschermen van de privacy van burgers en het beschermen van burgers tegen terroristische aanslagen.

Dan het stelsel van toezicht. Het bestaan van de veiligheidsdiensten staat niet ter discussie. Nederland beschikt over twee buitengewoon professionele en in het buitenland gerespecteerde organisaties. Het is wel zaak ook het toezicht mee te laten groeien met de uitbreiding van de bevoegdheden van de diensten. Het CDA kan zich vinden in het stelsel waarbij de TIB vooraf het besluit van de minister toetst en de CTIVD (Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten) tijdens en achteraf controleert. Mijn fractie hecht zeer aan de toezegging van de minister dat de ministeriële verantwoordelijkheid intact blijft. Zij zou van de minister hier vandaag nog wel een aanscherping van zijn schriftelijke antwoord willen horen. Immers, ziet mijn fractie het goed dat de TIB een hernieuwd verzoek van de minister om bijvoorbeeld af te mogen tappen, nog steeds kan afwijzen? Wat is in het geval van herhaalde afwijzing de ministeriële verantwoordelijkheid dan nog waard, versus het bindend advies?

De overige vragen die wij stelden naar aanleiding van de brief van de CTIVD over de vier drempels van toezicht zijn naar het oordeel van mijn fractie afdoende beantwoord. Wij kunnen ons vinden in de uitspraak van de minister dat de TIB en de CTIVD de expliciete taak hebben, de rechtseenheid te bevorderen. Daarnaast heeft de minister duidelijk uitgelegd dat er geen toezichthiaat is, omdat de CTIVD ook een onrechtmatigheidsoordeel over de toets van de TIB kan vellen. Ook de overgangstermijn van twee jaar voor de systematiek van het delen met buitenlandse diensten wordt ons inziens afdoende gerechtvaardigd. De toezichtdrempel dat relevantie te ruim gedefinieerd zou zijn, heeft de minister duidelijk kunnen weerleggen. Ook de keuze om de klachtenbehandeling niet bij de Nationale Ombudsman, maar bij een aparte afdeling van de CTIVD onder te brengen kan op de instemming van mijn fractie rekenen. Wel pleiten wij ervoor krachtige Chinese walls op de werkvloer te creëren, zodat de onpartijdigheid van de klachtbehandeling echt gegarandeerd wordt.

Het voorliggende wetsvoorstel is een complex stelsel, met op papier de juiste checks-and-balances. Omdat het stelsel niet alleen op papier moet werken, hecht het CDA veel waarde aan de evaluatie die binnen twee jaar na de inwerkingtreding van de wet zal plaatsvinden. Wij zijn dan ook blij met de toezegging van de minister om in de evaluatie het onderwerp "tijdig en correct vernietigen van data" toe te voegen en dit te laten checken door een onafhankelijke auditor.

Voor ons is het belangrijk dat er een goede balans is tussen de effectiviteit van de diensten en het toezicht op hun handelen. Deze balans blijkt naar het oordeel van mijn fractie in het wetsvoorstel gevonden. Resteert dus voor de CDA-fractie nog het punt van de ministeriële verantwoordelijkheid. Wij zien uit naar het antwoord van de bewindslieden in dezen.