Plenair Pijlman bij behandeling Wet kwaliteitsborging voor het bouwen



Verslag van de vergadering van 4 juli 2017 (2016/2017 nr. 34)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 15.50 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Pijlman i (D66):

Voorzitter. Dit voorstel wil de bouwkwaliteit verbeteren door versterking van de privaatrechtelijke positie van de particuliere en de zakelijke bouwconsument, en door de introductie van een nieuw stelsel van kwaliteitsborging voor bouwwerken. Of zoals mooi verwoord door de insprekende bouwindustrie: het maakt de aanbieder verantwoordelijk voor wat hij levert, zodat de klant of afnemer krijgt wat is afgesproken.

Dat kwaliteitsborging nodig is, blijkt uit tal van particuliere afnemers die iets anders, of van een andere kwaliteit geleverd kregen dan was afgesproken of was verwacht, en die daarna in een juridisch moeras terechtkwamen. Eenieder van ons kent de verhalen. Dat ook op de veiligheid van bijvoorbeeld bouwmaterialen moet worden toegezien, is recentelijk weer gebleken bij het drama in Londen.

Aan dit voorstel is tientallen jaren gewerkt. In 2008 werd een stap gezet in de richting van dit voorstel door de commissie-Dekker in haar rapport "Privaat wat kan, publiek wat moet". In feite voert dit voorstel uit wat Dekker c.s. destijds al voorstelden. De belangrijkste wijziging zit hem erin dat de positie van de bouwconsument veel meer centraal is komen te staan, waarbij evenwicht wordt gezocht tussen publieke en private verantwoordelijkheden. Belangrijk daarbij is dat volstrekt helder moet zijn welke rollen de partijen hebben in het bouwproces. Voor hen die met deze wet moeten gaan werken, is dit voorstel een ingrijpende verandering. Bevoegd- en verantwoordelijkheden worden voor alle partijen aangepast. Bovendien zal de wet op den duur voor een deel onderdeel worden van de Omgevingswet en voor een ander deel opgaan in het beoogde Besluit bouwactiviteiten leefomgeving, waarin dan weer het huidige Bouwbesluit zal opgaan. Dit alles overziende zal er een buitengewoon zorgvuldig invoeringstraject gevolgd moeten worden.

De D66-fractie steunt de uitgangspunten van deze wet, namelijk betere bouwkwaliteit, betere rechtspositie van consumenten en lagere lasten en leges, maar heeft zorgen over de implementatie en de uitvoering. Veel zal nog moeten worden geregeld in een of meerdere AMvB's. Wij willen graag de vinger aan de pols houden en nemen aan dat deze AMvB's ook aan deze Kamer zullen worden voorgelegd. Graag een toezegging.

De consument zal duidelijk gemaakt moeten worden dat zijn positie wordt versterkt en er dient heldere voorlichting te worden gegeven over de rechten en plichten van eenieder die betrokken is. Voor de consumenten geldt dat zij niet dagelijks met dergelijke procedures in aanraking komen. Juist daarom dient de voorlichting niet eenmalig, maar voortdurend plaats te vinden. Wij nemen aan dat het ministerie de voorlichting voor de invoering van de wet ter hand neemt, maar wie zorgt er daarna voor dat de consument weet heeft van zijn veranderende positie?

De VNG heeft in een reactie, waarin opgenomen de inbreng van de G32, de Vereniging Bouw- & Woningtoezicht Nederland en de veiligheidsregio's, gewezen op de uitvoeringsrisico's die door te snelle invoering kunnen ontstaan. Zij vragen om afspraken over nieuwe pilots, invoeringsbegeleiding, monitoring van de kosten, de noodzakelijke digitalisering en de overgangssituatie. Hun zorgen worden ons inziens ondersteund door het stilleggen van de pilots in Den Haag en Rotterdam. Partijen bleken daar bepaald niet hetzelfde beeld te hebben van hoe de wet moet gaan werken en welke verantwoordelijkheid zowel de publieke als de private partijen hebben.

Onze fractie vraagt zich, gelet op het aantal uitvoeringskwesties, af of het niet raadzaam is de invoering van de wet te stellen op 1 januari 2019. Er moet namelijk nog heel veel gebeuren. De fractie van D66 wil ook graag dat de tussenstappen die nog genomen moeten worden, worden gemonitord en dat de resultaten daarvan aan de Kamers ter beschikking worden gesteld voordat volgende stappen worden gezet. Ik hoor hier graag een reactie op van de minister.

Op welke wijze wil de minister het invoeringstraject nu vormgeven, stap voor stap? Wat is daarbij de rol van de VNG, waarmee hij ook over dit punt ongetwijfeld bestuurlijk overleg voert? Aan de voorkant moet duidelijk zijn hoe de bevoegdheden nu verdeeld worden. In de wet verandert de positie van de gemeenten als het gaat om handhavingskwesties. Daar is nog steeds veel onduidelijkheid over. Is het niet raadzaam om expliciet te maken dat de gemeente geen inhoudelijke afwegingsrol heeft, maar interventies kan toepassen bij signalen, handhavingsverzoeken en gereedmeldingen? Graag hoor ik hier een reactie op van de minister.

De Tweede Kamer heeft bij amendement een aantal wijzigingen aangebracht in het voorliggende wetsvoorstel. Het door de introductie van artikel 757a BW aan te leggen opleverdossier staat los van het aan het bevoegd gezag te overleggen dossier. Er moeten in feite dus twee dossiers worden opgeleverd, een voor het bevoegd gezag en een voor de opdrachtgever, met een verschillende inhoud. Dat zorgt voor meer administratieve lasten voor de kwaliteitsborger en de aannemer, die uiteindelijk terecht zullen komen bij de opdrachtgever. Hoe verhoudt zich dat tot de beweerde lastenverlichting die doel van het wetsvoorstel is? De leges zullen dan wel omlaaggaan, maar betekent dit ook dat de totale administratieve lasten voor de verschillende partijen omlaaggaan?

De D66-fractie voorziet dat het oplevermoment met een administratieve melding, de verklaring van de kwaliteitsborger en eventueel optreden van het bevoegd gezag tot veel onduidelijkheid en daarmee risico's gaat leiden. Kan het voorkomen dat een bouwwerk in gebruik wordt genomen zonder dat het bevoegd gezag op de hoogte wordt gesteld? Is het niet raadzaam om onderdelen binnen de vergunning al eerder op te kunnen leveren en daarover sluitende afspraken te maken? Ook zou in het besluit moeten worden opgenomen dat de procedure afgelopen moet worden alvorens het bouwwerk in gebruik te nemen. Daarvoor moet het Bouwbesluit 2012 nog worden gewijzigd. Wat betekent dit bijvoorbeeld voor de brandveiligheid en het toezicht daarop? Zijn die geborgd?

Op het moment dat ingebruikname aan de orde is, staat de gemeente onder druk. Zij moet immers binnen tien dagen een besluit tot ingebruikname nemen. Wat echter als de gemeente een ernstig vermoeden heeft dat er niet aan de voorschriften is voldaan? Op welke wijze kan zij dan een gebruiksverbod opleggen, zodat er nader onderzoek kan worden gedaan? Dit is voor de rol die gemeenten gaan spelen, ook na de amendementen die in de Tweede Kamer zijn aangebracht, een essentiële kwestie, zo blijkt ook uit de reactie van de G-4.

Onze fractie meent dat deze Kamer er goed aan zou doen om zich te bezinnen op de vraag of een systematische uitvoeringstoets niet tot haar gereedschap zou moeten behoren. Immers, de uitvoeringspraktijk staat in deze Kamer mede centraal. Maar hoe kunnen wij dat beoordelen? Ik had bij de voorbereiding van deze bijdrage in toenemende mate het gevoel dat het goed zou zijn om over dit instrument te beschikken. Daarom stel ik de minister een voor mij ultieme vraag: waaraan ontleent de minister zijn vertrouwen in de netto nuttige bijdrage die deze wet in de uitvoering aan de doelstellingen van de wetgever kan leveren?

De D66 fractie wacht met veel belangstelling de antwoorden van de minister af.