Plenair Klip-Martin bij behandeling Ontwerpbesluiten Omgevingswet



Verslag van de vergadering van 30 mei 2017 (2016/2017 nr. 29)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 22.00 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Klip-Martin i (VVD):

Mevrouw de voorzitter. Ook ik bedank de minister voor haar uitgebreide beantwoording. Voor de VVD-fractie zijn er nog vier punten waarop ik even heel kort de aandacht zou willen vestigen. Ik sluit me aan bij een aantal vorige sprekers met de opmerking dat ook de VVD-fractie blij is met het feit dat de minister nog eens duidelijk verwoord heeft dat ook zij grote waarde hecht aan het zoeken van een zorgvuldige balans in de positionering van normeringen in de wet of de uitvoeringsbesluiten. Wij zijn blij dat zij dit punt ook bij de Raad van State onder de aandacht zal brengen.

In mijn bijdrage namens de VVD-fractie heb ik enige aandacht besteed aan allerlei politiek-bestuurlijke innovatieve vormen van samenwerking. Wij kunnen ons goed voorstellen dat wanneer de Omgevingswet en de uitvoeringsbesluiten straks in bedrijf zijn, er een contact ontstaat of dat al die nieuwe politiek-bestuurlijke samenwerkingsvormen daar een relatie mee aangaan. Dat heeft te maken met de governance van de uitvoering van de Omgevingswet. Wij zouden ons kunnen voorstellen dat aan dat aspect, bijvoorbeeld in de Nationale Omgevingsvisie, enige aandacht wordt gegeven.

Mijn derde punt betreft het digitaal stelsel van de Omgevingswet; dat is door vorige sprekers ook al genoemd. Dat stelsel blijft een zorgenkindje. Wij begrijpen heel goed — mevrouw Bikker verwoordde dat goed — dat de ontwikkelingen op ICT-gebied zo snel gaan dat het moeilijk is om langjarig te voorspellen wat het precies gaat kosten. De tweede fase gaat volgens de planning immers pas in 2024 in. Maar omdat dat digitaal ondersteunende stelsel zo belangrijk is voor het welslagen van deze wet, vragen wij de minister of zij de Kamer op gezette tijden op de hoogte zou willen stellen van de ontwikkelingen op dat terrein.

Tot slot. Wij hebben de regering in de persoon van de minister opgeroepen om een volwaardig en robuust monitoringsprogramma op te zetten met relevante indicatoren, terugkoppelmechanismen en alles wat daarbij hoort. De minister heeft, denk ik, duidelijk verwoord dat daaraan gewerkt en verder over nagedacht wordt. Dat monitoringsprogramma wordt dus ook nog met andere partijen verder ontwikkeld. Dat gaat inderdaad over het bereiken van doelstellingen en over de voortgang, maar wij gaan ervan uit dat er meer aspecten bekeken worden, bijvoorbeeld ook de dreigende juridisering. Graag dien ik namens mijn fractie aanvullend op de toezegging van de minister een motie in waarin wij de regering verzoeken om in het kader van het monitoringsprogramma een goede nulmeting uit te voeren, prioriteiten voor de invoeringsondersteuning op basis daarvan te herijken en deze Kamer daarover te informeren. En dat was …

De voorzitter:

Ik …

Mevrouw Klip-Martin (VVD):

… het slot van mijn bijdrage, mevrouw de voorzitter. U bent zeer voortvarend.

De voorzitter:

Ja, ik ben iedere keer aan het switchen. Als ik een motie moet voorlezen, moet ik de andere knop uitzetten. U bent allemaal heel snel en ik ben ook heel snel.

Mevrouw Klip-Martin (VVD):

Goed.

De voorzitter:

Door de leden Klip-Martin, Bikker, Bruijn, Diederik van Dijk, Stienen, Van de Ven, Vos, Flierman, Teunissen en Meijer wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat:

de invoering van de Omgevingswet zowel in de Tweede als Eerste Kamer en bij een breed scala aan maatschappelijke organisaties op breed draagvlak kan rekenen;

de omgevingswetgeving naast "harde" doelen als omgevingsvisies, omgevingsplannen en procedures, vooral ook inzet op een andere manier van werken die niet van de ene op de andere dag door alle betrokkenen tot uitvoering zal worden gebracht;

het totale Digitaal Stelsel Omgevingswet randvoorwaardelijk is voor een levensvatbare implementatie, maar op vele terreinen nog onzekerheden kent;

mede door de complexiteit van de implementatie en de overgangstermijn van tien jaar pas gaandeweg dit traject duidelijk zal worden of en met name hoe de Omgevingswet de achterliggende doelen helpt realiseren;

een belangrijk deel van het succes van de implementatie en daadwerkelijke uitvoering van de Omgevingswet derhalve "onderweg" bepaald zal worden, waarbij het gezamenlijk leren van successen en fouten essentieel is;

dit laatste niet vanzelf gaat en het ontwikkelen van "lerend vermogen" goed georganiseerd moet worden, waarbij het Rijk een grote verantwoordelijkheid heeft en voorlopig houdt voor een succesvolle maatschappelijke invoering;

een monitor onderdeel is van het implementatieprogramma en dat daarvoor inzicht in de uitgangssituatie van groot belang is;

verzoekt de regering, een goede nulmeting te doen, op basis daarvan de prioriteiten voor de invoeringsondersteuning te herijken en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter AA (33118).

Ik vraag aan de minister van Infrastructuur en Milieu of ze in de gelegenheid is om meteen te antwoorden of dat we vijf minuten moeten schorsen. Ik stel vast dat zij graag een schorsing van ongeveer vijf minuten wil.