Plenair Pijlman bij voortzetting behandeling Wijziging Mijnbouwwet



Verslag van de vergadering van 20 december 2016 (2016/2017 nr. 13)

Status: gerectificeerd

Aanvang: 22.08 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Pijlman i (D66):

Voorzitter. Ik dank de minister hartelijk voor zijn buitengewoon uitgebreide beantwoording. Hij is op vrijwel ieder aspect ingegaan en heeft ook geprobeerd om allerlei vragen zo te beantwoorden dat de enige onrust die er was, weggenomen kan worden.

De minister sprak over de gaswinning in Groningen als een groot maatschappelijk probleem. Ik kan wel zeggen dat hij het ook als een ereschuld ziet om de mensen in dat gebied recht te doen. Ik wil hem overigens ook bedanken voor zijn inzet op het ongelofelijk lastige dossier dat hij heeft geërfd. Hij heeft zich daar volop voor ingezet. In eerste termijn heb ik erop gewezen dat wij naar alle waarschijnlijkheid, ook al willen we het graag anders, toch nog wel een lange tijd verbonden zullen zijn met het Groningse gas. Vanochtend vroeg, toen het debat begon, hadden we voor 62.000 mensen duurzame energie opgewekt, maar nu aan het einde van de dag komen we op nog geen 180.000. Dat is alle duurzame energie in Nederland, dus zonne-energie, windenergie en biogas, die vandaag is opgewekt. Er is weinig wind en het is in de winter, maar het geeft precies aan welk probleem er nog is.

We hoeven vandaag geen geopolitiek debat te voeren, maar in zekere zin is de waarde van ons aardgas ook strategisch nog steeds van groot belang. Er worden heel veel initiatieven genomen. De heer Flierman refereerde aan het ongelukkige debat over wind op zee, dat vorig jaar werd gehouden. Ook toen moest de minister van alles en nog wat in werking stellen om deze Kamer — dat geldt niet voor mij — weer op het goede spoor te krijgen. Het echte probleem is niet de huizen of de particulieren. Het echte probleem is het op een veel duurzamere manier inrichten van de industrie en de tuinbouw, als we tenminste ook willen werken in dit land. Veel industrieën worstelen met dit immense vraagstuk. De minister onderkent dat ook. Hij zegt: een van de vier transitiepaden in de Energieagenda gaat juist over dat thema. Na 2021, wanneer opnieuw besloten moet worden over de gaswinning, ontstaat er ook ruimte om daar op een nieuwe manier naar te kijken. Ik hoop dat we daar met elkaar op willen anticiperen. Het zou bijvoorbeeld een buitengewoon gunstige ontwikkeling kunnen zijn als we de miljarden die we in de gasinfrastructuur hebben geïnvesteerd, kunnen gebruiken voor de omzetting in waterstof. Dat zou voor de Nederlandse samenleving en de Nederlandse industrie een heel grote en belangrijke stap kunnen zijn. Wat mij betreft kunnen we daar niet vroeg genoeg in investeren.

Ik kom op de schadeafhandeling. De minister erkent dat nog veel punten beter kunnen. Er gaat heel erg veel wel goed, maar er zijn een aantal punten die echt nog beter moeten. Dat geldt ook voor de betrokkenheid van de NAM bij de nieuw- en verbouwregeling. Het gaat over de doorzettingsmacht van de Nationaal Coördinator en over de transparantie, die in een aantal dossiers niet bestaat. Ik noem bijvoorbeeld de relatie tussen het Centrum Veilig Wonen en de NAM. Die overeenkomsten zijn niet openbaar. De minister zegt dat hij daar niet voor kan zorgen. Dat begrijp ik, maar het leidt wel tot onrust en wantrouwen. De minister merkte op dat hij hopelijk nog in zijn periode met een voorstel komt om in ieder geval de relaties in de afhandeling te ontrafelen, de Nationaal Coördinator een stevigere positie te geven, het Centrum Veilig Wonen onafhankelijk te maken en de NAM de rekening te laten krijgen. Dat spreekt ons zeer aan. Ik denk dat dit voor de burgers en voor de bedrijven die met schade worden geconfronteerd, veel helderder van opzet is dan de relaties zoals ze nu zijn.

De minister was niet duidelijk over de versterkingsopgave. Ik concludeer daar eigenlijk uit dat hij eigenlijk niet duidelijker kan zijn dan hij nu is. Dat is geen gemakkelijke conclusie. De Nationaal Coördinator Groningen zegt dat het een enorme opgave wordt. Dat is het enige wat wij weten. Het ontbreekt aan een tijdpad. Aannemers staan klaar, maar een uitrol van de versterkingsopgave die eigenlijk voor 2020 afgerond had moeten zijn, zit er niet in. De minister is daar niet helder over. Ik vraag het daarom op een andere manier. Wat zijn de stappen om te komen tot een helder plan, zodat wij daar zo snel mogelijk aan kunnen beginnen?

In dat verband denk ik dat de minister ook een opkoopregeling nodig heeft, niet alleen om mensen die nu in nood zitten te helpen, maar ook in relatie tot de versterkingsopgave. Er zijn 1.400 woningen geïnspecteerd. Daar zitten woningen bij die, als je die zou moeten versterken, eigenlijk niet kunnen worden versterkt vanwege de waarde. Je ontkomt er dan niet aan te gaan praten over een opkoopregeling, want die heb je gewoon nodig. We zijn het erover eens dat we geen generieke opkoopregeling willen. Daar ging het vanochtend ook niet over. Ik bepleit een specifieke regeling. Ik denk dat die nu ook nodig is in relatie tot de versterkingsopgave. Er zijn nu mensen in nood. Er zijn nu mensen die ander werk hebben buiten het gebied en die dus moeten vertrekken. Die zitten nu met de handen in het haar. Dat zeg ik niet alleen. Dat zeggen Provinciale Staten van Groningen, Gedeputeerde Staten van Groningen en de commissaris van de Koning in Groningen. Zij zeggen dat niet voor niets. Die mensen moeten nu worden geholpen. De woningmarkt herstelt zich enigszins, maar dat geldt met name voor de allerlaagste categorie huizen. Voor de categorie die daar ietsje boven zit, is dat nog geenszins het geval als je het vergelijkt met het referentiegebied. Op dat punt dien ik een motie in. Ik denk dat dit voor het herstel van vertrouwen, waarover de minister terecht spreekt, een belangrijke bijdrage kan zijn.

De voorzitter:

Door de leden Pijlman, Vos, Teunissen, Meijer, Ten Hoeve, Verheijen, Dercksen en Backer wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat door de aardbevingen in de provincie Groningen de ontwikkeling van de woningmarkt in het gebied achterblijft, waardoor mensen hun huis moeilijk verkocht krijgen;

overwegende dat sommige inwoners hierdoor het gevoel hebben opgesloten te zitten in hun eigen huis;

constaterende dat er in het verleden is gekozen voor een pilot opkoopregeling waarbij het te besteden bedrag centraal stond waardoor er geloot moest worden wie mee mocht doen en burgers ten onrechte buiten de boot vielen;

constaterende dat hierdoor de invulling van de opkoopregeling geen antwoord was op het maatschappelijke vraagstuk van niet te verkopen woningen in het aardbevingsgebied, maar zelfs onrust veroorzaakte in plaats van rust te brengen;

verzoekt de regering, een vervolg te geven aan de (pilot)opkoopregeling, waardoor mensen die ervoor in aanmerking komen geholpen worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter I (34041).